Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2001_270_E_0119_01

    Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een gemeenschappelijke onderneming Galileo (COM(2001) 336 def. — 2001/0136(CNS))

    PB C 270E van 25.9.2001, p. 119–124 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52001PC0336

    Voorstel voor een Verordening van de Raad tot oprichting van een gemeenschappelijke onderneming GALILEO /* COM/2001/0336 def. - CNS 2001/0136 */

    Publicatieblad Nr. 270 E van 25/09/2001 blz. 0119 - 0124


    Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot oprichting van een gemeenschappelijke onderneming GALILEO

    (ingediend door de Commissie)

    TOELICHTING

    1. Het GALILEO-programma voor satellietnavigatie

    Satellietnavigatie is een technologie die erop gebaseerd is dat satellieten in een baan om de aarde uiterst nauwkeurige tijdssignalen uitzenden. Een ontvanger die dergelijke signalen van meerdere satellieten in een bepaalde constellatie opvangt, kan aan de hand daarvan te allen tijde zeer nauwkeurig niet alleen het exacte uur, maar ook zijn positie bepalen, zowel in lengte- en breedtegraden als in hoogte.

    Deze technologie kent een steeds toenemend succes en vindt nog elke dag nieuwe toepassingen. Het gebruik ervan en de markt ervoor bestrijken de meest uiteenlopende activiteiten, zowel in de publieke als in de particuliere sector. Er zijn reeds toepassingen in vele sectoren, zoals het vervoer (positiebepaling en snelheidsbepaling van voertuigen, verzekeringen enz.), telecommunicatie (signalen voor de integratie van netwerken, koppelingen tussen netwerken van banken, verbinding van elektriciteitsnetten), douanediensten (onderzoeken te velde, ...) of de landbouw (geografische informatiesystemen).

    Deze technologie heeft derhalve een onmiskenbaar strategisch belang en kan aanzienlijk economisch voordeel opleveren.

    Nu zijn op dit ogenblik alleen de Verenigde Staten, met het GPS-systeem, en Rusland, met het GLONASS-systeem, actief op dit terrein. Deze beide systemen worden gefinancierd en beheerd door de militairen, hetgeen met name ten gevolge heeft dat hun signalen op elk ogenblik kunnen worden onderbroken of verzwakt ter wille van de defensiebelangen van deze beide landen.

    De Europese Unie kan het zich niet permitteren op een zo strategisch gebied volledig afhankelijk te zijn van derde landen.

    Daarom heeft de Commissie, bij wie de kwestie door de Raad in maart 1998 is aangekaart, in haar mededeling van 10 februari 1999 [1] een autonoom programma voor satellietnavigatie gepresenteerd, onder de naam GALILEO, waarvan een ontwikkeling in vier fasen werd voorgesteld: ontwerp in 2000, ontwikkeling tot in 2005, stationering tot in 2007 en tenslotte ingebruikneming en exploitatie na 2007.

    [1] COM(1999)54 def. van 10.2.1999.

    Op de Europese Raden van Keulen in 1999 en van Feira en Nice in 2000 werd het strategische belang van GALILEO onderstreept.

    In zijn resolutie van 19 juli 1999 [2] beklemtoonde de Raad dat niet alleen een positieve impuls moest worden gegeven aan onze bedrijven en diensten, maar dat tevens de onafhankelijkheid van Europa op het gebied van een zo belangrijke sleuteltechnologie moest worden veiliggesteld, en verzocht hij daarom de Commissie een wereldwijd systeem voor civiel gebruik te ontwikkelen, dat door de civiele overheid wordt beheerd en dat een significante meerwaarde oplevert in vergelijking met de bestaande systemen, maar daarmee wel compatibel is.

    [2] PBEG C 221 van 3.8.1999, blz. 1.

    De ontwikkeling van een satellietnavigatiesysteem is opgenomen in het vierde en het vijfde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, waardoor de financiering van de eerste onderzoekcontracten en haalbaarheidsstudies mogelijk is gemaakt.

    Aanvullend hebben het Europees Parlement en de Raad in hun Beschikking van 23 juli 1996 [3] betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet positionerings- en navigatiesystemen aangewezen als integrerende onderdelen van het net en projecten die er verband mee houden als projecten van gemeenschappelijk belang.

    [3] Beschikking 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad - PBEG L 228 van 9.9.1996.

    De steun met middelen van de trans-Europese vervoersnetwerken was met name gebaseerd op artikel 4, onder g), van de eerder genoemde Beschikking van 23 juli 1996, die precies in de mogelijkheid voorziet om onderzoek- en ontwikkelingsacties te financieren.

    In de verordening van 19 juli 1999 [4] betreffende de financiering van de trans-Europese vervoersnetwerken hebben de beide genoemde instellingen ook de communautaire participatiegraad in positionerings- en navigatieprojecten verhoogd tot 20%, en er een duidelijke voorkeur voor uitgesproken.

    [4] Verordening (EG) nr. 1655/99 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 - PBEG L 197 van 29.7.1999.

    Met de steun van een groot aantal staten uit alle continenten die de ontwikkeling van GALILEO als met de bestaande systemen compatibel Europees systeem toejuichten, heeft de Europese Gemeenschap ervoor gezorgd dat op de Wereldconferentie voor radiocommunicatie van mei 2000 in Istanboel de vereiste frequenties gereserveerd werden.

    Tijdens de ontwerpfase, die einde 2000 is afgesloten, hebben de Commissie en het Europees Ruimte-Agentschap een zeer groot deel van de Europese ruimtevaartindustrie alsmede een aantal potentiële verstrekkers van diensten gemobiliseerd om de krachtlijnen van het project vast te stellen.

    De ontwikkelingsfase (2001-2005) moet voor een bedrag van 1,1 miljard euro gefinancierd worden met publieke middelen, die thans reeds in gelijke delen geprogrammeerd zijn op de begrotingen van de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimte-Agentschap. Om deze fase tot een goed einde te brengen, dient een structuur in het leven te worden geroepen die eenheid in het beheer van het programma waarborgt.

    De gemeenschappelijke onderneming dient toe te zien op het goede verloop van het programma en op het feit dat de inspanningen op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling worden volgehouden. Tevens moet zij de vereiste publieke en particuliere financiële middelen bijeenbrengen en voorbereiden hoe de stationerings- en exploitatiefase zullen worden beheerd, hetgeen onder meer haar eigen omzetting in een andere rechtsvorm, wellicht een Europese vennootschap, veronderstelt. Het Europees Ruimte-Agentschap zal via zijn facultatieve navigatieprogramma aan deze ontwikkelingsfase bijdragen en een specifieke verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van deze fase voor wat betreft onderzoek en ontwikkeling voor het ruimtesegment en het grondsegment van het systeem.

    Dit is op ondubbelzinnige manier bevestigd door de Europese Raad van Stockholm (23 en 24 maart 2001). Die "nodigt de Raad uit de regelingen te definiëren die nodig zijn voor het starten van de volgende fase van het project, waaronder ook de vaststelling van een gemeenschappelijke en efficiënte managementstructuur vóór het einde van 2001, die de vorm kan hebben van een gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 171 van het Verdrag, dan wel van een agentschap of een ander passend orgaan". Ook de Raad Vervoer heeft dit bevestigd in zijn resolutie van 5 april 2001.

    De Europese Raad van Stockholm nam er voorts nota van dat "de particuliere sector bereid is de publieke financiering voor de ontwikkelingsfase aan te vullen". Vertegenwoordigers van de belangrijkste betrokken industrietakken hebben namelijk in maart 2001 een "Memorandum of Understanding" ondertekend, waarin zij zich ertoe verbinden aan te geven wat hun bijdrage zal zijn aan de ontwikkelingsfase van GALILEO - door intekening op het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming of in welke andere vorm ook, bijvoorbeeld door het sluiten van een contract - tot een totaal bedrag van 200 miljoen euro.

    Met dat doel stelt de Commissie thans de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming overeenkomstig artikel 171 van het EG-Verdrag voor.

    2. Waarom een gemeenschappelijke onderneming-

    Het doel is eenheid in het beheer van het GALILEO-programma te garanderen en met het oog daarop alle financiële middelen die voor dit programma bestemd zijn, bijeen te brengen in eenzelfde rechtspersoon. Bij de huidige stand van zaken zijn in hoofdzaak de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimte-Agentschap hierbij betrokken. Daartoe is het wenselijk te beschikken over een soepele structuur, met rechtspersoonlijkheid, die de nodige contracten kan sluiten voor het opzetten van een Europees satellietnavigatiesysteem en die de vereiste inspanningen op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling kan leveren.

    Deze structuur zal echter niet beschikken over enige regelgevende bevoegdheid op het gebied van de radionavigatie per satelliet. Deze regelgevende bevoegdheid zal worden uitgeoefend door de Commissie, de Raad en het Europees Parlement, elke instelling binnen haar eigen bevoegdheidsterrein.

