EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R2131

Verordening (EU) 2023/2131 van het Europees Parlement en de Raad van 4 oktober 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad en van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad, wat de uitwisseling van digitale informatie in terrorismezaken betreft

PE/74/2022/REV/1

PB L, 2023/2131, 11.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2131/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2131/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

Serie L


2023/2131

11.10.2023

VERORDENING (EU) 2023/2131 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 4 oktober 2023

tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad en van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad, wat de uitwisseling van digitale informatie in terrorismezaken betreft

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 85,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad (2) is Eurojust opgericht en zijn de taken, bevoegdheden en functies ervan vastgesteld.

(2)

In Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (3) staat dat het voor het bestrijden van terrorisme van essentieel belang is dat alle betrokken diensten over de meest volledige en recente gegevens beschikken. Dat besluit schrijft de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor dat zij Eurojust informatie verstrekken over vervolgingen en veroordelingen wegens strafbare feiten van terroristische aard die twee of meer lidstaten treffen of kunnen treffen.

(3)

Door inconsistenties in de interpretatie van Besluit 2005/671/JBZ wordt de informatie in sommige gevallen niet tijdig gedeeld, wordt informatie helemaal niet gedeeld, is de gedeelde informatie niet relevant of wordt niet alle relevante informatie gedeeld. Eurojust moet voldoende informatie krijgen om verbanden tussen grensoverschrijdende onderzoeken te kunnen vaststellen.

(4)

Op grond van Verordening (EU) 2018/1727 is een belangrijke taak van Eurojust het bijstaan van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op een optimale coördinatie van de onderzoeken en vervolgingen, met inbegrip van het vaststellen van verbanden tussen die onderzoeken en vervolgingen. Die verordening stelt Eurojust in staat proactiever te werk te gaan en de lidstaten betere diensten te verlenen, bijvoorbeeld door voorstellen te doen voor het instellen van onderzoeken, coördinatiebehoeften in kaart te brengen, te wijzen op zaken die het beginsel ne bis in idem mogelijk kunnen schenden en lacunes in de vervolging vast te stellen.

(5)

In september 2019 heeft Eurojust op basis van Besluit 2005/671/JBZ het Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding opgezet met als specifieke doelstelling mogelijke verbanden vast te stellen tussen gerechtelijke procedures tegen verdachten van strafbare feiten van terroristische aard en mogelijke coördinatiebehoeften in kaart te brengen die uit die verbanden voortvloeien.

(6)

Doordat het Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding werd opgezet nadat Verordening (EU) 2018/1727 was vastgesteld, is dat register niet goed geïntegreerd in de technische infrastructuur van Eurojust en wordt er ook niet naar dat register verwezen in Verordening (EU) 2018/1727. Derhalve is een correctie van die situatie noodzakelijk.

(7)

Voor een doeltreffende bestrijding van terrorisme is het van wezenlijk belang dat informatie voor het onderzoek of de vervolging van strafbare feiten van terroristische aard op efficiënte wijze wordt uitgewisseld tussen de bevoegde nationale autoriteiten en de agentschappen van de Unie. Het is essentieel dat over zo volledig en actueel mogelijke informatie kan worden beschikt.

(8)

Terroristische organisaties zijn in toenemende mate betrokken bij andere vormen van ernstige strafbare feiten en maken vaak onderdeel uit van georganiseerde netwerken. Deze betrokkenheid betreft vaak ernstige strafbare feiten zoals mensenhandel, drugshandel, financiële criminaliteit en het witwassen van geld. Het is noodzakelijk gerechtelijke procedures te onderwerpen aan een kruiselingse controle met dergelijke ernstige strafbare feiten.

(9)

Teneinde Eurojust in staat te stellen verbanden te ontdekken tussen grensoverschrijdende gerechtelijke procedures tegen verdachten van strafbare feiten van terroristische aard, alsmede verbanden tussen deze procedures en bij Eurojust verwerkte informatie over andere ernstige strafbare feiten, is het essentieel dat Eurojust van de bevoegde nationale autoriteiten zo vroeg mogelijk, in overeenstemming met de relevante bepalingen van deze verordening, de informatie krijgt die nodig is om deze verbanden door middel van kruiselingse controles in kaart te kunnen brengen.

(10)

Om Eurojust de nodige gegevens te verstrekken, moeten de bevoegde nationale autoriteiten precies weten welke informatie zij moeten doorgeven, in welk stadium van de nationale strafrechtelijke procedure en in welke gevallen dat moet gebeuren. De bevoegde nationale autoriteiten moeten op een gestructureerde, georganiseerde, systematische en semiautomatische wijze informatie doorgeven aan Eurojust. Op semiautomatische wijze betekent dat de doorgifte van informatie deels is geautomatiseerd en deels handmatig gebeurt. Die wijze van doorgifte zal er naar verwachting voor zorgen dat de kwaliteit en de relevantie van de informatie die Eurojust ontvangt, aanzienlijk toenemen.

(11)

Door het delen, opslaan en aan een kruiselingse controle onderwerpen van gegevens, zal de hoeveelheid door Eurojust verwerkte gegevens aanzienlijk toenemen. Met deze elementen moet rekening worden gehouden wanneer, binnen de bestaande procedures en kaders, wordt bepaald welke financiële, personele en technische middelen Eurojust nodig heeft.

(12)

Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad (4), zoals omgezet in nationaal recht, is voor de bevoegde nationale autoriteiten het referentiepunt voor het definiëren van strafbare feiten van terroristische aard.

