EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R2225

Verordening (EU) 2017/2225 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES)

OJ L 327, 9.12.2017, p. 1–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/2225/oj

9.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/1


VERORDENING (EU) 2017/2225 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 30 november 2017

tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn de voorwaarden, criteria en nadere voorschriften vastgesteld voor het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten.

(2)

Met Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad (4) wordt beoogd een centraal systeem in te stellen voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden voor een kort verblijf.

(3)

Bij de controles van onderdanen van derde landen overeenkomstig Verordening (EU) 2016/399, waarbij onder meer verificatie van de identiteit van onderdanen van derde landen, hun identificatie, of beide, moet plaatsvinden en moet worden geverifieerd of de onderdaan van een derde land de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten heeft overschreden, dienen grenswachters alle beschikbare informatie te gebruiken, waaronder de gegevens in het door Verordening (EU) 2017/2226 ingestelde inreis-uitreissysteem („EES”), indien vereist. De gegevens die in het EES worden opgeslagen, dienen ook te worden gebruikt om te verifiëren of de onderdanen van een derde land die in het bezit zijn van een visum voor één of twee inreizen, het maximale aantal toegestane inreizen hebben gerespecteerd.

(4)

In bepaalde gevallen moeten onderdanen van een derde land biometrische gegevens verstrekken ten behoeve van grenscontroles. De toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen moeten derhalve in die zin worden gewijzigd dat een verplichting tot het verstrekken van deze biometrische gegevens wordt toegevoegd. Indien een onderdaan van een derde land weigert biometrische gegevens te verstrekken voor de aanmaak van het persoonlijk dossier of voor de uitvoering van een grenscontrole, moet een besluit tot weigering van toegang worden vastgesteld.

(5)

Voor een optimale effectiviteit van het EES moeten op geharmoniseerde wijze inreis- en uitreiscontroles plaatsvinden aan de grenzen waar het EES wordt gebruikt.

(6)

De instelling van het EES vereist de aanpassing van de procedures voor het controleren van personen bij het overschrijden van de grenzen waar het EES wordt gebruikt. Het EES is er in het bijzonder op gericht het afstempelen, bij inreis en uitreis, van reisdocumenten van onderdanen van derde landen die zijn toegelaten voor een kort verblijf af te schaffen, en deze regeling te vervangen door de rechtstreekse elektronische registratie van inreis en uitreis in het EES. Voorts moet in de grenscontroleprocedures rekening worden gehouden met de interoperabiliteit tussen het EES en het door de Beschikking 2004/512/EG van de Raad (5) ingestelde Visuminformatiesysteem (VIS). Tot slot biedt het EES de mogelijkheid nieuwe technologieën te gebruiken voor de grensoverschrijding van reizigers voor een kort verblijf. Die aanpassingen aan de grenscontroleprocedures dienen in de lidstaten die het EES gebruiken, te gelden vanaf de datum van ingebruikneming van het EES, bepaald in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/2226.

(7)

Gedurende een periode van zes maanden vanaf de ingebruikneming van het EES dienen de grenswachters rekening te houden met verblijven van onderdanen van derde landen op het grondgebied van de lidstaten in de periode van zes maanden voorafgaand aan de inreis of uitreis, door naast de in het EES geregistreerde inreis-en uitreisgegevens ook de stempels in het reisdocument te controleren. Die maatregel zou het mogelijk maken de nodige verificaties te verrichten in gevallen waarin een persoon voor een kort verblijf op het grondgebied van de lidstaten zou zijn toegelaten in de periode van zes maanden voorafgaand aan de ingebruikneming van het EES. Bovendien moeten er specifieke bepalingen worden vastgesteld voor onderdanen van derde landen die het grondgebied van de lidstaten zijn binnengekomen maar nog niet hebben verlaten vóór de ingebruikneming van het EES. In deze gevallen dient bij het vertrek van de onderdanen van derde landen van het grondgebied van de lidstaten ook de laatste inreis in het EES te worden geregistreerd.

(8)

Omdat het aantal onderdanen van derde landen dat de grenzen overschrijdt, per lidstaat en binnen de lidstaten per grensdoorlaatpost verschilt, dienen de lidstaten te kunnen beslissen of en in hoeverre zij gebruik willen maken van technologische mogelijkheden zoals zelfbedieningsloketten, e-gates en geautomatiseerde grenscontrolesystemen. Bij het gebruik van die technologieën dienen de inreis- en uitreiscontroles aan de buitengrenzen op geharmoniseerde wijze plaats te vinden en dient een passend niveau van beveiliging te worden gegarandeerd.

(9)

Voorts moeten de taken en functies van de grenswachters die gebruikmaken van dergelijke technologieën, nader worden omschreven. In dit opzicht dient erop te worden toegezien dat grenswachters toegang hebben tot de resultaten van de grenscontroles die met geautomatiseerde middelen worden uitgevoerd, zodat zij passende beslissingen kunnen nemen. Voorts moet toezicht worden gehouden op het gebruik van zelfbedieningsloketten, e-gates en geautomatiseerde grenscontrolesystemen door reizigers, om frauduleus gedrag en gebruik te voorkomen. Grenswachters dienen bij dit toezicht ook bijzondere aandacht te schenken aan minderjarigen en dienen in staat te worden gesteld tot identificatie van personen die bescherming nodig hebben.

(10)

De lidstaten dienen ook op vrijwillige basis nationale faciliteringsprogramma’s te kunnen opstellen, zodat vooraf aan een veiligheidsonderzoek onderworpen onderdanen van derde landen bij inreis niet meer aan bepaalde aspecten van de grondige controles behoeven te worden onderworpen. Wanneer dergelijke faciliteringsprogramma’s worden gebruikt, moeten deze overeenkomstig een geharmoniseerd model worden opgesteld en moet een passend niveau van beveiliging worden gegarandeerd.

(11)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (6).

(12)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het wijzigen van de bestaande regels van Verordening (EU) 2016/399, alleen op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie volgens het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) vervatte subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(13)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over de verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(14)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (7); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.

(15)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (8); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.

(16)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied, bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (10).

(17)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11), die vallen onder het gebied, bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (12).

(18)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13), die vallen onder het gebied, bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (14).

(19)

Wat Bulgarije, Cyprus, Kroatië en Roemenië betreft, moeten de bepalingen van Verordening (EU) 2016/399 die betrekking hebben op het EES uitsluitend worden toegepast wanneer aan de in artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226 neergelegde voorwaarden is voldaan. Voor de lidstaten die op de datum van ingebruikneming van het EES niet aan de in artikel 66, lid 2, van die verordening neergelegde voorwaarden voldoen, moeten bijgevolg specifieke overgangsbepalingen inzake afstempeling worden vastgesteld in afwachting van hun aansluiting op het EES. Die overgangsbepalingen moeten waarborgen dat de afstempeling van reisdocumenten hetzelfde gevolg heeft als de opname van een inreis-uitreisdocument in het EES.