    Aangezien GALILEO een belangrijke onderzoek- en ontwikkelingscomponent behelst, gebaseerd als het programma is op het vierde en vijfde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en op de trans-Europese vervoersnetwerken, en daar dit programma daarenboven aanzienlijke vooruitgang in de ontwikkeling van de satellietnavigatietechnologie in het vooruitzicht stelt, lag het voor de hand gebruik te maken van artikel 171 van het EG-Verdrag om een gemeenschappelijke onderneming op te richten voor de duur van de ontwikkelingsfase van het programma, welke eind 2005 moet aflopen.

    Meerdere oplossingen zijn in overweging genomen, waaronder met name de oprichting van een communautair agentschap. Om de volgende redenen is deze mogelijkheid echter verworpen:

    - het zou onmogelijk geweest zijn de particuliere sector te laten participeren in een agentschap, meer bepaald omdat een agentschap geen aandelenkapitaal heeft waarin een inbreng kan worden gedaan, tenzij door de oprichting - naast het agentschap - van een fonds waarin de voor GALILEO bestemde publieke en particuliere middelen zouden worden bijeengebracht;

    - het zou zeer moeilijk geweest zijn (en dus zeer lang geduurd hebben) om, wegens bepaalde juridische bezwaren, te zorgen voor een participatie van het Europees Ruimte-Agentschap in een communautair agentschap.

    3. De inhoud van het voorstel van de Commissie

    Het voorstel van de Commissie bestaat in een ontwerp-verordening van de Raad betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming en de vaststelling van de statuten daarvan, welke in bijlage zijn opgenomen.

    Artikel 1 van de verordening van de Raad vestigt de zetel van de gemeenschappelijke onderneming in Brussel.

    Artikel 2 van de verordening van de Raad verleent aan de gemeenschappelijke onderneming rechtspersoonlijkheid, zodat zij contracten kan sluiten en alle rechtshandelingen kan stellen die voor het bereiken van haar doel noodzakelijk zijn. Met het oog op de rechtszekerheid wordt deze bepaling overgenomen in artikel 5 van de statuten.

    Artikel 1 van de statuten bepaalt dat oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn: de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Europese Commissie [5], en het Europees Ruimte-Agentschap; kunnen leden worden: de Europese Investeringsbank en particuliere ondernemingen die op het beginkapitaal van de gemeenschappelijke onderneming intekenen voor een minimumbedrag van 20 miljoen euro. Dit minimumbedrag beoogt een wezenlijke - en niet louter symbolische - participatie van de particuliere sector in de ontwikkelingsfase te garanderen. Het wordt evenwel verminderd tot 1 miljoen euro voor kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van de aanbeveling van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen, die individueel of collectief intekenen op het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming.

    [5] P.m. : de initiële kapitaalinbreng van de Europese Gemeenschap en van het Europees Ruimte-Agentschap zal 50 miljoen euro elk bedragen.

    De inbreng in het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming geschiedt door de oprichters op het ogenblik van de oprichting of door een nieuw lid bij zijn toetreding. Aan particuliere ondernemingen die intekenen binnen dertig dagen nadat hen door de oprichtende leden meteen na de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming een aanbod wordt gedaan, wordt een voordeel toegekend: zij hoeven slechts in te tekenen voor een bedrag van een vierde van het door artikel 1, lid 3, vierde streepje, voorgeschreven minimumbedrag, d.w.z. 5 miljoen euro (250.000 euro voor kleine en middelgrote ondernemingen), mits vóór 31 december 2002 op het saldo van hun inbreng wordt ingetekend. Deze afwijkende bepaling geldt derhalve niet voor ondernemingen die na de oprichting tot de gemeenschappelijke onderneming toetreden.

    De raad van bestuur beslist welk percentage van deze kapitaalaandelen jaarlijks moet worden volgestort door elk lid, in evenredigheid met het aandeel in het kapitaal waarop de betrokkene heeft ingetekend. Inbreng in natura is mogelijk. De waarde en het nut daarvan voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming moeten door middel van een onafhankelijke waardebepaling worden vastgesteld. Een lid van de gemeenschappelijke onderneming dat het door hem verschuldigde bedrag niet binnen de voorgeschreven termijn volstort of die zijn verbintenissen inzake inbreng in natura niet nakomt, verliest zijn stemrecht in de raad van bestuur zolang aan deze verplichting niet is voldaan.

    Artikel 2, dat betrekking heeft op de opdrachten van de gemeenschappelijke onderneming, bepaalt dat deze ten doel heeft een systeem van radionavigatie per satelliet tot stand te brengen.

    Artikel 2, lid 1, noemt de twee hoofdopdrachten van de gemeenschappelijke onderneming, die in de volgende leden nader worden omschreven:

    - de leiding nemen bij de uitvoering van de ontwikkelingsfase;

    - de volgende fasen van het programma voorbereiden.

    In artikel 2, lid 2, wordt verwezen naar de uitvoering van de ontwikkelingsfase, die bij overeenkomst zal worden toevertrouwd aan het Europees Ruimte-Agentschap voor wat betreft het ruimtesegment en het grondsegment. In die overeenkomst zal tevens worden geregeld op welke wijze toezicht en controle zullen worden uitgeoefend op de aan het Europees Ruimte-Agentschap toevertrouwde werkzaamheden en op welke wijze de acties die het Europees Ruimte-Agentschap rechtstreeks onderneemt met middelen waarover het beschikt en die niet rechtstreeks bestemd zijn voor de ontwikkelingsfase, zullen worden gecoördineerd.

    In de genoemde overeenkomst zal daarenboven worden geregeld hoe het facultatieve navigatieprogramma van het Europees Ruimte-Agentschap ten uitvoer zal worden gelegd.

    Sommige acties zullen echter onder de bevoegdheid van de gemeenschappelijke onderneming blijven vallen, met name de technische ondersteuning van het normalisatie- en certificeringsproces alsmede de bijstand bij de door de Europese Gemeenschap te voeren internationale onderhandelingen.

    Artikel 2, lid 3, beschrijft de verschillende stappen waarin de resolutie van de Raad van 4 april 2001 voorziet, om voor de ontwikkelingsfase van het programma een overwegende financiële participatie van de particuliere sector te verkrijgen. De gemeenschappelijke onderneming, die in principe volgens artikel 20 van de statuten aan het einde van de ontwikkelingsfase moet worden ontbonden, dient tevens de structuren uit te werken die het beheer van de stationeringsfase en de exploitatiefase zullen moeten voeren. Zij moet er met name voor zorgen dat de particuliere ondernemingen die hebben ingetekend op het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming, een preferentiële behandeling krijgen in verband met het verkrijgen van het lidmaatschap van de constructie die zal worden belast met de stationering en de exploitatie van het systeem, ten einde hen aan te moedigen om in de gemeenschappelijke onderneming te participeren.

    Artikel 3 bepaalt dat de gemeenschappelijke onderneming bij overeenkomst aan het Europees Ruimte-Agentschap de uitvoering toevertrouwt van alle acties die tijdens de ontwikkelingsfase noodzakelijk zijn ten behoeve van het ruimtesegment en het grondsegment. De gemeenschappelijke onderneming stelt de daartoe benodigde financiële middelen ter beschikking van het Europees Ruimte-Agentschap, dat die volgens de in de genoemde overeenkomst vast te stellen regels beheert. Voorts is bepaald dat de gemeenschappelijke onderneming zich het recht voorbehoudt deze overeenkomst aan te passen aan de ontwikkelingen die zich in de loop van de ontwikkelingsfase voordoen. De overeenkomst dient mede betrekking te hebben op acties die het Europees Ruimte-Agentschap onderneemt met middelen die niet voor de gemeenschappelijke onderneming zijn bestemd.

    Artikel 4 bepaalt dat de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van de in artikel 2, lid 3, beschreven taken na aanbesteding een contract voor het verrichten van diensten kan sluiten met particuliere ondernemingen of met een consortium van particuliere ondernemingen.

    Op grond van artikel 6 is de gemeenschappelijke onderneming eigenaar van alle lichamelijke en onlichamelijke goederen die tot stand zijn gebracht of die haar ter beschikking zijn gesteld voor de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingsfase, met name de resultaten van de ontwerpfase.

    De artikelen 7 tot en met 10 beschrijven de organen van de gemeenschappelijke onderneming: de raad van bestuur, het directiecomité en de directeur.

    De raad van bestuur is samengesteld uit de leden van de gemeenschappelijke onderneming (art. 7), bij de oprichting dus uit de oprichtende leden. De Commissie en het Europees Ruimte-Agentschap beschikken elk over 30 stemmen. De overige leden beschikken over een stemmenaantal in evenredigheid met het aandeel in het kapitaal waarop zij hebben ingetekend.

    Besluiten worden genomen met een gewone meerderheid van de stemmen, behalve in de volgende gevallen, waarin een meerderheid van 75% vereist is: artikel 8 (ingrijpende wijzigingen in de uitvoering van het programma), artikel 13 (goedkeuring van de begroting), artikel 14 (goedkeuring van het financieel reglement), artikel 15 (goedkeuring van de jaarrekening et de balans), artikel 18 (toetreding van nieuwe leden), artikel 20 (ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming) en artikel 22 (statutenwijzigingen).