(13)

Het is cruciaal om betrouwbare identificatiegegevens uit te wisselen zodat Eurojust verbanden kan vaststellen tussen terrorismeonderzoeken en gerechtelijke procedures tegen verdachten van strafbare feiten van terroristische aard. Het is ook cruciaal voor Eurojust om te beschikken over een reeks gegevens waarmee personen tegen wie een dergelijk terrorismeonderzoek of gerechtelijke procedure loopt, op betrouwbare wijze kunnen worden geïdentificeerd, en om deze gegevens te kunnen opslaan. Het gebruik van biometrische gegevens is dan ook van belang in verband met de onzekerheden die aan alfanumerieke gegevens kleven, met name waar het gaat om onderdanen van derde landen en gelet op het feit dat verdachten soms valse of dubbele identiteiten gebruiken en dat biometrische gegevens in de onderzoeksfase vaak het enige verband met verdachten zijn. Wanneer de bevoegde nationale autoriteiten op grond van het nationale recht inzake strafrechtelijke procedures of inzake procedurele rechten in strafzaken biometrische gegevens opslaan en verzamelen en deze mogen doorgeven, moeten deze autoriteiten in staat zijn die gegevens, indien beschikbaar, uit te wisselen met Eurojust. Gezien de gevoelige aard van biometrische gegevens en de gevolgen van de verwerking ervan voor de eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en de bescherming van persoonsgegevens, zoals vastgelegd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moeten dergelijke gegevens worden doorgegeven op een wijze die strikt de beginselen van noodzakelijkheid, evenredigheid en doelbinding naleeft, en uitsluitend met het oog op de identificatie van personen tegen wie strafrechtelijke procedures inzake strafbare feiten van terroristische aard lopen.

(14)

Aangezien informatie over het bestaan van verbanden met andere gerechtelijke procedures het nuttigst is in een vroeg stadium van het onderzoek, moeten de bevoegde nationale autoriteiten informatie verstrekken aan Eurojust zodra de zaak overeenkomstig het nationale recht wordt verwezen naar een justitiële autoriteit. Een zaak moet worden geacht te zijn verwezen naar een justitiële autoriteit indien de justitiële autoriteit bijvoorbeeld in kennis wordt gesteld van een lopend onderzoek, een onderzoeksmaatregel toestaat of gelast of besluit tot vervolging over te gaan, afhankelijk van het toepasselijke nationale recht. Indien een bevoegde nationale autoriteit reeds op de hoogte is van verbanden tussen strafrechtelijke procedures in haar lidstaat en strafrechtelijke procedures in een andere lidstaat, moet zij Eurojust daarvan in kennis stellen.

(15)

Rekening houdend met het feit dat in de rechtstradities en -stelsels van sommige lidstaten een justitiële autoriteit geen toezicht houdt op onderzoeken en pas in latere fasen van de procedure erbij betrokken wordt, mag deze verordening de bevoegde nationale autoriteiten er niet van weerhouden hun nationale leden in een vroeger stadium informatie over terrorismeonderzoeken te verstrekken overeenkomstig hun nationale recht.

(16)

Om de juistheid van de gegevens in het Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding te waarborgen, zo vroeg mogelijk in een onderzoek verbanden tussen zaken in op te sporen of de identiteit van een verdachte vast te stellen en ervoor te zorgen dat termijnen in acht worden genomen, moeten de bevoegde nationale autoriteiten de door hen verstrekte informatie actualiseren. Nieuwe informatie over de persoon tegen wie een onderzoek loopt, rechterlijke beslissingen zoals het instellen van voorlopige hechtenis, de opening van gerechtelijke procedures, vrijspraken en definitieve beslissingen om geen vervolging in te stellen, alsook verzoeken om justitiële samenwerking of vastgestelde banden met andere rechtsgebieden, moeten in dergelijke actualiseringen worden opgenomen.

(17)

De bevoegde nationale autoriteiten mogen niet worden verplicht informatie over strafbare feiten van terroristische aard in het vroegste stadium te delen met Eurojust indien dit lopende onderzoeken of de veiligheid van een persoon zou schaden of strijdig zou zijn met de wezenlijke veiligheidsbelangen van de betrokken lidstaat. Dergelijke afwijkingen van de verplichting om informatie te delen, mogen alleen in uitzonderlijke omstandigheden en per geval worden toegepast. Wanneer wordt overwogen al dan niet van die verplichting af te wijken, moeten de bevoegde nationale autoriteiten terdege rekening houden met het feit dat dat Eurojust de door die autoriteiten verstrekte informatie behandelt overeenkomstig het Unierecht inzake gegevensbescherming en met het vertrouwelijke karakter van de gerechtelijke procedures.

(18)

Voor het uitwisselen van gevoelige gegevens tussen de bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust en het verwerken daarvan, moet, met het oog op de bescherming van die gegevens tegen ongeoorloofde verstrekking ervan en cyberaanvallen, gebruik worden gemaakt van beveiligde communicatiekanalen, zoals een gedecentraliseerd IT-systeem of de beveiligde telecommunicatieverbinding bedoeld in Besluit 2008/976/JBZ van de Raad (5). Een dergelijk gebruik mag toekomstige technologische ontwikkelingen niet in de weg staan.

(19)

Met het oog op de veilige uitwisseling van gegevens en de bescherming van de integriteit van communicatie en gegevensuitwisseling, moet het casemanagementsysteem worden verbonden met beveiligde communicatiekanalen en aan strenge cyberbeveiligingsnormen voldoen. Dergelijke beveiligde communicatiekanalen kunnen ook worden gebruikt om het casemanagementsysteem te verbinden met andere Unie-informatiesystemen, voor zover Eurojust uit hoofde van de rechtshandelingen waarbij die systemen zijn ingesteld, toegang tot die systemen is verleend.