(20)

De lidstaten die op de datum van ingebruikneming van het EES niet aan de in artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226 neergelegde voorwaarden voldoen, moeten de reisdocumenten van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf zijn toegelaten, bij inreis en uitreis systematisch blijven afstempelen. Die lidstaten moeten aan de hand van de in- en uitreisstempels in het reisdocument van de betrokken onderdaan van een derde land, met name door het vergelijken van de in- en uitreisgegevens, nagaan of de betrokkene de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de betrokken lidstaat heeft overschreden. De afstempeling van reisdocumenten en het onderzoek van de stempels moeten worden voortgezet totdat de betrokken lidstaat op het EES is aangesloten zoals bedoeld in artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226.

(21)

Verordening (EU) 2016/399 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(22)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (15) en heeft op 21 september 2016 advies uitgebracht,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) 2016/399 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd:

„22.   „inreis-uitreissysteem (EES)”: het systeem dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad (*1);

23.   „zelfbedieningssysteem”: een geautomatiseerd systeem voor de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de op een persoon toepasselijke grenscontroles dat kan worden gebruikt voor het vooraf registreren van gegevens in het EES;

24.   „e-gate”: elektronisch gestuurde infrastructuur op de plaats waar de daadwerkelijke overschrijding plaatsvindt van een buitengrens of een binnengrens waar de controles nog niet zijn opgeheven;

25.   „geautomatiseerd grenscontrolesysteem”: een systeem dat geautomatiseerde grensoverschrijding mogelijk maakt en bestaat uit een zelfbedieningssysteem en een e-gate;

26.   „bevestiging van de echtheid en de integriteit van de gegevens op de chip”: het proces waarbij aan de hand van certificaten wordt geverifieerd of de gegevens op de elektronische gegevensdrager (chip) afkomstig zijn van de autoriteit van afgifte en niet zijn gewijzigd.

2)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt het volgende punt toegevoegd:

„f)

biometrische gegevens verstrekken indien die nodig zijn voor:

i)

het aanleggen van het persoonlijk dossier in het EES overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Verordening (EU) 2017/2226;

ii)

het verrichten van grenscontroles overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder a), i), en onder g), i), van deze Verordening, artikel 23, leden 2 en 4, van Verordening (EU) 2017/2226 en, in voorkomend geval, artikel 18 van Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„1 bis.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn van 90 dagen binnen een periode 180 dagen wordt berekend als een enkele termijn voor de lidstaten die het EES gebruiken op grond van Verordening (EU) 2017/2226. Die termijn wordt afzonderlijk berekend voor elke lidstaat die het EES niet gebruikt.”.

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 6 bis

Onderdanen van derde landen van wie gegevens in het EES moeten worden ingevoerd

1.   Overeenkomstig de artikelen 16, 17, 19 en 20 van Verordening (EU) 2017/2226 worden van de volgende categorieën personen inreis- en uitreisgegevens in het EES ingevoerd:

a)

onderdanen van derde landen die zijn toegelaten voor een kort verblijf overeenkomstig artikel 6, lid 1 van deze verordening;

b)

onderdanen van derde landen die familielid zijn van een burger van de Unie, op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is en die niet in het bezit zijn van een verblijfskaart op grond van die richtlijn;

c)

onderdanen van derde landen die:

i)

familielid zijn van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds, en

ii)

niet in het bezit zijn van een verblijfskaart krachtens Richtlijn 2004/38/EG of een verblijfsvergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1030/2002.

2.   Gegevens inzake onderdanen van derde landen van wie de inreis voor een kort verblijf is geweigerd overeenkomstig artikel 14 van deze verordening worden in het EES ingevoerd overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2017/2226.

3.   Gegevens over de volgende categorieën personen worden niet in het EES ingevoerd:

a)

onderdanen van derde landen die familielid zijn van een burger van de Unie, op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is en die in het bezit zijn van een verblijfskaart krachtens die richtlijn, ongeacht of zij die burger vergezellen of zich bij hem voegen;

b)

onderdanen van derde landen die familielid zijn van een onderdaan van een derde land, ongeacht of zij die onderdaan van een derde land vergezellen of zich bij hem voegen, wanneer:

i)

die onderdaan van een derde land een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds, en

ii)

die onderdanen van een derde land in het bezit zijn van een verblijfskaart krachtens Richtlijn 2004/38/EG of een verblijfsvergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1030/2002;

c)

houders van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 2, punt 16, andere dan die bedoeld onder a) en b) van dit lid;

d)

houders van een visum voor verblijf van langere duur;

e)

onderdanen van derde landen die gebruikmaken van hun recht op mobiliteit overeenkomstig Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad (*3) of Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad (*4);

f)

onderdanen van Andorra, Monaco en San Marino, en houders van een paspoort dat is afgegeven door de Staat Vaticaanstad;

g)

personen of categorieën personen die zijn vrijgesteld van grenscontrole of die voor wie bijzondere voorschriften gelden met betrekking tot grenscontroles, met name:

i)

staatshoofden, regeringsleiders en leden van de nationale regering met vergezellende echtgenoten, en hun officiële delegatie, vorsten en andere vooraanstaande leden van een koninklijke familie, overeenkomstig punt 1 van bijlage VII;

ii)

piloten en andere bemanningsleden van luchtvaartuigen overeenkomstig punt 2 van bijlage VII;

iii)

zeelieden overeenkomstig punt 3 van bijlage VII en zeelieden die slechts gedurende het afmeren van hun schip in de binnengevaren haven van een lidstaat verblijven;

iv)

grensarbeiders overeenkomstig punt 5 van bijlage VII;

v)

reddingsdiensten, politie, brandweer in noodsituaties en grenswachters overeenkomstig punt 7 van bijlage VII;

vi)

offshorewerknemers overeenkomstig punt 8 van bijlage VII;

vii)

bemanningsleden en passagiers van cruiseschepen overeenkomstig de punten 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3 van bijlage VI;

viii)

personen aan boord van pleziervaartuigen die niet aan grenscontroles worden onderworpen overeenkomstig de punten 3.2.4, 3.2.5 en 3.2.6 van bijlage VI;

h)

personen die op grond van artikel 5, lid 2, zijn uitgezonderd van de regel dat zij de buitengrenzen uitsluitend via de grensdoorlaatposten en gedurende de vastgestelde openingstijden mogen overschrijden;

i)

personen die een geldige vergunning voor klein grensverkeer voor hun grensoverschrijding voorleggen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad (*5);

j)

bemanningsleden van passagiers- en goederentreinen op internationale verbindingen;

k)

personen die voor hun grensoverschrijding één van onderstaande documenten voorleggen:

i)

een geldig doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers dat is afgegeven in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 693/2003 van de Raad (*6); of

ii)

een geldig doorreisfaciliteringsdocument dat is afgegeven in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 693/2003, op voorwaarde dat zij hun doorreis per trein maken en niet op het grondgebied van een lidstaat uitstappen.

4)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in punt a) wordt de tweede alinea vervangen door:

„Indien het reisdocument een elektronische gegevensdrager (chip) bevat, worden de echtheid en de integriteit van de gegevens op de chip bevestigd aan de hand van de complete certificeringsketen, tenzij dit technisch onmogelijk is of, in het geval van een door een derde land afgegeven reisdocument, onmogelijk omdat er geen geldige certificaten beschikbaar zijn.”;

ii)

in punt b, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Met betrekking tot personen van wie de inreis in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis van deze verordening, wordt overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226 de identiteit geverifieerd en vindt, indien van toepassing, een identificatie plaats overeenkomstig artikel 23, lid 4, van die verordening.”;

b)

lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in punt a), i), wordt de tweede alinea vervangen door:

„Wat betreft paspoorten en reisdocumenten die een elektronische gegevensdrager (chip) bevatten, worden de echtheid en de integriteit van de gegevens op de chip gecontroleerd, afhankelijk van de beschikbaarheid van geldige certificaten.