    De voorzitter van de raad van bestuur wordt uit de leden van de raad benoemd.

    De directeur en een vertegenwoordiger van het directiecomité - die niet noodzakelijk lid is van de raad van bestuur - wonen de vergaderingen van de raad bij.

    Artikel 8, lid 2, beschrijft de taken van de raad van bestuur, die het orgaan is dat alle strategische besluiten neemt op het gebied van programma, financiën en begroting. De Commissie zal er, overeenkomstig lid 2, onder b), achtste streepje, in het bijzonder op toezien dat de sector van de toepassingen die van GALILEO gebruik kunnen maken, voldoende sterk vertegenwoordigd is. Voorts benoemt de raad van bestuur, op voordracht van de Commissie, de directeur van de gemeenschappelijke onderneming en keurt hij het organogram ervan goed.

    Het directiecomité (artikel 9) bestaat uit drie personen: een vertegenwoordiger van de Europese Commissie, een vertegenwoordiger van het Europees Ruimte-Agentschap en een vertegenwoordiger die door de raad van bestuur wordt aangewezen en die normaliter uit de particuliere sector komt. De directeur woont de vergaderingen van het directiecomité bij.

    In lid 2 worden de taken van het directiecomité beschreven. De raad van bestuur kan aan het directiecomité elke taak toewijzen of delegeren die hij dienstig acht om het beheer van de gemeenschappelijke onderneming soepeler te laten verlopen. Het spreekt vanzelf dat het directiecomité nauw samenwerkt met de directeur, die aan zijn vergaderingen deelneemt. Deze hebben minstens twee maal per maand plaats.

    De directeur (artikel 10), die op voordracht van de Commissie door de raad van bestuur wordt aangewezen, is de wettelijke vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke onderneming en is verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer, onder de rechtstreekse supervisie van het directiecomité. Hij geeft volgens de door de raad van bestuur vastgestelde richtlijnen leiding aan het personeel. Hij stelt ter attentie van de raad de diverse documenten en verslagen op die door de statuten worden voorgeschreven (organogram, ontwikkelingsplan, begroting, balans, jaarverslag en elk ander dienstig geacht document).

    Artikel 11 betreft het personeel van de gemeenschappelijke onderneming, waarvan de directeur wordt aangewezen door de raad van bestuur, terwijl de overige personeelsleden zullen worden aangesteld volgens procedures die door de raad van bestuur worden vastgesteld. De personeelsleden zullen door de directeur in dienst worden genomen met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, die met de gemeenschappelijke onderneming wordt gesloten en die is opgesteld naar het voorbeeld van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 12 bepaalt dat de gemeenschappelijke onderneming, buiten het geval van vereffening, geen dividend uitkeert aan haar leden en dat elke winst opnieuw naar de begroting van de gemeenschappelijke onderneming gaat.

    De artikelen 13 tot en met 15, die betrekking hebben op het financiële beheer van de gemeenschappelijke onderneming, leggen procedures vast voor de opstelling van de begroting en de jaarrekening. Terzelfder tijd voorziet artikel 16 in de opstelling van een ontwikkelingsplan en een jaarverslag, zodat de leden van de gemeenschappelijke onderneming met deze vier documenten een volledige momentopname van de toestand van de gemeenschappelijke onderneming verkrijgen.

    Artikel 17 regelt het vraagstuk van de contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming. Op te merken valt dat de gemeenschappelijke onderneming, als rechtspersoon, aansprakelijk is voor haar handelingen en dat er geen sprake kan zijn van enige aansprakelijkheid van de leden.

    Artikel 18 regelt de toetreding van nieuwe leden, waarover de raad van bestuur met een meerderheid van 75% van de stemmen beslist.

    Artikel 19 bepaalt dat de gemeenschappelijke onderneming is opgericht voor een duur van vier jaar, hetgeen betekent dat zij ophoudt te bestaan tegen einde 2005, d.w.z. bij de aanvang van de stationeringsfase, die tevens het einde inluidt van de periode waarin overwegend overheidsmiddelen worden ingezet, en van de ontwikkelingsfase, waarin een beroep op artikel 171 van het EG-Verdrag te verantwoorden is. Deze termijn kan evenwel worden verlengd door middel van een statutenwijziging overeenkomstig artikel 22. De gemeenschappelijke onderneming kan echter in geen geval worden geliquideerd voordat aan alle verplichtingen die voortvloeien uit de krachtens artikel 3 met het Europees Ruimte-Agentschap te sluiten overeenkomst een einde is gekomen.

    Artikel 20 bepaalt dat de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming in geval van ontbinding één of meer vereffenaars aanstelt, die volgens zijn instructies te werk gaan. Met name dient de bestemming van de lichamelijke en onlichamelijke activa - inzonderheid de industriële eigendomsrechten - waarvan de gemeenschappelijke onderneming eigenaar is, te worden vastgesteld. Deze dienen in beginsel te worden overgedragen aan de constructie die zal worden opgericht om de stationeringsfase ten uitvoer te leggen.

    Artikel 21 bepaalt dat elke aangelegenheid die niet door deze statuten is geregeld, ressorteert onder de toepassing van de wet van de staat waar de zetel van de onderneming zich bevindt.

    De statuten van de gemeenschappelijke onderneming kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 22.

    2001/0136 (CNS)

    Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot oprichting van een gemeenschappelijke onderneming GALILEO

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 171,

    Gezien het voorstel van de Commissie [6],

    [6] PB C van , blz. .

    Gezien het advies van het Europees Parlement [7],

    [7] PB C van , blz. .

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [8],

    [8] PB C van , blz. .

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De resolutie van het Europees Parlement van 13 januari 1999 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: "Ontwikkeling van een trans-Europees netwerk voor positiebepaling en navigatie: een Europese strategie voor GNSS (Global Navigation Satellite Systems)" (COM(98)29 def. van 21.1.1998).

    (2) De mededeling van de Commissie van 10 februari 1999: "Galileo - Een rol voor Europa bij de ontwikkeling van een nieuwe generatie van satellietnavigatiediensten" (COM(99)54 def. van 10.2.1999).

    (3) De conclusies van de Europese Raden van Keulen (3 en 4 juni 1999), Feira (19 en 20 juni 2000), Nice (7 tot en met 11 december 2000) en Stockholm (23 en 24 maart 2001).

    (4) De resolutie van de Raad van 19 juli 1999 inzake de rol van Europa bij de ontwikkeling van een nieuwe generatie van satellietnavigatiediensten - Galileo - Ontwerpfase (PBEG C 221 van 3.8.1999, blz. 1).

    (5) De mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over GALILEO (COM(2000)750 def. van 22.11.2000).

    (6) De resolutie van de Raad van 5 april 2001.

    (7) De financiering van de eerste onderzoekcontracten en haalbaarheidsstudies via het vierde en vijfde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling.

    (8) De financiering van de technologische ontwikkelingsfase met middelen die bestemd zijn voor de trans-Europese vervoersnetwerken overeenkomstig artikel 4, onder g), van de Beschikking van de Raad en het Europees Parlement van 23 juli 1996 [9], dat uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid onderzoek en ontwikkelingsacties te financieren, alsmede overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18 september 1995 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken [10].

    [9] Beschikking 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet - PBEG L 228 van 9.9.1996.

    [10] PBEG L 228 van 23.9.95, blz. 1.

    (9) Het beheer van het satellietnavigatieprogramma GALILEO is begin 2001 in de ontwikkelingsfase getreden, waarin de in de ontwerpfase geformuleerde hypothesen worden getest en geverifieerd, met name wat de diverse componenten van de systeemarchitectuur betreft [11].

    [11] De resultaten van de ontwerpfase zijn opgenomen in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over GALILEO (COM (2000)750 def. van 22.11.2000).

    (10) Deze ontwikkelingsfase zal worden gevolgd door een zogeheten stationeringsfase, waarin de satellieten en grondstations worden gebouwd, de satellieten worden gelanceerd en de grondstations worden geïnstalleerd en uitgerust, om het mogelijk te maken dat het systeem in 2008 operationeel wordt.

    (11) Gelet op het aantal betrokken partijen bij dit proces, de vereiste financiële middelen en technische expertise, is het absoluut noodzakelijk een rechtspersoon op te richten die eenheid in het beheer van de voor het GALILEO-programma tijdens de ontwikkelingsfase uitgetrokken middelen kan garanderen.

    (12) De Europese Raad van Stockholm nam er nota van dat "de particuliere sector bereid is de publieke financiering voor de ontwikkelingsfase aan te vullen". Vertegenwoordigers van de voornaamste belanghebbende industrietakken hebben immers in maart 2001 een Memorandum of Understanding ondertekend, waarin zij zich ertoe verbinden aan te geven wat hun bijdrage aan de ontwikkelingsfase van GALILEO zal zijn - door middel van intekening op het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming of op welke andere wijze ook - voor een totaal bedrag van 200 miljoen euro.