(20)

Het gedecentraliseerde IT-systeem moet veilige gegevensuitwisselingen tussen bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust mogelijk maken, zonder dat een van de instellingen, organen of instanties van de Unie inhoudelijk bij dergelijke uitwisselingen is betrokken. Het gedecentraliseerde IT-systeem moet bestaan uit IT-back-endsystemen van de lidstaten en Eurojust, die onderling verbonden zijn door interoperabele toegangspunten. De toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem moeten worden gebaseerd op e-Codex.

(21)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening wat betreft de instelling en het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem voor gevallen die onder deze verordening vallen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6).

(22)

De doorgifte van ongestructureerde gegevens maakt handmatige interventie noodzakelijk, creëert extra administratieve lasten en vermindert de kwaliteit van de resultaten van kruiselingse controles. De bevoegde nationale autoriteiten moeten gegevens daarom op gestructureerde wijze doorgeven, met naleving van de in het Europese interoperabiliteitskader vastgestelde minimumeisen inzake interoperabiliteit die zijn vermeld in de mededeling van de Commissie van 23 maart 2017 getiteld: “Europees interoperabiliteitskader — Implementatiestrategie”. Bovendien moet de doorgifte van gegevens zo veel mogelijk worden geautomatiseerd, teneinde de administratieve lasten voor bevoegde nationale autoriteiten te verminderen en ervoor te zorgen dat de nodige gegevens regelmatig en snel worden verstrekt.

(23)

Een gemoderniseerd casemanagementsysteem is nodig om Eurojust in staat te stellen gevoelige persoonsgegevens veilig te verwerken. In het nieuwe systeem moeten de functionaliteiten van het Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding worden geïntegreerd en geactiveerd, en moet het vermogen van Eurojust om verbanden tussen zaken op te sporen, worden verbeterd, waarbij als regel ten volle gebruik moet worden gemaakt van bestaande nationale of Uniemechanismen voor het vergelijken van biometrische gegevens.

(24)

Het is belangrijk dat de nationale leden de controle en de verantwoordelijkheid behouden met betrekking tot de gegevens die zij van de bevoegde nationale autoriteiten ontvangen. Operationele persoonsgegevens mogen niet standaard worden gedeeld met een andere lidstaat. Operationele persoonsgegevens mogen alleen worden gedeeld voor zover bevoegde nationale autoriteiten toestemming geven voor de uitwisseling van die gegevens. Om de follow-up van mogelijke verbanden te digitaliseren en te versnellen en tegelijkertijd de volledige controle over de gegevens te waarborgen, moeten verwerkingscodes worden ingevoerd.

(25)

Terrorisme en ernstige en georganiseerde criminaliteit zijn vandaag de dag zeer dynamische en wereldwijde verschijnselen, die vaak meer dan een lidstaat schaden. Hoewel terrorisme al een sterk transnationale component had, is door het gebruik en de beschikbaarheid van elektronische communicatie de transnationale samenwerking tussen plegers van terroristische strafbare feiten sterk toegenomen. Het transnationale karakter van een strafbaar feit van terroristische aard is wellicht niet bekend op het moment dat de zaak wordt doorverwezen naar een justitiële autoriteit, maar kan aan het licht komen tijdens de kruiselingse controle van gegevens door Eurojust. Daarom vereist het onderzoek of de vervolging van strafbare feiten van terroristische aard coördinatie en samenwerking tussen de met de vervolging belaste autoriteiten of een vervolging op gemeenschappelijke basis, als bepaald in artikel 85 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Informatie over terrorismezaken moet tijdig worden uitgewisseld met Eurojust, tenzij de specifieke omstandigheden van de zaak duidelijk wijzen op het louter nationaal karakter ervan.

(26)

Onderzoeken en vervolgingen in terrorismezaken worden vaak belemmerd door gebrekkige informatie-uitwisseling tussen de met het onderzoek of de vervolging belaste nationale autoriteiten. Om nieuwe terrorismeonderzoeken te kunnen onderwerpen aan een kruiselingse controle met eerdere onderzoeken en zo mogelijke verbanden te kunnen vaststellen, moet ervoor worden gezorgd dat de bewaringstermijn voor gegevens van alle eerdere onderzoeken en veroordelingen toereikend is voor de operationele activiteiten. Daarom moeten de termijnen voor de opslag van gegevens in het Europees gerechtelijk register voor terrorismebestrijding worden verlengd.

(27)

Doordat nieuwe terrorismeonderzoeken aan een kruiselingse controle met eerdere onderzoeken kunnen worden onderworpen, zouden potentiële verbanden kunnen worden vastgesteld en zou de noodzaak tot samenwerking zich kunnen aandienen. Uit dergelijke kruiselingse controles zou kunnen blijken dat een persoon die in een lopende zaak in een lidstaat wordt verdacht of vervolgd, ook in een afgesloten zaak in een andere lidstaat werd verdacht of vervolgd. Hierdoor zouden voorts verbanden kunnen worden vastgesteld tussen lopende onderzoeken of vervolgingen die anders niet aan het licht zouden zijn gekomen. Dat is zelfs het geval wanneer eerdere onderzoeken zijn uitgemond in een vrijspraak of in een definitieve beslissing om geen vervolging in te stellen. Daarom moeten waar passend gegevens van alle eerdere onderzoeken, en niet alleen die van veroordelingen, worden opgeslagen.

