EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31989R2054

Verordening (EEG) nr. 2054/89 van de Commissie van 10 juli 1989 tot vaststelling van bijzondere uitvoeringsbepalingen in verband met de regeling inzake de minimumprijs bij invoer van krenten en rozijnen

PB L 195 van 11.7.1989, p. 14–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 06/02/2009: This act has been changed. Current consolidated version: 12/11/1994

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1989/2054/oj

31989R2054

Verordening (EEG) nr. 2054/89 van de Commissie van 10 juli 1989 tot vaststelling van bijzondere uitvoeringsbepalingen in verband met de regeling inzake de minimumprijs bij invoer van krenten en rozijnen

Publicatieblad Nr. L 195 van 11/07/1989 blz. 0014 - 0016
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 29 blz. 0205
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 29 blz. 0205


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 2054/89 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 1989

tot vaststelling van bijzondere uitvoeringsbepalingen in verband met de regeling inzake de minimumprijs bij invoer van krenten en rozijnen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 426/86 van de Raad van 24 februari 1986 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1125/89 (2), en met name op artikel 9, lid 6,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1676/85 van de Raad van 11 juni 1985 inzake de waarde van de rekeneenheid en de omrekeningskoersen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten worden toegepast (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1636/87 (4), en met name op artikel 10, lid 2,

Overwegende dat in artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 426/86 is bepaald dat bij invoer van de in bijlage I, deel B, bij die verordening vermelde produkten een minimumprijs wordt ingesteld; dat bij Verordening (EEG) nr. 2089/85 van de Raad (5) de algemene voorschriften zijn vastgesteld met betrekking tot de regeling inzake de minimumprijs bij invoer van krenten en rozijnen;

Overwegende dat de bijzondere uitvoeringsbepalingen van deze regeling moeten worden vastgesteld; dat met deze uitvoeringsbepalingen moet worden voorkomen dat de marktdeelnemers de minimumprijzen omzeilen via frauduleuze handelingen die moeilijk zijn op te sporen en die moeilijk doeltreffend kunnen worden bestreden; dat deze frauduleuze handelingen namelijk ernstige problemen kunnen opleveren voor de communautaire markt van de betrokken produkten en dat voor de begroting aanzienlijke bedragen aan ontvangsten verloren gaan doordat geen compenserende heffingen worden toegepast;

Overwegende dat aanmerkelijk versterkte douanecontroles dienen te worden ingesteld om deze fraudes en het uiterst nadelige effect daarvan voor de markt van de krenten en rozijnen te voorkomen; dat de nationale douanediensten met name moeten nagaan of voor elke ingevoerde partij de minimumprijs bij invoer is nageleefd en dat zij, wanneer deze prijs niet in acht is genomen, een compenserende heffing moeten toepassen die wordt vastgesteld aan de hand van een schaal voor de invoerprijzen;

Overwegende bovendien dat een regeling inzake minimumprijzen bij invoer vooral moet voorkomen dat produkten uit derde landen tegen te lage prijzen worden ingevoerd en daardoor de markt van de Gemeenschap verstoren; dat daarom tot in het stadium van de verkoop moet worden nagegaan of de minimumprijs bij invoer wel degelijk is nageleefd; dat derhalve, ten bewijze dat de minimumprijs bij invoer is nageleefd, documenten moeten worden overgelegd waaruit blijkt tegen welke prijs de produkten zijn doorverkocht;

Overwegende dat het risico groot is dat bij invoer onjuiste prijzen worden aangegeven; dat derhalve een speciale procedure moet worden ingesteld voor het geval waarin het vermoeden bestaat dat onjuiste invoerprijzen zijn aangegeven;

Overwegende dat ervoor dient te worden gezorgd dat de verschuldigde compenserende heffing wordt toegepast indien blijkt dat de minimumprijs bij invoer inderdaad niet is nageleefd; dat daarom de produkten ter beschikking worden gesteld bij toepassing van artikel 13 van Richtlijn 79/695/EEG van de Raad (6), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 81/853/EEG (7) en van artikel 20 van Richtlijn 82/57/EEG van de Commissie (8), gewijzigd bij Richtlijn 83/371/EEG (9); dat voorts de importeur moet aantonen dat de minimumprijs is nageleefd; dat eveneens moet worden bepaald binnen welke termijn dit bewijs moet worden geleverd;