Behalve voor onderdanen van derde landen voor wie reeds een persoonlijk dossier in het EES is geregistreerd, behelst deze verificatie, indien de elektronische gegevensdrager (chip) van het reisdocument een gezichtsopname bevat en de in de chip opgeslagen gezichtsopname technisch toegankelijk is, de verificatie van die gezichtsopname, door middel van een elektronische vergelijking van die gezichtsopname met de ter plaatse gemaakte gezichtsopname van de betrokken onderdaan van een derde land. Indien dat technisch en wettelijk mogelijk is, kan deze verificatie worden verricht door de ter plaatse afgenomen vingerafdrukken te vergelijken met de vingerafdrukken die op een elektronische gegevensdrager (chip) zijn opgeslagen.”;

ii)

punt a), iii) wordt vervangen door:

„iii)

met betrekking tot personen van wie de inreis of de weigering van toegang in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis van deze verordening, wordt overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening 2017/2226 de identiteit geverifieerd en vindt, indien van toepassing, een identificatie plaats overeenkomstig artikel 23, lid 4, van die;”;

iii)

in punt a) wordt het volgende punt ingevoegd:

„iii bis)

met betrekking tot personen van wie de inreis of weigering van toegang in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis van deze verordening, of de onderdaan van het derde land de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten heeft bereikt of overschreden, en met betrekking tot onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een visum voor één of twee inreizen, of deze het maximale aantal toegestane inreizen hebben gerespecteerd, door middel van raadpleging van het EES overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) 2017/2226;”;

iv)

punt g), i), wordt vervangen door:

„i)

verificatie van de identiteit en de nationaliteit van de onderdaan van een derde land en van de echtheid en de geldigheid van het reisdocument voor het overschrijden van de grens, onder meer door de relevante databanken te raadplegen, met name:

1.

het SIS;

2.

de Interpoldatabank voor gestolen en verloren reisdocumenten (Stolen and Lost Travel Documents (SLTD) database);

3.

nationale databanken met informatie over gestolen, ontvreemde, verloren en ongeldig gemaakte reisdocumenten.

Voor paspoorten en reisdocumenten die een elektronische gegevensdrager (chip) bevatten, worden de echtheid en de integriteit van de gegevens op de chip gecontroleerd, afhankelijk van de beschikbaarheid van geldige certificaten.

Behalve voor onderdanen van derde landen voor wie reeds een persoonlijk dossier in het EES is geregistreerd, behelst deze verificatie, indien de elektronische gegevensdrager (chip) van het reisdocument een gezichtsopname bevat en de in de chip opgeslagen gezichtsopname technisch toegankelijk is, de verificatie van die gezichtsopname, door middel van een elektronische vergelijking van die gezichtsopname met de ter plaatse gemaakte gezichtsopname van de betrokken onderdaan van een derde land;”;

v)

in punt g) worden de volgende punten ingevoegd:

„iii)

met betrekking tot personen van wie de uitreis in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis van deze verordening, wordt overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226 de identiteit geverifieerd en vindt, indien van toepassing, een identificatie plaats overeenkomstig artikel 23, lid 4, van die verordening;

iv)

met betrekking tot personen van wie de uitreis in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis van deze verordening, verificatie of de onderdaan van een derde land de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten niet heeft overschreden, door middel van raadpleging van het EES overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226;”;

vi)

punt h), ii), wordt geschrapt;

vii)

punt i) wordt vervangen door:

„i)

met het oog op de identificatie van personen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor inreis in, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, kan het VIS worden geraadpleegd overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 767/2008 en kan het EES worden geraadpleegd overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2017/2226;”;

c)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„9.   De grensautoriteiten informeren de onderdaan van een derde land over het maximale aantal dagen van toegestaan verblijf, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal en de verblijfsduur die op grond van het visum zijn toegestaan. De informatie wordt tijdens de grenscontroles door de grenswachter verstrekt of wordt beschikbaar door middel van aan de grensdoorlaatpost geïnstalleerde apparatuur waarmee de onderdaan van een derde land de in artikel 13, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde webdienst kan raadplegen.”.

5)

de volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 8 bis

Gebruik van zelfbedieningssystemen voor het vooraf registreren van gegevens in het EES

1.   Personen van wie de grensoverschrijding in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis, kunnen gebruikmaken van zelfbedieningssystemen om de in lid 4, onder a), van dit artikel bedoelde gegevens vooraf in het EES te registreren, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het reisdocument bevat een elektronische gegevensdrager (chip) en de echtheid en de integriteit van de gegevens op de chip worden bevestigd aan de hand van de complete certificeringsketen;

b)

de elektronische gegevensdrager (chip) van het reisdocument bevat een gezichtsopname die technisch toegankelijk is voor het zelfbedieningssysteem, zodat de identiteit van de houder van het reisdocument kan worden geverifieerd aan de hand van een vergelijking van de in de elektronische gegevensdrager (chip) opgeslagen gezichtsopname met de ter plaatse gemaakte gezichtsopname; indien dat technisch en wettelijk mogelijk is, kan deze verificatie worden verricht door de ter plaatse afgenomen vingerafdrukken te vergelijken met de vingerafdrukken die op de elektronische gegevensdrager (chip) van het reisdocument zijn opgeslagen.

2.   Overeenkomstig lid 1 van dit artikel wordt door het zelfbedieningssysteem gecontroleerd of de persoon al eerder in het EES is geregistreerd en wordt de identiteit van de onderdaan van een derde land gecontroleerd overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226.

3.   Overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2226 vindt door het zelfbedieningssysteem een identificatie plaats overeenkomstig artikel 27 van die verordening.

Voorts geldt overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2226 bij een identificatie in het EES het volgende:

a)

indien uit een zoekopdracht in het VIS aan de hand van de gegevens, bedoeld in artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 767/2008 blijkt dat een onderdaan van een derde land die visumplichtig is voor het overschrijden van de buitengrenzen, in het VIS is geregistreerd, vindt een verificatie van vingerafdrukken in het VIS plaats overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Verordening (EG) nr. 767/2008. Indien een verificatie van de persoon overeenkomstig lid 2 mislukt, worden de gegevens in het VIS geraadpleegd met het oog op identificatie overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 767/2008;

b)

met betrekking tot onderdanen van derde landen die niet visumplichtig zijn voor het overschrijden van de buitengrenzen en van wie de identificatie-opdracht in het EES overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2017/2226 niets oplevert, wordt het VIS geraadpleegd overeenkomstig artikel 19 bis van Verordening (EG) nr. 767/2008.

