EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E2010C0034

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 34/10/COL van 3 februari 2010 houdende de negenenzeventigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoeging van een nieuw hoofdstuk betreffende de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken

PB L 325 van 8.12.2011, p. 46–62 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/34(1)/oj

8.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/46


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 34/10/COL

van 3 februari 2010

houdende de negenenzeventigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun door invoeging van een nieuw hoofdstuk betreffende de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA (1),

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2), en met name de artikelen 61, 62 en 63 en Protocol nr. 26,

Gezien de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (3), en met name artikel 24 en artikel 5, lid 2, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

Overeenkomstig artikel 24 van de Toezichtovereenkomst, geeft de Autoriteit uitvoering aan de staatssteunbepalingen van de EER-overeenkomst.

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van de Toezichtovereenkomst, maakt de Autoriteit mededelingen en richtsnoeren bekend over aangelegenheden waarop de EER-overeenkomst betrekking heeft, indien die Overeenkomst of de Toezichtovereenkomst daarin uitdrukkelijk voorziet of indien de Autoriteit zulks nodig acht.

Op 19 januari 1994 heeft de Autoriteit de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun vastgesteld (4).

Op 30 september 2009 heeft de Europese Commissie (hierna „de Commissie” genoemd) een mededeling bekendgemaakt onder de titel „Communautaire richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken” (5).

Deze mededeling van de Commissie is tevens voor de Europese Economische Ruimte relevant.

Een uniforme toepassing van de EER-regels inzake staatssteun in de gehele Europese Economische Ruimte dient te worden gewaarborgd.

De Autoriteit dient ingevolge punt II onder de titel „ALGEMEEN” aan het einde van bijlage XV bij de EER-overeenkomst, na overleg met de Commissie, besluiten vast te stellen die met de besluiten van de Commissie overeenstemmen.

De Autoriteit heeft de Commissie geraadpleegd en de EVA-staten bij brieven ter zake van 22 januari 2010 (Events nr. 543740, 543741 en 543742),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De richtsnoeren staatssteun worden gewijzigd door invoeging van een nieuw hoofdstuk betreffende de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken. Het nieuwe hoofdstuk is in de bijlage bij dit besluit opgenomen.

Artikel 2

Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.

Gedaan te Brussel, 3 februari 2010.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Per SANDERUD

De voorzitter

Kurt JÄGER

Lid van het College


(1)  Hierna „de Autoriteit” genoemd.

(2)  Hierna „de EER-overeenkomst” genoemd.

(3)  Hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd.

(4)  Richtsnoeren voor de toepassing en uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-overeenkomst en artikel 1 van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, op 19.1.1994 vastgesteld en uitgevaardigd door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, bekendgemaakt in PB L 231 van 3.9.1994, blz. 1 en EER-Supplement nr. 32 van 3.9.1994, blz. 1, hierna „de richtsnoeren staatssteun” te noemen. Een geactualiseerde versie van de richtsnoeren staatssteun is beschikbaar op de website van de Autoriteit onder: http://www.eftasurv.int/state-aid/legal-framework/state-aid-guidelines.

(5)  PB C 235 van 30.9.2009, blz. 7.


BIJLAGE

DE TOEPASSING VAN DE STAATSSTEUNREGELS IN HET KADER VAN DE SNELLE UITROL VAN BREEDBANDNETWERKEN  (1)

1.   INLEIDING

(1)

Breedbandconnectiviteit is een belangrijke factor voor de ontwikkeling, de invoering en het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ict) in de economie en in de samenleving. Breedband is van strategisch belang om de bijdrage van deze technologieën aan groei en innovatie in alle sectoren van de economie en aan sociale en territoriale cohesie te versnellen. In lijn met de Lissabonstrategie en de daaropvolgende mededelingen van de Europese Commissie (hierna „de Commissie” genoemd), zet ook de Autoriteit zich actief in voor ruime beschikbaarheid van breedbanddiensten voor alle Europese burgers (2).

(2)

In het Actieplan staatssteun — Minder en beter gerichte staatssteun: een routekaart voor de hervorming van de staatssteun (2005-2009) (3) heeft de Commissie immers verklaard dat staatssteun onder bepaalde voorwaarden een doelmatig instrument kan zijn om doelstellingen van gemeenschappelijk belang te behalen. Staatssteun kan met name marktfalen corrigeren, en daardoor de markten beter laten functioneren en het concurrentievermogen versterken. Wanneer de markten doeltreffende resultaten opleveren die echter uit oogpunt van het cohesiebeleid ontoereikend worden geacht, kan staatssteun voorts worden gebruikt om meer gewenste, rechtvaardige resultaten te behalen op de markt. Zo kan een doelgericht overheidsoptreden op het gebied van breedband de „digitale kloof” (4) helpen te verkleinen die er bestaat tussen gebieden of regio’s van een land die over goedkope en concurrerende breedbanddiensten beschikken en gebieden waar die diensten niet voorhanden zijn.

(3)

Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat staatssteun marktinitiatief in de breedbandsector niet wegdrukt. Indien staatssteun wordt verleend voor breedband in gebieden waar marktdeelnemers normaal gesproken toch al zouden investeren of reeds hebben geïnvesteerd, kan dit ongunstige gevolgen hebben voor de investeringen die breedbandexploitanten reeds onder marktvoorwaarden hebben gedaan en kunnen bestaande prikkels voor marktdeelnemers om in breedband te investeren, in grote mate worden weggenomen. In dat geval kan staatssteun voor breedband contraproductief worden voor het bereiken van de nagestreefde doelstelling. Het toezicht op staatssteun op het gebied van breedband moet in de eerste plaats garanderen dat staatssteunmaatregelen zullen leiden tot meer of snellere breedbanddekking en -penetratie dan zonder de steun het geval zou zijn, en dat de positieve effecten van de steun opwegen tegen de negatieve effecten, wat betreft concurrentievervalsing.

(4)

Ook in het reguleringskader voor elektronische communicatie komen punten aan bod die verband houden met breedbandtoegang (5). Tot dusver zijn de wholesalemarkten voor breedband in alle EVA-staten onderworpen aan ex-anteregulering (6). In dit verband is reeds een aantal initiatieven genomen in verband met de nieuwe uitdagingen die next generation access netwerken (hierna „NGA-netwerken” genoemd) (7) uit oogpunt van het toezicht stellen, met name op het punt van toegang (8).

(5)

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het beleid van de Autoriteit inzake de toepassing van de staatssteunregels van de EER-overeenkomst op maatregelen ten behoeve van de uitrol van traditionele breedbandnetwerken, op basis van de bestaande beschikkingspraktijk van de Commissie (deel 2) en komen ook een aantal punten aan bod in verband met de beoordeling van maatregelen ten behoeve van de snelle uitrol van NGA-netwerken (deel 3).

(6)

Bij de beoordeling van staatssteun voor breedband zal de Autoriteit de richtsnoeren in dit hoofdstuk toepassen, hetgeen de rechtszekerheid en de transparantie van haar beschikkingspraktijk ten goede zal komen.

2.   HET BELEID VAN DE AUTORITEIT INZAKE STAATSSTEUN VOOR BREEDBANDPROJECTEN

2.1.   De toepassing van de staatssteunregels

(7)

In haar beschikkingspraktijk heeft de Commissie een positief standpunt ingenomen ten aanzien van overheidsmaatregelen ten behoeve van de uitrol van breedband in plattelandsgebieden en gebieden met weinig dekking, terwijl zij zich meer kritisch heeft getoond ten aanzien van steunmaatregelen in gebieden waar reeds breedbandinfrastructuur aanwezig is en concurrentie speelt. Wanneer een overheidsmaatregel ter ondersteuning van de uitrol van breedband voldeed aan de voorwaarden om te worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „het VWEU” genoemd), bepaling die overeenkomt met artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst, heeft de Commissie tot dusver de verenigbaarheid ervan voornamelijk getoetst aan artikel 107, lid 3, VWEU, bepaling die overeenkomt met artikel 61, lid 3, van de EER-overeenkomst. Het staatssteunbeleid van de Commissie ten aanzien van overheidsmaatregelen ter ondersteuning van de uitrol van breedbandnetwerken is samengevat in de delen 2.2 en 2.3.

2.2.   Artikel 61, lid 1 van de EER-overeenkomst: de vraag of er sprake is van steun

(8)

Overeenkomstig artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst „zijn steunmaatregelen van de lidstaten van de EG, de EVA-staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig beïnvloedt”. Om als staatssteun te worden aangemerkt moet een maatregel bijgevolg aan elk van de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen:

a)

de maatregel moet met staatsmiddelen zijn bekostigd,

b)

hij moet ondernemingen een economisch voordeel opleveren,

c)

het voordeel moet selectief zijn en de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen,

d)

de maatregel moet het handelsverkeer binnen de EER ongunstig beïnvloeden.

(9)

Overheidssteun voor breedbandprojecten behelst vaak staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst (9).

(10)

Om te beginnen zijn de maatregelen meestal met staatsmiddelen bekostigd (bijvoorbeeld wanneer de overheid breedbandprojecten ondersteunt door middel van subsidies, belastingverlagingen of andere voordelige financieringsvoorwaarden) (10).

(11)

Wat ten tweede het aspect steun ten behoeve een economische activiteit betreft, houden overheidsmaatregelen ter ondersteuning van projecten voor de uitrol van breedband doorgaans verband met de uitoefening van een economische activiteit (zoals de aanleg van, de exploitatie van en het verschaffen van toegang tot breedbandinfrastructuur, met name omleidingsvoorzieningen en gronduitrusting (bijvoorbeeld vaste systemen, terrestrische draadloze systemen, satellietsystemen of combinaties daarvan)). Slechts in het uitzonderlijke geval dat het aldus gefinancierde netwerk niet voor commerciële doeleinden wordt gebruikt (het netwerk biedt bijvoorbeeld alleen breedbandtoegang tot niet-commerciële websites, diensten en informatie) (11), zou een dergelijke overheidsmaatregel ondernemingen geen economisch voordeel opleveren en bijgevolg geen staatssteun vormen in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

(12)

Wat ten derde de toekenning van een voordeel betreft, wordt de steun gewoonlijk rechtstreeks aan investeerders (12) in het netwerk verleend, die in de meeste gevallen via een openbare aanbesteding worden gekozen (13). Enerzijds zorgt de aanbesteding ervoor dat de steun beperkt blijft tot het minimumbedrag dat voor het specifieke project nodig is, anderzijds wordt de winnaar van de aanbesteding dankzij de financiële steun wellicht in staat gesteld om een commerciële activiteit uit te oefenen op voorwaarden die anders niet op de markt voorhanden zouden zijn. Indirecte begunstigden kunnen onder meer andere exploitanten zijn die wholesaletoegang krijgen tot de aldus aangelegde infrastructuur, en ook de zakelijke gebruikers die breedbandconnectiviteit verkrijgen onder voorwaarden die zonder een overheidsoptreden niet van toepassing zouden zijn (14).

(13)

Wat ten vierde het selectiviteitscriterium betreft, zijn overheidsmaatregelen ter ondersteuning van de uitrol van breedbandnetwerken selectief van aard, aangezien zij bestemd zijn voor ondernemingen die alleen in bepaalde regio’s of in bepaalde segmenten van de totale markt van elektronischecommunicatiediensten actief zijn. Wat voorts de vervalsing van de mededinging betreft, zal het overheidsoptreden waarschijnlijk de bestaande marktvoorwaarden wijzigen, doordat bepaalde bedrijven geneigd zullen zijn te kiezen voor de diensten die door de gekozen leveranciers worden aangeboden in plaats van voor de bestaande, mogelijk veel duurdere oplossingen die door de markt worden aangeboden (15). Derhalve heeft het feit dat een breedbanddienst voor het eerst of tegen een lager tarief dan anders het geval zou zijn geweest, beschikbaar komt, als effect dat de mededinging wordt vervalst. Voorts kan staatssteun voor breedband de rentabiliteit beperken en een verdringingseffect hebben op investeringen door marktdeelnemers die anders wel bereid zouden zijn geweest om in het betrokken gebied of delen daarvan te investeren.

(14)

Aangezien het overheidsoptreden ongunstige gevolgen kan hebben voor dienstverleners uit andere EER-Staten, heeft het ten slotte ook een effect op het handelsverkeer: op de markten voor elektronischecommunicatiediensten (waaronder de wholesale- en de retailmarkten voor breedband) bestaat immers vrije mededinging tussen exploitanten en dienstverleners (16).

