Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0335

    Zaak T-335/21: Beroep ingesteld op 15 juni 2021 — PJ / EIT

    PB C 310 van 2.8.2021, p. 39–39 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.8.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 310/39


    Beroep ingesteld op 15 juni 2021 — PJ / EIT

    (Zaak T-335/21)

    (2021/C 310/52)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: PJ (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)

    Verwerende partij: Europees Instituut voor innovatie en technologie

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    nietig te verklaren het besluit van de uitvoerend directeur van 13 oktober 2020 houdende weigering om te telewerken vanuit haar plaats van herkomst;

    voor zover nodig, nietig te verklaren het besluit van de uitvoerend directeur van 9 maart 2021 tot afwijzing van haar klacht van 10 november 2020;

    de verwerende partij te verwijzen in alle kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij acht middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan niet-nakoming van de verplichting tot onpartijdigheid, objectiviteit en neutraliteit van het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag en aan vaststelling van interne regels door een onbevoegd gezag.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan schending van het recht om te worden gehoord.

    3.

    Derde middel, ontleend aan het ontbreken van motivering.

    4.

    Vierde middel, ontleend aan schending van interne regels, willekeurige en onredelijke uitlegging van die regels en het ontbreken van voorzienbaarheid en rechtszekerheid.

    5.

    Vijfde middel, ontleend aan niet-nakoming van de zorgplicht, het feit dat geen rekening is gehouden met de belangen van zowel de instelling als verzoekster, en onevenredigheid van het besluit gezien het reële belang van de instelling.

    6.

    Zesde middel, ontleend aan schending van het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven zoals neergelegd in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest”) en van het recht op afstemming tussen het privé- en het beroepsleven zoals neergelegd in artikel 33 van het Handvest.

    7.

    Zevende middel, ontleend aan schending van het daadwerkelijke recht op arbeid en op billijke arbeidsvoorwaarden.

    8.

    Achtste middel, ontleend aan het feit dat geen rekening is gehouden met een geval van overmacht.


    Top