(28)

Er moet worden gewaarborgd dat gegevens van onderzoeken die zijn uitgemond in een vrijspraak of in een definitieve beslissing om geen vervolging in te stellen uitsluitend voor vervolgingsdoeleinden worden verwerkt. Die gegevens mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor het vaststellen van verbanden met lopende onderzoeken en vervolgingen en voor het ondersteunen van die onderzoeken en vervolgingen. Tenzij de bevoegde nationale autoriteit per geval anders besluit, moet Eurojust dergelijke operationele gegevens kunnen blijven verwerken. Indien de bevoegde nationale autoriteit, nadat de beslissing tot vrijspraak of tot niet-vervolging definitief is geworden, besluit dat het niet nodig is de gegevens van vrijgesproken of niet vervolgde personen te verwerken, onder meer vanwege de specifieke kenmerken van de zaak of de gronden voor vrijspraak of niet-vervolging, moeten die gegevens worden gewist.

(29)

Eurojust heeft twaalf samenwerkingsovereenkomsten met derde landen gesloten, waarbij doorgifte van operationele persoonsgegevens en detachering van een verbindingsmagistraat uit een derde land bij Eurojust mogelijk wordt gemaakt. Ook de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (7) staat detachering van een verbindingsmagistraat toe. In maart 2021 heeft de Raad de Commissie gemachtigd tot het openen van onderhandelingen over samenwerkingsovereenkomsten tussen Eurojust en 13 andere derde landen, te weten Algerije, Argentinië, Armenië, Bosnië en Herzegovina, Brazilië, Colombia, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Tunesië en Turkije.

(30)

Verordening (EU) 2018/1727 biedt weliswaar een rechtsgrond voor samenwerking en uitwisseling van gegevens met derde landen, maar bevat geen regels inzake de formele en technische aspecten van de samenwerking met bij Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraten uit derde landen, met name wat hun toegang tot het casemanagementsysteem betreft. Met het oog op de rechtszekerheid moet Verordening (EU) 2018/1727 een uitdrukkelijke rechtsgrond bieden voor de samenwerking tussen Eurojust en de verbindingsmagistraten uit derde landen en voor hun toegang tot het casemanagementsysteem. Eurojust moet door middel van de geactualiseerde technische opzet en strikte interne voorschriften passende waarborgen en beveiligingsmaatregelen toepassen voor de bescherming van gegevens en de grondrechten.

(31)

Bij de verwerking van operationele persoonsgegevens overeenkomstig deze verordening moet Eurojust een hoog niveau van gegevensbescherming waarborgen. Voor de verwerking van operationele persoonsgegevens is Eurojust onderworpen aan artikel 3 en hoofdstuk IX van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (8), alsmede aan specifieke regels voor de verwerking van operationele persoonsgegevens als bedoeld in Verordening (EU) 2018/1727, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2022/838 van het Europees Parlement en de Raad (9), en deze verordening. Die bepalingen zijn van toepassing op de verwerking van alle operationele persoonsgegevens die door Eurojust worden verwerkt. Zij zijn met name van toepassing op alle operationele persoonsgegevens die in het casemanagementsysteem worden verwerkt, ongeacht of deze worden verwerkt door nationale leden, nationale correspondenten, verbindingsmagistraten of andere bevoegde personen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1727.

(32)

Besluiten over of en hoe Eurojust de coördinatie en samenwerking tussen de met het onderzoek of de vervolging belaste autoriteiten moet ondersteunen moeten uitsluitend bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten berusten, met inachtneming van het toepasselijk nationaal recht, het Unierecht of het internationaal recht, bestaande uit verdragen of andere internationale overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand in strafzaken.

(33)

Omwille van de rechtszekerheid moet de relatie tussen de uitwisseling van informatie over terrorismezaken tussen bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust uit hoofde van enerzijds Besluit 2005/671/JBZ en anderzijds Verordening (EU) 2018/1727 worden verduidelijkt. Daarom moeten de relevante bepalingen uit Besluit 2005/671/JBZ worden geschrapt en aan Verordening (EU) 2018/1727 worden toegevoegd.

(34)

Hoewel sommige bevoegde nationale autoriteiten reeds zijn aangesloten op de in artikel 9 van Besluit 2008/976/JBZ bedoelde beveiligde telecommunicatieverbinding, zijn veel bevoegde nationale autoriteiten nog niet aangesloten op die beveiligde telecommunicatieverbinding of op beveiligde communicatiekanalen. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoende tijd hebben om hun bevoegde nationale autoriteiten van een dergelijke verbinding te voorzien, moet een overgangsperiode voor de tenuitvoerlegging worden toegestaan.

(35)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(36)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(37)

Overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 26 januari 2022 heeft hij een advies uitgebracht,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/1727

Verordening (EU) 2018/1727 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3 wordt lid 5 vervangen door:

“5.   Eurojust kan ook bijstand verlenen aan onderzoeken en vervolgingen waarbij alleen een lidstaat en een derde land of een lidstaat en een internationale organisatie betrokken zijn, op voorwaarde dat met dat derde land of die internationale organisatie een samenwerkingsovereenkomst is gesloten of een afspraak tot samenwerking is gemaakt krachtens artikel 52 of op voorwaarde dat er in een specifiek geval een essentieel belang bestaat om dergelijke bijstand te verlenen.

De beslissing over of en hoe lidstaten justitiële bijstand verlenen aan een derde land of een internationale organisatie berust uitsluitend bij de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, onder voorbehoud van toepasselijk nationaal recht, Unierecht of internationaal recht.”

.

2)

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“2 bis.   Elke lidstaat wijst een bevoegde nationale autoriteit aan als nationale correspondent voor Eurojust voor terrorismebestrijding. Die nationale correspondent voor terrorismebestrijding is een justitiële of andere bevoegde autoriteit. Wanneer het nationale rechtsstelsel dit vereist, is het mogelijk voor een lidstaat meer dan één bevoegde nationale autoriteit aan te wijzen als nationale correspondent voor Eurojust voor terrorismebestrijding. De nationale correspondent voor terrorismebestrijding heeft toegang tot alle relevante informatie overeenkomstig artikel 21 bis, lid 1. Hij is bevoegd dergelijke informatie te verzamelen en aan Eurojust toe te zenden, conform nationaal en Unierecht, met name het nationale strafprocesrecht en de toepasselijke voorschriften inzake gegevensbescherming.”

