This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32017R2225
Regulation (EU) 2017/2225 of the European Parliament and of the Council of 30 November 2017 amending Regulation (EU) 2016/399 as regards the use of the Entry/Exit System
Verordening (EU) 2017/2225 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES)
Verordening (EU) 2017/2225 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES)
PB L 327 van 9.12.2017, p. 1–19
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modifies | 32016R0399 | intrekking | bijlage IV punt 3 | ||
Modifies | 32016R0399 | intrekking | artikel 8 lid 3 punt (h) PT (ii) | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | bijlage III blz. D | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | bijlage III blz. E | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | bijlage IV punt 1a | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | bijlage IV punt 2a | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | bijlage V blz. A punt 1 L | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 10 lid 3a | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 10 lid 3b | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 12a | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 14 lid 2 L | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 2 punt 22 | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 2 punt 23 | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 2 punt 24 | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 2 punt 25 | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 2 punt 26 | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 42a | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 6 lid 1 punt (f) | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 6 lid 1a | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 6a | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 8 lid 2 punt (b) L | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 8 lid 3 punt (a) PT (iiia) | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 8 lid 3 punt (g) PT (iii) | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 8 lid 3 punt (g) PT (iv) | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 8 lid 9 | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 8a | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 8b | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 8c | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 8d | ||
Modifies | 32016R0399 | toevoeging | artikel 9 lid 3a | ||
Modifies | 32016R0399 | wijziging | bijlage V blz. B tekst | ||
Modifies | 32016R0399 | wijziging | bijlage VII punt 1 | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | bijlage IV punt 1 | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | bijlage V blz. A punt 1 PT (b) | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | bijlage V blz. A punt 1 PT (d) | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | artikel 11 | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | artikel 12 | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | artikel 14 lid 3 L 3 | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | artikel 20 lid 1 punt (a) | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | artikel 8 lid 2 punt (a) L 2 | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | artikel 8 lid 3 punt (a) PT (i) L 2 | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | artikel 8 lid 3 punt (a) PT (iii) | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | artikel 8 lid 3 punt (g) PT (i) | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | artikel 8 lid 3 punt (i) | ||
Modifies | 32016R0399 | vervanging | artikel 9 lid 3 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32017R2225R(01) |
9.12.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 327/1 |
VERORDENING (EU) 2017/2225 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 30 november 2017
tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder b),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn de voorwaarden, criteria en nadere voorschriften vastgesteld voor het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten. |
(2) |
Met Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad (4) wordt beoogd een centraal systeem in te stellen voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden voor een kort verblijf. |
(3) |
Bij de controles van onderdanen van derde landen overeenkomstig Verordening (EU) 2016/399, waarbij onder meer verificatie van de identiteit van onderdanen van derde landen, hun identificatie, of beide, moet plaatsvinden en moet worden geverifieerd of de onderdaan van een derde land de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten heeft overschreden, dienen grenswachters alle beschikbare informatie te gebruiken, waaronder de gegevens in het door Verordening (EU) 2017/2226 ingestelde inreis-uitreissysteem („EES”), indien vereist. De gegevens die in het EES worden opgeslagen, dienen ook te worden gebruikt om te verifiëren of de onderdanen van een derde land die in het bezit zijn van een visum voor één of twee inreizen, het maximale aantal toegestane inreizen hebben gerespecteerd. |