4.   Indien de gegevens over de in lid 1 van dit artikel bedoelde persoon niet zijn geregistreerd in het EES overeenkomstig de leden 2 en 3:

a)

onderdanen van derde landen die visumplichtig zijn voor het overschrijden van de buitengrenzen, registreren door middel van het zelfbedieningssysteem vooraf in het EES de gegevens die zijn vermeld in artikel 16, lid 1, en artikel 16, lid 2, onder c) tot en met f) van Verordening (EU) 2017/2226 en, indien van toepassing, de gegevens die zijn bedoeld in artikel 16, lid 6, van die verordening, en onderdanen van derde landen die niet visumplichtig zijn voor het overschrijden van de buitengrenzen, registreren door middel van het zelfbedieningssysteem vooraf in het EES de gegevens die zijn vermeld in artikel 17, lid 1, onder a), b) en c) en in artikel 16, lid 2, onder c) van die verordening en, indien van toepassing, de gegevens die zijn bedoeld in artikel 17, lid 1, onder d) van die verordening;

b)

vervolgens wordt de persoon doorverwezen naar een grenswachter die:

i)

indien niet alle vereiste gegevens door middel van het zelfbedieningssysteem konden worden verzameld, de betrokken gegevens vooraf registreert;

ii)

verifieert:

of het reisdocument dat in het zelfbedieningssysteem is gebruikt, overeenstemt met het document dat de persoon aan de grenswachter overlegt;

of de ter plaatse gemaakte gezichtsopname van de persoon overeenstemt met de gezichtsopname die werd geregistreerd door middel van het zelfbedieningssysteem, en

voor personen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001 niet over een visum beschikken, of de ter plaatse van de betrokken persoon afgenomen vingerafdrukken overeenstemmen met die verzameld door middel van het zelfbedieningssysteem;

iii)

indien is besloten tot toestemming voor inreis of weigering van toegang, de gegevens als bedoeld onder a) bevestigt en de gegevens in het EES invoert zoals bepaald in artikel 16, lid 2, onder a) en b), en artikel 18, lid 6, onder a), b), c) en (d), van Verordening (EU) 2017/2226.

5.   Indien de handelingen in de leden 2 en 3 ertoe leiden dat gegevens van de in lid 1 van dit artikel bedoelde persoon in het EES worden geregistreerd, beoordeelt het zelfbedieningssysteem of een of meer van de in lid 4, onder a), bedoelde gegevens moeten worden bijgewerkt.

6.   Indien overeenkomstig lid 5 is vastgesteld dat voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde persoon een persoonlijk dossier is geregistreerd in het EES, maar dat zijn gegevens moeten worden bijgewerkt, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a)

de persoon registreert vooraf door middel van het zelfbedieningssysteem de bijgewerkte gegevens in het EES;

b)

de persoon wordt doorverwezen naar een grenswachter die verifieert of de gegevens zijn bijgewerkt met inachtneming van letter a) van dit lid en, nadat is besloten om toegang te weigeren of toe te staan, het persoonlijk dossier bijwerkt overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226.

7.   Zelfbedieningssystemen worden gebruikt onder toezicht van een grenswachter die oneigenlijk, frauduleus of abnormaal gebruik van het zelfbedieningssysteem detecteert.

Artikel 8 ter

Gebruik van zelfbedieningssystemen en e-gates voor grensoverschrijding door personen van wie de grensoverschrijding in het EES moet worden geregistreerd

1.   Personen van wie de grensoverschrijding in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis, kunnen gebruikmaken van een zelfbedieningssysteem voor hun grenscontrole, op voorwaarde dat aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het reisdocument bevat een elektronische gegevensdrager (chip) en de echtheid en de integriteit van de gegevens op de chip worden bevestigd aan de hand van de complete certificeringsketen;

b)

de elektronische gegevensdrager (chip) van het reisdocument bevat een gezichtsopname die technisch toegankelijk is voor het zelfbedieningssysteem, zodat de identiteit van de houder van het reisdocument kan worden geverifieerd aan de hand van een vergelijking van die gezichtsopname met de ter plaatse gemaakte gezichtsopname, en

c)

de persoon is reeds geregistreerd of vooraf geregistreerd in het EES.

2.   Indien aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan, kunnen de grenscontroles bij inreis als bedoeld in artikel 8, lid 2, en artikel 8, lid 3, onder a) en b), en de grenscontroles bij uitreis als bedoeld in artikel 8, lid 2, en artikel 8, lid 3, punten g) en h), plaatsvinden door middel van een zelfbedieningssysteem. Indien de grenscontroles bij uitreis plaatsvinden door middel van een geautomatiseerd grenscontrolesysteem, omvatten deze de controles als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder h).

Wanneer aan een persoon toegang wordt verleend tot een door een lidstaat ingesteld nationaal faciliteringsprogramma overeenkomstig artikel 8 quinquies, mag bij de grenscontroles die bij inreis door middel van een zelfbedieningssysteem worden verricht, het onderzoek van de in artikel 8, lid 3, onder a, iv) en v), bedoelde aspecten achterwege worden gelaten bij overschrijding, door die persoon, van de buitengrenzen van die lidstaat of van de buitengrenzen van een andere lidstaat die met de lidstaat die de toegang heeft verleend, een overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 8 quinquies, lid 9.

3.   Bij inreis en uitreis worden de resultaten van de grenscontroles die door middel van het zelfbedieningssysteem plaatsvinden, ter beschikking gesteld van een grenswachter. Die grenswachter houdt toezicht op de resultaten van grenscontroles en op grond daarvan verleent hij toestemming voor de inreis of uitreis, of verwijst hij de persoon door naar een grenswachter die verdere controles verricht.

4.   De betrokken persoon wordt overeenkomstig lid 3 naar een grenswachter doorverwezen in elk van de volgende situaties:

a)

indien niet wordt voldaan aan een of meer van de in lid 1 vermelde voorwaarden;

b)

indien uit de controles bij inreis of uitreis als bedoeld in lid 2 blijkt dat aan een of meer van de voorwaarden voor inreis of uitreis niet is voldaan;

c)

indien de resultaten van de controles bij inreis of uitreis als bedoeld in lid 2 aanleiding geven tot vragen over de identiteit van de persoon of indien uit deze resultaten blijkt dat de persoon wordt geacht een gevaar voor de binnenlandse veiligheid, de openbare orde, de internationale betrekkingen van de lidstaten dan wel een gevaar voor de volksgezondheid te vormen;

d)

in geval van twijfel;

e)

indien er geen e-gates beschikbaar zijn.

5.   Naast de in lid 4 bedoelde situaties kan de grenswachter die toezicht houdt op de grensoverschrijding, besluiten om de persoon die een zelfbedieningssysteem gebruikt, door te verwijzen naar een grenswachter om andere redenen.

6.   Personen van wie de grensoverschrijding in het EES moet worden geregistreerd overeenkomstig artikel 6 bis, lid 1, en die voor hun grenscontrole gebruik hebben gemaakt van een zelfbedieningssysteem, kunnen toestemming krijgen om gebruik te maken van een e-gate. Indien gebruik wordt gemaakt van een e-gate, vinden de desbetreffende registratie van de inreis-uitreisnotitie en het koppelen van deze notitie aan het persoonlijk dossier van de betrokkene overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2017/2226 plaats bij het overschrijden van de grens door middel van de e-gate. Indien de e-gate niet aan het zelfbedieningssysteem is gekoppeld, vindt aan de e-gate een verificatie van de identiteit van de gebruiker plaats, om te verifiëren of de persoon die gebruik maakt van de e-gate, overeenstemt met de persoon die het zelfbedieningssysteem heeft gebruikt. De verificatie vindt plaats aan de hand van ten minste één biometrisch kenmerk.