    (13) Daarom is het noodzakelijk een gemeenschappelijke onderneming in de zin van artikel 171 van het EG-Verdrag op te richten. Het GALILEO-programma omvat immers een belangrijke onderzoek- en ontwikkelingscomponent, die nu en in de toekomst verantwoordt dat middelen die bestemd zijn voor de kaderprogramma's op het gebied van onderzoek en ontwikkeling eraan worden besteed. Bovendien maakt dit programma een aanzienlijke vooruitgang mogelijk in de ontwikkeling van satellietnavigatietechnologieën.

    (14) De gemeenschappelijke onderneming heeft als hoofdtaak de ontwikkeling van het GALILEO-programma tijdens de ontwikkelingsfase in goede banen te leiden door het bijeenbrengen van publieke en particuliere middelen die ervoor worden uitgetrokken; voorts zal zij het mogelijk maken omvangrijke demonstratieprojecten te beheren,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Voor de uitvoering van het GALILEO-programma inzake radionavigatie per satelliet wordt voor een duur van vier jaar een gemeenschappelijke onderneming in de zin van artikel 171 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap opgericht.

    Deze onderneming heeft ten doel de eenheid in het beheer van de onderzoek-, ontwikkelings- en demonstratiefase van het GALILEO-programma te waarborgen en met het oog daarop de financiële middelen ten behoeve van dit programma bijeen te brengen.

    De zetel van de onderneming zal gevestigd zijn in Brussel.

    Artikel 2

    De gemeenschappelijke onderneming heeft rechtspersoonlijkheid. In alle lidstaten van de Europese Gemeenschap bezit zij de ruimste rechtsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.

    Artikel 3

    De statuten van de gemeenschappelijke onderneming GALILEO, die als bijlage aan deze verordening zijn gehecht, worden goedgekeurd.

    Artikel 4

    Het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming.

    Artikel 5

    Deze verordening treedt in werking op de ... dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    BIJLAGE

    Statuten van de gemeenschappelijke onderneming GALILEO

    Artikel 1

    1. De naam van de gemeenschappelijke onderneming luidt: "gemeenschappelijke onderneming GALILEO".

    2. De zetel van de onderneming is gevestigd te Brussel.

    3. a. Oprichtende leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn:

    - De Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, met een maximuminbreng van 520 miljoen euro;

    - Het Europees Ruimte-Agentschap, met een maximuminbreng van 550 miljoen euro, waarvan 50 miljoen euro in contanten en 500 miljoen euro in natura, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, derde streepje;

    b. Kunnen lid worden van de gemeenschappelijke onderneming:

    - De Europese Investeringsbank;

    - Elke onderneming die voor ten minste 20 miljoen euro intekent op het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming. Dit bedrag wordt verminderd tot 1 miljoen euro voor ondernemingen die individueel of collectief op het kapitaal intekenen en die kunnen worden aangemerkt als kleine of middelgrote ondernemingen in de zin van de Aanbeveling van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen [12].

    [12] PBEG L 107 van 30 april 1996.

    4. Het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de inbreng van haar leden. Inbreng in natura is mogelijk, maar de waarde en de dienstigheid ervan voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming dient te worden geëvalueerd.

    De oprichtende leden tekenen op [datum] in op hun aandeel in het kapitaal voor de in hun respectieve toezegging vermelde bedragen, namelijk ... euro voor de Europese Gemeenschap en ... euro voor het Europees Ruimte-Agentschap.

    Onmiddellijk nadat zij op hun aandeel hebben ingetekend, nodigen de oprichtende leden de andere in lid 3, onder b, genoemde leden uit om binnen dertig dagen in te tekenen op hun aandeel. De particuliere ondernemingen behoeven slechts in te tekenen voor een bedrag van respectievelijk 5 miljoen euro en 250.000 euro, indien op het saldo wordt ingetekend vóór 31 december 2002.

    De raad van bestuur beslist welk percentage van deze kapitaalaandelen jaarlijks moet worden volgestort, in evenredigheid met het aandeel in het kapitaal waarop elk lid heeft ingetekend.

    Een lid van de gemeenschappelijke onderneming dat zijn verbintenissen inzake inbreng in natura niet nakomt of dat het door hem verschuldigde bedrag niet binnen de voorgeschreven termijn volstort, verliest zijn stemrecht in de raad van bestuur zolang aan deze verplichting niet is voldaan.

    Artikel 2

    De gemeenschappelijke onderneming heeft ten doel een Europees systeem voor radionavigatie per satelliet op te zetten.

    1. Zij leidt de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingsfase van het programma en bereidt de stationeringsfase voor;

    2. Zij draagt er zorg voor dat via het Europees Ruimte-Agentschap, overeenkomstig artikel 3 van deze statuten, de vereiste onderzoek- en ontwikkelingsprojecten worden opgezet om de ontwikkelingsfase en de coördinatie van de nationale maatregelen ter zake tot een goed einde te brengen; zij draagt er zorg voor dat via het Europees Ruimte-Agentschap, overeenkomstig artikel 3 van deze statuten, een eerste reeks satellieten wordt gelanceerd, hetgeen het mogelijk moet maken de nieuwe technologische ontwikkelingen te verfijnen en de mogelijkheden en de betrouwbaarheid van het systeem op grote schaal te demonstreren;

    3. Zij brengt de vereiste publieke en particuliere middelen bijeen en richt de beheersstructuren op voor de verschillende opeenvolgende fasen van het programma;

    - zij stelt een business plan op voor alle fasen van het programma, met als uitgangspunt de gegevens die haar door de Europese Commissie worden verstrekt over de diensten die door GALILEO kunnen worden aangeboden, de opbrengst die dit kan geven alsmede de noodzakelijke begeleidende maatregelen; zij moet erop toezien dat de particuliere ondernemingen die aan de gemeenschappelijke onderneming hebben deelgenomen, een preferentiële behandeling krijgen bij het verkrijgen van het lidmaatschap van de constructie die met de stationering en de exploitatie van het navigatiesysteem zal worden belast.

    - op die basis richt de gemeenschappelijke onderneming zich tot de particuliere sector, op de wijze die haar het meest geschikt lijkt, ten einde vóór einde 2002 een allesomvattend financieringsprogramma vast te stellen, waarin met name geregeld is op welke wijze de particuliere sector financieel zal kunnen participeren tijdens de stationeringsfase.

    Op grond van die elementen bereidt de gemeenschappelijke onderneming de oprichting voor van de structuur of structuren die enerzijds belast zullen worden met de uitvoering van de stationeringsfase van het programma en die anderzijds zorg zullen dragen voor de instandhouding van het systeem.

    Artikel 3

    De gemeenschappelijke onderneming sluit met het Europees Ruimte-Agentschap een overeenkomst, waarin het volgende is bepaald:

    - de gemeenschappelijke onderneming vertrouwt aan het Europees Ruimte-Agentschap de uitvoering toe van de maatregelen die tijdens de ontwikkelingsfase moeten worden genomen met betrekking tot het ruimtesegment en het grondsegment van het systeem. Daartoe stelt zij het agentschap de nodige middelen ter beschikking, waarover zij voor deze fase beschikt. Het Europees Ruimte-Agentschap wordt belast met het beheer daarvan, volgens voorwaarden die dienen te worden vastgelegd in de met de gemeenschappelijke onderneming te sluiten overeenkomst en die gebaseerd dienen te zijn op de beginselen van non-discriminatie, transparantie en een billijke spreiding van de werken, met inachtneming van het communautaire karakter van het programma. De gemeenschappelijke onderneming ziet toe op de uitvoering van deze matregelen en behoudt zich het recht voor de nodige bijsturingen voor te stellen, om rekening te houden met de ontwikkelingen die zich in de loop van de ontwikkelingsfase voordoen.

    - de Europese Commissie heeft het recht zich er, door het uitvoeren van doeltreffende controles, van te vergewissen dat de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermd zijn. In het geval dat de Commissie onregelmatigheden zou vaststellen, behoudt zij zich het recht voor elke verdere betaling ten behoeve van de gemeenschappelijke onderneming te verminderen of op te schorten. Deze vermindering of opschorting zal gelden voor een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de door de Commissie daadwerkelijk geconstateerde onregelmatigheden. Eventuele geschillen worden beslecht overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.

    - de procedures voor de uitvoering van het GALILEO-programma, en in het bijzonder de maatregelen die door het Europees Ruimte-Agentschap worden opgezet in verband met het programma, maar die gefinancierd worden met middelen die niet uit de begroting van de gemeenschappelijke onderneming afkomstig zijn, worden erin beschreven.

    Artikel 4

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3 kan de gemeenschappelijke onderneming na aanbesteding een contract voor het verrichten van diensten sluiten met particuliere ondernemingen of een consortium van particuliere ondernemingen, met name voor de uitvoering van de in artikel 2, lid 3, bedoelde maatregelen.

    De gemeenschappelijke onderneming zal erop toezien dat dit contract aan de Commissie het recht verleent om namens de gemeenschappelijke onderneming controles uit te voeren om zich ervan te vergewissen dat de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermd zijn en, indien onregelmatigheden aan het licht komen, afschrikkende en proportionele boetes op te leggen.