;

b)

lid 8 wordt vervangen door:

“8.   Voor de verwezenlijking van de in lid 7 van dit artikel bedoelde doelstellingen worden de in lid 3, punten a), b) en c), van dit artikel bedoelde personen op het casemanagementsysteem aangesloten overeenkomstig dit artikel en de artikelen 23, 24, 25 en 34. De kosten van aansluiting op het casemanagementsysteem komen ten laste van de algemene begroting van de Unie.”

.

3)

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 9 wordt vervangen door:

“9.   Dit artikel laat andere verplichtingen inzake de overdracht van gegevens aan Eurojust onverlet.”

;

b)

lid 10 wordt vervangen door:

“10.   De bevoegde nationale autoriteiten zijn niet verplicht de in dit artikel bedoelde informatie te verstrekken indien deze informatie reeds overeenkomstig andere bepalingen van deze verordening aan Eurojust is doorgegeven.”

.

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 21 bis

Uitwisseling van informatie over terrorismezaken

1.   Met betrekking tot strafbare feiten van terroristische aard stellen de bevoegde nationale autoriteiten hun nationale leden in kennis van alle lopende of afgesloten strafrechtelijke onderzoeken die onder toezicht staan van justitiële autoriteiten, zodra de zaak overeenkomstig het nationale recht, met name het nationale strafprocesrecht, naar de justitiële autoriteiten is doorverwezen, van lopende of afgesloten vervolgingen en gerechtelijke procedures, en alle rechterlijke beslissingen met betrekking tot strafbare feiten van terroristische aard. Die verplichting geldt voor alle strafrechtelijke onderzoeken met betrekking tot strafbare feiten van terroristische aard, ongeacht of er een verband met een andere lidstaat of een derde land bekend is, tenzij het strafrechtelijke onderzoek wegens de specifieke omstandigheden ervan duidelijk slechts één lidstaat treft.

2.   Lid 1 is niet van toepassing wanneer:

a)

het delen van informatie een lopend onderzoek of de veiligheid van een persoon zou schaden, of

b)

het delen van informatie strijdig zou zijn met de wezenlijke veiligheidsbelangen van de betrokken lidstaat.

3.   Voor de toepassing van dit artikel worden onder “strafbare feiten van terroristische aard” verstaan misdrijven bedoeld in Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad (*1).

4.   De overeenkomstig lid 1 doorgegeven informatie omvat de in bijlage III vermelde operationele persoonsgegevens en niet-persoonsgebonden gegevens. Die informatie kan persoonsgegevens omvatten overeenkomstig bijlage III, punt d), maar enkel indien die persoonsgegevens in het bezit zijn van of kunnen worden meegedeeld aan de bevoegde nationale autoriteiten overeenkomstig het nationale recht en indien de doorgifte van die gegevens noodzakelijk is om een betrokkene op betrouwbare wijze te identificeren uit hoofde van artikel 27, lid 5.

5.   Met inachtneming van lid 2 stellen de bevoegde nationale autoriteiten hun nationale leden in kennis van een eventuele wijziging in de op grond van lid 1 doorgegeven informatie zonder onnodige vertraging en, indien mogelijk, uiterlijk tien werkdagen na dergelijke wijzigingen.

6.   De bevoegde nationale autoriteit hoeft deze informatie niet te verstrekken indien deze reeds aan Eurojust is doorgegeven.

7.   De nationale bevoegde autoriteit kan Eurojust in elke fase verzoeken om ondersteuning bij de vervolgmaatregelen met betrekking tot verbanden die zijn vastgesteld op basis van krachtens dit artikel verstrekte informatie.

(*1)  Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).”."

5)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 22 bis

Beveiligde digitale communicatie en gegevensuitwisseling tussen de bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust

1.   Communicatie tussen de bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust uit hoofde van deze verordening vindt plaats via het gedecentraliseerde IT-systeem. Het in artikel 23 bedoelde casemanagementsysteem wordt verbonden met een netwerk van onder de eigen verantwoordelijkheid en het eigen beheer van elke lidstaat en Eurojust opererende IT-systemen en interoperabele e-Codex-toegangspunten dat de veilige en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie mogelijk maakt (“het gedecentraliseerd IT-systeem”).

2.   Indien uitwisseling van informatie overeenkomstig lid 1 niet mogelijk is wegens niet-beschikbaarheid van het gedecentraliseerde IT-systeem of wegens uitzonderlijke omstandigheden, geschiedt de uitwisseling met behulp van de snelste en meest geschikte alternatieve middelen. De lidstaten en Eurojust zorgen ervoor dat deze alternatieve communicatiemiddelen betrouwbaar zijn en een gelijkwaardig niveau van beveiliging en gegevensbescherming bieden.

3.   De bevoegde nationale autoriteiten geven de in de artikelen 21 en 21 bis van deze verordening bedoelde informatie op semiautomatische en gestructureerde wijze door aan Eurojust vanuit de nationale registers. De regelingen voor een dergelijke doorgifte wordt door de Commissie, in overleg met Eurojust, vastgesteld in een uitvoeringshandeling, overeenkomstig artikel 22 ter van deze verordening. In die uitvoeringshandeling worden met name het formaat van de op grond van bijlage III, punt d), bij deze verordening doorgegeven gegevens en de nodige technische normen met betrekking tot de doorgifte van die gegevens vastgesteld, alsook de digitale procesnormen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 9, van Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad (*2).