7.   Indien niet aan de in lid 1, onder a) of b), of beide, van dit artikel vermelde voorwaarden is voldaan, kunnen de grenscontroles bij inreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, punten a) en b), en de grenscontroles bij uitreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, punten g) en h), gedeeltelijk plaatsvinden door middel van een zelfbedieningssysteem. De grenswachter kan alleen de verificaties uit hoofde van artikel 8, lid 3, punten a) en b), en van artikel 8, lid 3, punten g) en h), verrichten die niet door middel van het zelfbedieningssysteem konden plaatsvinden. Voorts verifieert de grenswachter of het reisdocument dat in het zelfbedieningssysteem is gebruikt, overeenstemt met het document dat de persoon aan die grenswachter overlegt.

8.   Zelfbedieningssystemen en e-gates worden gebruikt onder toezicht van een grenswachter die oneigenlijk, frauduleus of abnormaal gebruik van het zelfbedieningssysteem, de e-gate, of beide, detecteert.

9.   Dit artikel laat onverlet dat lidstaten het gebruik van zelfbedieningssystemen, e-gates, of beide, kunnen toelaten voor grensoverschrijdingen van Unieburgers, van burgers van een Europese Vrijhandelsassociatie van de Europese Economische Ruimte, van Zwitserse burgers en van onderdanen van derde landen van wie de grensoverschrijding niet in het EES moet worden geregistreerd.

Artikel 8 quater

Normen voor geautomatiseerde grenscontrolesystemen

Voor zover mogelijk worden geautomatiseerde grenscontrolesystemen op zodanige wijze ontworpen dat zij door alle personen, met uitzondering van kinderen jonger dan 12 jaar, kunnen worden gebruikt. Zij worden ook op zodanige wijze ontworpen dat zij de menselijke waardigheid volledig eerbiedigen, met name in gevallen waarbij kwetsbare personen betrokken zijn. Indien de lidstaten besluiten geautomatiseerde grenscontrolesystemen te gebruiken, zorgen zij ervoor dat er voldoende personeel aanwezig is om personen te helpen bij het gebruik van deze systemen.

Artikel 8 quinquies

Nationale faciliteringsprogramma’s

1.   Iedere lidstaat kan een vrijwillig programma („het nationale faciliteringsprogramma”) opzetten om onderdanen van derde landen of onderdanen van een specifiek derde land die niet onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, de mogelijkheid te bieden bij het overschrijden van de buitengrens van een lidstaat gebruik te maken van de faciliteringen overeenkomstig lid 2.

2.   In afwijking van artikel 8, lid 3, onder a), hoeven bij de grondige controle bij inreis van de in lid 1 van dit artikel bedoelde onderdanen van derde landen die de buitengrens van een lidstaat overschrijden en toegang hebben gekregen tot het nationale faciliteringsprogramma, de aspecten als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder a), iv) en v), niet te worden onderzocht.

3.   De lidstaat voert een voorafgaand veiligheidsonderzoek uit van onderdanen van derde landen die een verzoek om toegang tot het nationale faciliteringsprogramma indienen, met name om te controleren of is voldaan aan de voorwaarden van lid 3.

Het voorafgaande veiligheidsonderzoek van deze onderdanen van derde landen wordt uitgevoerd door grenswachters, door visumautoriteiten als gedefinieerd in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 767/2008 of door immigratieautoriteiten als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 4, van de Verordening (EU) 2017/2226.

4.   De in lid 3 bedoelde autoriteiten verlenen een persoon enkel toegang tot het nationale faciliteringsprogramma indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de verzoeker voldoet aan de toegangsvoorwaarden zoals beschreven in artikel 6, lid 1;

b)

het overgelegde reisdocument en, in voorkomend geval, visum, visum voor verblijf van langere duur of de verblijfskaart is/zijn geldig en niet vals, nagemaakt of vervalst;

c)

de verzoeker toont de noodzaak van veelvuldig of regelmatig reizen aan, of motiveert zijn voornemen hiertoe;

d)

de verzoeker legt bewijs voor van zijn integriteit en betrouwbaarheid, en, indien van toepassing, van het rechtmatige gebruik van eerder afgegeven visa of visa met beperkte territoriale geldigheid, zijn bevredigende economische situatie in het land van herkomst en zijn werkelijke voornemen om het grondgebied van de lidstaten vóór het einde van de toegestane verblijfsduur te verlaten. Overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) 2017/2226 hebben de in lid 3 van dit artikel bedoelde autoriteiten toegang tot het EES om te verifiëren of de verzoeker niet eerder de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten heeft overschreden;

e)

de verzoeker toont het doel en de omstandigheden van de voorgenomen verblijven aan;

f)

de verzoeker beschikt over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van de voorgenomen verblijven als voor de terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of is in staat deze middelen rechtmatig te verwerven;

g)

het SIS wordt geraadpleegd.

5.   De eerste toegang tot het nationale faciliteringsprogramma wordt verleend voor ten hoogste één jaar en kan worden verlengd met ten hoogste vijf jaar of totdat de geldigheidsperiode van het reisdocument, van een afgegeven meervoudig visum, visum voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunning, naargelang welke het kortst is, is verstreken.

In geval van verlenging beoordeelt de lidstaat ieder jaar opnieuw de situatie van iedere onderdaan van een derde land die toegang heeft gekregen tot het nationale faciliteringsprogramma, om op basis van geactualiseerde informatie na te gaan of de betrokken onderdaan van een derde land nog steeds voldoet aan de in lid 4 vastgestelde voorwaarden. Deze nieuwe beoordeling kan worden uitgevoerd n het kader van de grenscontroles.

6.   Bij de grondige controles bij inreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, punten a) en b), en de grondige controles bij uitreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder g) moet ook worden geverifieerd of de onderdaan van het derde land over geldige toegang tot het nationale faciliteringsprogramma beschikt.

De grenswachters kunnen voor de onderdaan van het derde land aan wie toegang tot het nationale faciliteringsprogramma is verleend bij inreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, punten a) en b), en bij uitreis overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder g), de verificatie verrichten zonder de biometrische gegevens elektronisch te vergelijken maar door de gezichtsopname die op de elektronische gegevensdrager (chip) is opgeslagen en de gezichtsopname van het persoonlijk EES-dossier van de onderdaan van een derde land te vergelijken met diens gezicht. Er wordt steekproefsgewijs en op basis van een risicoanalyse een volledige verificatie verricht.

7.   De in lid 3 bedoelde autoriteiten trekken de aan een onderdaan van een derde land verleende toegang tot het nationale faciliteringsprogramma onverwijld in als blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden om toegang tot dat programma te krijgen, of als blijkt dat niet langer is voldaan aan de voorwaarden.