    Artikel 5

    De gemeenschappelijke onderneming heeft rechtspersoonlijkheid. In alle lidstaten van de Europese Gemeenschap bezit zij de ruimste rechtsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.

    Artikel 6

    De gemeenschappelijke onderneming is eigenaar van alle roerende en onroerende goederen die worden vervaardigd of die aan haar worden overgedragen in het kader van de uitvoering van de ontwikkelingsfase van het GALILEO-programma.

    Artikel 7

    1. De organen van de gemeenschappelijke onderneming zijn de raad van bestuur, het directiecomité en de directeur.

    2. De raad van bestuur kan het advies inwinnen van een raadgevend comité.

    Artikel 8

    1. Samenstelling van de raad van bestuur, stemrecht

    a. De raad van bestuur bestaat uit de leden van de gemeenschappelijke onderneming;

    b. Tenzij in deze statuten anders is bepaald, worden de besluiten van de raad van bestuur genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De Commissie en het Europees Ruimte-Agentschap beschikken elk over 30 stemmen. De overige leden van de gemeenschappelijke onderneming beschikken over een aantal stemmen dat evenredig is met het aandeel van het bedrag waarop zij hebben ingetekend in het totale geplaatste kapitaal.

    c. Het bepaalde onder b. van dit lid is pas van toepassing vanaf de datum waarop een eerste nieuw lid wordt toegelaten. Vóór die tijd worden alle besluiten van de raad van bestuur met eenparigheid van stemmen genomen.

    2. Taken van de raad van bestuur

    a. De raad van bestuur neemt de beslissingen die vereist zijn voor de tenuitvoerlegging van het programma en houdt toezicht op de uitvoering van die beslissingen.

    b. De raad van bestuur is in het bijzonder belast met:

    - de benoeming van de directeur en de goedkeuring van het organogram;

    - de vaststelling van het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming overeenkomstig artikel 14.4;

    - de goedkeuring, overeenkomstig artikel 13, van de jaarlijkse begroting, met inbegrip van de personeelsformatie, alsmede het ontwikkelingsplan van de ontwikkelingsfase van het programma en de kostenramingen voor het programma;

    - de goedkeuring van de jaarrekeningen en de balans;

    - alle besluiten tot aankopen, verkopen en hypothekeren van onroerende goederen en andere rechten op onroerende goederen, alsmede de verlening van waarborgen of garanties, het nemen van een aandeel in andere ondernemingen of instellingen en het opnemen of verstrekken van leningen;

    - de goedkeuring, met een meerderheid van 75% van de stemmen, van enig voorstel dat leidt tot een ingrijpende wijziging in de uitvoering van het GALILEO-programma;

    - de goedkeuring van jaarlijkse rapporten over de stand van het programma en de financiële situatie als bedoeld in artikel 15, lid 2;

    - de uitoefening van alle bevoegdheden en het verrichten van alle handelingen, met inbegrip van de oprichting van secundaire organen, welke voor de doelstellingen van het project noodzakelijk zijn;

    - de vaststelling van de taakomschrijving van het directiecomité.

    3. Vergaderingen, huishoudelijk reglement van de raad van bestuur

    1). De raad van bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar. Buitengewone vergaderingen worden bijeengeroepen op verzoek van een derde van de leden van de raad van bestuur, die ten minste 30% van de stemmen vertegenwoordigen, dan wel op verzoek van de voorzitter of de directeur. De vergaderingen worden in de regel gehouden in de zetel van de gemeenschappelijke onderneming. De raad van bestuur kiest zijn voorzitter uit zijn midden. Tenzij in enig afzonderlijk geval anders wordt besloten, nemen een vertegenwoordiger van het directiecomité en de directeur aan de vergaderingen deel.

    2). De raad van bestuur stelt zijn huishoudelijk reglement vast.

    Artikel 9

    1. Samenstelling van het directiecomité, stemrecht

    - Het directiecomité bestaat uit een vertegenwoordiger van de Europese Commissie, een vertegenwoordiger van het Europees Ruimte-Agentschap en een door de raad van bestuur aangewezen vertegenwoordiger; het vergadert in aanwezigheid van de directeur;

    - De besluiten van het directiecomité worden met eenparigheid van stemmen genomen.

    2. Taken van het directiecomité

    Het directiecomité staat de raad van bestuur ter zijde bij de voorbereiding van zijn besluiten en verricht alle andere taken die hem door de raad van bestuur mogelijk worden opgedragen.

    Het directiecomité heeft in het bijzonder tot taak:

    - het adviseren van de raad van bestuur en de directeur over de stand van het programma, zulks op basis van op gezette tijden op te stellen rapporten;

    - het maken van opmerkingen en het verstrekken van aanbevelingen aan de rad van bestuur over de kostenramingen voor het project en de ontwerp-begroting, met inbegrip van de personeelsformatie die door de directeur is opgesteld;

    - het goedkeuren van de aanbestedingsprocedures en de gunning van opdrachten overeenkomstig de door de raad van bestuur vast te stellen voorschriften voor het plaatsen van opdrachten, zonder dat de raad van bestuur de uitvoering van de door het directiecomité ter zake te nemen beslissingen kan beïnvloeden;

    - het uitvoeren van de taken die hem door de raad van bestuur worden opgedragen.

    3. Vergaderingen, huishoudelijk reglement van het directiecomité

    Het directiecomité vergadert ten minste eenmaal per maand. De vergaderingen worden in de regel gehouden in de zetel van de gemeenschappelijke onderneming. De directeur woont de vergaderingen bij.

    Onder voorbehoud van goedkeuring door de raad van bestuur stelt het directiecomité zijn huishoudelijk reglement vast.

    Artikel 10

    1. De directeur is het uitvoerend orgaan dat belast is met het dagelijkse beheer van de gemeenschappelijke onderneming, en is de wettige vertegenwoordiger ervan. De directeur wordt benoemd door de raad van bestuur, op voordracht van de Europese Commissie.

    2. Hij heeft de leiding van de uitvoering van het programma in het kader van de richtsnoeren die zijn vastgelegd door de raad van bestuur, tegenover welke hij verantwoording verschuldigd is. Hij verstrekt aan de raad van bestuur, het directiecomité, de adviesraad en alle andere secundaire organen alle inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken.

    3. De directeur heeft in het bijzonder tot taak:

    - het organiseren, leiden en controleren van het personeel van de gemeenschappelijke onderneming;

    - het voorleggen aan de raad van bestuur van zijn voorstellen betreffende het organogram;

    - het opstellen en geregeld bijwerken, overeenkomstig het financieel reglement, van het ontwikkelingsplan en de kostenramingen voor het programma, alsmede het voorleggen ervan aan de raad van bestuur;

    - het opstellen, overeenkomstig het financieel reglement, van een ontwerp van jaarlijkse begroting, met inbegrip van de personeelsformatie, alsmede het voorleggen ervan aan de raad van bestuur;

    - het toezicht op de naleving van de verplichtingen ten aanzien van de Europese Commissie, die voortvloeien uit de overeenkomst die tussen deze laatste en de gemeenschappelijke onderneming is gesloten, met name de bepalingen daarvan die aan vertegenwoordigers van de Europese Commissie het recht verlenen om daadwerkelijke controles uit te voeren en, ingeval onregelmatigheden aan het licht komen, afschrikkende en proportionele boetes op te leggen;

    - het voorleggen aan de raad van bestuur van de jaarrekeningen en van de balans;

    - het voorleggen aan de raad van bestuur van elk voorstel dat leidt tot een aanzienlijke wijziging in het concept van het programma;

    - het opnemen van aansprakelijkheid voor de veiligheid en het nemen van alle maatregelen die nodig zijn om aan de veiligheidsvoorschriften te voldoen ;

    - het opstellen van het jaarlijkse rapport over de stand van het programma en de financiële situatie, alsmede van elk ander rapport waarom de raad van bestuur mocht vragen, en het voorleggen van deze rapporten aan de raad van bestuur.

    Artikel 11

    1. De personeelsformatie wordt elk jaar vastgesteld in een lijst van het aantal ambten, die in de jaarlijkse begroting is opgenomen.

    2. De personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming worden in dienst genomen met een contract van bepaalde duur, dat is opgesteld naar het voorbeeld van de "regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen".

    3. Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming.

    4. De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen vast.

    Artikel 12

    Alle inkomsten van de gemeenschappelijke onderneming worden besteed aan de bevordering van de doelstelling zoals omschreven in artikel 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 20, lid 2, worden aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming geen uitkeringen gedaan uit hoofde van verdeling van een eventueel overschot van de inkomsten boven de uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming.