(4) |
In bepaalde gevallen moeten onderdanen van een derde land biometrische gegevens verstrekken ten behoeve van grenscontroles. De toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen moeten derhalve in die zin worden gewijzigd dat een verplichting tot het verstrekken van deze biometrische gegevens wordt toegevoegd. Indien een onderdaan van een derde land weigert biometrische gegevens te verstrekken voor de aanmaak van het persoonlijk dossier of voor de uitvoering van een grenscontrole, moet een besluit tot weigering van toegang worden vastgesteld. |
(5) |
Voor een optimale effectiviteit van het EES moeten op geharmoniseerde wijze inreis- en uitreiscontroles plaatsvinden aan de grenzen waar het EES wordt gebruikt. |
(6) |
De instelling van het EES vereist de aanpassing van de procedures voor het controleren van personen bij het overschrijden van de grenzen waar het EES wordt gebruikt. Het EES is er in het bijzonder op gericht het afstempelen, bij inreis en uitreis, van reisdocumenten van onderdanen van derde landen die zijn toegelaten voor een kort verblijf af te schaffen, en deze regeling te vervangen door de rechtstreekse elektronische registratie van inreis en uitreis in het EES. Voorts moet in de grenscontroleprocedures rekening worden gehouden met de interoperabiliteit tussen het EES en het door de Beschikking 2004/512/EG van de Raad (5) ingestelde Visuminformatiesysteem (VIS). Tot slot biedt het EES de mogelijkheid nieuwe technologieën te gebruiken voor de grensoverschrijding van reizigers voor een kort verblijf. Die aanpassingen aan de grenscontroleprocedures dienen in de lidstaten die het EES gebruiken, te gelden vanaf de datum van ingebruikneming van het EES, bepaald in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/2226. |
(7) |
Gedurende een periode van zes maanden vanaf de ingebruikneming van het EES dienen de grenswachters rekening te houden met verblijven van onderdanen van derde landen op het grondgebied van de lidstaten in de periode van zes maanden voorafgaand aan de inreis of uitreis, door naast de in het EES geregistreerde inreis-en uitreisgegevens ook de stempels in het reisdocument te controleren. Die maatregel zou het mogelijk maken de nodige verificaties te verrichten in gevallen waarin een persoon voor een kort verblijf op het grondgebied van de lidstaten zou zijn toegelaten in de periode van zes maanden voorafgaand aan de ingebruikneming van het EES. Bovendien moeten er specifieke bepalingen worden vastgesteld voor onderdanen van derde landen die het grondgebied van de lidstaten zijn binnengekomen maar nog niet hebben verlaten vóór de ingebruikneming van het EES. In deze gevallen dient bij het vertrek van de onderdanen van derde landen van het grondgebied van de lidstaten ook de laatste inreis in het EES te worden geregistreerd. |
(8) |
Omdat het aantal onderdanen van derde landen dat de grenzen overschrijdt, per lidstaat en binnen de lidstaten per grensdoorlaatpost verschilt, dienen de lidstaten te kunnen beslissen of en in hoeverre zij gebruik willen maken van technologische mogelijkheden zoals zelfbedieningsloketten, e-gates en geautomatiseerde grenscontrolesystemen. Bij het gebruik van die technologieën dienen de inreis- en uitreiscontroles aan de buitengrenzen op geharmoniseerde wijze plaats te vinden en dient een passend niveau van beveiliging te worden gegarandeerd. |
(9) |
Voorts moeten de taken en functies van de grenswachters die gebruikmaken van dergelijke technologieën, nader worden omschreven. In dit opzicht dient erop te worden toegezien dat grenswachters toegang hebben tot de resultaten van de grenscontroles die met geautomatiseerde middelen worden uitgevoerd, zodat zij passende beslissingen kunnen nemen. Voorts moet toezicht worden gehouden op het gebruik van zelfbedieningsloketten, e-gates en geautomatiseerde grenscontrolesystemen door reizigers, om frauduleus gedrag en gebruik te voorkomen. Grenswachters dienen bij dit toezicht ook bijzondere aandacht te schenken aan minderjarigen en dienen in staat te worden gesteld tot identificatie van personen die bescherming nodig hebben. |
(10) |
De lidstaten dienen ook op vrijwillige basis nationale faciliteringsprogramma’s te kunnen opstellen, zodat vooraf aan een veiligheidsonderzoek onderworpen onderdanen van derde landen bij inreis niet meer aan bepaalde aspecten van de grondige controles behoeven te worden onderworpen. Wanneer dergelijke faciliteringsprogramma’s worden gebruikt, moeten deze overeenkomstig een geharmoniseerd model worden opgesteld en moet een passend niveau van beveiliging worden gegarandeerd. |
(11) |
Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (6). |