8.   Bij het verifiëren overeenkomstig lid 3 of de verzoeker voldoet aan de voorwaarden als omschreven in lid 4, wordt bijzondere aandacht besteed aan de vraag of de verzoeker een risico van illegale immigratie of een risico voor de veiligheid van een van de lidstaten vormt en of de verzoeker het voornemen heeft het grondgebied van de lidstaten tijdens het toegestane verblijf te verlaten.

Bij de beoordeling van de middelen van bestaan voor de voorgenomen verblijven wordt rekening gehouden met de duur en het doel van de voorgenomen verblijven, alsmede met de gemiddelde prijzen voor onderdak in de betrokken lidstaten, bepaald op basis van een goedkoop verblijf en aan de hand van de door elk van de lidstaten overeenkomstig artikel 39, lid 1, onder c), vastgestelde richtbedragen. Een bewijs van garantstelling of particuliere huisvesting, of van beide, kan eveneens de toereikendheid van de middelen van bestaan aantonen.

Bij de behandeling van een verzoek worden met name de echtheid en de betrouwbaarheid van de overgelegde documenten, alsmede de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verzoeker onderzocht. Indien de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een aanvraag, twijfels heeft over de verzoeker, zijn verklaringen of de door hem verstrekte bewijsstukken, kan deze andere lidstaten raadplegen alvorens een beslissing over het verzoek te nemen.

9.   Twee of meer lidstaten die hun eigen nationaal faciliteringsprogramma’s hebben opgesteld overeenkomstig dit artikel, kunnen onderling een overeenkomst sluiten zodat de begunstigden van hun nationale faciliteringsprogramma’s de faciliteringen genieten die worden erkend door de andere nationale faciliteringsprogramma’s. Binnen een maand na sluiting van de overeenkomst wordt een kopie van de overeenkomst aan de Commissie toegezonden.

10.   Wanneer zij een nationaal faciliteringsprogramma opzetten, zorgen de lidstaten ervoor dat hun besturingssysteem voor het programma beantwoordt aan de normen inzake gegevensbeveiliging van artikel 43 van Verordening (EU) 2017/2226. De lidstaten verrichten een degelijke beoordeling van de risico’s voor de informatiebeveiliging en de verantwoordelijkheden inzake beveiliging worden duidelijk vastgesteld voor alle fasen van het proces.

11.   De Commissie zendt vóór afloop van het derde jaar van de toepassing van dit artikel het Europees Parlement en de Raad een evaluatie van de uitvoering ervan toe. Op basis van die evaluatie kunnen het Europees Parlement en de Raad de Commissie verzoeken een voorstel te doen voor de instelling van een Unieprogramma voor onderdanen van derde landen die frequent reizen en aan een voorafgaand veiligheidsonderzoek worden onderworpen.”.

6)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Zelfs in geval van versoepeling van de grenscontroles voert de grenswachter de gegevens in het EES in, overeenkomstig artikel 6 bis. Indien de gegevens niet elektronisch kunnen worden ingevoerd, gebeurt dit handmatig.”.

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„3 bis.   Indien het wegens een technisch probleem niet mogelijk is om gegevens in te voeren in het centrale systeem van het EES of bij storing in het centrale systeem van het EES, zijn alle volgende bepalingen van toepassing:

i)

in afwijking van artikel 6 bis van deze verordening worden de gegevens als bedoeld in de artikelen 16 tot en met 20 van Verordening (EU) 2017/2226 tijdelijk opgeslagen in de nationale uniforme interface als gedefinieerd in artikel 7 van die verordening. Als dit niet mogelijk is, worden de gegevens tijdelijk lokaal opgeslagen in een elektronisch format. In beide gevallen worden de gegevens zodra het technische probleem of de storing is verholpen, in het centrale systeem van het EES ingevoerd. De lidstaten nemen passende maatregelen en zorgen voor de nodige infrastructuur, uitrusting en middelen om te garanderen dat deze tijdelijke lokale opslag op elk moment en in elke grensdoorlaatpost kan worden verricht;

Onverminderd de verplichting grenscontroles te verrichten uit hoofde van deze verordening gaat de grensautoriteit, in de uitzonderlijke omstandigheid waarin het wegens een technisch probleem niet mogelijk is gegevens in te voeren in het centrale systeem van het EES en in de nationale uniforme interface, en waarin het wegens een technisch probleem niet mogelijk is de gegevens tijdelijk lokaal op te slaan in elektronisch formaat, over tot het handmatig opslaan van de inreis- en uitreisgegevens overeenkomstig de artikelen 16 tot en met 20 van Verordening (EU) 2017/2226, met uitzondering van biometrische gegevens, en brengt zij een stempel van inreis of uitreis aan in het reisdocument van de onderdaan van een derde land. De gegevens worden zodra het technisch gezien mogelijk is, ingevoerd in het centrale systeem van het EES.

Lidstaten die in uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in de tweede alinea van dit punt overgaan tot het afstempelen van reisdocumenten, stellen de Commissie hiervan in kennis, overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226;

ii)

in afwijking van artikel 8, lid 3, onder a), iii), en artikel 8, lid 3, onder g), iv) van deze verordening, wordt van onderdanen van derde landen die houder zijn van een visum als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b), indien dat technisch mogelijk is, de identiteit van de houder van het visum geverifieerd, door middel van rechtstreekse raadpleging van het VIS overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 767/2008.”.

7)

In artikel 10 worden de volgende leden ingevoegd:

„3 bis.   Indien de lidstaten besluiten gebruik te maken van e-gates, zelfbedieningssystemen of geautomatiseerde grenscontrolesystemen, gebruiken zij de in bijlage III, deel D, bedoelde borden om de desbetreffende doorgangen aan te duiden.

3 ter.   Indien de lidstaten besluiten een nationaal faciliteringsprogramma op te zetten overeenkomstig artikel 8 quinquies, kunnen zij besluiten om voor de onder dat nationaal faciliteringsprogramma vallende onderdanen van derde landen specifieke doorgangen te gebruiken. Zij gebruiken de in bijlage III, deel E, bedoelde borden om de desbetreffende doorgangen aan te duiden.”.

8)

Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

Afstempeling van de reisdocumenten

1.   Indien het nationale recht daarin uitdrukkelijk voorziet, kan een lidstaat bij inreis en uitreis het reisdocument afstempelen van onderdanen van derde landen die houder zijn van een door die lidstaat afgegeven verblijfsvergunning of visum voor verblijf van langere duur.

2.   De reisdocumenten van onderdanen van een derde land die houder zijn van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 693/2003 afgegeven doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers worden bij inreis en uitreis afgestempeld. Bovendien worden de reisdocumenten van onderdanen van een derde land die houder zijn van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 693/2003 afgegeven geldig doorreisfaciliteringsdocument en die hun doorreis per trein maken zonder op het grondgebied van een lidstaat uit te stappen, bij inreis en uitreis afgestempeld.

3.   De reisdocumenten van onderdanen van een derde land worden afgestempeld bij inreis en uitreis wanneer deze onderdaan het grondgebied van een lidstaat die het Schengenacquis nog niet volledig toepast maar die het EES gebruikt, inreist of uitreist op grond van een nationaal visum voor kort verblijf voor één of twee binnenkomsten.