    Artikel 13

    1. Het begrotingsjaar komt overeen met het kalenderjaar.

    2. Vóór 31 maart van elk jaar legt de directeur aan de leden de door de raad van bestuur goedgekeurde kostenramingen voor het programma voor. De kostenramingen voor het programma omvatten een raming van de jaarlijkse uitgaven voor de komende twee jaar. Binnen het kader van deze prognose worden de ramingen van inkomsten en uitgaven voor het eerste van deze twee begrotingsjaren (voorlopige ontwerp-begroting) op zo gedetailleerde wijze opgesteld als voor de interne begrotingsprocedure van elk lid vereist is, waarbij rekening wordt gehouden met diens financiële bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming. De directeur verstrekt aan de leden alle aanvullende inlichtingen die daartoe vereist zijn.

    3. De leden delen aan de directeur onverwijld hun opmerkingen betreffende de kostenramingen voor het programma mee, en in het bijzonder betreffende de geraamde inkomsten en uitgaven voor het komende jaar.

    4. Op basis van de goedgekeurde kostenramingen voor het programma en rekening houdend met de door de leden gemaakte opmerkingen, stelt de directeur de ontwerp-begroting voor het komende jaar op en legt deze vóór 30 september ter goedkeuring, met een meerderheid van 75% van de stemmen, aan de raad van bestuur voor.

    Artikel 14

    1. Het financieel reglement heeft ten doel een gezond en zuinig financieel beheer van de gemeenschappelijke onderneming te garanderen.

    2. Het stelt met name de belangrijkste regels vast met betrekking tot:

    - de wijze van indiening en de structuur van de kostenramingen voor het programma en van de jaarlijkse begroting;

    - de uitvoering van de jaarlijkse begroting en de interne financiële controle;

    - de wijze waarop de leden van de gemeenschappelijke onderneming hun bijdragen storten;

    - het bijhouden en overleggen van de boekhouding en de inventarislijsten, alsmede het opstellen en overleggen van de jaarlijkse balans;

    - de aanbestedingsprocedure, welke gebaseerd is op het beginsel van non-discriminatie tussen de landen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming en op de communautaire aard van het project, het plaatsen van opdrachten en de contractvoorwaarden, alsmede bestellingen voor rekening van de gemeenschappelijke onderneming.

    3. Het financieel reglement wordt door de raad van bestuur met een meerderheid van 75% van de stemmen goedgekeurd.

    4. De uitvoeringsbepalingen die het de Commissie mogelijk maken toezicht te houden op de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 274 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden vastgelegd in een overeenkomst die tussen de gemeenschappelijke onderneming en de Commissie wordt gesloten.

    Artikel 15

    Binnen twee maanden na afloop van elk begrotingsjaar legt de directeur de jaarrekening en de balans betreffende het voorbije begrotingsjaar voor aan de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen. De controle door de Rekenkamer wordt uitgeoefend op grond van stukken en wordt ter plaatse uitgevoerd. De directeur legt de jaarrekeningen en de balans samen met het rapport van de Rekenkamer ter goedkeuring, met een meerderheid van 75% van de stemmen, aan de raad van bestuur voor. De directeur heeft het recht en, indien hij hierom door de raad van bestuur wordt verzocht, de plicht het rapport toe te lichten. De Rekenkamer bezorgt haar rapport aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming.

    Artikel 16

    1. In het ontwikkelingsplan voor het programma worden de plannen voor de uitvoering van alle onderdelen van het programma nader uiteengezet. Het plan bestrijkt de gehele duur van de gemeenschappelijke onderneming en wordt regelmatig bijgewerkt.

    2. In het jaarlijkse rapport wordt de stand van het project beschreven, met name voor wat betreft tijdschema, kosten en uitvoering van het programma.

    Artikel 17

    1. Alleen de gemeenschappelijke onderneming kan op haar verplichtingen worden aangesproken.

    2. De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming wordt beheerst door de toepasselijke contractuele bepalingen en door het recht dat op het betrokken contract van toepassing is.

    3. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming alle door haar veroorzaakte schade voor zover de gemeenschappelijke onderneming hiertoe wettelijk verplicht is krachtens de toepasselijke nationale wetgeving.

    4. Elke betaling die door de gemeenschappelijke onderneming wordt gedaan uit hoofde van de in de leden 2 en 3 bedoelde aansprakelijkheid alsmede de daaruit voortvloeiende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming in de zin van artikel 12.

    5. De directeur dient bij de raad van bestuur een voorstel in voor alle benodigde verzekeringen en de gemeenschappelijke onderneming sluit de verzekeringen af waartoe de raad van bestuur opdracht geeft.

    Artikel 18

    1. De gemeenschappelijke onderneming staat open voor de toetreding van andere leden dan de in artikel 1, lid 4, tweede alinea, genoemde.

    2. Verzoeken om toetreding dienen te worden gericht aan de directeur, die deze aan de raad van bestuur voorlegt. De raad van bestuur besluit of de gemeenschappelijke onderneming met de indiener van het verzoek over de toetredingsvoorwaarden dient te onderhandelen. In geval van een gunstig besluit onderhandelt de gemeenschappelijke onderneming over de toetredingsvoorwaarden en legt deze aan de raad van bestuur voor, die met een meerderheid van 75% van de uitgebrachte stemmen een besluit neemt.

    3. Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming kan niet aan een derde worden overgedragen zonder de voorafgaande en eenparige instemming van de raad van bestuur. Elke ongeoorloofde overdracht leidt tot het onmiddellijke verlies van het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming en brengt de aansprakelijkheid van de betrokkene mee voor alle schade die de gemeenschappelijke onderneming erdoor lijdt.

    Artikel 19

    1. De gemeenschappelijke onderneming wordt opgericht voor een duur van vier jaar, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze statuten in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    2. Naargelang van de vooruitgang die wordt geboekt bij het verwezenlijken van de doelstelling van de gemeenschappelijke onderneming zoals omschreven in artikel 2 kan deze duur worden verlengd door wijziging van deze statuten overeenkomstig het bepaalde in artikel 22. Deze duur wordt in elk geval verlengd om te waarborgen dat de verplichtingen die uit de in artikel 3 bedoelde overeenkomst voortvloeien, worden nagekomen.

    Artikel 20

    Ten behoeve van de procedure tot ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming benoemt de raad van bestuur een of meer vereffenaars, die handelen overeenkomstig de door de raad van bestuur met een meerderheid van 75% van de stemmen genomen besluiten.

    Artikel 21

    Op alle aangelegenheden die niet bij deze statuten zijn geregeld, is het recht van de staat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming zich bevindt van toepassing.

    Artikel 22

    1. Ieder lid van de gemeenschappelijke onderneming kan aan de raad van bestuur voorstellen tot wijziging van deze statuten voorleggen.

    2. Indien de raad van bestuur deze voorstellen met een meerderheid van 75% van de stemmen aanvaardt, legt de Commissie aan de Raad van ministers een voorstel voor tot goedkeuring daarvan, volgens de procedure van artikel 172, lid 1, van het EG-Verdrag.

    FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ HET BESLUIT

    Beleidsgebied(en): ENERGIE EN VERVOER

    Activiteit(en): Ontwikkelings- en valideringsfase van het GALILEO-programma

    Benaming van de actie: Voorstel voor een Verordening van de Raad tot oprichting van een gemeenschappelijke onderneming GALILEO

    1. BEGROTINGSPLAATS(EN) + OMSCHRIJVING(EN)

    Het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de inbreng van haar leden.

    Intekening op de kapitaalaandelen vindt plaats op het ogenblik van de oprichting of van de toetreding van een nieuw lid. De raad van bestuur beslist van deze kapitaalaandelen jaarlijks moet worden volgestort. Inbreng in natura is mogelijk. De waarde en het nut daarvan voor het bereiken van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming moeten door middel van een onafhankelijke waardebepaling worden vastgesteld.

    Op te merken valt dat alle begrotingsgegevens die hieronder worden weergegeven, reeds opgenomen waren in het financieel memorandum bij de mededeling van de Commissie betreffende GALILEO van 22 november 2000 (COM(2000) 750 def.).

    De bijdrage van de Europese Gemeenschap dient te geschieden via twee begrotingsplaatsen:

    B5 -700 Netwerken op vervoersgebied: 550 miljoen EUR

    B6 - 6 Onderzoek en technologische ontwikkeling: 6e kaderprogramma onderzoek en ontwikkeling (2002-2006): p.m.

    in miljoen EUR (dagkoers)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De spreiding van de financiering per jaar is voorlopig en zal afhangen van de fasering van het project enerzijds en de beschikbare middelen anderzijds.

    Wat de bijdrage van het Europees Ruimte-Agentschap betreft, zou de programmaverklaring inzake GALILEO het Agentschap de bevoegdheid kunnen verlenen om een bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming over te dragen.

    2. ALGEMENE CIJFERS

    2.1 Totale toewijzing voor de actie: Geraamde kosten van de ontwikkelings- en valideringsfase: 1,1miljard EUR

    Volgens de financiële ramingen zouden de kosten van de ontwikkelings- en valideringsfase (2001 - 2005) ongeveer 1,1 miljard EUR bedragen. Dit bedrag zal volledig gefinancierd worden met publieke middelen (gemeenschapsbegroting (550 miljoen EUR) en het Europees Ruimte-Agentschap (550 miljoen EUR)).