(12) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het wijzigen van de bestaande regels van Verordening (EU) 2016/399, alleen op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie volgens het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) vervatte subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(13) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over de verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten. |
(14) |
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (7); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. |
(15) |
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (8); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. |
(16) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied, bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (10). |
(17) |
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11), die vallen onder het gebied, bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (12). |
(18) |
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13), die vallen onder het gebied, bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (14). |
(19) |
Wat Bulgarije, Cyprus, Kroatië en Roemenië betreft, moeten de bepalingen van Verordening (EU) 2016/399 die betrekking hebben op het EES uitsluitend worden toegepast wanneer aan de in artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226 neergelegde voorwaarden is voldaan. Voor de lidstaten die op de datum van ingebruikneming van het EES niet aan de in artikel 66, lid 2, van die verordening neergelegde voorwaarden voldoen, moeten bijgevolg specifieke overgangsbepalingen inzake afstempeling worden vastgesteld in afwachting van hun aansluiting op het EES. Die overgangsbepalingen moeten waarborgen dat de afstempeling van reisdocumenten hetzelfde gevolg heeft als de opname van een inreis-uitreisdocument in het EES. |
(20) |
De lidstaten die op de datum van ingebruikneming van het EES niet aan de in artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226 neergelegde voorwaarden voldoen, moeten de reisdocumenten van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf zijn toegelaten, bij inreis en uitreis systematisch blijven afstempelen. Die lidstaten moeten aan de hand van de in- en uitreisstempels in het reisdocument van de betrokken onderdaan van een derde land, met name door het vergelijken van de in- en uitreisgegevens, nagaan of de betrokkene de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de betrokken lidstaat heeft overschreden. De afstempeling van reisdocumenten en het onderzoek van de stempels moeten worden voortgezet totdat de betrokken lidstaat op het EES is aangesloten zoals bedoeld in artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226. |
(21) |
Verordening (EU) 2016/399 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(22) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (15) en heeft op 21 september 2016 advies uitgebracht, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) 2016/399 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd: „22. „inreis-uitreissysteem (EES)”: het systeem dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad (*1); 23. „zelfbedieningssysteem”: een geautomatiseerd systeem voor de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de op een persoon toepasselijke grenscontroles dat kan worden gebruikt voor het vooraf registreren van gegevens in het EES; 24. „e-gate”: elektronisch gestuurde infrastructuur op de plaats waar de daadwerkelijke overschrijding plaatsvindt van een buitengrens of een binnengrens waar de controles nog niet zijn opgeheven; 25. „geautomatiseerd grenscontrolesysteem”: een systeem dat geautomatiseerde grensoverschrijding mogelijk maakt en bestaat uit een zelfbedieningssysteem en een e-gate; 26. „bevestiging van de echtheid en de integriteit van de gegevens op de chip”: het proces waarbij aan de hand van certificaten wordt geverifieerd of de gegevens op de elektronische gegevensdrager (chip) afkomstig zijn van de autoriteit van afgifte en niet zijn gewijzigd. |
2) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 6 bis Onderdanen van derde landen van wie gegevens in het EES moeten worden ingevoerd 1. Overeenkomstig de artikelen 16, 17, 19 en 20 van Verordening (EU) 2017/2226 worden van de volgende categorieën personen inreis- en uitreisgegevens in het EES ingevoerd:
2. Gegevens inzake onderdanen van derde landen van wie de inreis voor een kort verblijf is geweigerd overeenkomstig artikel 14 van deze verordening worden in het EES ingevoerd overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2017/2226. 3. Gegevens over de volgende categorieën personen worden niet in het EES ingevoerd:
|
4) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 8 bis Gebruik van zelfbedieningssystemen voor het vooraf registreren van gegevens in het EES 1. Personen van wie de grensoverschrijding in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis, kunnen gebruikmaken van zelfbedieningssystemen om de in lid 4, onder a), van dit artikel bedoelde gegevens vooraf in het EES te registreren, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