2.2.1.   Geen steun: de toepassing van het beginsel van de investeerder in een markteconomie

(15)

Wanneer de overheid de uitrol van breedband ondersteunt door middel van een participatie of een kapitaalinbreng in een onderneming die het project zal uitvoeren, moet worden nagegaan of deze investering staatssteun inhoudt. Uit het beginsel van gelijke behandeling volgt dat kapitaal dat, al dan niet rechtstreeks, door de staat ter beschikking van een onderneming wordt gesteld onder met normale marktvoorwaarden overeenkomende omstandigheden, niet als staatssteun kan worden aangemerkt.

(16)

Wanneer de participatie of de kapitaalinbreng door een publieke investeerder — ook op lange termijn — niet voldoende uitzicht op rentabiliteit biedt, moet die maatregel als steun in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst worden beschouwd en moet de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt uitsluitend aan de in dat artikel vastgelegde criteria worden getoetst (17).

(17)

In haar Amsterdam-beschikking (18) heeft de Commissie de toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie onderzocht. In deze beschikking werd onderstreept dat grondig en uitgebreid moet worden aangetoond dat een publieke investering marktconform is, hetzij onder verwijzing naar een significante participatie van particuliere investeerders, hetzij aan de hand van een goed businessplan dat blijk geeft van een passend rendement op de investering. Wanneer particuliere investeerders aan het project deelnemen is het een conditio sine qua non dat zij het zakelijke risico van de investering onder dezelfde voorwaarden als de publieke investeerders voor hun rekening nemen.

2.2.2.   Geen steun: compensatie voor openbaredienstverlening en de Altmark-criteria

(18)

In sommige gevallen kunnen EVA-staten van mening zijn dat het aanbieden van een breedbandnetwerk moet worden beschouwd als een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 59, lid 2, van de EER-overeenkomst (19).

(19)

Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna „het Hof van Justitie” genoemd) kan overheidsfinanciering voor een dienst van algemeen economisch belang buiten de werkingssfeer van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst vallen, mits aan vier belangrijke voorwaarden (doorgaans de Altmark-criteria genoemd) is voldaan (20). Deze vier voorwaarden zijn: a) de begunstigde van een mechanisme voor overheidsfinanciering voor een dienst van algemeen economisch belang moet formeel met de desbetreffende taak van algemeen economisch belang belast zijn en zijn verplichtingen moeten duidelijk omschreven zijn; b) de parameters op basis waarvan de compensatie zal worden berekend, moeten vooraf op objectieve en transparante wijze worden vastgesteld, om te vermijden dat de compensatie een economisch voordeel bevat waardoor de begunstigde onderneming ten opzichte van concurrerende ondernemingen kan worden bevoordeeld; c) de compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de dienst van algemeen economisch belang geheel of gedeeltelijk te dekken, rekening houdende met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen, en d) wanneer de begunstigde niet gekozen is in het kader van een openbare aanbesteding, moet de compensatie worden vastgesteld op basis van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming zou hebben moeten maken om deze verplichtingen na te komen, rekening houdende met de opbrengsten en een redelijke winst.

(20)

In twee besluiten (21) betreffende maatregelen die door regionale autoriteiten waren genomen om aan particuliere exploitanten een (gesubsidieerde) concessie voor openbaredienstverlening voor de uitrol van basisbreedbandnetwerken in gebieden met weinig dekking te gunnen (22), is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de aangemelde steunregelingen aan de vier Altmark-criteria voldeden en bijgevolg buiten de werkingssfeer van artikel 107, lid 1, VWEU vielen (23). Inzonderheid werd in beide zaken de winnaar van de aanbesteding gekozen op basis van het laagste gevraagde steunbedrag en werd het bedrag van de toegekende compensatie bepaald op basis van vooraf vastgestelde en transparante criteria. Voorts kon de Commissie geen overcompensatie of risico daarop aantonen.

(21)

Daarentegen heeft de Commissie geoordeeld dat er geen sprake kan zijn van een dienst van algemeen economisch belang en dat de desbetreffende Altmark-rechtspraak dus niet van toepassing is wanneer de leverancier geen duidelijke opdracht heeft, hij niet verplicht is alle burgers en ondernemingen in gebieden met weinig dekking breedbandtoegang te bieden en op breedband aan te sluiten en hij zich voornamelijk op het aansluiten van ondernemingen richt (24).

(22)

Voorts hebben de EVA-staten volgens de rechtspraak weliswaar een ruime discretionaire bevoegdheid bij de bepaling van wat als een dienst van algemeen economisch belang moet worden beschouwd, doch de omschrijving van dergelijke diensten of opdrachten door een EVA-staat kan in geval van een kennelijke beoordelingsfout door de Autoriteit ter discussie worden gesteld (25). Hoewel met andere woorden de bepaling van de aard en de omvang van een taak van algemeen economisch belang tot de discretionaire bevoegdheid van de EVA-staten behoort, is die bevoegdheid niet onbeperkt en kan die niet willekeurig worden uitgeoefend (26). Wil een activiteit met name als een dienst van algemeen economisch belang worden beschouwd, dan moet deze bijzondere kenmerken hebben ten opzichte van gewone economische activiteiten (27). In dit verband zal de Autoriteit ervan uitgaan dat in gebieden waar particuliere investeerders reeds in breedbandnetwerkinfrastructuur hebben geïnvesteerd (of hun netwerkinfrastructuur verder aan het uitbreiden zijn) en reeds concurrerende breedbanddiensten met voldoende dekking aanbieden, het opzetten van een parallel concurrerend breedbandnetwerk met overheidsfinanciering niet als een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 59, lid 2, van de EER-overeenkomst mag worden aangemerkt (28). Wanneer echter kan worden aangetoond dat particuliere investeerders niet in staat zijn om in de nabije toekomst (29) alle burgers of gebruikers passende breedbanddekking aan te bieden, waardoor een aanzienlijk deel van de bevolking niet over een aansluiting zou beschikken, kan een compensatie voor openbaredienstverlening worden toegekend aan een onderneming die met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang belast is, mits voldaan is aan de voorwaarden die in de punten 23 tot en met 27 zijn uiteengezet. Vooraf moet worden benadrukt dat de overwegingen in die punten rekening houden met de specifieke kenmerken van de breedbandsector en gebaseerd zijn op de ervaring die de Commissie tot dusver in haar beschikkingspraktijk op dit gebied heeft opgedaan. Hoewel de voorwaarden in die punten niet exhaustief zijn, geven zij wel een indicatie van de aanpak die de Autoriteit volgt wanneer zij in individuele gevallen dient na te gaan of de betrokken activiteiten als een dienst van algemeen economisch belang kunnen worden aangemerkt en of de overheidsfinanciering die daarvoor wordt toegekend, in overeenstemming is met de staatssteunregels van de EER-overeenkomst.

(23)

Bij de bepaling van de omvang van een taak van algemeen economisch belang in verband met de ruime uitrol van breedbandinfrastructuur moeten de EVA-staten aangeven waarom zij menen dat de betrokken dienst wegens zijn specifieke karakter verdient als dienst van algemeen economisch belang te worden aangemerkt en van andere economische activiteiten te worden onderscheiden (30). Voorts moeten zij erop toezien dat de taak van algemeen economisch belang voldoet aan bepaalde minimumcriteria die voor alle taken van algemeen economisch belang gemeenschappelijk zijn, en aantonen dat in het specifieke geval inderdaad aan die criteria is voldaan.

(24)

Het gaat erom dat er ten minste sprake is van a) een overheidsbesluit waarbij de betrokken ondernemers met een dergelijke taak worden belast, en b) dat die taak universeel en verplicht van aard is. Om bij de bepaling van de omvang van een dienst van algemeen economisch belang voor de uitrol van breedband geen kennelijke beoordelingsfout te maken, moeten de EVA-staten er dus voor zorgen dat de uit te rollen breedbandinfrastructuur alle gebruikers in een bepaald gebied, zowel particulieren als ondernemingen, universele connectiviteit biedt. Voorts volgt uit het verplichte karakter van de taak van algemeen economisch belang dat de exploitant van het uit te rollen netwerk de toegang tot de infrastructuur niet op discretionaire en/of discriminerende basis mag weigeren (bijvoorbeeld omdat het mogelijk commercieel niet winstgevend is in een bepaald gebied toegang te verlenen).

(25)

Gelet op de mededingingssituatie die sedert de liberalisering van de elektronischecommunicatiesector in de EER tot stand werd gebracht, en voornamelijk de mededinging die vandaag op de retailmarkt voor breedband bestaat, dient een netwerk dat in het kader van een dienst van algemeen economisch belang met overheidsfinanciering is uitgerold, beschikbaar te zijn voor alle geïnteresseerde exploitanten. Er kan bijgevolg slechts sprake zijn van een taak van algemeen economisch belang voor de uitrol van breedband indien er een passieve, neutrale (31) en vrij toegankelijke infrastructuur tot stand wordt gebracht. Een dergelijk netwerk moet aanvragers van toegang alle mogelijke vormen van netwerktoegang bieden en een daadwerkelijke mededinging op retailniveau mogelijk maken, zodat de eindgebruikers kunnen kiezen uit concurrerende en betaalbare diensten (32). De taak van algemeen economisch belang mag derhalve alleen betrekking hebben op de uitrol van een breedbandnetwerk dat universele connectiviteit biedt en op de daarmee verband houdende diensten voor wholesaletoegang, maar niet op retailcommunicatiediensten (33). Wanneer de exploitant die met de taak van algemeen economisch belang belast is, ook een verticaal geïntegreerde breedbandexploitant is, moeten er voldoende garanties zijn om belangenconflicten, onrechtmatige discriminatie en andere verborgen indirecte voordelen (34) te voorkomen.

(26)

Aangezien de elektronischecommunicatiemarkt volledig geliberaliseerd is, vloeit hieruit voort dat een dienst van algemeen economisch belang voor de uitrol van breedband niet gebaseerd kan zijn op de verlening van een uitsluitend of bijzonder recht in de zin van artikel 59, lid 1, van de EER-overeenkomst aan de exploitant die met die taak van algemeen economisch belang belast is.

(27)

Het is mogelijk dat de exploitant die belast is met een taak van algemeen economisch belang — namelijk universele dekking tot stand brengen — bij de uitvoering van die opdracht niet alleen in niet-winstgevende gebieden netwerkinfrastructuur moet uitrollen, maar ook in winstgevende gebieden, dat wil zeggen in gebieden waar andere exploitanten reeds hun eigen netwerkinfrastructuur hebben uitgerold of van plan zijn om dat in de nabije toekomst te doen. In dat geval mag, gezien de specifieke kenmerken van de breedbandsector, de toegekende compensatie echter alleen de kosten van de uitrol van infrastructuur in de niet-winstgevende gebieden dekken (35). Wanneer een dienst van algemeen economisch belang voor de uitrol van een breedbandnetwerk niet is gebaseerd op de uitrol van een infrastructuur die eigendom is van de overheid, moeten er doeltreffende controle- en terugvorderingsmechanismen worden ingevoerd, teneinde te voorkomen dat de exploitant die met de taak van algemeen economisch belang belast is, een onrechtmatig voordeel geniet doordat hij na afloop van de hem toevertrouwde dienst van algemeen economisch belang eigenaar blijft van het netwerk dat met staatsmiddelen gefinancierd is. Ten slotte moet de compensatie voor de dienst van algemeen economisch belang in beginsel worden toegekend door middel van een open, transparante en niet-discriminerende aanbesteding, waarbij alle kandidaat-exploitanten in hun offerte op een transparante manier moeten aangeven welke gebieden winstgevend zijn en welke niet, wat de te verwachten opbrengsten zijn en welke compensatie zij strikt noodzakelijk achten, zodat overcompensatie wordt voorkomen. Een aanbesteding die onder die voorwaarden wordt georganiseerd, moet garanderen dat de vierde voorwaarde van het Altmark-arrest vervuld is (zie punt (19)).

(28)

Wanneer niet aan de vier Altmark-criteria is voldaan, en indien aan de algemene criteria voor de toepassing van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst is voldaan, dan is de compensatie voor de openbare dienst van de uitrol van een breedbandinfrastructuur als staatssteun aan te merken en zal zij onder de toepassing vallen van de artikelen 49, 59 en 61 van de EER-overeenkomst en artikel 1 van deel I in Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (hierna „Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst” genoemd). In dat geval kan de staatssteun in de vorm van een compensatie voor openbaredienstverlening die wordt toegekend aan bepaalde ondernemingen die met het beheer van diensten van algemeen economisch belang zijn belast (zie de punten 23 tot en met 27), verenigbaar worden verklaard met de werking van de EER-overeenkomst en worden vrijgesteld van de in artikel 1, lid 3, van deel I in Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst vastgelegde aanmeldingsplicht, indien voldaan is aan de voorwaarden van het in punt 1h van bijlage XV bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit (Beschikking 2005/842/EG van de Commissie van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend (36)), als aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol nr. 1 bij die overeenkomst (37).