Overwegende dat ook moet worden voorzien in controles achteraf op de invoer; dat de bevoegde instanties van de Lid-Staten steekproefsgewijze controles moeten verrichten op ongeveer 10 % van de ingevoerde partijen; dat dan ook alle relevante documenten een bepaalde tijd moeten worden bewaard om deze aan de bevoegde instanties te kunnen overleggen; dat deze documenten evenwel niet langer hoeven te worden bewaard dan drie kalenderjaren na het jaar waarin de aangifte tot in het vrije verkeer brengen is aanvaard;

Overwegende dat de Commissie in kennis dient te worden gesteld van de verrichte controles op de inachtneming van de minimumprijzen bij invoer;

Overwegende dat het Comité van beheer voor op basis van groenten en fruit verwerkte produkten geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Beginselen en definities

Artikel 1

De minimumprijs bij invoer voor krenten en rozijnen is nageleefd, wanneer de invoerprijs niet lager is dan de minimumprijs bij invoer op de dag waarop de aangifte tot in het vrije verkeer brengen is aanvaard.

Artikel 2

1. In de zin van deze verordening zijn de elementen van de invoerprijs:

a) de fob-prijs in het land van oorsprong;

b) de reële kosten van vervoer en verzekeringen tot op de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap.

2. In lid 1 wordt onder »fob-prijs" verstaan, de betaalde of te betalen contante prijs voor de goederen van de partij, inclusief de kosten voor het inladen in een transportmiddel op de plaats van lading in het land van oorsprong en andere in dat land gemaakte kosten. Niet in de fob-prijs begrepen zijn de kosten van diensten voor rekening van de verkoper vanaf het ogenblik dat de produkten zijn ingeladen.

3. Wanneer blijkt dat meer dan 15 % van een ingevoerde partij rechtstreeks of via handelaren wordt doorverkocht tegen prijzen die beneden de minimumprijs liggen, wordt het gewogen gemiddelde van deze prijzen als invoerprijs beschouwd.

4. Wanneer de in lid 1 bedoelde prijselementen in een andere valuta worden uitgedrukt dan die van de Lid-Staat waar de produkten in het vrije verkeer worden gebracht, geldt Verordening (EEG) nr. 1766/85 van de Commissie van 27 juni 1985 betreffende de bij de bepaling van de douanewaarde te gebruiken wisselkoersen (1).

5. De invoerprijs moet worden vermeld in de aangifte tot in het vrije verkeer brengen.

6. In deze verordening wordt onder eindgebruiker verstaan, een fabrikant die het betrokken produkt verwerkt in een ander produkt, dat niet onder de in de aangifte tot in het vrije verkeer brengen vermelde GN-codes valt, of een detailhandelaar die uitsluitend aan consumenten verkoopt.

7. In de zin van deze verordening is een ingevoerde partij het geheel van produkten waarvoor een zelfde aangifte tot in het vrije verkeer brengen geldt.

Artikel 3

Op de minimumprijs bij invoer wordt een monetaire coëfficiënt toegepast die zo wordt vastgesteld dat deze prijs wordt omgerekend met de voor vaststelling of wijziging van de monetaire compenserende bedragen gebruikte gemiddelde wisselkoers.

Controle en heffing bij invoer

Artikel 4

Telkens wanneer de bevoegde nationale instanties een aangifte tot in het vrije verkeer brengen aanvaarden, vergelijken zij de aangegeven invoerprijs met de minimumprijs bij invoer die voor de betrokken produkten geldt op de dag waarop de aangifte wordt aanvaard.

Indien voor de factuur een betalingstermijn geldt van meer dan drie maanden, wordt voor elke maand boven drie maanden de in de factuur aangegeven prijs met 1 % verlaagd.