4.   De praktische regelingen voor het afstempelen zijn opgenomen in bijlage IV.”.

9)

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

Vermoeden betreffende vervulling van voorwaarden inzake de duur van het korte verblijf

1.   Onverminderd artikel 12 bis kunnen de bevoegde autoriteiten, indien voor een onderdaan van een derde land die zich op het grondgebied van een van de lidstaten bevindt, in het EES geen persoonlijk dossier is aangemaakt, of indien aan de inreis-uitreisnotitie van die onderdaan van een derde land geen uitreisdatum is toegevoegd na de datum waarop de toegestane verblijfsduur is verstreken, hieraan het vermoeden verbinden dat die onderdaan van een derde land niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden inzake de duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten.

2.   Het in lid 1 van dit artikel bedoelde vermoeden geldt niet wanneer een onderdaan van een derde land op enigerlei wijze geloofwaardige bewijsmiddelen overlegt waaruit blijkt dat hij onder het recht van de Unie inzake vrij verkeer valt of houder is van een verblijfsvergunning of een visum voor verblijf van langere duur. Indien van toepassing wordt artikel 35 van Verordening (EU) 2017/2226 toegepast.

3.   Het in lid 1 bedoelde vermoeden kan worden weerlegd wanneer de onderdaan van een derde land op enigerlei wijze geloofwaardige bewijsmiddelen overlegt, zoals vervoerbewijzen of bewijzen van zijn aanwezigheid buiten het grondgebied van de lidstaten of van de vervaldatum van een vorige verblijfsvergunning of vorig visum voor verblijf van langere duur, waaruit blijkt dat hij de voorwaarden inzake de duur van een kort verblijf heeft nageleefd.

Indien het vermoeden wordt weerlegd, maken de bevoegde autoriteiten, indien nodig, een persoonlijk dossier aan in het EES of noteren zij in het EES de datum en de plaats van overschrijding, door de onderdaan van een derde land, van de buitengrens van een lidstaat of van de binnengrens van een lidstaat die het Schengenacquis nog niet volledig toepast maar die het EES gebruikt, overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) 2017/2226;

4.   Indien het in lid 1 bedoelde vermoeden niet wordt weerlegd, kan overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (*7) worden overgegaan tot de terugkeer van een onderdaan van een derde land die zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt.

Een onderdaan van een derde land die onder het Unierecht inzake vrij verkeer valt, kan slechts worden teruggezonden overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG.

10)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 12 bis

Overgangsperiode en overgangsmaatregelen

1.   Gedurende een periode van 180 dagen vanaf de ingebruikneming van het EES, teneinde bij in- en uitreis te verifiëren of personen die voor een kort verblijf zijn toegelaten, de maximale duur van het toegestane verblijf niet hebben overschreden en, in voorkomend geval, bij inreis te verifiëren of personen het aantal inreizen dat is toegestaan door het visum voor een of twee inreizen niet hebben overschreden, houden de grenswachters rekening met de verblijven op het grondgebied van de lidstaten in de periode van 180 dagen voorafgaand aan de inreis of uitreis, door naast de in het EES opgeslagen inreis- en uitreisgegevens ook de stempels in de reisdocumenten te controleren.

2.   Indien een persoon het grondgebied van de lidstaten is binnengekomen en het nog niet vóór de ingebruikneming van het EES heeft verlaten, wordt bij uitreis van de persoon in het EES een persoonlijk dossier aangemaakt en wordt de datum van inreis in de inreis-uitreisnotitie ingevoerd overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226. De toepassing van dit lid wordt niet beperkt tot de in lid 1 bedoelde periode van 180 dagen vanaf de ingebruikneming van het EES. Indien de datum van de inreisstempel en de in het EES geregistreerde datum van elkaar verschillen, heeft de datum van de inreisstempel voorrang.”.

11)

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Gegevens inzake onderdanen van derde landen aan wie toegang voor een kort verblijf is geweigerd, worden overeenkomstig artikel 6 bis, lid 2, van deze verordening en artikel 18 van Verordening (EU) 2017/2226 in het EES geregistreerd.”

b)

In lid 3 wordt de derde alinea vervangen door:

„Indien de beroepsprocedure tot de conclusie leidt dat de beslissing tot weigering van toegang ongegrond was, heeft de betrokken onderdaan van een derde land, onverminderd een eventuele naar nationaal recht toegekende schadeloosstelling, recht op correctie van de in het EES ingevoerde informatie of van de geannuleerde inreisstempel, of van beide, en op schrapping van andere annuleringen of toevoegingen, door de lidstaat die de toegang heeft geweigerd.”.

12)

In artikel 20 wordt lid 1, onder a), vervangen door:

„a)

Staatshoofden, regeringsleiders en leden van de nationale regering met de hen vergezellende echtgenoten, en leden van hun officiële delegatie, vorsten en andere vooraanstaande leden van een koninklijke familie;”.

13)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 42 bis

Overgangsmaatregelen voor de lidstaten die het EES nog niet gebruiken

1.   De reisdocumenten van onderdanen van derde landen die de grenzen van de in artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde lidstaten overschrijden, worden systematisch afgestempeld bij inreis en bij uitreis.

De reisdocumenten van de in deze verordening, artikel 6 bis, lid 1, onder b) en c), bedoelde onderdanen van derde landen die de grenzen van de in artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde lidstaten overschrijden, worden systematisch afgestempeld bij inreis en bij uitreis.

Deze verplichting tot afstempeling is eveneens van toepassing indien de grenscontroles worden versoepeld overeenkomstig artikel 9 van deze verordening.

2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt geen stempel aangebracht op de reisdocumenten van onderdanen van derde landen als bedoeld in artikel 6 bis, lid 3, onder a), onder b) en onder f), artikel 6 bis, lid 3, onder g), i), ii), iii) en vii) en artikel 6 bis, lid 3, onder j).

3.   De bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de in het EES opgeslagen inreis- en uitreisgegevens en op het ontbreken van die gegevens in het EES, zijn van overeenkomstige toepassing op de inreis- en/of uitreisstempels, met name wat betreft artikel 8, lid 3, onder a), iii bis), en iv), artikel 8 quinquies, lid 4, onder d) en artikel 12.

4.   Wanneer een vermoeden met betrekking tot de vervulling van de voorwaarden inzake de duur van het verblijf wordt weerlegd overeenkomstig artikel 12, lid 2, heeft de onderdaan van het derde land die aanwezig is op het grondgebied van een lidstaat die het EES nog niet gebruikt, recht op invoering in zijn reisdocument van de datum en van de plaats van overschrijding van de buiten- of binnengrens van de betrokken lidstaat. Aan de onderdaan van een derde land kan ook een formulier als weergegeven in bijlage VIII worden afgegeven.

5.   De bepalingen inzake afstempeling als vastgelegd in bijlage IV zijn van toepassing.

6.   De reisdocumenten van onderdanen van derde landen aan wie de toegang voor een kort verblijf wordt geweigerd aan de grens van een in artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde lidstaat, worden afgestempeld door die lidstaat. De afstempeling wordt verricht overeenkomstig de specifieke voorschriften van bijlage V, deel A, punt 1 quinquies.

7.   De in de leden 1 tot en met 6 bedoelde afstempelverplichtingen zijn van toepassing tot de datum dat het EES in de betrokken lidstaat in gebruik is genomen.”.