2.3.   De beoordeling van de verenigbaarheid op grond van artikel 61, lid 3, van de EER-overeenkomst

(29)

Wanneer de Commissie heeft vastgesteld dat een aangemelde maatregel in de breedbandsector steun is in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, wordt de beoordeling van de verenigbaarheid tot dusver rechtstreeks op artikel 107, lid 3, onder c), VWEU gebaseerd (38).

(30)

Gebieden die door een breedbandproject met staatssteun worden bestreken, kunnen ook steungebieden zijn in de zin van artikel 61, lid 3, onder a) en onder c), van de EER-overeenkomst en van het hoofdstuk betreffende regionale steunmaatregelen 2007-2013 in de richtsnoeren staatssteun van de Autoriteit (hierna „het hoofdstuk betreffende regionale steunmaatregelen” genoemd) (39). In dat geval kan de steun voor breedband ook worden aangemerkt als steun ten behoeve van initiële investeringen in de zin van het hoofdstuk betreffende regionale steunmaatregelen. In veel van de tot dusver door de Commissie onderzochte zaken bestreken de aangemelde maatregelen evenwel ook niet-steungebieden, zodat de beoordeling van de Commissie niet kon worden uitgevoerd op basis van de overeenkomstige richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen van de Commissie (40).

(31)

Wanneer een maatregel binnen de werkingssfeer van het hoofdstuk betreffende regionale steunmaatregelen valt en wanneer wordt overwogen ad-hocsteun aan één individuele onderneming toe te kennen of steun ten behoeve van slechts één enkele economische sector, moet de EVA-staat aantonen dat aan de voorwaarden van het hoofdstuk betreffende regionale steunmaatregelen is voldaan. Die vereisen onder meer dat het betrokken project tot een coherente regionale ontwikkelingsstrategie bijdraagt en dat het, gelet op de aard en de omvang ervan, de mededinging niet in onaanvaardbare mate zal vervalsen.

2.3.1.   De afwegingstoets en de toepassing ervan op steun ten behoeve van de uitrol van breedbandnetwerken

(32)

Om te beoordelen of een steunmaatregel als verenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst kan worden beschouwd, maakt de Autoriteit een afweging van het positieve effect van de steunmaatregel voor het behalen van een doelstelling van gemeenschappelijk belang tegen de potentieel negatieve neveneffecten, zoals de verstoring van het handelsverkeer en de vervalsing van de mededinging.

(33)

Bij deze afweging beantwoordt de Autoriteit de volgende vragen:

a)

Is het doel van de steunmaatregel duidelijk omschreven en van gemeenschappelijk belang, met andere woorden wordt met de voorgestelde steun een marktfalen of een andere doelstelling aangepakt (41)?

b)

Is de steunmaatregel goed genoeg ontworpen om de doelstelling van gemeenschappelijk belang te kunnen verwezenlijken? Met name:

i)

is staatssteun een geschikt beleidsinstrument, met andere woorden zijn er geen andere, meer geschikte instrumenten?

ii)

heeft de steunmaatregel een stimulerend effect, met andere woorden verandert de steun het gedrag van ondernemingen?

iii)

is de steunmaatregel evenredig, met andere woorden kan dezelfde gedragswijziging niet met minder steun worden verkregen?

c)

Zijn de vervalsingen van de mededinging en de beïnvloeding van het handelsverkeer zo beperkt dat de balans al met al positief is?

(34)

De afzonderlijke stappen van deze afwegingstoets op het gebied van breedband zijn hieronder nader toegelicht in de delen 2.3.2 en 2.3.3.

2.3.2.   Doelstelling van de maatregel

(35)

Zoals gezegd in de inleiding is ruim beschikbare en betaalbare toegang tot breedband van strategisch belang omdat hierdoor de bijdrage van ict aan groei en innovatie in alle sectoren van de economie en aan sociale en territoriale cohesie kan versnellen.

(36)

De economische wetmatigheden van het aanbieden van breedband zijn van die aard dat de markt het niet altijd rendabel zal achten om erin te investeren. Door de economische wetmatigheden in verband met dichtheid zijn breedbandnetwerken doorgaans rendabeler wanneer zij worden uitgerold waar de mogelijke vraag groter en meer geconcentreerd is, dat wil zeggen in dichtbevolkte gebieden. Omdat de vaste investeringskosten hoog zijn, nemen de eenheidskosten sterk toe naarmate de bevolkingsdichtheid afneemt. Bijgevolg zullen breedbandnetwerken doorgaans slechts een deel van de bevolking op rendabele wijze kunnen bestrijken. Voorts kan het in bepaalde gebieden slechts voor één dienstverlener, en niet voor twee of meer, rendabel zijn om een netwerk aan te leggen.

(37)

Wanneer de markt niet voldoende breedbanddekking biedt of de toegangsvoorwaarden een probleem vormen, kan staatssteun een nuttige rol vervullen. Meer bepaald kan staatssteun in de breedbandsector een marktfalen verhelpen, dat wil zeggen situaties waarin individuele marktinvesteerders niet investeren, ook al zou dit vanuit een ruimer economisch perspectief efficiënt zijn, bijvoorbeeld vanwege positieve overloopefffecten. Ook kan staatssteun voor breedband worden beschouwd als een instrument om rechtvaardigheidsdoelstellingen te verwezenlijken, dat wil zeggen als een manier om alle actoren in de samenleving vlotter toegang te verlenen tot een essentieel communicatiemiddel en middel om aan de samenleving te participeren en gebruik te maken van de vrijheid van meningsuiting, hetgeen de sociale en territoriale cohesie bevordert.

(38)

Het is nuttig om van bij aanvang een fundamenteel onderscheid te maken tussen de soorten gebieden waarop de steun gericht kan zijn, afhankelijk van de mate waarin reeds breedbandconnectiviteit voorhanden is. De Commissie heeft steeds opnieuw een onderscheid gemaakt tussen gebieden waar geen breedbandinfrastructuur bestaat of waar breedbandinfrastructuur waarschijnlijk niet in de nabije toekomst zal worden aangelegd („witte gebieden”), gebieden waar slechts één breedbandnetwerkexploitant aanwezig is („grijze gebieden”) en gebieden waar ten minste twee of meer breedbandnetwerkexploitanten aanwezig zijn („zwarte gebieden”) (42).

2.3.2.1.   „Witte gebieden”: doelstellingen in verband met het bevorderen van territoriale cohesie en economische ontwikkeling

(39)

De Autoriteit beschouwt steun ten behoeve van de uitrol van breedbandnetwerken in plattelandsgebieden en witte gebieden met weinig dekking als een bijdrage aan de territoriale sociale en economische cohesie en een middel om marktfalen aan te pakken. Breedbandnetwerken kunnen doorgaans slechts een deel van de bevolking op rendabele wijze bestrijken, zodat staatssteun nodig is om totale dekking van het grondgebied te bereiken.

(40)

De Autoriteit aanvaardt dat EVA-staten die financiële steun verlenen voor het aanbieden van breedbanddiensten in gebieden waar breedband momenteel niet beschikbaar is en waar particuliere investeerders niet van plan zijn om in de nabije toekomst dergelijke infrastructuur uit te rollen, werkelijke doelstellingen in verband met cohesie en economische ontwikkeling nastreven, zodat het mogelijk is dat hun optreden het gemeenschappelijk belang dient (43). De term „in de nabije toekomst” moet worden verstaan als „binnen een termijn van drie jaar”. In dit verband moeten de door particuliere investeerders geplande investeringsinspanningen garanderen dat er binnen een termijn van drie jaar qua dekking ten minste aanzienlijke vooruitgang wordt geboekt en dat de geplande investering binnen een redelijke termijn daarna wordt afgerond (afhankelijk van de specifieke kenmerken van elk gebied en elk project). Overheden kunnen verlangen dat een businessplan wordt overgelegd, samen met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol en het bewijs van adequate financiering of andere bewijsstukken waaruit blijkt dat de door particuliere netwerkexploitanten geplande investering geloofwaardig en haalbaar is.

2.3.2.2.   „Zwarte gebieden”: geen overheidsoptreden nodig

(41)

Wanneer in een bepaalde geografische zone ten minste twee breedbandnetwerkexploitanten aanwezig zijn en breedbanddiensten onder concurrerende voorwaarden worden aangeboden (concurrentie op basis van eigen infrastructuur), doet er zich geen marktfalen voor. Bijgevolg bestaat er slechts een zeer kleine mogelijkheid dat overheidsoptreden extra voordelen oplevert. Staatssteun voor de financiering van de aanleg van een extra breedbandnetwerk zal integendeel in beginsel juist tot een onaanvaardbare vervalsing van de mededinging leiden en particuliere investeerders wegdrukken. Wanneer niet duidelijk kan worden aangetoond dat er zich marktfalen voordoet, zal de Autoriteit bijgevolg maatregelen ter financiering van de uitrol van extra breedbandinfrastructuur in een „zwart gebied” negatief beoordelen (44).

2.3.2.3.   „Grijze gebieden”: noodzaak van een nadere beoordeling

(42)

Dat er in een bepaald gebied een netwerkexploitant aanwezig is, betekent niet noodzakelijk dat er zich geen marktfalen of probleem in verband met cohesie voordoet. Een monopolie kan van invloed zijn op de kwaliteit van de dienst of het tarief waartegen diensten aan de burgers worden aangeboden. Anderzijds brengen subsidies voor de aanleg van een alternatief netwerk in gebieden waar slechts één breedbandnetwerkexploitant aanwezig is, per definitie mee dat de marktdynamiek wordt verstoord. Staatssteun ten behoeve van de uitrol van breedbandnetwerken in „grijze gebieden” moet derhalve nader worden beoordeeld en de verenigbaarheid ervan moet zorgvuldig worden onderzocht.

(43)

Het is mogelijk dat in de door het overheidsoptreden bestreken zone een netwerkexploitant aanwezig is, doch dat bepaalde categorieën gebruikers nog steeds niet goed worden bediend, hetzij omdat sommige door de gebruikers gevraagde breedbanddiensten niet voor hen beschikbaar zijn, hetzij omdat het retailtarief daarvoor wegens het ontbreken van gereguleerde wholesaletarieven veel hoger ligt dan het tarief dat in andere gebieden of regio’s van het land met meer concurrentie voor dezelfde diensten wordt gevraagd (45). Indien er daarnaast slechts beperkte vooruitzichten bestaan dat derden een alternatieve infrastructuur aanleggen, kan de financiering van een alternatieve infrastructuur een geschikte maatregel zijn. Hierdoor wordt de afwezigheid van mededinging op het vlak van de infrastructuur verholpen en worden de problemen die voortvloeien uit de feitelijke monopoliepositie van de gevestigde exploitant beperkt (46). In die omstandigheden moet de betrokken EVA-staat echter een aantal voorwaarden in acht nemen om steun te kunnen verlenen.

(44)

Bijgevolg kan de Autoriteit onder bepaalde voorwaarden staatssteunmaatregelen ten behoeve van gebieden waar het aanbieden van breedbandinfrastructuur de facto nog steeds een monopolie is, verenigbaar verklaren, mits i) er geen betaalbare of geschikte diensten worden aangeboden die voldoen aan de behoeften van burgers of zakelijke gebruikers, en ii) er geen minder verstorende maatregelen kunnen worden genomen (waaronder ex-anteregulering) om dezelfde doelen te bereiken. Om vast te stellen of aan deze voorwaarden is voldaan, zal de Autoriteit met name nagaan of:

a)

de algemene marktvoorwaarden niet afdoende zijn, waarbij zij onder meer zal kijken naar het niveau van de huidige tarieven voor breedband, het type diensten dat aan eindgebruikers wordt aangeboden (particulieren en zakelijke gebruikers) en de gestelde voorwaarden;

b)

bij gebreke van ex-anteregulering die door een nationale toezichthouder is opgelegd, niet aan derden werkelijke netwerktoegang wordt aangeboden, en of de toegangsvoorwaarden niet in een daadwerkelijke mededinging resulteren;

c)

algemene toetredingsdrempels de mogelijke toetreding van andere exploitanten van elektronischecommunicatienetwerken belemmeren, en of

d)

de maatregelen of oplossingen die door de bevoegde nationale toezichthouder of mededingingsautoriteit ten aanzien van de bestaande netwerkexploitant worden opgelegd, die problemen niet hebben kunnen oplossen.

2.3.3.   Vormgeving van de maatregel en de noodzaak de concurrentievervalsing te beperken

(45)

Wanneer de breedbanddekking ontoereikend wordt geacht, kan overheidsoptreden noodzakelijk zijn. Eerst moet de vraag worden gesteld of staatssteun een geschikt beleidsinstrument is om het probleem aan te pakken en of er geen andere, meer geschikte instrumenten zijn.