4.   De Commissie is verantwoordelijk voor het creëren, onderhouden en ontwikkelen van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten en Eurojust eventueel als hun back-endsysteem kunnen gebruiken. Die referentie-implementatiesoftware is gebaseerd op een modulaire structuur, wat betekent dat de software als pakket los van de e-Codex-componenten die nodig zijn om de software aan te sluiten op het gedecentraliseerde IT-systeem wordt geleverd. Die structuur stelt de lidstaten in staat hun bestaande nationale justitiële communicatie-infrastructuur voor grensoverschrijdend gebruik te hergebruiken of te verbeteren en Eurojust zijn casemanagementsysteem aan te sluiten op het gedecentraliseerde IT-systeem

5.   De Commissie verstrekt, onderhoudt en ondersteunt de referentie-implementatiesoftware kosteloos. Het creëren, onderhouden en ontwikkelen van de referentie-implementatiesoftware wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

6.   De lidstaten en Eurojust dragen hun respectieve kosten voor het opzetten en exploiteren van een geautoriseerd e-Codex-toegangspunt als gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Verordening (EU) 2022/850, en voor het opzetten en aanpassen van hun IT-systemen om deze interoperabel te maken met de toegangspunten.

Artikel 22 ter

Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie

1.   Voor de instelling en het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem voor communicatie in het kader van deze verordening stelt de Commissie de nodige uitvoeringshandelingen vast, waarbij het volgende wordt geregeld:

a)

de technische specificaties ter bepaling van de elektronische-communicatiemethoden voor de doeleinden van het gedecentraliseerde IT-systeem;

b)

de technische specificaties voor communicatieprotocollen;

c)

de doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging en een hoog niveau van cyberbeveiligingsnormen voor het verwerken en verzenden van informatie binnen het gedecentraliseerde IT-systeem;

d)

de minimumbeschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor de door het gedecentraliseerde IT-systeem verstrekte diensten;

e)

het instellen van een uit vertegenwoordigers van de lidstaten bestaande stuurgroep die de exploitatie en het onderhoud van het gedecentraliseerde IT-systeem moet waarborgen om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op 1 november 2025 vastgesteld volgens de in artikel 22 quater, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 22 quater

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*3).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*2)  Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een geautomatiseerd systeem voor de grensoverschrijdende elektronische gegevensuitwisseling op het gebied van justitiële samenwerking in civiele en strafzaken (e-Codex), en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726 (PB L 150 van 1.6.2022, blz. 1)."

(*3)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

6)

De artikelen 23, 24 en 25 worden vervangen door:

“Artikel 23

Casemanagementsysteem

1.   Eurojust zet een casemanagementsysteem op voor de verwerking van in bijlage II vermelde operationele persoonsgegevens, van in bijlage III genoemde gegevens en van niet-persoonsgebonden gegevens.

2.   Het doel van het casemanagementsysteem is:

a)

het ondersteunen van het beheer en de coördinatie van onderzoeken en vervolgingen waaraan Eurojust bijstand verleent;

b)

het verzekeren van de beveiligde toegang tot en uitwisseling van informatie over lopende onderzoeken en vervolgingen;

c)

het mogelijk maken van kruiselingse controles van informatie en het opsporen van verbanden tussen zaken;

d)

het mogelijk maken van de extractie van gegevens voor operationele en statistische doeleinden;

e)

het faciliteren van toezicht om te verzekeren dat de verwerking van operationele persoonsgegevens rechtmatig is en in overeenstemming is met deze verordening en de toepasselijke voorschriften inzake gegevensbescherming.

3.   Het casemanagementsysteem kan worden verbonden met de beveiligde telecommunicatieverbinding bedoeld in artikel 9 van Besluit 2008/976/JBZ van de Raad (*4) en met andere beveiligde communicatiekanalen overeenkomstig het toepasselijke Unierecht.

4.   Eurojust kan, wanneer het toegang heeft gekregen tot gegevens in of uit andere informatiesystemen van de Unie die bij andere rechtshandelingen van de Unie zijn ingesteld, het casemanagementsysteem gebruiken om zich toegang te verschaffen tot gegevens in dergelijke informatiesystemen of om verbinding te maken met dergelijke informatiesystemen, teneinde informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, te kunnen opvragen en verwerken, op voorwaarde dat dit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken en strookt met de rechtshandelingen van de Unie waarbij dergelijke informatiesystemen zijn ingesteld.

5.   De leden 3 en 4 houden geen uitbreiding in van de rechten op toegang tot andere informatiesystemen van de Unie die aan Eurojust zijn verleend uit hoofde van de rechtshandelingen van de Unie waarbij die systemen zijn ingesteld.

6.   Bij uitvoering van hun taken mogen de nationale leden persoonsgegevens betreffende de individuele zaken die zij in behandeling hebben, verwerken overeenkomstig deze verordening of andere toepasselijke instrumenten. Zij staan toe dat de functionaris voor gegevensbescherming toegang heeft tot de persoonsgegevens die in het casemanagementsysteem worden verwerkt.

7.   Voor de verwerking van operationele persoonsgegevens maakt Eurojust geen ander geautomatiseerd bestand aan dan het casemanagementsysteem.

De nationale leden kunnen persoonsgegevens tijdelijk opslaan en analyseren om na te gaan of die gegevens van belang zijn voor de uitvoering van de taken van Eurojust en of zij in het casemanagementsysteem kunnen worden opgenomen. Die gegevens mogen ten hoogste drie maanden worden bewaard.

Artikel 24

Beheer van de informatie in het casemanagementsysteem

1.   De nationale leden slaan de hun overeenkomstig deze verordening of andere toepasselijke instrumenten toegezonden informatie op in het casemanagementsysteem.