2. Overeenkomstig lid 1 van dit artikel wordt door het zelfbedieningssysteem gecontroleerd of de persoon al eerder in het EES is geregistreerd en wordt de identiteit van de onderdaan van een derde land gecontroleerd overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226. 3. Overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2226 vindt door het zelfbedieningssysteem een identificatie plaats overeenkomstig artikel 27 van die verordening. Voorts geldt overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2226 bij een identificatie in het EES het volgende:
4. Indien de gegevens over de in lid 1 van dit artikel bedoelde persoon niet zijn geregistreerd in het EES overeenkomstig de leden 2 en 3:
5. Indien de handelingen in de leden 2 en 3 ertoe leiden dat gegevens van de in lid 1 van dit artikel bedoelde persoon in het EES worden geregistreerd, beoordeelt het zelfbedieningssysteem of een of meer van de in lid 4, onder a), bedoelde gegevens moeten worden bijgewerkt. 6. Indien overeenkomstig lid 5 is vastgesteld dat voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde persoon een persoonlijk dossier is geregistreerd in het EES, maar dat zijn gegevens moeten worden bijgewerkt, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
7. Zelfbedieningssystemen worden gebruikt onder toezicht van een grenswachter die oneigenlijk, frauduleus of abnormaal gebruik van het zelfbedieningssysteem detecteert. Artikel 8 ter Gebruik van zelfbedieningssystemen en e-gates voor grensoverschrijding door personen van wie de grensoverschrijding in het EES moet worden geregistreerd 1. Personen van wie de grensoverschrijding in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis, kunnen gebruikmaken van een zelfbedieningssysteem voor hun grenscontrole, op voorwaarde dat aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
2. Indien aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan, kunnen de grenscontroles bij inreis als bedoeld in artikel 8, lid 2, en artikel 8, lid 3, onder a) en b), en de grenscontroles bij uitreis als bedoeld in artikel 8, lid 2, en artikel 8, lid 3, punten g) en h), plaatsvinden door middel van een zelfbedieningssysteem. Indien de grenscontroles bij uitreis plaatsvinden door middel van een geautomatiseerd grenscontrolesysteem, omvatten deze de controles als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder h). Wanneer aan een persoon toegang wordt verleend tot een door een lidstaat ingesteld nationaal faciliteringsprogramma overeenkomstig artikel 8 quinquies, mag bij de grenscontroles die bij inreis door middel van een zelfbedieningssysteem worden verricht, het onderzoek van de in artikel 8, lid 3, onder a, iv) en v), bedoelde aspecten achterwege worden gelaten bij overschrijding, door die persoon, van de buitengrenzen van die lidstaat of van de buitengrenzen van een andere lidstaat die met de lidstaat die de toegang heeft verleend, een overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 8 quinquies, lid 9. 3. Bij inreis en uitreis worden de resultaten van de grenscontroles die door middel van het zelfbedieningssysteem plaatsvinden, ter beschikking gesteld van een grenswachter. Die grenswachter houdt toezicht op de resultaten van grenscontroles en op grond daarvan verleent hij toestemming voor de inreis of uitreis, of verwijst hij de persoon door naar een grenswachter die verdere controles verricht. 4. De betrokken persoon wordt overeenkomstig lid 3 naar een grenswachter doorverwezen in elk van de volgende situaties:
5. Naast de in lid 4 bedoelde situaties kan de grenswachter die toezicht houdt op de grensoverschrijding, besluiten om de persoon die een zelfbedieningssysteem gebruikt, door te verwijzen naar een grenswachter om andere redenen. 6. Personen van wie de grensoverschrijding in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis, lid 1, en die voor hun grenscontrole gebruik hebben gemaakt van een zelfbedieningssysteem, kunnen toestemming krijgen om gebruik te maken van een e-gate. Indien gebruik wordt gemaakt van een e-gate, vinden de desbetreffende registratie van de inreis-uitreisnotitie en het koppelen van deze notitie aan het persoonlijk dossier van de betrokkene overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2017/2226 plaats bij het overschrijden van de grens door middel van de e-gate. Indien de e-gate niet aan het zelfbedieningssysteem is gekoppeld, vindt aan de e-gate een verificatie van de identiteit van de gebruiker plaats, om te verifiëren of de persoon die gebruik maakt van de e-gate, overeenstemt met de persoon die het zelfbedieningssysteem heeft gebruikt. De verificatie vindt plaats aan de hand van ten minste één biometrisch kenmerk. 