(46)

In dit verband merkt de Autoriteit op dat ex-anteregulering in veel gevallen de uitrol van breedband in stedelijke en dichterbevolkte gebieden in de hand heeft gewerkt, maar wellicht geen toereikend instrument vormt om het aanbieden van breedbanddiensten mogelijk te maken, vooral in gebieden met weinig dekking waar de inherente rentabiliteit van de investering laag is (47).

(47)

Hoewel maatregelen aan de vraagzijde ten behoeve van breedband (zoals vouchers voor eindgebruikers) positief kunnen bijdragen aan de breedbandpenetratie en moeten worden aangemoedigd als een alternatief voor of een aanvulling op andere overheidsmaatregelen, kunnen deze ook niet altijd het gebrek aan breedbandaanbod verhelpen (48). In dergelijke situaties is het dus mogelijk dat er geen alternatief voor overheidsfinanciering bestaat om het gebrek aan breedbandconnectiviteit te verhelpen.

(48)

Wat betreft het stimulerende effect van de maatregel moet worden onderzocht of de betrokken investering in een breedbandnetwerk zonder staatssteun niet binnen dezelfde termijn zou zijn gedaan.

(49)

Bij de beoordeling van de vraag of aangemelde maatregelen in „witte” of „grijze gebieden” evenredig zijn, zou, ingeval niet is voldaan aan één van de in de onderstaande punten a) tot en met h) beschreven voorwaarden, een grondige beoordeling moeten worden verricht (49), die waarschijnlijk zal leiden tot de conclusie dat de steun niet verenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst:

a)

Gedetailleerd in kaart brengen van de dekking: de EVA-staten moeten duidelijk aangeven welke geografische gebieden door de betrokken steunmaatregel zullen worden bestreken. Daarnaast moeten de EVA-staten een analyse van de concurrentievoorwaarden en de concurrentiestructuur in die gebieden verrichten en overleg plegen met alle belanghebbenden die door de betrokken maatregel worden getroffen, teneinde vervalsing van de mededinging met de bestaande exploitanten en met partijen die reeds investeringen in de nabije toekomst hebben gepland, tot een minimum te beperken en deze investeerders in de gelegenheid te stellen hun activiteiten te plannen (50). Met een gedetailleerde kaart en een grondige overlegprocedure wordt dus niet alleen voor een hoge mate van transparantie gezorgd, doch is er ook een essentieel instrument voorhanden om te bepalen of een zone „wit”, „grijs” of „zwart” is (51).

b)

Openbare aanbesteding: met een openbare aanbesteding wordt transparantie gegarandeerd voor alle investeerders die willen inschrijven voor de uitvoering van het gesubsidieerde project. Bij een openbare aanbesteding is het een conditio sine qua non dat alle inschrijvers gelijk en niet-discriminerend worden behandeld. Een openbare aanbesteding is een methode om het mogelijke voordeel van de betrokken staatssteun tot een minimum te beperken en tegelijkertijd de selectieve aard van de steunmaatregel te reduceren, aangezien vooraf niet bekend is welke inschrijver zal worden gekozen (52).

c)

Economisch meest voordelige offerte: teneinde het toe te kennen steunbedrag te beperken, moet in het kader van een openbare aanbesteding in beginsel de inschrijver die het laagste steunbedrag vraagt onder gelijke of zelfs identieke kwalitatieve voorwaarden, meer prioriteitspunten krijgen bij de eindbeoordeling van zijn bod (53). Hierdoor kan de EVA-staat de last van de berekening hoeveel steun werkelijk noodzakelijk is, naar de markt doorschuiven en zodoende de informatieassymmetrie wegwerken die meestal in het voordeel van de particuliere investeerders speelt.

d)

Technologische neutraliteit: aangezien breedbanddiensten kunnen worden geleverd op een gastnetwerk op basis van wireline- (xDSL, kabel), draadloze (WiFi, WiMAX), satelliet- of mobiele technologie, mogen de EVA-staten geen specifieke technologie of specifiek netwerkplatform bevoordelen, tenzij zij daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond kunnen aantonen (54). Inschrijvers moeten het recht hebben om voor het leveren van de gevraagde breedbanddiensten de technologie of de combinatie van technologieën voor te stellen die zij het meest geschikt achten.

e)

Gebruik van bestaande infrastructuur: indien mogelijk moeten de EVA-staten de inschrijvers aanmoedigen om gebruik te maken van alle beschikbare bestaande infrastructuur, teneinde onnodige verspilling van middelen te voorkomen. Om het economische effect op bestaande netwerkexploitanten zoveel mogelijk te beperken, moeten dezen de kans krijgen om hun infrastructuur voor een aangemeld project in te zetten. Tegelijkertijd mag deze voorwaarde niet ertoe leiden dat de bestaande gevestigde exploitanten worden bevoordeeld, vooral in het geval waarin derden mogelijk geen toegang hebben tot deze infrastructuur of tot de middelen die nodig zijn om met een gevestigde exploitant te concurreren. Ook kan het, wanneer voor een „grijs gebied” wordt aangetoond dat de afhankelijkheid van de gevestigde exploitant een deel van het probleem is, noodzakelijk zijn om meer concurrentie op basis van infrastructuur mogelijk te maken.

f)

Wholesaletoegang: het is een noodzakelijk onderdeel van elke overheidsmaatregel ter financiering van de aanleg van een nieuwe breedbandinfrastructuur dat derden werkelijke wholesaletoegang tot de gesubsidieerde infrastructuur krijgen. Dankzij wholesaletoegang kunnen derde exploitanten concurreren met de winnaar van de aanbesteding (wanneer die ook op retailniveau actief is), hetgeen de keuze en de mededinging in de steungebieden versterkt terwijl tegelijkertijd wordt voorkomen dat er regionale dienstenmonopolies ontstaan. Daadwerkelijke wholesaletoegang tot de gesubsidieerde infrastructuur moet voor ten minste zeven jaar worden aangeboden. Deze voorwaarde hangt niet af van een voorafgaande marktanalyse in de zin van artikel 7 van Richtlijn 2002/21/EG (de kaderrichtlijn) (55). Indien de nationale toezichthouder aan het einde van de termijn van zeven jaar op grond van het toepasselijke reguleringskader echter vaststelt dat de exploitant van de betrokken infrastructuur aanzienlijke marktmacht bezit op de specifieke betrokken markt (56), moet de verplichting toegang te verlenen dienovereenkomstig worden uitgebreid.

g)

Benchmark-prijsstelling: om daadwerkelijke wholesaletoegang te garanderen en de mogelijke vervalsing van de mededinging tot een minimum te beperken, is het van cruciaal belang te voorkomen dat de winnaar van de aanbesteding buitensporige wholesaletarieven toepast of omgekeerd juist afbraaktarieven of prijsklem. Wholesaletoegangstarieven moeten worden gebaseerd op de gemiddelde gepubliceerde (gereguleerde) wholesaletarieven die van toepassing zijn in andere vergelijkbare, meer concurrerende gebieden van het land of in de EER; zijn er geen dergelijke tarieven gepubliceerd, dan moeten de wholesaletarieven worden gebaseerd op tarieven die reeds voor de betrokken markten en diensten door de nationale toezichthouder zijn vastgesteld of goedgekeurd. Wanneer er dus reeds ex-anteregulering van toepassing is (bijvoorbeeld in een grijs gebied), mogen de wholesaletarieven voor toegang tot een gesubsidieerde infrastructuur niet lager zijn dan het toegangstarief dat door de nationale toezichthouder voor hetzelfde gebied is vastgesteld. Benchmarking is een belangrijke waarborg, aangezien de EVA-staten hierdoor kunnen vermijden dat zij van tevoren gedetailleerde retail- of wholesaletoegangstarieven moeten vaststellen; voorts wordt gegarandeerd dat de toegekende steun zal dienen om ook hier marktvoorwaarden tot stand te brengen als die welke bestaan op andere concurrerende breedbandmarkten. De benchmarkcriteria moeten duidelijk in de aanbestedingsdocumenten worden opgegeven.

h)

Terugvorderingsmechanisme om overcompensatie te voorkomen: om ervoor te zorgen dat de winnaar van de aanbesteding niet overgecompenseerd wordt wanneer de vraag naar breedband in het steungebied boven het verwachte niveau uitstijgt, moeten de EVA-staten in de overeenkomst met de winnende onderneming een terugvorderingsmechanisme opnemen (57). Een dergelijk mechanisme kan ervoor zorgen dat het steunbedrag dat aanvankelijk noodzakelijk leek te zijn, achteraf en met terugwerkende kracht tot een minimum beperkt wordt.

3.   STAATSSTEUN VOOR NGA-NETWERKEN

3.1.   Steun voor de snelle uitrol van NGA-netwerken

(50)

Momenteel richten enkele EVA-staten hun aandacht op steun ten behoeve van breedbandnetwerken die supersnel diensten kunnen aanbieden en die een waaier van geavanceerde digitale convergerende diensten kunnen ondersteunen. Deze NGA-netwerken maken voornamelijk gebruik van glasvezeltechnologie of geavanceerde gemoderniseerde kabelnetwerken en zullen op termijn de bestaande breedbandnetwerken met koperen telefoonlijnen of de huidige kabelnetwerken volledig of in grote mate vervangen.

(51)

NGA-netwerken zijn vaste toegangsnetwerken die volledig of gedeeltelijk uit optische elementen bestaan en die breedbandtoegangsdiensten kunnen leveren met betere kenmerken (zoals een hogere verwerkingscapaciteit) dan de diensten die via bestaande netwerken met koperen telefoonlijnen worden geleverd (58).

(52)

In essentie zullen NGA-netwerken de snelheid en de capaciteit hebben om in de toekomst high definition content te leveren, on-demand toepassingen die veel bandbreedte vereisen te ondersteunen en ondernemingen betaalbare symmetrische breedbandaansluitingen aan te bieden waarover momenteel doorgaans alleen grote ondernemingen kunnen beschikken. Over het algemeen beschikken NGA-netwerken over het potentieel om bij te dragen tot de verbetering van alle aspecten van breedbandtechnologie en breedbanddiensten.

(53)

De Commissie heeft reeds enkele aanmeldingen behandeld van staatssteun ter ondersteuning van de uitrol van glasvezelnetwerken. In die zaken ging het ofwel om de aanleg van een centraal regionaal NGA-netwerk (59) of om het aanbieden van glasvezelconnectiviteit voor een beperkt aantal professionele gebruikers (60).

(54)

Net als bij de uitrol van de basisbreedbandnetwerken van de eerste generatie voeren nationale, gemeentelijke en regionale autoriteiten marktfalen of cohesiedoelstellingen aan ter rechtvaardiging van hun steun ten behoeve van een snelle uitrol van glasvezelnetwerken. Terwijl bij de uitrol van basisbreedbandinfrastructuur het overheidsoptreden in de beschikkingspraktijk van de Commissie voornamelijk betrekking had op plattelandsgemeenschappen en -gebieden (dunbevolkt, hoge kapitaalkosten) of economische achterstandsgebieden (weinig capaciteit om diensten te betalen), wordt thans aangevoerd dat de economische wetmatigheden de uitrol van NGA-netwerken niet alleen in dunbevolkte gebieden, doch ook in bepaalde stedelijke gebieden ontmoedigen. De belangrijkste belemmering voor een snelle en brede uitrol van NGA-netwerken lijken de kosten te zijn en in mindere mate de bevolkingsdichtheid (61).

(55)

Een rechtstreeks ingrijpen van de overheid kan dan ook gerechtvaardigd zijn om ervoor te zorgen dat gebieden die door de netwerkexploitanten als onrendabel worden beschouwd, ook voordeel halen uit de aanzienlijke overloopefffecten die NGA-netwerken voor de economie kunnen opleveren — en niet het slachtoffer worden van een nieuwe digitale „NGA-kloof”. Het is dus mogelijk dat EVA-staten ontwikkelingen in verband met NGA-netwerken willen aanmoedigen in gebieden waar het jaren zou duren voordat de bestaande breedbandnetwerkexploitanten in dergelijke netwerken investeren, omdat daar investeren financieel minder aantrekkelijk is dan in bepaalde grote stedelijke zones. In bepaalde gevallen kunnen de EVA-staten besluiten om zelf te investeren of om financiële steun te verlenen aan particuliere investeerders om ervoor te zorgen dat NGA-netwerkconnectiviteit er tot stand komt of dat connectiviteit er vroeger dan verwacht tot stand komt, zodat de daaruit voortvloeiende kansen op het gebied van werkgelegenheid en andere economische kansen zo snel mogelijk kunnen worden benut.

(56)

Overheidsoptreden om de uitrol van NGA-netwerken aan te moedigen of te versnellen, moet steeds verenigbaar zijn met de staatssteunregels.

