This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2005/031/24
Case C-496/04: Reference for a preliminary ruling by the College van Beroep voor het bedrijfsleven by decision of that court of 26 November 2004 in the case of J. Slob against het Productschap Zuivel
Zaak C-496/04: Verzoek van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven te 's-Gravenhage, van 26 november 2004, om een prejudiciële beslissing in het geding tussen J. Slob en het Productschap Zuivel
Zaak C-496/04: Verzoek van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven te 's-Gravenhage, van 26 november 2004, om een prejudiciële beslissing in het geding tussen J. Slob en het Productschap Zuivel
PB C 31 van 5.2.2005, p. 12–12
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
5.2.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 31/12 |
Verzoek van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven te 's-Gravenhage, van 26 november 2004, om een prejudiciële beslissing in het geding tussen J. Slob en het Productschap Zuivel
(Zaak C-496/04)
(2005/C 31/24)
Procestaal: Nederlands
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven te 's-Gravenhage heeft, bij arrest van 26 november 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 1 december 2004, in het geding tussen J. Slob en het Productschap Zuivel, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:
— |
Dient artikel 7, eerste lid, aanhef en derde lid, van Verordening (EEG) 536/93 (1) [van de Commissie, van 9 maart 1993, tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de extra heffing in de sector melk en zuivelprodukten] aldus te worden uitgelegd dat deze bepaling een lidstaat ruimte laat om een regeling vast te stellen die aan de op zijn grondgebied gevestigde zuivelproducenten verdergaande boekhoudverplichtingen oplegt dan die welke voortvloeien uit het bepaalde in het eerste lid, onder f, van voormeld artikel? |
— |
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, moet dan met betrekking tot een voorschrift dat de producent verplicht om in zijn administratie te verantwoorden welke hoeveelheid boter is geproduceerd en wat de bestemming daarvan was, ook indien de boter wordt vernietigd of vervoederd, worden geoordeeld dat dit blijft binnen de aldus aan de lidstaat gelaten ruimte? |
(1) PB L 57 blz. 12