    In de onderstaande tabel is, uitsluitend voor de periode 2001-2005, aangegeven wat op Europees niveau waarschijnlijk de financieringsbronnen zullen zijn:

    Financieringsbronnen voor de vaste kosten // in miljoen EUR

    // Ontwikkelings- en valideringsfase

    Europees Ruimte-Agentschap // 550 [13]

    [13] Waarvan 50 miljoen euro kapitaalaandelen van de gemeenschappelijke onderneming en 500 miljoen euro rechtstreeks onder het beheer van het Europees Ruimte-Agentschap.

    Waarvan: TEN-Vervoer

    Toekomstige onderzoeksacties

    // 550 +6e kader-programma

    550

    pm [14]

    [14] De verwijzingen naar toekomstige onderzoeksacties doen geenszins afbreuk aan de politieke beslissingsbevoegdheid van de Raad en het Europees Parlement inzake de prioriteiten bij deze acties, de eraan te besteden middelen en het beheer ervan.

    TOTAAL // 1100 + pm

    2.2 Duur:

    2002-2005

    2.3. Meerjarenraming van de uitgaven

    a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (zie punt 5.2)

    b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven

    Niet van toepassing

    c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven

    Alle uitgaven (administratieve/operationele) zullen worden gedragen door de begroting van de gemeenschappelijke onderneming.

    2.4 Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

    Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering en de geldende financiële vooruitzichten

    2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten

    Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel)

    3. BEGROTINGSKENMERKEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    4. RECHTSGRONDSLAG

    Artikel 171 van het EG-Verdrag

    5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

    5.1 Doel van het communautaire optreden

    5.1.1 Doelstellingen

    4.1 Algemene doelstelling van de actie

    De gemeenschappelijke onderneming heeft ten doel een Europees systeem voor radionavigatie per satelliet op te zetten, voor de ontwikkelings- en valideringsfase daarvan.

    De drie hoofdtaken van de gemeenschappelijke onderneming zijn namelijk:

    1. De tenuitvoerlegging van de ontwikkelingsfase van het programma leiden en de stationeringsfase voorbereiden.

    2. Er zorg voor dragen dat via het Europees Ruimte-Agentschap de vereiste onderzoek- en ontwikkelingsprojecten worden opgezet [15] om de ontwikkelingsfase en de coördinatie van de nationale maatregelen ter zake tot een goed einde te brengen; zij draagt er zorg voor dat een eerste reeks satellieten wordt gelanceerd, hetgeen het mogelijk moet maken de nieuwe technologische ontwikkelingen te verfijnen en de mogelijkheden en de betrouwbaarheid van het systeem op grote schaal te demonstreren.

    [15] Sommige acties zullen echter tot het werkterrein van de gemeenschappelijke onderneming blijven behoren, met name de technische ondersteuning van het normalisatie- en certificeringsproces, alsmede bijstand bij de onderhandelingen die door de Europese Gemeenschap moeten worden gevoerd.

    3. De vereiste publieke en particuliere middelen bijeenbrengen en de beheersstructuren oprichten voor de verschillende opeenvolgende fasen van het programma.

    5.1.2 Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

    Gelet op de steeds toenemende complexiteit van de in de ontwikkelingsfase (2001-2005) te ondernemen acties en de bedragen waar het om gaat (ongeveer 1,1 miljard euro) moet voor de uitvoering van het programma een structuur worden opgezet die eenheid in het beheer van het programma waarborgt. Deze zal tegelijk tot taak hebben toe te zien op het goede verloop van het programma, de noodzakelijke publieke en particuliere financiële middelen bijeen te brengen en voor te bereiden hoe het beheer in de stationerings- en exploitatiefase zal worden georganiseerd, met inbegrip van de omzetting van de gemeenschappelijke onderneming zelf in een andere juridische constructie, die de vorm zou kunnen aannemen van een Europese vennootschap. In de loop van deze ontwikkelingsfase zal het Europees Ruimte-Agentschap [16] een bijzondere verantwoordelijkheid dragen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de ontwikkelingsfase voor wat betreft onderzoek en technologische ontwikkeling ten behoeve van het ruimtesegment en het grondsegment.

    [16] Overeenkomstig de resolutie van de Raad Onderzoek van november 2000, die aan het Europees Ruimte-Agentschap de tenuitvoerlegging opdraagt.

    Dit werd bevestigd door de Europese Raad van Stockholm (23 en 24 maart 2001) die "de Raad uit(nodigt) de regelingen te definiëren die nodig zijn voor het starten van de volgende fase van het project, waaronder ook de vaststelling van een gemeenschappelijke en efficiënte managementstructuur vóór het einde van 2001, die de vorm kan hebben van een gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 171 van het Verdrag, dan wel van een agentschap of een ander passend orgaan".

    De Europese Raad van Stockholm nam er voorts nota van dat "de particuliere sector bereid is de publieke financiering voor de ontwikkelingsfase aan te vullen". Vertegenwoordigers van de belangrijkste betrokken industrietakken hebben namelijk in maart 2001 een "Memorandum of Understanding" ondertekend, waarin zij zich ertoe verbinden aan te geven wat hun bijdrage zal zijn aan de ontwikkelingsfase van GALILEO - door intekening op het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming of in welke andere vorm ook, bijvoorbeeld door het sluiten van een contract - tot een totaal bedrag van 200 miljoen euro.

    Met dat doel stelt de Commissie thans de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming overeenkomstig artikel 171 van het EG-Verdrag voor.

    Het doel is alle financiële middelen die voor het GALILEO-programma bestemd zijn, bijeen te brengen in eenzelfde rechtspersoon. Bij de huidige stand van zaken zijn in hoofdzaak de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimte-Agentschap hierbij betrokken. Daartoe is het, in het perspectief van een partnerschap particulier-publiek, wenselijk te beschikken over een soepele structuur, met rechtspersoonlijkheid, die de nodige contracten kan sluiten voor het opzetten van een Europees satellietnavigatiesysteem en die de vereiste inspanningen op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling kan leveren.

    Deze structuur zal echter niet beschikken over enige regelgevende bevoegdheid op het gebied van de radionavigatie per satelliet. Deze regelgevende bevoegdheid zal worden uitgeoefend door de Commissie, de Raad en het Europees Parlement, elke instelling binnen haar eigen bevoegdheidsterrein.

    Meerdere oplossingen zijn in overweging genomen, waaronder met name de oprichting van een communautair agentschap. Om de volgende redenen is deze mogelijkheid echter verworpen:

    - de noodzakelijke rechtsgrond (artikel 154 of 308 van het EG-Verdrag) vereist besluitvormingsprocedures (co-decisie of unanimiteit in de Raad) die onverenigbaar zijn met de opgelegde termijnen (einde 2001), met name door de Europese Raad van Stockholm, voor het opzetten van die ene beheersstructuur;

    - het zou onmogelijk geweest zijn de particuliere sector te laten participeren in een agentschap, meer bepaald omdat een agentschap geen aandelenkapitaal heeft waarin een inbreng kan worden gedaan, tenzij door de oprichting - naast het agentschap - van een fonds waarin de voor GALILEO bestemde publieke en particuliere middelen zouden worden bijeengebracht.

    Aangezien GALILEO een belangrijke onderzoek- en ontwikkelingscomponent behelst, gebaseerd als het programma is op het vierde en vijfde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en op de trans-Europese vervoersnetwerken, en daar dit programma daarenboven aanzienlijke vooruitgang in de ontwikkeling van de satellietnavigatietechnologie in het vooruitzicht stelt, lag het voor de hand gebruik te maken van artikel 171 van het EG-Verdrag om een gemeenschappelijke onderneming op te richten voor de duur van de ontwikkelingsfase van het programma, welke eind 2005 moet aflopen.

    5.1.3 Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen

    Niet van toepassing

    5.2 Voorgenomen acties en wijze van financiering uit de begroting

    De gemeenschappelijke onderneming moet over een zekere autonomie op juridisch en financieel gebied beschikken, opdat zij contracten kan sluiten en alle rechtshandelingen kan stellen die noodzakelijk zijn voor het bereiken van haar doel.

    Een dergelijke operatie komt ten goede aan het GALILEO-programma, met alles wat erbij komt kijken. De bevolking die profijt kan trekken van de huidige constructie is dan ook de bevolking van de lidstaten van de Europese Unie en van het Europees Ruimte-Agentschap, alsmede andere landen en particuliere ondernemingen die op het kapitaal van de gemeenschappelijke onderneming hebben ingetekend.

    Volgens artikel 2 van de ontwerp-statuten van de gemeenschappelijke onderneming is het doel revan het opzetten van een systeem van radionavigatie per satelliet.