3.2.   Soorten overheidsoptreden

(57)

De EVA-staten kunnen hun optreden om de uitrol van NGA-netwerken aan te moedigen of te versnellen, differentiëren. In dit verband zijn de overwegingen die hierboven in de delen 2.2.1 en 2.2.2 (toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie, compensatie voor openbaredienstverlening en de Altmark-criteria) van overeenkomstige toepassing op elk overheidsoptreden ten behoeve van de uitrol van NGA-netwerken. Naargelang de aard en de effecten van de gekozen maatregel is er op grond van de staatssteunregels een andere analytische aanpak vereist.

(58)

In gebieden waar naar verwachting particuliere investeerders in de toekomst NGA-netwerken zullen uitrollen, kunnen de EVA-staten kiezen voor een reeks maatregelen om de investeringscyclus te versnellen en investeerders aan te moedigen om hun investeringsplannen te vervroegen. Bij deze maatregelen gaat het niet noodzakelijk om staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst. Aangezien een groot deel van de kosten van de uitrol van glasvezelnetwerken met civieltechnische werken te maken heeft (bijvoorbeeld graafwerken, leggen van kabels, bekabeling binnenshuis enz.), kunnen de EVA-staten er overeenkomstig het EER-reguleringskader voor elektronische communicatie bijvoorbeeld voor kiezen om de verwerving van rechten van doorgang te vergemakkelijken, om netwerkexploitanten te verplichten hun werkzaamheden te coördineren en/of een deel van hun infrastructuur te delen (62). Voorts zouden de EVA-staten kunnen opleggen dat in alle nieuwe infrastructuur (waaronder nieuwe waterleidingen, energie-, vervoers- of rioolnetwerken) en/of gebouwen een glasvezelaansluiting wordt geplaatst.

(59)

Voorts kan een overheid besluiten om bepaalde civieltechnische werken uit te voeren (zoals graafwerken in het openbare domein, aanleggen van buizen) om het mogelijk te maken en te bespoedigen dat de betrokken exploitanten hun eigen netwerkelementen uitrollen. Dergelijke civieltechnische werken mogen echter niet „industrie- of sectorspecifiek” zijn, maar moeten in beginsel openstaan voor alle mogelijke gebruikers en niet alleen voor de exploitanten van elektronischecommunicatienetwerken (bijvoorbeeld voor nutsvoorzieningen als elektriciteit, gas en water). Indien dergelijke overheidsmaatregelen de noodzakelijke voorwaarden tot stand brengen waaronder exploitanten van nutsvoorzieningen hun eigen infrastructuur kunnen uitrollen, zonder een bepaalde sector of onderneming te discrimineren (met name doordat de kapitaalkosten van die onderneming worden verminderd), vallen zij buiten de werkingssfeer van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

(60)

De nationale toezichthouders kunnen soortgelijke maatregelen goedkeuren om gelijke en niet-discriminerende toegang tot elektriciteitspalen te verlenen of buizen die eigendom zijn van nutsbedrijven of bestaande netwerkexploitanten te delen.

(61)

Zoals uit de beschikkingspraktijk van de Commissie op het gebied van basisbreedband blijkt, wordt staatssteun voor breedbandnetwerken in de meeste gevallen verleend door lokale of regionale autoriteiten die het gebrek aan breedbandconnectiviteit van de regio willen verhelpen of die het concurrentievermogen van de regio willen verhogen door de bestaande breedbanddekking en netwerkconnectiviteit verder te verbeteren. Om deze twee doelstellingen te verwezenlijken hebben overheden tot dusver ofwel de aanleg en het beheer van publieke breedbandinfrastructuur door middel van een aanbesteding uitbesteed, ofwel financiële steun verleend ten behoeve van de aanleg van een particulier breedbandnetwerk (63).

(62)

Wanneer een overheidsmaatregel staatssteun vormt in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst, moet deze bij de Autoriteit worden aangemeld, die op grond van de in de delen 3.3 en 3.4 uiteengezette beginselen zal nagaan of de maatregel verenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst (64).

3.3.   Het onderscheid tussen „witte”, „grijze” en „zwarte gebieden” voor NGA-netwerken

(63)

Zoals gezegd in punt 38, wordt de verenigbaarheid van staatssteun ten behoeve van de ontwikkeling van traditionele breedband beoordeeld op basis van het onderscheid tussen „witte”, „grijze” en „zwarte gebieden”. De Autoriteit is van mening dat dit onderscheid ook relevant is voor de beoordeling van de vraag of staatssteun ten behoeve van NGA-netwerken verenigbaar is op grond van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-overeenkomst; de definitie ervan moet echter worden verfijnd om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de NGA-netwerken.

(64)

In dit verband moet voor ogen worden gehouden dat NGA-netwerken naar verwachting op langere termijn de bestaande basisbreedbandnetwerken zullen vervangen. Omdat NGA-netwerken een andere netwerkarchitectuur vereisen, breedbanddiensten leveren die van een aanzienlijk hogere kwaliteit zijn dan de huidige breedbanddiensten en daarnaast diensten die niet door de huidige breedbandnetwerken kunnen worden ondersteund, zullen er in de toekomst waarschijnlijk uitgesproken verschillen gaan ontstaan tussen gebieden die door NGA-netwerken worden gedekt en gebieden zonder NGA-dekking (65).

(65)

Momenteel kunnen sommige geavanceerde basisbreedbandnetwerken (bijvoorbeeld ADSL2+ (66)) tot op zekere hoogte ook bepaalde soorten breedbanddiensten ondersteunen die in de nabije toekomst waarschijnlijk via NGA-netwerken zullen worden aangeboden (zoals „triple play”-diensten). Onverminderd het opleggen van ex-anteregulering moet echter worden opgemerkt dat het mogelijk is dat nieuwe producten of diensten worden ontwikkeld die vanuit het standpunt van zowel de vraagzijde als de aanbodzijde niet substitueerbaar zijn en die breedbandsnelheden vereisen die de fysieke bovengrenzen van basisbreedbandinfrastructuur overschrijden.

(66)

Bijgevolg moet voor de beoordeling van staatssteun ten behoeve van NGA-netwerken een gebied waar dergelijke netwerken momenteel niet voorhanden zijn en waarschijnlijk niet in de nabije toekomst door particuliere investeerders zullen worden aangelegd en volledig operationeel zullen worden gemaakt, als een „wit NGA-gebied” worden beschouwd (67). In dit verband moet de term „in de nabije toekomst” worden verstaan als „binnen een termijn van drie jaar” (68). Overheden moeten onder bepaalde voorwaarden het recht hebben in te grijpen ter bevordering van de sociale cohesie of de regionale ontwikkeling of om marktfalen te verhelpen, wanneer kan worden aangetoond dat particuliere investeerders niet van plan zijn om in de komende drie jaar NGA-netwerken uit te rollen. De door particuliere investeerders geplande investeringsinspanningen moeten garanderen dat er binnen een termijn van drie jaar qua dekking ten minste aanzienlijke vooruitgang wordt geboekt en dat de geplande investering binnen een redelijke termijn daarna wordt afgerond (afhankelijk van de specifieke kenmerken van elk gebied en elk project). Een langer tijdskader is niet raadzaam, aangezien dit de belangen zou kunnen schaden van gebieden met weinig dekking ten opzichte van andere delen van een land die wel goed worden bediend door geavanceerde breedbandnetwerken. Overheden kunnen verlangen dat een businessplan wordt overgelegd, samen met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol en het bewijs van adequate financiering of andere bewijsstukken waaruit blijkt dat de door particuliere netwerkexploitanten geplande investering geloofwaardig en haalbaar is.

(67)

Voorts moet een gebied als een „grijs NGA-gebied” worden beschouwd wanneer er in de komende drie jaar slechts één NGA-netwerk voorhanden is of zal worden uitgerold en geen andere exploitant plannen heeft om in de komende drie jaar een NGA-netwerk uit te rollen (69). Bij de beoordeling van de vraag of er in een bepaald gebied andere investeerders in netwerken extra NGA-netwerken zouden kunnen uitrollen, moet rekening worden gehouden met bestaande regulerings- of wetgevingsmaatregelen die de obstakels voor de uitrol van dergelijke netwerken hebben verlaagd (toegang tot buizen, delen van infrastructuur enz.)

(68)

Indien er in een bepaald gebied meer dan één NGA-netwerk bestaat of in de komende drie jaar meerdere NGA-netwerken zullen worden uitgerold, moet dat gebied in beginsel als een „zwart NGA-gebied” worden beschouwd (70).

3.4.   De beoordeling van de verenigbaarheid

(69)

Zoals toegelicht in de punten 64 en 65, zijn NGA-netwerken kwalitatief veel verder geavanceerd dan bestaande traditionele breedbandnetwerken met koperen telefoonlijnen, maar bij de beoordeling van de verenigbaarheid van staatssteun ten behoeve van de uitrol van een NGA-netwerk met de staatssteunregels zal de Autoriteit ook rekening houden met de effecten van die steun op bestaande breedbandnetwerken, omdat de breedbanddiensten die via breedbandnetwerken worden geleverd en de breedbanddiensten via NGA-netwerken momenteel nog tot op zekere hoogte substitueerbaar lijken te zijn. Bij de beoordeling van de verenigbaarheid van staatssteun voor NGA-netwerken zal de Autoriteit ook een afwegingstoets uitvoeren (zie punt 33). Om na te gaan of een aangemelde maatregel evenredig is, zal de Autoriteit in het bijzonder nagaan of voldaan is aan de voorwaarden die in punt 49 zijn toegelicht (gedetailleerd in kaart brengen van de dekking en analyse, openbare aanbesteding, economisch meest voordelige offerte, technologische neutraliteit, gebruik van bestaande infrastructuur, opgelegde wholesaletoegang, benchmark-prijsstelling en terugvorderingsmechanisme). De volgende punten zijn echter specifiek relevant in het kader van de beoordeling van NGA-netwerken.

3.4.1.   „Witte NGA-gebieden”: steun voor de uitrol van een NGA-netwerk in gebieden met weinig dekking

(70)

Net als bij de steun voor basisbreedbanddiensten zal de Autoriteit, mits de EVA-staten aan een reeks voorwaarden voldoen (zie de punten 49 en 69), maatregelen ter ondersteuning van de uitrol van NGA-netwerken in gebieden waar momenteel geen breedbandinfrastructuur voorhanden is of in gebieden waar de bestaande breedbandexploitanten het onrendabel achten om een NGA-netwerk uit te rollen, verenigbaar verklaren met de staatssteunregels van de EER-overeenkomst.

(71)

In „witte NGA-gebieden” waar reeds één basisbreedbandnetwerk voorhanden is (traditioneel „grijs gebied”), moet voor de toekenning van steun voor NGA-netwerken door de betrokken EVA-staat worden aangetoond dat i) de breedbanddiensten die via dat netwerk worden geleverd, niet toereikend zijn om aan de behoeften van de burgers en de ondernemingen in het betrokken gebied te voldoen (ook rekening houdende met een mogelijke toekomstige modernisering), en ii) er geen minder verstorende maatregelen kunnen worden genomen (waaronder ex-anteregulering) om de gestelde doelen te bereiken.

3.4.2.   „Grijze NGA-gebieden”: noodzaak van een nadere beoordeling

(72)

In gebieden waar reeds één particuliere investeerder een NGA-netwerk heeft uitgerold of het in de komende drie jaar zal uitrollen (zie ook punt 66) en er geen andere particuliere investeerder is die plannen heeft om in de komende drie jaar een tweede NGA-netwerk uit te rollen, moet de Autoriteit een nadere beoordeling uitvoeren om na te gaan of overheidsoptreden in dergelijke gebieden verenigbaar kan worden geacht met de staatssteunregels. In dergelijke gebieden kan overheidsoptreden er immers toe leiden dat bestaande investeerders worden weggedrukt en de mededinging wordt vervalst.

