This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CN0083
Case C-83/20: Request for a preliminary ruling from the Supremo Tribunal Administrativo (Portugal) lodged on 17 February 2020 (regularisation of 16 April 2020) — BPC Lux 2 Sàrl and Others v Banco de Portugal and Others
Zaak C-83/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supremo Tribunal Administrativo (Portugal) op 17 februari 2020 (aangepast op 16 april 2020) — BPC Lux 2 Sàrl e.a. / Banco de Portugal e.a.
Zaak C-83/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supremo Tribunal Administrativo (Portugal) op 17 februari 2020 (aangepast op 16 april 2020) — BPC Lux 2 Sàrl e.a. / Banco de Portugal e.a.
PB C 247 van 27.7.2020, p. 4–4
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
27.7.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 247/4 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supremo Tribunal Administrativo (Portugal) op 17 februari 2020 (aangepast op 16 april 2020) — BPC Lux 2 Sàrl e.a. / Banco de Portugal e.a.
(Zaak C-83/20)
(2020/C 247/06)
Procestaal: Portugees
Verwijzende rechter
Supremo Tribunal Administrativo
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: BPC Lux 2 Sàrl, BPC UKI LP, Bennett Offshore Restructuring Fund Inc.,Bennett Restructuring Fund LP, Queen Street Limited, BTG Pactual Global Emerging Markets and Macro Master Fund LP, BTG Pactual Absolute Return II Master Fund LP, CSS LLC, Beltway Strategic Opportunities Fund LP, EJF Debt Opportunities Master Fund LP, TP Lux HoldCo Sàrl, VR Global Partners LP, CenturyLink Inc. Defined Benefit Master Trust, City of New York Group Trust, Dignity Health, GoldenTree Asset Management Lux Sàrl, GoldenTree High Yield Value Fund Offshore 110 Two Ltd, San Bernardino County Employees Retirement Association, EJF DO Fund (Cayman) LP en Massa Insolvente da Espírito Santo Financial Group SA
Verwerende partijen: Banco de Portugal, Banco Espírito Santo SA en Novo Banco SA
Prejudiciële vragen
1) |
Moet het Unierecht, met name artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in het bijzonder de artikelen 36, 73 en 74 van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (1), aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling als de hierboven geschetste die is uitgevoerd door middel van een afwikkelingsmaatregel waarbij een overbruggingsbank is opgericht en activa zijn afgesplitst, en die de genoemde richtlijn gedeeltelijk omzet vóór het verstrijken van de daartoe gestelde termijn, maar:
|
2) |
Kan een nationale regeling als de in casu geschetste die richtlijn 2014/59 gedeeltelijk omzet, in het licht van de rechtspraak van het Hof die is ontwikkeld in het arrest van 18 december 1997, Inter-Environnement Wallonie [zaak C-129/96 (2), welke rechtspraak later door het Hof is bevestigd], de verwezenlijking van het door die richtlijn — met name de artikelen 36, 73 en 74 — voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar brengen in het kader van de toepassing van de afwikkelingsmaatregel? |
(2) EU:C:1997:628.