    In dat verband is in artikel 3 van de statuten bepaald dat de gemeenschappelijke onderneming bij overeenkomst aan het Europees Ruimte-Agentschap de uitvoering toevertrouwt van alle acties die tijdens de ontwikkelingsfase noodzakelijk zijn ten behoeve van het ruimtesegment en het grondsegment. De gemeenschappelijke onderneming stelt de daartoe benodigde financiële middelen ter beschikking van het Europees Ruimte-Agentschap, dat die volgens de in de genoemde overeenkomst vast te stellen regels beheert. Voorts is bepaald dat de gemeenschappelijke onderneming zich het recht voorbehoudt deze overeenkomst aan te passen aan de ontwikkelingen die zich in de loop van de ontwikkelingsfase voordoen. De overeenkomst dient mede betrekking te hebben op acties die het Europees Ruimte-Agentschap onderneemt met middelen die niet voor de gemeenschappelijke onderneming zijn bestemd.

    Voor de voorbereiding van de stationeringsfase en het vaststellen van de voorwaarden waaronder de particuliere sector kan participeren in de financiering ervan, is bepaald dat de gemeenschappelijke onderneming na aanbesteding een overeenkomst voor het verrichten van diensten kan sluiten met particuliere ondernemingen of met een consortium van particuliere ondernemingen.

    De bijdrage uit de begroting van de Europese Gemeenschap bestaat, evenals de bijdragen van de andere leden van de gemeenschappelijke onderneming, uit een inbreng in het kapitaal.

    5.3 Tenuitvoerlegging

    De gemeenschappelijke onderneming zal worden beheerd door de drie bovengenoemde organen, die het huishoudelijk reglement, het financieel reglement en de desbetreffende richtsnoeren moeten vaststellen:

    I.- De raad van bestuur (die in voorkomend geval een raadgevend comité kan raadplegen)

    De raad van bestuur bestaat uit de leden van de gemeenschappelijke onderneming (art. 8).

    De raad van bestuur is het orgaan dat alle strategische besluiten neemt op het gebied van programma, financiën en begroting. Voorts benoemt hij de directeur van de gemeenschappelijke onderneming en keurt hij het organogram ervan goed.

    II.- Het directiecomité

    Het directiecomité bestaat uit drie personen: een vertegenwoordiger van de Europese Commissie, een vertegenwoordiger van het Europees Ruimte-Agentschap en een vertegenwoordiger die door de raad van bestuur wordt aangewezen.

    In artikel 9, lid 2, van de statuten van de gemeenschappelijke onderneming worden de taken van het directiecomité beschreven. De raad van bestuur kan aan het directiecomité elke taak toewijzen of delegeren die hij dienstig acht om het beheer van de gemeenschappelijke onderneming soepeler te laten verlopen. Het spreekt vanzelf dat het directiecomité nauw samenwerkt met de directeur, die aan zijn vergaderingen deelneemt. Deze hebben minstens twee maal per maand plaats.

    III.- De directeur

    De directeur, die door de raad van bestuur wordt aangewezen, is de wettelijke vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke onderneming en is verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer, onder de rechtstreekse supervisie van het directiecomité. Hij geeft volgens de door de raad van bestuur vastgestelde richtlijnen leiding aan het personeel. Hij stelt ter attentie van de raad de diverse documenten en verslagen op die door de statuten worden voorgeschreven (organogram, ontwikkelingsplan, begroting, balans, jaarverslag en elk ander dienstig geacht document).

    Wat het personeel van de gemeenschappelijke onderneming betreft, wordt de directeur aangewezen door de raad van bestuur, terwijl de overige personeelsleden zullen worden aangesteld volgens procedures die door de raad van bestuur worden vastgesteld. De personeelsleden zullen door de directeur in dienst worden genomen met een contract van bepaalde duur, dat is opgesteld naar het voorbeeld van de "regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen".

    Het financiële beheer van de gemeenschappelijke onderneming wordt geregeld in haar financieel reglement (dat door de raad van bestuur wordt vastgesteld). Dit regelt met name:

    - de wijze van indiening en de structuur van de kostenramingen voor het programma en van de jaarlijkse begroting;

    - de uitvoering van de jaarlijkse begroting en de interne financiële controle;

    - de wijze waarop de leden van de gemeenschappelijke onderneming hun bijdragen storten;

    - het bijhouden en overleggen van de boekhouding en de inventarislijsten, alsmede het opstellen en overleggen van de jaarlijkse balans;

    - de aanbestedingsprocedure, welke gebaseerd is op het beginsel van non-discriminatie tussen de landen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming, het plaatsen van opdrachten en de contractvoorwaarden, alsmede bestellingen voor rekening van de gemeenschappelijke onderneming.

    Met betrekking tot het plaatsen van opdrachten wordt in het financieel reglement bepaald dat de voorkeur uitgaat naar inschrijvingen die in economisch en technisch opzicht de meest doeltreffende oplossing bieden. In samenwerking met het directiecomité streeft de directeur naar een zo ruim mogelijke spreiding van de opdrachten, gelet op de communautaire aard van het project.

    6. FINANCIËLE GEVOLGEN

    Alle (administratieve en operationele) uitgaven zullen worden gedragen door de begroting van de gemeenschappelijke onderneming.

    7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

    De bijdrage van de gemeenschappen aan de begroting van de gemeenschappelijke onderneming vormt een geheel en komt ten laste van de beleidsuitgaven van de Gemeenschapsbegroting. De bedrijfskosten van de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van alle personeelsuitgaven, vallen ten laste van haar eigen begroting.

    8. TOEZICHT EN EVALUATIE

    8.1 Follow-upsysteem

    Wanneer de gemeenschappelijke onderneming eenmaal is opgericht, wordt het toezicht erop uitgeoefend volgens de in haar statuten opgenomen regeling.

    8.2 Procedure en periodiciteit van de voorgeschreven evaluatie

    De evaluatie van de gemeenschappelijke onderneming vindt plaats op basis van een jaarlijks verslag dat door de raad van bestuur wordt goedgekeurd en waarin de stand van het project wordt beschreven, met name voor wat betreft het tijdschema, de kosten en de uitvoering van het programma. Wat de werking betreft, is in de statuten bepaald dat de directeur van het programma de jaarrekening en de balans van het voorgaande boekjaar voorlegt aan de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen. De directeur legt aan de raad van bestuur de jaarrekening en de balans, samen met het rapport van de Rekenkamer, ter goedkeuring voor.

    9. CONTROLEMAATREGELEN

    Er zijn specifieke controlemaatregelen gepland:

    9.1 Voor de gemeenschappelijke onderneming

    De directeur voert de begroting van de gemeenschappelijke onderneming uit. Binnen twee maanden na het einde van elk boekjaar legt de directeur van het programma de jaarrekening en de balans van het voorgaande boekjaar voor aan de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen. De controle door de Rekenkamer wordt uitgeoefend op grond van stukken en wordt ter plaatse uitgevoerd. De directeur legt de jaarrekeningen en de balans samen met het rapport van de Rekenkamer ter goedkeuring aan de raad van bestuur voor. De Rekenkamer bezorgt haar rapport aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming.

    De raad van bestuur stelt het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming vast. Volgens de statuten heeft het financieel reglement ten doel een gezond en zuinig financieel beheer van de gemeenschappelijke onderneming te garanderen. Het bevat met name de belangrijkste regels betreffende:

    - de wijze van indiening en de structuur van de kostenramingen voor het programma en van de jaarlijkse begroting;

    - de uitvoering van de jaarlijkse begroting en de interne financiële controle;

    - de wijze waarop de leden van de gemeenschappelijke onderneming hun bijdragen storten;

    - het bijhouden en overleggen van de boekhouding en de inventarislijsten, alsmede het opstellen en overleggen van de jaarlijkse balans;

    - de aanbestedingsprocedure, welke gebaseerd is op het beginsel van non-discriminatie tussen de landen van de leden van de gemeenschappelijke onderneming, het plaatsen van opdrachten en de contractvoorwaarden, alsmede bestellingen voor rekening van de gemeenschappelijke onderneming.

    Met betrekking tot het plaatsen van opdrachten wordt in het financieel reglement bepaald dat de voorkeur uitgaat naar inschrijvingen die in economisch en technisch opzicht de meest doeltreffende oplossing bieden.

    9.2 Voor de Rekenkamer

    De Rekenkamer onderzoekt de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming en publiceert elk jaar een rapport over de begrotingswerkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming.

    9.3 Voor de Europese Commissie

    De gemeenschappelijke onderneming voert de taken uit die haar zijn opgedragen, waarbij zij erop toeziet dat de financiële belangen van de Europese Gemeenschap niet worden geschaad. Zij machtigt de Commissie om daadwerkelijke controles uit te voeren en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, afschrikkende en proportionele geldboeten op te leggen.

    Bij de uitvoering van deze controles en het opleggen van geldboeten door de Commissie dienen de Verordeningen (Euratom, EG) 2988/95, (Euratom, EG) 2186/96, (EG) 1073/99 en (Euratom) 1074/99 in acht te worden genomen. Besluiten tot terugvordering door de Commissie zullen worden beschouwd als rechtstreeks uitvoerbare besluiten in de zin van artikel 256 van het EG-Verdrag.

    Onderaannemers van de gemeenschappelijke onderneming (artikelen 3 en 4) kunnen eveneens aan controles van de Commissie worden onderworpen.

    Top