(73)

De Autoriteit kan staatssteun slechts verenigbaar verklaren indien door de betrokken EVA-staat kan worden aangetoond, ten eerste dat het bestaande of geplande NGA-netwerk niet toereikend is of zal zijn om aan de behoeften van de burgers en de ondernemingen in het betrokken gebied te voldoen, en ten tweede dat er geen minder verstorende maatregelen kunnen worden genomen (waaronder ex-anteregulering) om de gestelde doelen te bereiken. Bij haar grondige analyse zal de Autoriteit met name nagaan of:

a)

de algemene marktvoorwaarden niet afdoende zijn, waarbij zij onder meer zal kijken naar het niveau van de huidige tarieven voor NGA-breedband, het soort diensten dat aan particulieren en ondernemingen wordt aangeboden en de voorwaarden waaronder. Voorts zal de Autoriteit nagaan of er vraag bestaat of waarschijnlijk zal komen naar nieuwe diensten die het bestaande NGA-netwerk niet zal kunnen leveren;

b)

bij gebrek van een ex-anteregulering die door een nationale toezichthouder is opgelegd, er niet aan derden werkelijke netwerktoegang wordt aangeboden, en of de toegangsvoorwaarden niet tot doeltreffende mededinging leiden;

c)

algemene toetredingsdrempels de mogelijke toetreding van andere investeerders in NGA-netwerken belemmeren;

d)

het reeds bestaande NGA-netwerk aangelegd is op basis van een bevoorrecht gebruik of een bevoorrechte toegang tot buizen die niet toegankelijk zijn voor of niet gedeeld worden met andere netwerkexploitanten;

e)

de maatregelen of oplossingen die door de bevoegde nationale toezichthouder of mededingingsautoriteit in verband met de bestaande netwerkexploitant worden opgelegd, de problemen niet hebben kunnen oplossen.

3.4.3.   „Zwarte NGA-gebieden”: geen overheidsoptreden nodig

(74)

In gebieden waar reeds meer dan één NGA-netwerk voorhanden is of waar particuliere investeerders bezig zijn met het uitrollen van een concurrerend NGA-netwerk, zal de Autoriteit van oordeel zijn dat staatssteun voor een extra concurrerend NGA-netwerk dat met staatsmiddelen wordt bekostigd, de mededinging waarschijnlijk ernstig zal verstoren en niet verenigbaar is met de staatssteunregels.

3.4.4.   Het specifieke geval van bestaande traditionele „zwarte gebieden” (basisbreedband): enkele extra waarborgen

(75)

De Autoriteit is van oordeel dat traditionele „zwarte gebieden”, dat wil zeggen gebieden waar de huidige breedbanddiensten door concurrerende breedbandinfrastructuren (xDSL en kabelnetwerken) worden geleverd, gebieden zijn waar bestaande netwerkexploitanten prikkels moeten krijgen om hun huidige traditionele breedbandnetwerken te moderniseren tot supersnelle NGA-netwerken waarnaar zij hun bestaande klanten kunnen migreren. In die gebieden is er in beginsel geen verder overheidsoptreden noodzakelijk.

(76)

Een EVA-staat kan dit uitgangspunt echter weerleggen door aan te tonen dat de bestaande exploitanten van basisbreedband niet van plan zijn om in de komende drie jaar in NGA-netwerken te investeren, bijvoorbeeld door te bewijzen dat de investeringen die de bestaande netwerkinvesteerders de afgelopen jaren hebben gedaan om hun breedbandinfrastructuur te moderniseren teneinde aan de vraag van hun gebruikers naar hogere snelheden te voldoen, niet toereikend waren. In dat geval moet staatssteun voor de uitrol van NGA-netwerken aan de nadere beoordeling van punt 73 worden onderworpen, waarbij moet worden aangetoond dat voldaan is aan de voorwaarden die in deel 3.4.5 nader zijn toegelicht.

3.4.5.   Vormgeving van de maatregel en de noodzaak de concurrentievervalsing te beperken

(77)

NET als bij het beleid dat ten aanzien van de uitrol van basisbreedbandinfrastructuur wordt gevolgd, kan staatssteun ten behoeve van de uitrol van een NGA-netwerk een geschikt en gerechtvaardigd instrument vormen, mits aan een aantal fundamentele voorwaarden is voldaan. Met uitzondering van „witte NGA-gebieden” die ook voor basisbreedband „witte gebieden” zijn (waarvoor geen aanvullende voorwaarden gelden), is de Autoriteit van oordeel dat niet alleen moet worden voldaan aan de waarborgen die in deel 2.3.3 zijn toegelicht (en in het bijzonder in punt 49) (gedetailleerd in kaart brengen van de dekking en analyse, openbare aanbesteding, economisch meest voordelige offerte, technologische neutraliteit, gebruik van bestaande infrastructuur, opgelegde wholesaletoegang, benchmark-prijsstelling en terugvorderingsmechanisme), maar ook aan de volgende voorwaarden:

in ruil voor het ontvangen van staatssteun moet de begunstigde derden ten minste zeven jaar daadwerkelijke wholesaletoegang verlenen. De verplichting toegang te verlenen moet onder meer het recht inhouden buizen of straatkasten te gebruiken, zodat derden niet alleen tot de actieve maar ook tot de passieve infrastructuur toegang hebben. Deze verplichting geldt onverminderd soortgelijke wettelijke verplichtingen die door de nationale toezichthouder voor de specifieke betrokken markt worden opgelegd om een daadwerkelijke mededinging te bevorderen of onverminderd maatregelen die na het verstrijken van die termijn zijn genomen (71). De verplichting open toegang (open access) te verlenen is des te crucialer in het licht van de tijdelijke substitueerbaarheid van de diensten die door de bestaande ADSL-netwerkexploitanten worden aangeboden en de diensten die door toekomstige NGA-netwerkexploitanten zullen worden aangeboden. Dankzij deze verplichting zullen ADSL-exploitanten hun klanten naar een NGA-netwerk kunnen migreren zodra een gesubsidieerd netwerk is aangelegd, zodat zij hun eigen toekomstige investeringen kunnen beginnen te plannen zonder een echte concurrentiehandicap;

bij het vaststellen van de voorwaarden voor wholesaletoegang tot het netwerk moeten de EVA-staten overleg plegen met de bevoegde nationale toezichthouder. Van de nationale toezichthouders wordt verwacht dat zij in de toekomst ex-anteregulering blijven toepassen of van zeer nabij de mededingingsvoorwaarden van de globale breedbandmarkt blijven volgen en dat zij indien nodig de passende corrigerende maatregelen nemen waarin het toepasselijke reguleringskader voorziet. Door te eisen dat de toegangsvoorwaarden door de nationale toezichthouder worden goedgekeurd of vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke EER-wetgeving, kunnen de EVA-staten ervoor zorgen dat op alle breedbandmarkten die door de bevoegde nationale toezichthouder zijn afgebakend, eenvormige of op zijn minst zo gelijk mogelijke toegangsvoorwaarden gelden;

wat ook het type NGA-netwerkarchitectuur is dat staatssteun zal genieten, de architectuur moet daarnaast daadwerkelijke en volledige ontbundeling ondersteunen en alle verschillende soorten netwerktoegang bieden die exploitanten aanvragen (waaronder — doch niet beperkt tot — toegang tot goten, vezel en bitstroom). In dit verband moet worden opgemerkt dat dankzij een „multiple fibre”-architectuur de aanvragers van toegang volledig onafhankelijk hogesnelheidsbreedband kunnen aanbieden, hetgeen op lange termijn duurzame mededinging in de hand werkt. Daarnaast ondersteunt de uitrol van NGA-netwerken op basis van multivezellijnen zowel point-to-point en point-to-multipoint topologieën, zodat die technologisch neutraal is.

4.   SLOTBEPALINGEN

(78)

Dit hoofdstuk is van toepassing vanaf de dag volgende op de goedkeuring ervan.

(79)

De Autoriteit zal het onderhavige hoofdstuk herzien in lijn met toekomstige herzieningen door de Commissie van de overeenkomstige mededeling van de Commissie „Communautaire richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken”.


(1)  Dit hoofdstuk is gebaseerd op de mededeling van de Commissie „Communautaire richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken” (PB C 235 van 30.9.2009, blz. 7).

(2)  Zie bijv. „i2010 — Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid” (COM(2005) 229 definitief van 1.6.2005); „eEurope 2005: Een informatiemaatschappij voor iedereen” (COM(2002) 263 definitief), en „Overbrugging van de breedbandkloof” (COM(2006) 129).

(3)  COM(2005) 107 definitief.

(4)  De afgelopen tien jaar zijn informatie- en communicatietechnologieën (ict) voor het grote publiek toegankelijk en betaalbaar geworden. De term „digitale kloof” wordt vooral gebruikt om de kloof aan te duiden tussen de personen en gemeenschappen die tot die informatietechnologieën toegang hebben en zij die niet over die toegang beschikken. Die „digitale kloof” heeft verschillende oorzaken, de belangrijkste is het gebrek aan doeltreffende breedbandinfrastructuur. Wanneer naar de regionale dimensie wordt gekeken, is de verstedelijkingsgraad een belangrijke factor voor de toegang tot en het gebruik van ict. De internetpenetratie blijft bijgevolg veel lager in dunbevolkte gebieden in de Europese Unie.

(5)  Zie het in punt 5cl van bijlage XI bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit (Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33)), het in punt 5ck van bijlage XI bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit (Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21)) en het in punt 5cj van bijlage XI bij de EER-overeenkomst bedoelde besluit (Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7)), als aangepast aan de EER-overeenkomst door Protocol nr. 1 bij de overeenkomst.

(6)  Zie Decision on the designation of undertakings with significant market power and imposing specific obligations in the market for wholesale broadband access (market 5) van de Noorse Post- en telecommunicatieautoriteit (Post- og teletilsynet) van 3 april 2009; Decision no 8/2008 on the designation of undertakings with significant market power and imposition of obligations in the market for wholesale broadband access (market 12) van de IJslandse Post- en Telecommunicatieautoriteit (Póst- og fjarskiptastofnun) van 18 april 2008, en de Verfügung van de Telecommunicatieautoriteit van Liechtenstein (Amt für Kommunikation) van 16 december 2009 betreffende Massnahmen der Sonderregulierung auf dem Markt für Breitbandzugang für Grosskunden.

(7)  In dit document wordt onder NGA-netwerken verstaan vaste toegangsnetwerken die volledig of gedeeltelijk uit optische elementen bestaan en die breedbandtoegangsdiensten kunnen leveren met betere kenmerken (zoals een hogere verwerkingscapaciteit) dan de diensten die via bestaande netwerken met koperen telefoonlijnen worden geleverd (zie ook voetnoot 58).

(8)  Zie de ontwerp-aanbeveling van de Commissie over gereguleerde toegang tot NGA-netwerken, beschikbaar onder:

http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/doc/library/public_consult/nga/dr_recomm_nga.pdf en de European Regulators Group Statement on the development of NGA Access, ERG (08) 68, at http://www.erg.eu.int/doc/publications/erg_08_68_statement_on_nga_devolopment_081211.pdf.

(9)  Voor een lijst van alle staatssteunbesluiten en -beschikkingen van de Commissie op het gebied van breedband, zie http://ec.europa.eu/competition/sectors/telecommunications/broadband_decisions.pdf.

(10)  Zie ook deel 2.2.1 betreffende de toepassing van het beginsel van de investeerder in een markteconomie.

(11)  Zie het besluit van de Commissie van 30 mei 2007 betreffende steunmaatregel NN 24/07 — Tsjechische Republiek — Pražská městská bezdrátová síť.

(12)  Met de term „investeerders” worden ondernemingen of exploitanten van elektronischecommunicatienetwerken aangeduid die investeren in de aanleg en de uitrol van breedbandinfrastructuur.

(13)  De Commissie heeft slechts één zaak goedgekeurd waarin geen gebruik was gemaakt van een openbare aanbesteding, maar van een belastingkredietregeling om in Hongarije de uitrol van breedband in gebieden met weinig dekking te ondersteunen, zie besluit betreffende steunmaatregel N 398/05 — Hongarije — Development of Tax Benefit for Broadband.

(14)  Zie bijv. de besluiten van de Commissie betreffende steunmaatregel N 570/07 — Duitsland — Eckpunkte zur Breitbandversorgung des ländlichen Raums in Baden-Württemberg, steunmaatregel N 157/06 — Verenigd Koninkrijk — South Yorkshire Digital Region Broadband Project, steunmaatregel N 264/06 — Italië — Banda larga nelle aree rurali della Toscana, steunmaatregel N 201/06 — Griekenland — Ανάπτυξη ευρυζωνικής πρόσβασης σε υποεξυπηρετούμενες περιοχές, en steunmaatregel N 131/05 — Verenigd Koninkrijk — FibreSpeed Broadband Project Wales. Particuliere gebruikers zijn weliswaar ook begunstigden van dergelijke maatregelen, maar zij vallen niet onder de staatssteunregels, aangezien zij geen ondernemingen of marktdeelnemers zijn in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

(15)  Zie besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 266/08 — Duitsland — Breitbanderschließung in ländlichen Gebieten Bayerns.

(16)  Zie besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 237/08 — Duitsland — Breitbandförderung Niedersachsen.

(17)  Arrest van 21 maart 1991, zaak C-303/88, Italië/Commissie, Jurispr. 1991, blz. I-1433, punten 20-22.