7. Indien niet aan de in lid 1, onder a) of b), of beide, van dit artikel vermelde voorwaarden is voldaan, kunnen de grenscontroles bij inreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, punten a) en b), en de grenscontroles bij uitreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, punten g) en h), gedeeltelijk plaatsvinden door middel van een zelfbedieningssysteem. De grenswachter kan alleen de verificaties uit hoofde van artikel 8, lid 3, punten a) en b), en van artikel 8, lid 3, punten g) en h), verrichten die niet door middel van het zelfbedieningssysteem konden plaatsvinden. Voorts verifieert de grenswachter of het reisdocument dat in het zelfbedieningssysteem is gebruikt, overeenstemt met het document dat de persoon aan die grenswachter overlegt. 8. Zelfbedieningssystemen en e-gates worden gebruikt onder toezicht van een grenswachter die oneigenlijk, frauduleus of abnormaal gebruik van het zelfbedieningssysteem, de e-gate, of beide, detecteert. 9. Dit artikel laat onverlet dat lidstaten het gebruik van zelfbedieningssystemen, e-gates, of beide, kunnen toelaten voor grensoverschrijdingen van Unieburgers, van burgers van een Europese Vrijhandelsassociatie van de Europese Economische Ruimte, van Zwitserse burgers en van onderdanen van derde landen van wie de grensoverschrijding niet in het EES moet worden geregistreerd. Artikel 8 quater Normen voor geautomatiseerde grenscontrolesystemen Voor zover mogelijk worden geautomatiseerde grenscontrolesystemen op zodanige wijze ontworpen dat zij door alle personen, met uitzondering van kinderen jonger dan 12 jaar, kunnen worden gebruikt. Zij worden ook op zodanige wijze ontworpen dat zij de menselijke waardigheid volledig eerbiedigen, met name in gevallen waarbij kwetsbare personen betrokken zijn. Indien de lidstaten besluiten geautomatiseerde grenscontrolesystemen te gebruiken, zorgen zij ervoor dat er voldoende personeel aanwezig is om personen te helpen bij het gebruik van deze systemen. Artikel 8 quinquies Nationale faciliteringsprogramma’s 1. Iedere lidstaat kan een vrijwillig programma („het nationale faciliteringsprogramma”) opzetten om onderdanen van derde landen of onderdanen van een specifiek derde land die niet onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, de mogelijkheid te bieden bij het overschrijden van de buitengrens van een lidstaat gebruik te maken van de faciliteringen overeenkomstig lid 2. 2. In afwijking van artikel 8, lid 3, onder a), hoeven bij de grondige controle bij inreis van de in lid 1 van dit artikel bedoelde onderdanen van derde landen die de buitengrens van een lidstaat overschrijden en toegang hebben gekregen tot het nationale faciliteringsprogramma, de aspecten als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder a), iv) en v), niet te worden onderzocht. 3. De lidstaat voert een voorafgaand veiligheidsonderzoek uit van onderdanen van derde landen die een verzoek om toegang tot het nationale faciliteringsprogramma indienen, met name om te controleren of is voldaan aan de voorwaarden van lid 3. Het voorafgaande veiligheidsonderzoek van deze onderdanen van derde landen wordt uitgevoerd door grenswachters, door visumautoriteiten als gedefinieerd in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 767/2008 of door immigratieautoriteiten als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 4, van de Verordening (EU) 2017/2226. 4. De in lid 3 bedoelde autoriteiten verlenen een persoon enkel toegang tot het nationale faciliteringsprogramma indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
5. De eerste toegang tot het nationale faciliteringsprogramma wordt verleend voor ten hoogste één jaar en kan worden verlengd met ten hoogste vijf jaar of totdat de geldigheidsperiode van het reisdocument, van een afgegeven meervoudig visum, visum voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunning, naargelang welke het kortst is, is verstreken. In geval van verlenging beoordeelt de lidstaat ieder jaar opnieuw de situatie van iedere onderdaan van een derde land die toegang heeft gekregen tot het nationale faciliteringsprogramma, om op basis van geactualiseerde informatie na te gaan of de betrokken onderdaan van een derde land nog steeds voldoet aan de in lid 4 vastgestelde voorwaarden. Deze nieuwe beoordeling kan worden uitgevoerd n het kader van de grenscontroles. 6. Bij de grondige controles bij inreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, punten a) en b), en de grondige controles bij uitreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder g) moet ook worden geverifieerd of de onderdaan van het derde land over geldige toegang tot het nationale faciliteringsprogramma beschikt. De grenswachters kunnen voor de onderdaan van het derde land aan wie toegang tot het nationale faciliteringsprogramma is verleend bij inreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, punten a) en b), en bij uitreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder g), de verificatie verrichten zonder de biometrische gegevens elektronisch te vergelijken maar door de gezichtsopname die op de elektronische gegevensdrager (chip) is opgeslagen en de gezichtsopname van het persoonlijk EES-dossier van de onderdaan van een derde land te vergelijken met diens gezicht. Er wordt steekproefsgewijs en op basis van een risicoanalyse een volledige verificatie verricht. 