Artikel 5

Indien de invoerprijs beneden de voor de produkten geldende minimuminvoerprijs ligt, passen de bevoegde nationale instanties een compenserende heffing toe die wordt vastgesteld aan de hand van een schaal van de invoerprijzen.

Speciale controleprocedure

Artikel 6

1. Indien de douanediensten gegronde redenen hebben om te betwijfelen dat de in de aangifte tot in het vrije verkeer brengen vermelde prijs de reële invoerprijs is, vragen deze diensten de importeur binnen een termijn van zes maanden het bewijs te leveren dat het produkt is afgezet met inachtneming van de minimumprijs bij invoer, onverminderd het bepaalde in artikel 13 van Richtlijn 79/695/EEG en artikel 20 van Richtlijn 82/57/EEG.

2. De bevoegde instantie kan, wanneer de betrokkene daartoe een met redenen omkleed verzoek indient, de in lid 1, bedoelde termijn met maximaal drie maanden verlengen.

Artikel 7

1. De minimumprijs bij invoer wordt geacht te zijn nageleefd wanneer de importeur voor ten minste 95 % van de ingevoerde partij het bewijs levert dat het produkt als zodanig, na verpakking, rechtstreeks of via handelaren aan de eindgebruiker is verkocht tegen een prijs die ten minste gelijk is aan de minimumprijs bij invoer.

2. Indien de importeur ondanks het feit dat hij al het nodige heeft gedaan geen van de eindgebruiker uitgaande bewijsstukken kan overleggen, kunnen de bevoegde instanties andere bewijsstukken aanvaarden waaruit moet blijken dat bij de verkoop van het produkt de minimumprijs is nageleefd.

3. Deze speciale controleprocedure laat de in de artikelen 8, 9 en 10 bedoelde controles achteraf onverlet.

Controles achteraf

Artikel 8

Met het oog op de controles achteraf houdt de importeur gedurende ten minste drie kalenderjaren na het jaar waarin de aangifte tot in het vrije verkeer brengen is aanvaard, de bewijzen van betaling aan de verkoper en alle handelsdocumenten zoals facturen, contracten en briefwisseling met betrekking tot aankoop en verkoop van de betrokken produkten ter beschikking van de bevoegde instanties.

Artikel 9

1. De bevoegde instanties verrichten steekproefsgewijze verificaties.

2. De verificaties dienen ieder kalenderjaar betrekking te hebben op ongeveer 10 % van de ingevoerde partijen.

Artikel 10

Indien de bevoegde instanties bij een verificatie constateren dat de minimumprijzen bij invoer niet zijn nageleefd, innen zij de compenserende heffing, waarop eventueel het reeds als compenserende heffing betaalde bedrag in mindering wordt gebracht.

Slotbepalingen

Artikel 11

De Lid-Staten delen de Commissie een keer per jaar en vóór het einde van het eerste halfjaar mede welke controles in het voorgaande jaar zijn verricht ter verificatie van de naleving van de minimumprijzen bij invoer.

Artikel 12

Verordening (EEG) nr. 2237/85 van de Commissie (1) wordt ingetrokken.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 1989.

Voor de Commissie

Ray MAC SHARRY

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 49 van 27. 2. 1986, blz. 1.

(2) PB nr. L 118 van 29. 4. 1989, blz. 29.

(3) PB nr. L 164 van 24. 6. 1985, blz. 1.

(4) PB nr. L 153 van 13. 6. 1987, blz. 1.

(5) PB nr. L 197 van 27. 7. 1985, blz. 10.

(6) PB nr. L 205 van 13. 8. 1979, blz. 19.

(7) PB nr. L 319 van 7. 11. 1981, blz. 1.

(8) PB nr. L 28 van 5. 2. 1982, blz. 38.

(9) PB nr. L 204 van 28. 7. 1983, blz. 63.

(1) PB nr. L 168 van 28. 6. 1985, blz. 21.

(1) PB nr. L 209 van 6. 8. 1985, blz. 24.

Top