(18)  Beschikking 2008/729/EG van de Commissie van 11 december 2007 betreffende steunmaatregel C 53/06 (ex N 262/05, ex CP 127/04) ten gunste van Glasvezelnet Amsterdam voor een investering in een glasvezeltoegangsnetwerk door de gemeente Amsterdam (PB L 247 van 16.9.2008, blz. 27). De zaak had betrekking op de aanleg van een FttH (Fibre-to-the-Home)-breedbandtoegangsnetwerk waarop 37 000 huishoudens in Amsterdam, die reeds door verschillende concurrerende breedbandnetwerken werden bediend, zich zouden kunnen aansluiten. De gemeente Amsterdam had besloten om samen met twee particuliere investeerders en vijf woningcorporaties te investeren in de passieve laag van het netwerk. De passieve infrastructuur was eigendom van en werd beheerd door een afzonderlijke entiteit waarvan de gemeente Amsterdam een derde van de aandelen in handen had, twee andere private investeerders (ING Real Estate en Reggefiber) een ander derde en de woningcorporaties het overblijvende derde.

(19)  Volgens de rechtspraak moeten ondernemingen die met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang zijn belast, door een handeling van de overheid met die taak belast zijn. In dit verband kan een dienst van algemeen economisch belang aan een exploitant worden toevertrouwd door middel van de toekenning van een concessie voor openbaredienstverlening. Zie arrest van 13 juni 2000, gevoegde zaken T-204/97 en T-270/97, EPAC — Empresa para a Agroalimentação e Cereais, SA/Commissie, Jurispr. 2000, blz. II-2267, punt 126, en arrest van 15 juni 2005, zaak T-17/02, Fred Olsen SA/Commissie Jurispr. 2005, blz. II-2031, punten 186, 188 en 189.

(20)  Zie arrest van 24 juli 2003, zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg/Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH, in tegenwoordigheid van Oberbundesanwalt beim Bundesverwaltungsgericht, Jurispr. 2003, blz. I-7747 (hierna „het Altmark-arrest” genoemd).

(21)  Zie besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 381/04 — Frankrijk — Projet de réseau de télécommunications haut débit des Pyrénées-Atlantiques, en besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 382/04 — Frankrijk — Mise en place d’une infrastructure haut débit sur le territoire de la région Limousin (DORSAL).

(22)  Hoewel er in deze richtsnoeren sprake is van een „concessie” voor openbaredienstverlening, kan de vorm van het contractuele instrument waarmee het verlenen van een openbare dienst of een dienst van algemeen economisch belang wordt gegund, verschillen van EVA-staat tot EVA-staat. Het instrument moet echter ten minste de precieze aard, omvang en duur van de opgelegde openbaredienstverplichtingen en de identiteit van de betrokken ondernemingen specificeren, alsook de kosten die de betrokken onderneming voor haar rekening moet nemen.

(23)  Met name omdat de EVA-staten beschikken over een ruime discretionaire bevoegdheid bij het definiëren van de omvang van een dienst van algemeen economisch belang, heeft de Commissie in de twee bovenvermelde beschikkingen erkend dat de betrokken EVA-staat geen kennelijke fout had begaan toen hij oordeelde dat de betrokken openbaredienstverlening onder het begrip dienst van algemeen economisch belang valt, voor zover de aangeboden overal beschikbare breedbandinfrastructuur voor alle andere netwerkproviders openstaat en een marktfalen verhelpt en voor zover alle gebruikers in de betrokken regio zich kunnen aansluiten.

(24)  Zie besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 284/05 — Ierland — Regional Broadband Programme: Metropolitan Area Networks („MANs”), phases II en III, punten 23 en 37 tot en met 40. In die zaak was de Commissie van oordeel dat de steun voor de uitrol en het beheer van stedelijke netwerken in een aantal steden in Ierland geen compensatie vormde voor een dienst van algemeen economisch belang, omdat de aangemelde maatregel meer op een „privaat-publiek partnerschap” leek dan op het toevertrouwen en het verrichten van een dienst van algemeen economisch belang. Zie ook het besluit betreffende steunmaatregel N 890/06 — Frankrijk — Aide du Sicoval pour un réseau de très haut débit. In die zaak wees de Commissie erop dat de aangemelde maatregel steun betrof voor de totstandbrenging van breedbandaansluiting alleen voor bedrijvenzones en overheidsorganisaties in een deel van Toulouse, met uitsluiting van particulieren. Voorts bestreek het project slechts een deel van de regio. De Commissie oordeelde bijgevolg dat het niet om een dienst van algemeen economisch belang ging, omdat de aangemelde maatregel niet de belangen van de burgers ter harte nam, doch die van de bedrijven.

(25)  Zie arrest van 12 februari 2008, zaak T-289/03, British United Provident Association Ltd (BUPA), BUPA Insurance Ltd en BUPA Ireland Ltd/Commissie, Jurispr. 2008, blz. II-81, punt 165, en arrest van 27 februari 1997, zaak T-106/95, Fédération française des sociétés d’assurances (FFSA) e.a./Commissie, Jurispr. 1997, blz. II-229, punt 99. Zie ook punt 14 van de mededeling van de Commissie betreffende diensten van algemeen belang in Europa (PB C 17 van 19.1.2001, blz. 4).

(26)  Zie arrest van 26 juni 2008, zaak T-442/03, SIC — Sociedade Independente de Comunicação SA/Commissie, Jurispr. 2008, blz. II-1161, punt 195; zaak T-289/03, reeds aangehaald, punt 166, en zaak T-17/02, reeds aangehaald, punt 216. Volgens punt 22 van de mededeling van de Commissie betreffende diensten van algemeen belang in Europa houdt de vrijheid van de lidstaten om te definiëren wat zij beschouwen als diensten van algemeen economisch belang in dat het in de allereerste plaats de lidstaten zijn die dergelijke diensten op basis van de specifieke kenmerken van de activiteiten moeten definiëren. Deze definitie kan uitsluitend op kennelijke beoordelingsfouten worden gecontroleerd.

(27)  Dit betekent dat de doelstelling van algemeen belang die de overheid verwezenlijkt wil zien, niet gewoon de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van economische gebieden in de zin van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-overeenkomst kan zijn. Zie besluit betreffende steunmaatregel N 381/04 — Frankrijk — Projet de réseau de télécommunications haut débit des Pyrénées-Atlantiques, punt 53, en besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 382/04 — Frankrijk — Mise en place d’une infrastructure haut débit sur le territoire de la région Limousin (DORSAL).

(28)  In dit verband moeten de netwerken waarmee bij de beoordeling van de behoefte aan een dienst van algemeen economisch belang rekening wordt gehouden, altijd van een vergelijkbare architectuur zijn, namelijk ofwel basisbreedband of NGA-netwerken.

(29)  De term „in de nabije toekomst” moet worden verstaan als „binnen een termijn van drie jaar”. In dit verband moeten de door particuliere investeerders geplande investeringsinspanningen garanderen dat er binnen een termijn van drie jaar qua dekking ten minste aanzienlijke vooruitgang wordt geboekt en dat de geplande investering binnen een redelijke termijn daarna wordt afgerond (afhankelijk van de specifieke kenmerken van elk gebied en van elk project).

(30)  Zonder een dergelijke motivering zou immers een — zelfs marginale — controle door de Autoriteit op grond van zowel de eerste voorwaarde van het Altmark-arrest als artikel 59, lid 2, van de EER-overeenkomst, of de EVA-staat in het kader van zijn discretionaire bevoegdheid een kennelijke fout heeft gemaakt, niet mogelijk zijn (zaak T-289/03, BUPA e.a./Commissie, reeds aangehaald,punt 172).

(31)  Een netwerk moet technologisch neutraal zijn, zodat aanvragers van toegang alle beschikbare technologieën kunnen gebruiken om diensten aan eindgebruikers te leveren. Hoewel die vereiste van minder groot belang is bij de uitrol van een ADSL-netwerkinfrastructuur, is dit niet het geval voor NGA-glasvezelnetwerken waar de exploitanten verschillende glasvezeltechnologieën kunnen gebruiken om diensten aan eindgebruikers te leveren (bijv. punt-tot-punt of G-PON).

(32)  Een ADSL-netwerk moet bijv. bitstroom en volledige ontbundeling aanbieden, terwijl een NGA-glasvezelnetwerk ten minste toegang tot dark fibre, bitstroom en, ingeval van een FTTC-netwerk, toegang tot ontbundeling van het subnet moet aanbieden.

(33)  Deze beperking wordt gerechtvaardigd door het feit dat na de uitrol van een breedbandnetwerk dat universele connectiviteit biedt, de marktkrachten normaal gesprokennormaal gesproken toereikend zijn om alle gebruikers tegen een concurrerend tarief communicatiediensten aan te bieden.

(34)  Dergelijke garanties kunnen onder meer bestaan in een verplichting een aparte boekhouding te voeren of in de oprichting van een entiteit die structureel en juridisch losstaat van de verticaal geïntegreerde exploitant. Alleen die entiteit zou verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de taak van algemeen economisch belang.

(35)  Het zijn de EVA-staten die rekening houdend met de bijzonderheden van elk geval moeten bepalen wat de meest geschikte methode is om ervoor te zorgen dat de toegekende compensatie alleen de kosten dekt voor het verrichten van de taak van algemeen economisch belang in de niet-winstgevende gebieden. De toegekende compensatie kan bijvoorbeeld gebaseerd worden op een vergelijking tussen de opbrengsten van de commerciële exploitatie van de infrastructuur in de winstgevende gebieden en de opbrengsten van de commerciële exploitatie in de niet-winstgevende gebieden. Extra winst, dat wil zeggen winst die het gebruikelijke rendement op kapitaal voor de uitrol van een bepaalde breedbandinfrastructuur overstijgt, zou kunnen worden toegewezen aan de financiering van de dienst van algemeen economisch belang in niet-winstgevende gebieden terwijl voor het saldo van de kosten een financiële compensatie wordt toegekend.

(36)  PB L 312 van 29.11.2005, blz. 67.

(37)  Zie in de richtsnoeren staatssteun van de Autoriteit ook het hoofdstuk inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (PB L 109 van 26.4.2007, blz. 44) en EER-Supplement nr. 20 van 26.4.2007, blz. 1; ook beschikbaar op de website van de Autoriteit onder: http://www.eftasurv.int/fieldsofwork/fieldstateaid/state_aid_guidelines/partvi-stateaidintheformofpublicservicecompensation.pdf.

(38)  In artikel 107, lid 3, onder a), VWEU, dat overeenstemt met artikel 61, lid 3, onder a), van de EER-overeenkomst, is bepaald dat „steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst”, eveneens als verenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst kan worden aangemerkt.

(39)  PB L 54 van 28.2.2008, blz. 1 en EER-Supplement nr. 11 van 28.2.2008, blz. 1.

(40)  Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13). Hoewel de toegekende steun in sommige zaken tot steungebieden beperkt bleef en ook als steun ten behoeve van initiële investeringen in de zin van de bovengenoemde richtsnoeren kon worden aangemerkt, overschreed de steunintensiteit bovendien vaak het toegestane plafond voor regionale steun in dergelijke gebieden.

(41)  Zie bijv. besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 508/08 — Verenigd Koninkrijk — Provision of remote Broadband services in Northern Ireland; besluit betreffende steunmaatregel N 201/06 — Griekenland — Ανάπτυξη ευρυζωνικής πρόσβασης σε υποεξυπηρετούμενες περιοχές, en besluit betreffende steunmaatregel N 118/06 — Letland — Platjoslas komunikācijas tīklu attīstība lauku apvidos.

(42)  Zie bijv. besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 201/06 — Griekenland — Ανάπτυξη ευρυζωνικής πρόσβασης σε υποεξυπηρετούμενες περιοχές.

(43)  Zie bijv. besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 118/06 — Letland — Platjoslas komunikācijas tīklu attīstība lauku apvidos.

(44)  Zie Beschikking 2007/175/EG van de Commissie van 19 juli 2006 betreffende de steunmaatregel C 35/2005 die Nederland voornemens is ten uitvoer te leggen met betrekking tot de aanleg van een breedbandnetwerk in Appingedam (PB L 86 van 27.3.2007, blz. 1). In die zaak ging het om de uitrol van een passief netwerk (dat wil zeggen buizen en glasvezel), waarvan de gemeente eigenaar zou zijn, terwijl de actieve laag (dat wil zeggen het beheer en de exploitatie van het netwerk) aan een wholesale-exploitant uit de particuliere sector zou worden uitbesteed, die aan andere dienstverleners wholesaletoegang zou moeten aanbieden. In haar beschikking merkte de Commissie op dat de Nederlandse breedbandmarkt zich kenmerkte door snelle ontwikkelingen en dat aanbieders van elektronischecommunicatiediensten, waaronder kabelexploitanten en aanbieders van internetdiensten, op het punt stonden om zonder staatssteun breedbanddiensten met zeer hoge capaciteit op de markt te introduceren. De situatie in Appingedam verschilde niet van de rest van de Nederlandse breedbandmarkt. Zowel de gevestigde exploitant van vaste telefonie als een kabelexploitant boden in Appingedam reeds „drievoudige diensten” (telefonie, breedband en digitale/analoge TV) aan en beide exploitanten beschikten over de technische mogelijkheden om de breedbandcapaciteit van hun netwerken te verhogen.

