This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32001L0109
Directive 2001/109/EC of the European Parliament and of the Council of 19 December 2001 concerning the statistical surveys to be carried out by the Member States in order to determine the production potential of plantations of certain species of fruit trees
Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende door de lidstaten uit te voeren statistische enquêtes voor de vaststelling van het productiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen
Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende door de lidstaten uit te voeren statistische enquêtes voor de vaststelling van het productiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen
PB L 13 van 16.1.2002, p. 21–24
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2011; opgeheven door 32011R1337
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Repeal | 31976L0625 | 16/04/2002 |
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Modified by | 12003TN02/10 | vervanging | bijlage | 01/05/2004 | |
Modified by | 32006D0128 | vervanging | bijlage | 03/02/2006 | |
Modified by | 32006L0110 | wijziging | bijlage | 01/01/2007 | |
Modified by | 32008D0690 | vervanging | bijlage | DATEFF | |
Modified by | 32009R0219 | vervanging | artikel 4.2 | 20/04/2009 | |
Modified by | 32009R0219 | vervanging | artikel 1.2L3 | 20/04/2009 | |
Modified by | 32009R0219 | vervanging | artikel 3.4 | 20/04/2009 | |
Modified by | 32009R0219 | vervanging | artikel 8 | 20/04/2009 | |
Modified by | 32009R0219 | vervanging | artikel 2.2 | 20/04/2009 | |
Repealed by | 32011R1337 |
Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende door de lidstaten uit te voeren statistische enquêtes voor de vaststelling van het productiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen
Publicatieblad Nr. L 013 van 16/01/2002 blz. 0021 - 0024
Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende door de lidstaten uit te voeren statistische enquêtes voor de vaststelling van het productiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285, Gezien het voorstel van de Commissie(1), Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2), Overwegende hetgeen volgt: (1) Om haar taken uit het Verdrag en de communautaire voorschriften betreffende de gemeenschappelijke ordening van de markten in de sector groenten en fruit te kunnen vervullen, moet de Commissie kunnen beschikken over nauwkeurige informatie over het productiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen in de Gemeenschap, alsmede over prognoses op middellange termijn van de productie en van het marktaanbod. Zij vervult deze taken momenteel in het kader van Richtlijn 76/625/EEG van de Raad van 20 juli 1976 betreffende de door de lidstaten te houden statistische enquêtes, teneinde het productiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen vast te stellen(3). Ter gelegenheid van nieuwe wijzigingen, is het duidelijkheidshalve raadzaam die richtlijn in te trekken en door de onderhavige richtlijn te vervangen. (2) Het is nuttig dat in alle lidstaten tegelijkertijd, volgens dezelfde criteria en met een vergelijkbare nauwkeurigheid, enquêtes naar het met fruitbomen van dezelfde soort beplante areaal worden gehouden. Nieuwe aanplantingen bereiken pas na enkele jaren hun volle rendement. De enquêtes moeten derhalve om de vijf jaar opnieuw worden gehouden, zodat betrouwbare gegevens over het productiepotentieel worden verkregen, die rekening houden met de fruitbomen die nog niet productief zijn. (3) In iedere lidstaat dienen voor elke fruitsoort op uniforme wijze gegevens te worden verzameld over de belangrijkste variëteiten, waarbij ernaar gestreefd wordt de onderverdeling naar variëteiten zo ver door te voeren als noodzakelijk is. (4) De ervaring met de voorgaande enquêtes naar het fruitbomenareaal leert dat een zekere soepelheid moet worden betracht wat de door de lidstaten gebruikte enquêtemethoden betreft, waarbij de vergelijkbaarheid van de gegevens tussen de lidstaten evenwel gewaarborgd moet blijven. (5) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden - te weten over betrouwbare en volledige statistieken over het productiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen in de Gemeenschap en over prognoses op middellange termijn van de productie en van het communautaire aanbod te beschikken - niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en, vanwege de gevolgen van het optreden, derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. (6) De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(4), HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 1. De lidstaten houden in 2002 en vervolgens om de vijf jaar enquêtes naar het met bepaalde soorten fruitbomen beplante areaal op hun grondgebied. 2. De enquête heeft betrekking op de volgende soorten: a) tafelappelen; b) tafelperen; c) perziken; d) abrikozen; e) sinaasappelen; f) citroenen; g) kleine citrusvruchten. De soorten waarnaar de enquête in de diverse lidstaten moet worden gehouden, zijn opgenomen in de tabel die als bijlage is bijgevoegd. De lijst van die soorten, alsmede de tabel die als bijlage is bijgevoegd, kunnen overeenkomstig de procedure van artikel 8, lid 2, worden gewijzigd. De vaststelling van het areaal fruitbomen met uitsluitend andere variëteiten appelen en peren dan tafelappelen en tafelperen, is facultatief. 