Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0190

Zaak T-190/21: Beroep ingesteld op 7 april 2021 — RI e.a./Raad e.a.

PB C 217 van 7.6.2021, p. 55–56 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 217/55


Beroep ingesteld op 7 april 2021 — RI e.a./Raad e.a.

(Zaak T-190/21)

(2021/C 217/70)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: RI en 15 andere verzoekende partijen (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en Eulex Kosovo

Conclusies

Primair:

wat de arbeidsverhouding betreft:

de contractuele verhouding van verzoekers herkwalificeren als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;

verweerders veroordelen tot betaling van een opzeggingsvergoeding:

aan verzoeker RW: 65 726,17 EUR.

aan verzoeker RZ: 84 748,27 EUR.

verweerders veroordelen tot vergoeding van de schade die verzoekers hebben geleden als gevolg van het feit dat zij niet aangesloten zijn geweest bij een nationaal stelsel van sociale zekerheid, te bepalen op basis van de toepasselijke wetgeving;

hen veroordelen tot betaling van rente over die bedragen;

partijen een termijn opleggen voor het vaststellen van die schadevergoeding;

wat de overige rechten betreft:

vaststellen dat verzoekers hadden moeten worden aangeworven als tijdelijke functionarissen bij een van de eerste drie verweerders en voor recht verklaren dat de eerste drie verweerders de verzoekers op onrechtmatige en discriminatoire wijze hebben behandeld met betrekking tot hun loon, hun pensioenrechten en de daarmee verband houdende voordelen, alsook met betrekking tot de zekerheid van een toekomstige betrekking, zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestond;

de eerste drie verweerders veroordelen tot vergoeding van de schade die elk van de verzoekers heeft geleden wegens derving, ten gevolge van de onwettige ongelijke behandeling, van het loon en de pensioenrechten, vergoedingen en voordelen waar zij recht op hadden op grond van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie;

hen veroordelen tot betaling van rente over die bedragen;

partijen een termijn opleggen voor het vaststellen van deze schadevergoeding en hun gelasten daarbij rekening te houden met de respectieve rang en salaristrap waarin verzoekers in dienst hadden moeten worden genomen, met de gemiddelde loonevolutie, met het verloop van hun respectieve loopbaan, en met de uitkeringen die zij op grond van deze overeenkomsten van tijdelijke functionaris hadden moeten ontvangen, en de verkregen resultaten vervolgens vergelijken met het loon dat verzoekers daadwerkelijk hebben ontvangen.

subsidiair:

de eerste drie verweerders veroordelen tot vergoeding wegens niet-contractuele aansprakelijkheid van de door verzoekers ten gevolge van de schending van hun grondrechten geleden schade, ex aequo et bono begroot op 200 000 EUR per dienstjaar;

hen veroordelen tot betaling van rente over die bedragen;

hoe dan ook verweerders verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroepen voeren verzoekers zeven middelen aan die in essentie identiek zijn aan of vergelijkbaar zijn met de in het kader van zaak T-183/21, QP e.a./Raad e.a., aangevoerde middelen.


Top