(45)  Zoals gezegd in punt 4 is breedbandtoegang tot dusver in alle EVA-staten onderworpen aan ex-anteregulering.

(46)  In haar besluit betreffende steunmaatregel N 131/05 — Verenigd Koninkrijk — FibreSpeed Broadband Project Wales, moest de Commissie nagaan of de financiële steun die door de Welshe autoriteiten werd verleend voor de aanleg van een open en neutraal glasvezelnetwerk dat 14 bedrijvenparken zou verbinden, ook verenigbaar kon worden verklaard indien de gesteunde lokaties reeds door de gevestigde netwerkexploitant werden bediend met prijsgereguleerde huurlijnen. De Commissie was van oordeel dat de huurlijnen die door de gevestigde exploitant werden aangeboden, zeer duur waren en zo goed als onbetaalbaar voor kleine en middelgrote ondernemingen. De gesteunde bedrijvenparken konden evenmin symmetrische ADSL-diensten van meer dan 2 Mbps krijgen, vanwege hun afstand tot de telefooncentrales van de gevestigde exploitant. Voorts stelde de gevestigde exploitant zijn buizen en dark fibre (niet-geactiveerde glasvezel) niet ter beschikking van derden. De aanwezigheid van de gevestigde exploitant in de bestreken gebieden kon derhalve geen betaalbare hogesnelheidsinternetdiensten voor kleine en middelgrote ondernemingen garanderen. Evenmin bestond het vooruitzicht dat derden een alternatieve infrastructuur zouden aanleggen om de betrokken bedrijvenparken hogesnelheidsdiensten aan te bieden. Zie ook besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 890/06 — Frankrijk — Aide du Sicoval pour un réseau de très haut débit, en besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 284/05 — Ierland — Regional Broadband Programme: Metropolitan Area Networks („MANs”), phases II and III.

(47)  Zie bijv. besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 473/07 — Italië — Connessioni a banda larga per l’Alto Adige; besluit betreffende steunmaatregel N 570/07 — Duitsland — Eckpunkte zur Breitbandversorgung des ländlichen Raums in Baden-Württemberg; besluit betreffende steunmaatregel N 131/05 — Verenigd Koninkrijk — FibreSpeed Broadband Project Wales; besluit betreffende steunmaatregel N 284/05 — Ierland — Regional Broadband Programme: Metropolitan Area Networks („MANs”), phases II en III; besluit betreffende steunmaatregel N 118/06 — Letland — Platjoslas komunikācijas tīklu attīstība lauku apvidos, en besluit betreffende steunmaatregel N 157/06 — Verenigd Koninkrijk — South Yorkshire Digital Region Broadband Project.

(48)  Zie bijv. besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 222/06 — Italië — Aiuto per il superamento del digital divide in Sardegna; besluit betreffende steunmaatregel N 398/05 — Hongarije — Development of Tax Benefit for Broadband, en besluit betreffende steunmaatregel N 264/06 — Italië — Banda larga nelle aree rurali della Toscana.

(49)  Normaal gesproken in het kader van de procedure van artikel 1, lid 2, van deel I in Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst.

(50)  Indien kan worden aangetoond dat de bestaande exploitanten de overheid geen informatie hebben bezorgd die relevant is met het oog op het in kaart brengen van de dekking, moet die overheid noodgedwongen terugvallen op de informatie die haar ter beschikking is gesteld.

(51)  Zie bijv. besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 201/06 — Griekenland — Ανάπτυξη ευρυζωνικής πρόσβασης σε υποεξυπηρετούμενες περιοχές; besluit betreffende steunmaatregel N 264/06 — Italië — Banda larga nelle aree rurali della Toscana; besluit betreffende steunmaatregel N 475/07 — Ierland — National Broadband Scheme („NBS”), en besluit betreffende steunmaatregel N 115/08 — Duitsland — Breitbandversorgung ländlicher Räume in Deutschland.

(52)  Zie bijv. besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 508/08 — Verenigd Koninkrijk — Provision of Remote Broadband Services in Northern Ireland; besluit betreffende steunmaatregel N 475/07 — Ierland — National Broadband Scheme („NBS”), en besluit betreffende steunmaatregel N 157/06 — Verenigd Koninkrijk — South Yorkshire Digital region Broadband Project.

(53)  Om te bepalen welke offerte economisch de meest voordelige is, moet de aanbestedende dienst van tevoren het relatieve gewicht bekendmaken dat zij aan elk van de gekozen (kwalitatieve) criteria zal toekennen.

(54)  Tot dusver heeft de Commissie slechts in één zaak aanvaard dat het gerechtvaardigd was om een specifieke technologische oplossing op te leggen: zie besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 222/06 — Italië — Aiuto per il superamento del digital divide in Sardegna. In die zaak was de Commissie van oordeel dat gelet op de specifieke omstandigheden, namelijk de topografie van de regio, de afwezigheid van kabelnetwerken en de noodzaak de baten van de steun zo groot mogelijk te maken, ADSL de meest geschikte technologie leek om de doelstellingen van het project te bereiken (zie punt 45).

(55)  Wanneer de EVA-staten voorts opteren voor een beheersmodel waarbij de gesubsidieerde breedbandinfrastructuur alleen wholesaletoegangsdiensten aan derden aanbiedt en geen retaildiensten, wordt de mogelijke vervalsing van de mededinging nog verder beperkt, aangezien een dergelijk model voor het beheer van een netwerk helpt om mogelijk complexe kwesties in verband met afbraakprijzen en verborgen vormen van toegangsdiscriminatie te voorkomen.

(56)  In dit verband moet de nationale toezichthouder ermee rekening houden dat het mogelijk is dat de specifieke voorwaarden die initieel de toekenning van steun aan de exploitant van de betrokken infrastructuur rechtvaardigden, nog steeds bestaan.

(57)  In buitengewone omstandigheden, die door de aanmeldende EVA-staat moeten worden aangetoond, kan een dergelijk mechanisme voor zeer lage steunbedragen of kleinschalige eenmalige projecten die gebaseerd zijn op eenvoudige aanbestedingsprincipes, een onevenredige last vormen voor de subsidiërende autoriteiten en wordt het daarom niet door de Autoriteit opgelegd.

(58)  In deze fase van de ontwikkeling van de technologie en de markt lijken noch de satelliettechnologieën, noch de mobielenetwerktechnologieën in staat om supersnelle symmetrische breedbanddiensten te leveren, al kan die situatie in de toekomst veranderen, vooral dan bij de mobiele diensten (indien de volgende grote stap in mobieleradiocommunicatie op lange termijn wordt gezet, kunnen theoretisch maximumdatasnelheden van 100 Mbps downstream en 50 Mbps upstream worden gehaald).

(59)  Zie besluit betreffende steunmaatregel N 157/06 — Verenigd Koninkrijk — South Yorkshire Digital Region Broadband Project, en besluit betreffende steunmaatregel N 284/05 — Ierland — Regional Broadband Programme: Metropolitan Area Networks („MANs”), phases II and III.

(60)  Tot dusver werd slechts in twee zaken (Appingedam en Amsterdam) staatssteun verleend voor de uitrol van een NGA-netwerk dat ook particuliere gebruikers glasvezelconnectiviteit zou aanbieden.

(61)  De breedbandnetwerkexploitanten voeren aan dat de uitrol van een glasvezelnetwerk nog steeds een dure en riskante investering is, tenzij in dichtbevolkte gebieden of gebieden met veel ondernemingen, waar zij reeds een groot klantenbestand hebben dat naar hogere snelheden kan worden gemigreerd. In bepaalde zaken werd aangevoerd dat de mogelijke opbrengsten niet opwegen tegen de kosten van uitrol van NGA- en glasvezelnetwerken, waardoor geen of te weinig exploitanten uit de particuliere sector bereid zijn om de markt te betreden.

(62)  Dergelijke maatregelen mogen niet specifiek aan exploitanten van elektrischecommunicatienetwerken worden opgelegd, maar moeten zonder onderscheid van toepassing zijn op alle exploitanten in alle betrokken sectoren (bijv. op andere exploitanten van nutsvoorzieningen zoals gas, elektriciteit en/of water). Maatregelen die alleen op de exploitanten van elektronischecommunicatienetwerken van toepassing zouden zijn, kunnen sectorale steun vormen en derhalve onder het verbod van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst vallen.

(63)  Zie bijv. besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 157/06 — Verenigd Koninkrijk — South Yorkshire Digital Region Broadband Project; besluit betreffende steunmaatregel N 201/06 — Griekenland — Ανάπτυξη ευρυζωνικής πρόσβασης σε υποεξυπηρετούμενες περιοχές, en besluit betreffende steunmaatregel N 131/05 — Verenigd Koninkrijk — FibreSpeed Broadband Project Wales; besluit betreffende steunmaatregel N 284/05 — Ierland — Regional Broadband Programme: Metropolitan Area Networks („MANs”), phases II and III; besluit betreffende steunmaatregel N 381/04 — Frankrijk — Projet de réseau de télécommunications haut débit des Pyrénées-Atlantiques; besluit betreffende steunmaatregel N 382/05 — Frankrijk — Mise en place d’une infrastructure haut débit sur le territoire de la région Limousin (DORSAL); besluit betreffende steunmaatregel N 57/2005 — Verenigd Koninkrijk — Regional Innovative Broadband Support in Wales, en besluit betreffende steunmaatregel N 14/2008 — Verenigd Koninkrijk — Broadband in Scotland — Extending Broadband Reach.

(64)  Dit geldt onverminderd de mogelijke toepassing van het in punt 31 genoemde hoofdstuk betreffende regionale steunmaatregelen.

(65)  Vandaag is een gebied waar alleen smalbandinternet (inbelverbinding) beschikbaar is — tegenover gebieden waar breedband voorhanden is — een „wit gebied”; precies zo zullen in de toekomst gebieden waar geen NGA-breedbandinfrastructuur doch wel een basisbreedbandinfrastructuur voorhanden is, als een „wit gebied” worden beschouwd.

(66)  ADSL 2 + breidt de capaciteit van een basis-ADSL-netwerk uit tot een maximumbandbreedte van 24 Mbps.

(67)  Een „wit NGA-gebied” kan een gebied zijn waar geen basisbreedbandinfrastructuur voorhanden is (traditionele „witte gebieden”), maar ook een gebied waar slechts één exploitant van basisbreedband aanwezig is (dat wil zeggen een traditioneel „grijs gebied”) of waar verschillende exploitanten van basisbreedband aanwezig zijn (dat wil zeggen een traditioneel „zwart gebied”). Zoals toegelicht in deel 3.4 gelden er in deze verschillende omstandigheden andere voorwaarden voor de verenigbaarheid van staatssteun ten behoeve van de ontwikkeling van breedband.

(68)  Deze termijn stemt naar schatting overeen met de gemiddelde periode die nodig is voor de uitrol van een NGA-netwerk dat een stad bestrijkt. In dit verband moet een exploitant kunnen aantonen dat hij in de komende drie jaar de nodige investeringen in infrastructuur zou hebben gedaan om tegen dan een aanzienlijk deel van het grondgebied en de bevolking daar te dekken.

(69)  Een „grijs NGA-gebied” kan a) een gebied zijn waar buiten het NGA-netwerk geen andere basisbreedbandinfrastructuur voorhanden is, maar ook b) een gebied waar ook één of meerdere exploitanten van basisbreedband aanwezig zijn (dat als een traditioneel „grijs” of „zwart gebied” kan worden beschouwd). Zoals toegelicht in deel 3.4 gelden er in deze verschillende omstandigheden andere voorwaarden voor de verenigbaarheid van staatssteun ten behoeve van de ontwikkeling van breedband.

(70)  Een „zwart NGA-gebied” kan ook een gebied zijn waar één breedbandexploitant (traditioneel „grijs gebied”) of meerdere breedbandexploitanten (traditioneel „zwart gebied”) aanwezig zijn. Zoals hieronder zal worden toegelicht gelden er in deze verschillende omstandigheden andere voorwaarden voor de verenigbaarheid van staatssteun ten behoeve van de ontwikkeling van breedband.

(71)  In dit verband moet ermee rekening worden gehouden dat het mogelijk is dat de specifieke marktvoorwaarden die initieel de toekenning van steun aan de exploitant van de betrokken infrastructuur rechtvaardigden, nog steeds bestaan.


Top