EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CN0752

Zaak C-752/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad — Haskovo (Bulgarije) op 7 december 2021 — JP EOOD / Otdel “Mitnichesko razsledvane i razuznavane” v Teritorialna direktsia “Mitnitsa Burgas”

PB C 109 van 7.3.2022, p. 15–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 109 van 7.3.2022, p. 6–6 (GA)

7.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 109/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad — Haskovo (Bulgarije) op 7 december 2021 — JP EOOD / Otdel “Mitnichesko razsledvane i razuznavane” v Teritorialna direktsia “Mitnitsa Burgas”

(Zaak C-752/21)

(2022/C 109/22)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad — Haskovo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster tot cassatie: JP EOOD

Verweerder in cassatie: Otdel “Mitnichesko razsledvane i razuznavane” v Teritorialna direktsia “Mitnitsa Burgas”

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 44, lid 1, van verordening (EU) nr. 952/2013 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013, gelezen in samenhang met artikel 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: “EVRM”) en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest”), aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling zoals artikel 59, lid 2, van de Zakon za administrativnite narushenia i nakazania (Bulgaarse wet op de bestuursrechtelijke overtredingen en straffen; hierna: “ZANN”), op grond waarvan de eigenaar van voorwerpen die in het kader van een boetebeschikking zijn geconfisqueerd, indien hij de overtreding niet heeft begaan, niet behoort tot de kring van personen die tegen deze beschikking een voorziening in rechte kunnen instellen.

2)

Moet artikel 22, lid 7, gelezen in samenhang met de artikelen 29 en 44 van verordening (EU) nr. 952/2013, artikel 13 EVRM en artikel 47 van het Handvest, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling zoals artikel 232, lid 1, van de Zakon za mitnitsite (Bulgaarse douanewet, hierna: “ZM”), op grond waarvan geen voorzieningen in rechte kunnen worden ingesteld tegen een boetebeschikking ten aanzien van een onbekende dader, indien bij deze beschikking volgens het nationale recht de confiscatie van voorwerpen die toebehoren aan een niet bij de administratieve overtredingsprocedure betrokken derde, ten gunste van de staat kan worden gelast?

3)

Moet artikel 4 van kaderbesluit 2005/212/JBZ (2) van de Raad van 24 februari 2005, gelezen in samenhang met artikel 47 van het Handvest, per argumentum a fortiori in die zin worden uitgelegd, dat het ook moet worden toegepast wanneer de handelwijze geen misdrijf vormt, alsook in die zin, dat het in de weg staat aan nationale regelingen waarin — zoals in artikel 59, lid 2, ZANN — de eigenaar van de geconfisqueerde voorwerpen wordt uitgesloten van de kring van personen die gerechtigd zijn om een voorziening in rechte in te stellen, of waarin — zoals in artikel 232 ZM — uitdrukkelijk wordt bepaald dat geen voorzieningen in rechte openstaan tegen een beschikking waarbij volgens het nationale recht voorwerpen van een niet bij de administratieve overtredingsprocedure betrokken derde kunnen worden geconfisqueerd?


(1)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2013, L 269, blz. 1).

(2)  Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen (PB 2005, L 68, blz. 49).


Top