7. De in lid 3 bedoelde autoriteiten trekken de aan een onderdaan van een derde land verleende toegang tot het nationale faciliteringsprogramma onverwijld in als blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden om toegang tot dat programma te krijgen, of als blijkt dat niet langer is voldaan aan de voorwaarden. 8. Bij het verifiëren overeenkomstig lid 3 of de verzoeker voldoet aan de voorwaarden als omschreven in lid 4, wordt bijzondere aandacht besteed aan de vraag of de verzoeker een risico van illegale immigratie of een risico voor de veiligheid van een van de lidstaten vormt en of de verzoeker het voornemen heeft het grondgebied van de lidstaten tijdens het toegestane verblijf te verlaten. Bij de beoordeling van de middelen van bestaan voor de voorgenomen verblijven wordt rekening gehouden met de duur en het doel van de voorgenomen verblijven, alsmede met de gemiddelde prijzen voor onderdak in de betrokken lidstaten, bepaald op basis van een goedkoop verblijf en aan de hand van de door elk van de lidstaten overeenkomstig artikel 39, lid 1, onder c), vastgestelde richtbedragen. Een bewijs van garantstelling of particuliere huisvesting, of van beide, kan eveneens de toereikendheid van de middelen van bestaan aantonen. Bij de behandeling van een verzoek worden met name de echtheid en de betrouwbaarheid van de overgelegde documenten, alsmede de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verzoeker onderzocht. Indien de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een aanvraag, twijfels heeft over de verzoeker, zijn verklaringen of de door hem verstrekte bewijsstukken, kan deze andere lidstaten raadplegen alvorens een beslissing over het verzoek te nemen. 9. Twee of meer lidstaten die hun eigen nationaal faciliteringsprogramma’s hebben opgesteld overeenkomstig dit artikel, kunnen onderling een overeenkomst sluiten zodat de begunstigden van hun nationale faciliteringsprogramma’s de faciliteringen genieten die worden erkend door de andere nationale faciliteringsprogramma’s. Binnen een maand na sluiting van de overeenkomst wordt een kopie van de overeenkomst aan de Commissie toegezonden. 10. Wanneer zij een nationaal faciliteringsprogramma opzetten, zorgen de lidstaten ervoor dat hun besturingssysteem voor het programma beantwoordt aan de normen inzake gegevensbeveiliging van artikel 43 van Verordening (EU) 2017/2226. De lidstaten verrichten een degelijke beoordeling van de risico’s voor de informatiebeveiliging en de verantwoordelijkheden inzake beveiliging worden duidelijk vastgesteld voor alle fasen van het proces. 11. De Commissie zendt vóór afloop van het derde jaar van de toepassing van dit artikel het Europees Parlement en de Raad een evaluatie van de uitvoering ervan toe. Op basis van die evaluatie kunnen het Europees Parlement en de Raad de Commissie verzoeken een voorstel te doen voor de instelling van een Unieprogramma voor onderdanen van derde landen die frequent reizen en aan een voorafgaand veiligheidsonderzoek worden onderworpen.”. |
6) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
In artikel 10 worden de volgende leden ingevoegd: „3 bis. Indien de lidstaten besluiten gebruik te maken van e-gates, zelfbedieningssystemen of geautomatiseerde grenscontrolesystemen, gebruiken zij de in bijlage III, deel D, bedoelde borden om de desbetreffende doorgangen aan te duiden. 3 ter. Indien de lidstaten besluiten een nationaal faciliteringsprogramma op te zetten overeenkomstig artikel 8 quinquies, kunnen zij besluiten om voor de onder dat nationaal faciliteringsprogramma vallende onderdanen van derde landen specifieke doorgangen te gebruiken. Zij gebruiken de in bijlage III, deel E, bedoelde borden om de desbetreffende doorgangen aan te duiden.”. |
8) |
Artikel 11 wordt vervangen door: „Artikel 11 Afstempeling van de reisdocumenten 1. Indien het nationale recht daarin uitdrukkelijk voorziet, kan een lidstaat bij inreis en uitreis het reisdocument afstempelen van onderdanen van derde landen die houder zijn van een door die lidstaat afgegeven verblijfsvergunning of visum voor verblijf van langere duur. 2. De reisdocumenten van onderdanen van een derde land die houder zijn van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 693/2003 afgegeven doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers worden bij inreis en uitreis afgestempeld. Bovendien worden de reisdocumenten van onderdanen van een derde land die houder zijn van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 693/2003 afgegeven geldig doorreisfaciliteringsdocument en die hun doorreis per trein maken zonder op het grondgebied van een lidstaat uit te stappen, bij inreis en uitreis afgestempeld. 3. De reisdocumenten van onderdanen van een derde land worden afgestempeld bij inreis en uitreis wanneer deze onderdaan het grondgebied van een lidstaat die het Schengenacquis nog niet volledig toepast maar die het EES gebruikt, inreist of uitreist op grond van een nationaal visum voor kort verblijf voor één of twee binnenkomsten. 4. De praktische regelingen voor het afstempelen zijn opgenomen in bijlage IV.”. |