3. Het waarnemingsgebied van de enquête omvat alle bedrijven met een fruitbomenareaal, voorzover de productie daarvan volledig of in hoofdzaak voor de markt bestemd is. De enquête heeft betrekking op zuivere teelten en gemengde teelten, dat wil zeggen teelten van fruitbomen van meerdere van de in lid 2, eerste alinea, bedoelde soorten of van een of meer van deze soorten gemengd met andere soorten. 4. De enquête kan worden gehouden in de vorm van een volledige telling dan wel als aselecte steekproef, volgens de in artikel 3 genoemde criteria. Artikel 2 1. De in artikel 1 bedoelde enquêtes worden zo opgezet dat de resultaten volgens verschillende combinaties van de volgende kenmerken kunnen worden weergegeven: A. Fruitvariëteiten: Per fruitsoort worden, in volgorde van belangrijkheid, zoveel variëteiten vermeld, dat per lidstaat ten minste 80 % van het gehele met de desbetreffende soort beplante areaal, onderverdeeld naar variëteiten, wordt vastgesteld en worden in elk geval alle variëteiten vermeld die ten minste 3 % van het gehele met de desbetreffende fruitsoorten beplante areaal beslaan. B. Leeftijd van de bomen: De leeftijd van de bomen moet worden vastgesteld op grond van de periode van aanplanting op het terrein. Het plantseizoen van het najaar tot het voorjaar geldt als één periode. C. Beplant areaal, aantal bomen en plantdichtheid: De plantdichtheid kan rechtstreeks worden vastgesteld dan wel aan de hand van een berekening op grond van het beplante areaal. 2. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8, lid 2. Artikel 3 1. In geval van een steekproefenquête bestrijkt de steekproef ten minste 95 % van het fruitbomenareaal. Voor de niet door de steekproeven bestreken arealen wordt een schatting gemaakt. 2. De lidstaten nemen alle maatregelen opdat in geval van steekproefenquêtes de steekproeffout voor het gehele nationale areaal fruitbomen van elke soort bij een betrouwbaarheidsgraad van 68 %, maximaal 3 % bedraagt. 3. De lidstaten nemen passende maatregelen om de waarnemingsfouten voor het gehele met fruitbomen beplante areaal van elke soort te beperken en zo nodig te schatten. 4. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8, lid 2. Artikel 4 1. De lidstaten dienen de enquêteresultaten zo spoedig mogelijk en in ieder geval uiterlijk op 1 oktober van het jaar volgend op het jaar waarin de enquête is gehouden, bij de Commissie in. 2. De in lid 1 bedoelde resultaten worden voor ieder productiegebied afzonderlijk verstrekt. De grenzen van de voor de lidstaten op te nemen productiegebieden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8, lid 2. 3. De geconstateerde waarnemingsfouten en de steekproeffouten, als bedoeld in artikel 3, worden gemeld vóór 1 oktober van het jaar, volgende op het jaar waarin de enquête is gehouden. 4. De lidstaten dienen bij de Commissie uiterlijk op 1 oktober van het jaar volgend op het jaar waarin de enquête is gehouden een methodologisch verslag in over de uitvoering van de enquête. Artikel 5 De lidstaten die beschikken over jaarlijkse gegevens: a) over het areaal van op hun grondgebied gerooide fruitbomen; b) over nieuwe aanplantingen van fruitbomen op hun grondgebied; dienen deze gegevens uiterlijk op 31 oktober van het jaar volgend op het referentiejaar bij de Commissie in. Artikel 6 De Commissie bestudeert in overleg en voortdurende samenwerking met de lidstaten: a) de ingediende resultaten, b) de technische problemen die zich hebben voorgedaan, in het bijzonder bij de voorbereiding en uitvoering van de enquêtes, c) de betekenis van de enquêteresultaten. Artikel 7 De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad binnen één jaar na mededeling van de resultaten door de lidstaten een verslag in over de met de enquêtes opgedane ervaring. Artikel 8 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, ingesteld bij Besluit 72/279/EEG van de Raad(5). 2. Indien naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, onder inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt bepaald op drie maanden. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. Artikel 9 Richtlijn 76/625/EEG wordt per 16 april 2002 ingetrokken. Verwijzingen naar Richtlijn 76/625/EEG worden beschouwd als verwijzingen naar deze richtlijn. Artikel 10 De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 16 april 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. Artikel 11 Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 12 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, 19 december 2001. Voor het Europees Parlement De voorzitster N. Fontaine Voor de Raad De voorzitter A. Neyts-Uyttebroeck (1) PB C 96 E van 27.3.2001, blz. 212. (2) Advies van het Europees Parlement van 13 juni 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 8 november 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van het Europees Parlement van 11 december 2001. (3) PB L 218 van 11.8.1976, blz. 10. (4) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. (5) PB L 179 van 7.8.1972, blz. 1. BIJLAGE SOORTEN WAARNAAR IN DE DIVERSE LIDSTATEN EEN ENQUÊTE MOET WORDEN GEHOUDEN >RUIMTE VOOR DE TABEL>