Elk van de nationale leden is verantwoordelijk voor het beheer van de door henzelf verwerkte gegevens.

2.   Elk van de nationale leden besluit per geval om de toegang tot de informatie beperkt te houden dan wel om toegang tot die informatie of delen ervan te verlenen aan andere nationale leden, aan bij Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraten, aan gemachtigde personeelsleden van Eurojust of aan eenieder die namens Eurojust werkt en van de administratief directeur de vereiste machtiging heeft verkregen.

3.   Het nationale lid geeft, in overleg met de bevoegde nationale autoriteiten, in algemene of specifieke termen aan welke beperkingen gelden voor de verdere toegang tot en verwerking en doorgifte van de informatie, indien er een verband als bedoeld in artikel 23, lid 2, punt c), is vastgesteld.

Artikel 25

Toegang tot het casemanagementsysteem op nationaal niveau

1.   De in artikel 20, lid 3, punten a), b) en c), bedoelde personen hebben enkel toegang tot de volgende gegevens:

a)

gegevens die worden beheerd door het nationale lid van hun lidstaat;

b)

door nationale leden van andere lidstaten beheerde gegevens waartoe het nationale lid van hun lidstaat toegang heeft gekregen, tenzij het nationale lid dat de gegevens beheert, de toegang ertoe heeft geweigerd.

2.   Het nationale lid besluit, binnen de in lid 1 van dit artikel bepaalde grenzen, over de mate waarin toegang wordt verleend aan de in artikel 20, lid 3, punten a), b) en c), bedoelde personen in hun lidstaat.

3.   Overeenkomstig artikel 21 bis verstrekte gegevens mogen op nationaal niveau enkel worden geraadpleegd door nationale correspondenten voor Eurojust voor terrorismebestrijding als bedoeld in artikel 20, lid 3, punt c).

4.   Elke lidstaat kan, na overleg met zijn nationale lid, besluiten dat de in artikel 20, lid 3, punten a), b) en c), bedoelde personen, binnen de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel bepaalde grenzen, informatie over hun lidstaat in het casemanagementsysteem kunnen invoeren. Een dergelijke bijdrage is onderworpen aan validering door het desbetreffende nationale lid. Het college stelt de details van de praktische toepassing van dit lid vast. De lidstaten stellen Eurojust en de Commissie in kennis van hun besluit met betrekking tot de toepassing van dit lid. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.

(*4)  Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130).”."

7)

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Eurojust kan bijzondere categorieën operationele persoonsgegevens verwerken overeenkomstig artikel 76 van Verordening (EU) 2018/1725. Wanneer die andere gegevens betrekking hebben op getuigen of slachtoffers in de zin van lid 2 van dit artikel wordt het besluit tot verwerking door de betrokken nationale leden genomen.”

;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“5.   Wanneer operationele persoonsgegevens overeenkomstig artikel 21 bis worden doorgegeven, kan Eurojust de in bijlage III vermelde operationele persoonsgegevens verwerken van de volgende personen:

a)

personen ten aanzien van wie er, overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat, gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat zij een strafbaar feit waarvoor Eurojust bevoegd is, hebben gepleegd of op het punt staan te plegen;

b)

personen die voor een dergelijk strafbaar feit zijn veroordeeld.

Tenzij de bevoegde nationale autoriteit per geval anders beslist, kan Eurojust de in de eerste alinea, punt a), bedoelde operationele persoonsgegevens blijven verwerken, ook nadat de procedure volgens het nationale recht van de betrokken lidstaat is afgesloten, zelfs in geval van vrijspraak of een definitieve beslissing om geen vervolging in te stellen. Indien de procedure niet tot een veroordeling heeft geleid, vindt verwerking van operationele persoonsgegevens alleen plaats om verbanden vast te stellen tussen lopende, toekomstige of afgesloten onderzoeken en vervolgingen als bedoeld in artikel 23, lid 2, punt c).”.

8)

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“1 bis.   Eurojust bewaart de overeenkomstig artikel 21 bis doorgegeven operationele persoonsgegevens niet langer dan tot de eerstkomende van de volgende data:

a)

de datum waarop in alle bij het onderzoek of de vervolging betrokken lidstaten de geldende termijn voor verjaring van het recht van strafvordering is verstreken;

b)

vijf jaar nadat het vonnis in de laatste van de bij het onderzoek en de vervolging betrokken lidstaten kracht van gewijsde heeft gekregen, of twee jaar na een vrijspraak of een definitieve beslissing om geen vervolging in te stellen;

c)

de datum waarop Eurojust in kennis wordt gesteld van de beslissing van de bevoegde nationale autoriteit op grond van artikel 27, lid 5.”;

b)

de leden 2 en 3 worden vervangen door:

“2.   De naleving van de in de leden 1 en 1 bis bedoelde bewaartermijnen wordt permanent gecontroleerd door middel van adequate geautomatiseerde verwerking door Eurojust, met name vanaf het moment waarop Eurojust de ondersteuning beëindigt.

Na de invoering van de gegevens wordt ook om de drie jaar nagegaan of bewaring noodzakelijk is.

Als operationele persoonsgegevens als bedoeld in artikel 27, lid 4, worden bewaard gedurende een periode van meer dan vijf jaar, wordt de EDPS daarvan in kennis gesteld.

3.   Voordat een van de in de leden 1 en 1 bis bedoelde bewaartermijnen verstrijkt, controleert Eurojust of en hoelang het nodig is de operationele persoonsgegevens verder te bewaren teneinde zijn taken te verwezenlijken.