9) |
Artikel 12 wordt vervangen door: „Artikel 12 Vermoeden betreffende vervulling van voorwaarden inzake de duur van het korte verblijf 1. Onverminderd artikel 12 bis kunnen de bevoegde autoriteiten, indien voor een onderdaan van een derde land die zich op het grondgebied van een van de lidstaten bevindt, in het EES geen persoonlijk dossier is aangemaakt, of indien aan de inreis-uitreisnotitie van die onderdaan van een derde land geen uitreisdatum is toegevoegd na de datum waarop de toegestane verblijfsduur is verstreken, hieraan het vermoeden verbinden dat die onderdaan van een derde land niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden inzake de duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten. 2. Het in lid 1 van dit artikel bedoelde vermoeden geldt niet wanneer een onderdaan van een derde land op enigerlei wijze geloofwaardige bewijsmiddelen overlegt waaruit blijkt dat hij onder het recht van de Unie inzake vrij verkeer valt of houder is van een verblijfsvergunning of een visum voor verblijf van langere duur. Indien van toepassing wordt artikel 35 van Verordening (EU) 2017/2226 toegepast. 3. Het in lid 1 bedoelde vermoeden kan worden weerlegd wanneer de onderdaan van een derde land op enigerlei wijze geloofwaardige bewijsmiddelen overlegt, zoals vervoerbewijzen of bewijzen van zijn aanwezigheid buiten het grondgebied van de lidstaten of van de vervaldatum van een vorige verblijfsvergunning of vorig visum voor verblijf van langere duur, waaruit blijkt dat hij de voorwaarden inzake de duur van een kort verblijf heeft nageleefd. Indien het vermoeden wordt weerlegd, maken de bevoegde autoriteiten, indien nodig, een persoonlijk dossier aan in het EES of noteren zij in het EES de datum en de plaats van overschrijding, door de onderdaan van een derde land, van de buitengrens van een lidstaat of van de binnengrens van een lidstaat die het Schengenacquis nog niet volledig toepast maar die het EES gebruikt, overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) 2017/2226; 4. Indien het in lid 1 bedoelde vermoeden niet wordt weerlegd, kan overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (*7) worden overgegaan tot de terugkeer van een onderdaan van een derde land die zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt. Een onderdaan van een derde land die onder het Unierecht inzake vrij verkeer valt, kan slechts worden teruggezonden overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG. |
10) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 12 bis Overgangsperiode en overgangsmaatregelen 1. Gedurende een periode van 180 dagen vanaf de ingebruikneming van het EES, teneinde bij in- en uitreis te verifiëren of personen die voor een kort verblijf zijn toegelaten, de maximale duur van het toegestane verblijf niet hebben overschreden en, in voorkomend geval, bij inreis te verifiëren of personen het aantal inreizen dat is toegestaan door het visum voor een of twee inreizen niet hebben overschreden, houden de grenswachters rekening met de verblijven op het grondgebied van de lidstaten in de periode van 180 dagen voorafgaand aan de inreis of uitreis, door naast de in het EES opgeslagen inreis- en uitreisgegevens ook de stempels in de reisdocumenten te controleren. 2. Indien een persoon het grondgebied van de lidstaten is binnengekomen en het nog niet vóór de ingebruikneming van het EES heeft verlaten, wordt bij uitreis van de persoon in het EES een persoonlijk dossier aangemaakt en wordt de datum van inreis in de inreis-uitreisnotitie ingevoerd overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226. De toepassing van dit lid wordt niet beperkt tot de in lid 1 bedoelde periode van 180 dagen vanaf de ingebruikneming van het EES. Indien de datum van de inreisstempel en de in het EES geregistreerde datum van elkaar verschillen, heeft de datum van de inreisstempel voorrang.”. |
11) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
In artikel 20 wordt lid 1, onder a), vervangen door:
|
13) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 42 bis Overgangsmaatregelen voor de lidstaten die het EES nog niet gebruiken 1. De reisdocumenten van onderdanen van derde landen die de grenzen van de in artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde lidstaten overschrijden, worden systematisch afgestempeld bij inreis en bij uitreis. De reisdocumenten van de in deze verordening, artikel 6 bis, lid 1, onder b) en c), bedoelde onderdanen van derde landen die de grenzen van de in artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde lidstaten overschrijden, worden systematisch afgestempeld bij inreis en bij uitreis. Deze verplichting tot afstempeling is eveneens van toepassing indien de grenscontroles worden versoepeld overeenkomstig artikel 9 van deze verordening. 