Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62023TN0126

    Zaak T-126/23: Beroep ingesteld op 9 maart 2023 — VC / EU-OSHA

    PB C 155 van 2.5.2023, p. 69–70 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.5.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 155/69


    Beroep ingesteld op 9 maart 2023 — VC / EU-OSHA

    (Zaak T-126/23)

    (2023/C 155/86)

    Procestaal: Spaans

    Partijen

    Verzoekende partij: VC (vertegenwoordigers: J. Rodríguez Cárcamo en S. Centeno Huerta, advocaten)

    Verwerende partij: Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (EU-OSHA)

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    overeenkomstig artikel 263 VWEU besluit 2023/01 van de uitvoerend directeur ad interim van EU-OSHA van 18 januari 2023 tot uitsluiting van de verzoekende partij van deelname aan openbare aanbestedingen, subsidies, prijzen, de gunning van opdrachten en financiële instrumenten die worden gedekt door de algemene begroting van de Europese Unie, alsook van deelname aan aanbestedingen die worden gedekt door het EOF op basis van verordening (EU) 2018/1877 (1) van de Raad, in zijn geheel nietig te verklaren;

    subsidiair, overeenkomstig artikel 261 VWEU en artikel 143, lid 9, van verordening 2018/1046 (2) (“Financieel Reglement”) de uitsluitingsmaatregel te vervangen door een economische sanctie en/of artikel 4 van het bestreden besluit betreffende de bekendmakingsmaatregel nietig te verklaren, en

    EU-OSHA te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

    1.

    Schending van artikel 106, lid 2, van verordening nr. 966/2012 (3), zoals gewijzigd door verordening 2015/1929 (4) (hierna: “Financieel Reglement zoals van toepassing vanaf januari 2016”), in samenhang met het recht op effectieve rechterlijke bescherming, zoals gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met de waarde van de rechtsstaat die is neergelegd in artikel 19, lid 1, VEU, met het beginsel van loyale samenwerking dat is verankerd in artikel 4, lid 3, VEU en met artikel 325, lid 1, VWEU. Het bestreden besluit gaat voorbij aan de beslissing tot opschorting die is gegeven door de bevoegde nationale gerechtelijke autoriteit.

    2.

    Schending van artikel 106, lid 7, onder a), van het Financieel Reglement zoals van toepassing vanaf januari 2016 [het equivalent van artikel 136, lid 6, onder a), van het Financieel Reglement] en ernstige beoordelingsfouten. De bevoegde ordonnateur heeft ten gevolge van ernstige beoordelingsfouten het standpunt ingenomen dat de correctiemaatregelen die door de verzoekende partij zijn genomen, onvoldoende waren om de uitsluitingsmaatregel niet toe te passen.

    3.

    Schending van artikel 106, leden 3 en 7, onder a) en d), van het Financieel Reglement zoals van toepassing vanaf januari 2016, in samenhang met het evenredigheidsbeginsel, doordat de bevoegde ordonnateur duidelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt.

    4.

    Schending van artikel 140, lid 1, van het Financieel Reglement (het equivalent van artikel 106, lid 16, van het Financieel Reglement zoals van toepassing vanaf januari 2016), artikel 140, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement [het equivalent van artikel 106, lid 17, onder b), van het Financieel Reglement van toepassing vanaf januari 2016] en artikel 136, lid 3, van het Financieel Reglement, aangezien het bekendmakingsbesluit niet met redenen is omkleed.

    5.

    Schending van artikel 106, lid 13, onder a), van het Financieel Reglement zoals van toepassing vanaf januari 2016. De bevoegde ordonnateur heeft niet overwogen om, als alternatief voor het uitsluitingsbesluit, een financiële sanctie op te leggen, en dus moet het besluit nietig worden verklaard wegens gebrek aan motivering. Het Gerecht wordt in elk geval verzocht om, indien het zou beslissen om het bestreden besluit niet in zijn geheel nietig te verklaren, de uitsluitingsmaatregel overeenkomstig artikel 261 VWEU en artikel 143, lid 9, van het Financieel Reglement te vervangen door een sanctie die redelijk is gelet op de omstandigheden van het geval.


    (1)  Verordening van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds, en tot intrekking van verordening (EU) 2015/323 (PB 2018, L 307, blz. 1).

    (2)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB 2018, L 193, blz. 1).

    (3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB 2012, L 298, blz. 1).

    (4)  Verordening (EU, Euratom) 2015/1929 van het Europees Parlement en de Raad van 28 oktober 2015 tot wijziging van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB 2015, L 286, blz. 1).


    Top