14)

De bijlagen III, IV, V en VII worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Deze verordening is van toepassing vanaf de datum waarop het EES in werking moet treden, zoals bepaald door de Commissie overeenkomstig artikel 66 van Verordening (EU) 2017/2226.

3.   In afwijking van lid 2 van dit artikel is deze verordening vanaf de datum van hun aansluiting op het EES overeenkomstig artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226, van toepassing op de in artikel 66, lid 3, van die verordening bedoelde lidstaten die het EES nog niet gebruiken. In afwachting van hun aansluiting op het EES zijn op deze lidstaten de overgangsbepalingen inzake afstempeling van reisdocumenten van toepassing die zijn vastgelegd in artikel 42 bis van Verordening (EU) 2016/399.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 30 november 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  PB C 487 van 28.12.2016, blz. 66.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 25 oktober 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 november 2017.

(3)  Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (zie bladzijde 20 van dit Publicatieblad).

(5)  Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5).

(6)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(7)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(8)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(9)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(10)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(11)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(12)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(13)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(14)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(15)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(*1)  Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20).”.

(*2)  Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).”;

(*3)  Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PB L 157 van 27.5.2014, blz. 1).

(*4)  Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21).

(*5)  Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (PB L 405 van 30.12.2006, blz. 1).

(*6)  Verordening (EG) nr. 693/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot invoering van een specifiek doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en een doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) en tot wijziging van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 99 van 17.4.2003, blz. 8).”.

(*7)  Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348, 24.12.2008, blz. 98).”.


BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EU) 2016/399 worden als volgt gewijzigd:

1)

Aan bijlage III worden de volgende delen toegevoegd:

„DEEL D

Deel D1: doorgangen met geautomatiseerde grenscontrole voor EU/EER/CH-burgers

Image Image

Sterren niet vereist voor Zwitserland, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland

Deel D2: doorgangen met geautomatiseerde grenscontrole voor onderdanen van derde landen

Image Image

Deel D3: doorgangen met geautomatiseerde grenscontrole voor alle paspoorten

Image Image

Deel E: doorgangen voor geregistreerde reizigers

Image

2)

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1 wordt vervangen door:

„1.

De reisdocumenten van een onderdaan van een derde land die houder is van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 693/2003 afgegeven doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers worden bij inreis en uitreis afgestempeld. De reisdocumenten van een onderdaan van een derde land die houder is van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 693/2003 afgegeven geldig doorreisfaciliteringsdocument en die zijn doorreis per trein maakt zonder op het grondgebied van een lidstaat uit te stappen, worden ook bij inreis en uitreis afgestempeld. Indien de nationale wet daarin uitdrukkelijk voorziet, kan een lidstaat bovendien overeenkomstig artikel 11 van deze verordening bij inreis en bij uitreis het reisdocument afstempelen van een onderdaan van een derde land die houder is van een door die lidstaat afgegeven verblijfsvergunning of een visum voor verblijf van langere duur.

De reisdocumenten van een onderdaan van een derde land worden afgestempeld bij inreis en uitreis wanneer deze onderdaan het grondgebied van een lidstaat die het Schengenacquis nog niet volledig toepast maar die het EES gebruikt, inreist of uitreist op grond van een nationaal visum voor kort verblijf voor één of twee binnenkomsten.”;

b)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„1 bis.

Die stempels worden nader gespecificeerd in Besluit SCH/Com-ex (94) 16 herz. van het Uitvoerend Comité Schengen en in document SCH/Gem-Handb (93) 15 (CONFIDENTIAL).”;

c)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„2 bis.

In geval van inreis en uitreis van onderdanen van derde landen die aan de visumplicht en aan verplichte afstempeling zijn onderworpen, wordt het stempel aangebracht op de bladzijde tegenover de bladzijde waarop het visum is aangebracht. Als die bladzijde niet bruikbaar is, wordt het stempel evenwel op de volgende bladzijde aangebracht. Er mogen geen stempels worden aangebracht in de machineleesbare zone.”;

d)

punt 3 wordt geschrapt.

3)

Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:

a)

Deel A wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 1, onder b), wordt vervangen door:

„b)

voor onderdanen van derde landen van wie de inreis voor een kort verblijf is geweigerd, overeenkomstig artikel 6 bis, lid 2, van deze verordening en artikel 18 van Verordening (EU) 2017/2226 de gegevens inzake de weigering van toegang in het EES invoeren;”;

ii)

punt 1, onder d), wordt vervangen door:

„d)

voor onderdanen van derde landen van wie de weigering van toegang niet in het EES wordt geregistreerd, in het paspoort een inreisstempel aanbrengen, die met een kruis in zwarte onuitwisbare inkt wordt doorgehaald, en vermeldt hij aan de rechterkant de redenen voor de weigering van toegang door, eveneens in onuitwisbare inkt, de dienovereenkomstige letter(s) van het standaardformulier voor weigering van toegang als vermeld in deel B van deze bijlage aan te brengen. Bovendien neemt de grenswachter voor deze categorie personen iedere weigering van toegang in een register of in een lijst op, met vermelding van de identiteiten de nationaliteit van de betrokken onderdaan van een derde land, de referenties van het grensoverschrijdingsdocument en de reden voor en de datum van weigering van toegang.”;

iii)

aan punt l wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De praktische regelingen voor het afstempelen zijn opgenomen in bijlage IV.”;

b)

in deel B, wordt het „Standaardformulier voor weigering van toegang aan de grens” als volgt gewijzigd:

i)

na letter (I), wordt de volgende tekst toegevoegd:

„J)

heeft geweigerd de biometrische gegevens te verstrekken die nodig zijn voor:

het aanleggen van het persoonlijk dossier in het inreis-uitreissysteem,

het verrichten van de grenscontroles.”;

ii)

onder „Opmerkingen” wordt de volgende tekst toegevoegd:

„—

(te vermelden door de grenswacht indien de gegevens in het inreis-uitreissysteem worden opgeslagen)

De betrokkene wordt hierbij meegedeeld dat zijn persoonsgegevens en informatie over deze weigering van toegang overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2017/2226 in het inreis-uitreissysteem worden ingevoerd.

Overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) 2017/2226 heeft de betrokkene het recht de gegevens te verkrijgen die over hem in het inreis-uitreissyteem zijn opgeslagen en kan hij verzoeken dat hem betreffende onjuiste gegevens worden gerectificeerd en dat onrechtmatig opgeslagen gegevens worden gewist.”.

4)

In bijlage VII wordt punt 1 vervangen door:

„1.

Staatshoofden, regeringsleiders en leden van de nationale regering met hen vergezellende echtgenoten, en leden van hun officiële delegatie, en vorsten en andere vooraanstaande leden van een koninklijke familie

In afwijking van artikel 6 en de artikelen 8 tot en met 14 worden staatshoofden, regeringsleiders en leden van de nationale regering met hen vergezellende echtgenoten, en leden van hun officiële delegatie, en vorsten en andere vooraanstaande leden van een koninklijke familie die door de regering van een lidstaat of door een internationale organisatie om officiële redenen werden uitgenodigd en wier aankomst en vertrek langs diplomatieke weg officieel is aangekondigd, niet aan grenscontrole onderworpen.”.


Top