2. In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt geen stempel aangebracht op de reisdocumenten van onderdanen van derde landen als bedoeld in artikel 6 bis, lid 3, onder a), onder b) en onder f), artikel 6 bis, lid 3, onder g), i), ii), iii) en vii) en artikel 6 bis, lid 3, onder j). 3. De bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de in het EES opgeslagen inreis- en uitreisgegevens en op het ontbreken van die gegevens in het EES, zijn van overeenkomstige toepassing op de inreis- en/of uitreisstempels, met name wat betreft artikel 8, lid 3, onder a), iii bis), en iv), artikel 8 quinquies, lid 4, onder d) en artikel 12. 4. Wanneer een vermoeden met betrekking tot de vervulling van de voorwaarden inzake de duur van het verblijf wordt weerlegd overeenkomstig artikel 12, lid 2, heeft de onderdaan van het derde land die aanwezig is op het grondgebied van een lidstaat die het EES nog niet gebruikt, recht op invoering in zijn reisdocument van de datum en van de plaats van overschrijding van de buiten- of binnengrens van de betrokken lidstaat. Aan de onderdaan van een derde land kan ook een formulier als weergegeven in bijlage VIII worden afgegeven. 5. De bepalingen inzake afstempeling als vastgelegd in bijlage IV zijn van toepassing. 6. De reisdocumenten van onderdanen van derde landen aan wie de toegang voor een kort verblijf wordt geweigerd aan de grens van een in artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde lidstaat, worden afgestempeld door die lidstaat. De afstempeling wordt verricht overeenkomstig de specifieke voorschriften van bijlage V, deel A, punt 1 quinquies. 7. De in de leden 1 tot en met 6 bedoelde afstempelverplichtingen zijn van toepassing tot de datum dat het EES in de betrokken lidstaat in gebruik is genomen.”. |
14) |
De bijlagen III, IV, V en VII worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Deze verordening is van toepassing vanaf de datum waarop het EES in werking moet treden, zoals bepaald door de Commissie overeenkomstig artikel 66 van Verordening (EU) 2017/2226.
3. In afwijking van lid 2 van dit artikel is deze verordening vanaf de datum van hun aansluiting op het EES overeenkomstig artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226, van toepassing op de in artikel 66, lid 3, van die verordening bedoelde lidstaten die het EES nog niet gebruiken. In afwachting van hun aansluiting op het EES zijn op deze lidstaten de overgangsbepalingen inzake afstempeling van reisdocumenten van toepassing die zijn vastgelegd in artikel 42 bis van Verordening (EU) 2016/399.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 30 november 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
M. MAASIKAS
(1) PB C 487 van 28.12.2016, blz. 66.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 25 oktober 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 november 2017.
(3) Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
(4) Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (zie bladzijde 20 van dit Publicatieblad).
(5) Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5).
(6) Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
(7) Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
(8) Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
(9) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(10) Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
(11) PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(12) Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
(13) PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
(14) Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
(15) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(*1) Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20).”.
(*2) Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).”;
(*3) Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PB L 157 van 27.5.2014, blz. 1).
(*4) Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21).
(*5) Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (PB L 405 van 30.12.2006, blz. 1).
(*6) Verordening (EG) nr. 693/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot invoering van een specifiek doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en een doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) en tot wijziging van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 99 van 17.4.2003, blz. 8).”.
(*7) Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348, 24.12.2008, blz. 98).”.
BIJLAGE
De bijlagen bij Verordening (EU) 2016/399 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Aan bijlage III worden de volgende delen toegevoegd: „DEEL D Deel D1: doorgangen met geautomatiseerde grenscontrole voor EU/EER/CH-burgers Sterren niet vereist voor Zwitserland, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland Deel D2: doorgangen met geautomatiseerde grenscontrole voor onderdanen van derde landen Deel D3: doorgangen met geautomatiseerde grenscontrole voor alle paspoorten Deel E: doorgangen voor geregistreerde reizigers ” |
2) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
In bijlage VII wordt punt 1 vervangen door:
|