Eurojust kan besluiten om de gegevens bij wijze van afwijking tot de volgende controle te bewaren. De redenen voor verdere bewaring worden onderbouwd en geregistreerd. Als er bij de controle niet wordt besloten tot verdere bewaring van de operationele persoonsgegevens, worden deze gegevens automatisch gewist.”

.

9)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 54 bis

Verbindingsmagistraten uit derde landen

1.   Een verbindingsmagistraat uit een derde land kan bij Eurojust worden gedetacheerd op basis van een vóór 12 december 2019 tussen Eurojust en dat derde land gesloten samenwerkingsovereenkomst of een internationale overeenkomst gesloten tussen de Unie en het derde land uit hoofde van artikel 218 VWEU waarbij detachering van een verbindingsmagistraat mogelijk wordt gemaakt.

2.   De rechten en verplichtingen van de verbindingsmagistraat worden vastgelegd in de in lid 1 bedoelde samenwerkingsovereenkomst of internationale overeenkomst of in een overeenkomstig artikel 47, lid 3, gesloten werkafspraak.

3.   Met het oog op beveiligde uitwisseling van gegevens krijgen bij Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraten toegang tot het casemanagementsysteem. Eurojust blijft overeenkomstig de artikelen 45 en 46 aansprakelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in het casemanagementsysteem door verbindingsmagistraten.

Operationele persoonsgegevens mogen slechts met behulp van het casemanagementsysteem worden doorgegeven aan verbindingsmagistraten uit een derde land overeenkomstig de voorschriften en voorwaarden die zijn vastgesteld bij deze verordening, in de overeenkomst met het betrokken land of in andere toepasselijke rechtsinstrumenten.

Artikel 24, lid 1, tweede alinea, en artikel 24, lid 2, zijn van overeenkomstige toepassing op verbindingsmagistraten.

Het college stelt de nadere voorwaarden voor toegang vast.”.

10)

Aan artikel 80 worden de volgende leden toegevoegd:

“9.   Eurojust kan het uit tijdelijke werkbestanden en een register bestaande casemanagementsysteem blijven gebruiken tot 1 december 2025, zolang het nieuwe casemanagementsysteem niet is ingevoerd.

10.   De bevoegde nationale autoriteiten en Eurojust kunnen tot de eerste dag van de maand volgende op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 22 ter van deze verordening bedoelde uitvoeringshandeling gebruik blijven maken van andere dan de in artikel 22 bis, lid 1, bedoelde communicatiekanalen, zolang die communicatiekanalen nog niet beschikbaar zijn voor rechtstreekse uitwisseling tussen hen.

11.   De bevoegde nationale autoriteiten kunnen tot de eerste dag van de maand volgende op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 22 ter van deze verordening bedoelde uitvoeringshandeling informatie blijven verstrekken op andere wijzen dan de in artikel 22 bis, lid 3, bedoelde semiautomatische methode, zolang de technische vereisten nog niet zijn geregeld.”

.

11)

De volgende bijlage wordt toegevoegd:

“BIJLAGE III

a)

informatie ter identificatie van de verdachte, beklaagde, veroordeelde of vrijgesproken persoon:

voor een natuurlijke persoon:

achternaam (familienaam);

voornamen;

eventuele aliassen;

geboortedatum;

geboorteplaats (plaats en land);

nationaliteit(en);

identificatiedocument (type en documentnummer);

geslacht;

verblijfplaats;

voor een rechtspersoon:

firmanaam;

rechtsvorm;

plaats van het hoofdkantoor;

voor natuurlijke personen en rechtspersonen:

telefoonnummers;

e-mailadressen;

nadere gegevens van rekeningen bij banken of andere financiële instellingen;

b)

informatie over het strafbare feit van terroristische aard:

informatie over rechtspersonen die betrokken zijn bij de voorbereiding of het plegen van een strafbaar feit van terroristische aard;

wettelijke omschrijving van het strafbare feit volgens nationaal recht;

toepasselijke vorm van ernstige criminaliteit uit de lijst van bijlage I;

eventuele banden met een terroristische groepering;

soort terrorisme, zoals jihadistisch, separatistisch, links of rechts;

beknopte samenvatting van de zaak;

c)

informatie over de nationale procedure:

de stand van zaken van de procedure;

bevoegd openbaar ministerie;

zaaknummer;

datum waarop de formele gerechtelijke procedure is ingeleid;

verband met andere relevante zaken;

d)

aanvullende informatie ter identificatie van de verdachte:

vingerafdrukgegevens die overeenkomstig het nationale recht tijdens strafrechtelijke procedures zijn verzameld;

foto’s.

.

Artikel 2

Wijzing van Besluit 2005/671/JBZ

Besluit 2005/671/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt punt c) geschrapt;

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt geschrapt;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ten minste de door de bevoegde instantie verzamelde gegevens, zoals bedoeld in lid 4, betreffende strafrechtelijke onderzoeken naar strafbare feiten van terroristische aard die twee of meer lidstaten treffen of kunnen treffen, worden doorgegeven aan Europol conform het nationale recht en Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (*5).

(*5)  Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).”;"

c)

lid 5 wordt geschrapt.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 4 oktober 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

J. M. ALBARES BUENO


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 juli 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 september 2023.

(2)  Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138).

(3)  Besluit 2005/671/JBZ van de Raad van 20 september 2005 betreffende informatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard (PB L 253 van 29.9.2005, blz. 22).

(4)  Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).

(5)  Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130).

(6)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(7)   PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.

(8)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(9)  Verordening (EU) 2022/838 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1727, wat betreft het bij Eurojust bewaren, analyseren en opslaan van bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en daarmee verband houdende strafbare feiten (PB L 148 van 31.5.2022, blz. 1).


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2131/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top