Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CN0259

    Zaak C-259/21: Beroep ingesteld op 22 april 2021 — Europees Parlement / Raad van de Europese Unie

    PB C 217 van 7.6.2021, p. 35–36 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.6.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 217/35


    Beroep ingesteld op 22 april 2021 — Europees Parlement / Raad van de Europese Unie

    (Zaak C-259/21)

    (2021/C 217/46)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: I. Liukkonen, I. Terwinghe, gemachtigden)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    nietigverklaring van de artikelen 15 tot en met 17, artikel 20 en artikel 59, lid 2, van verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (1);

    verwijzing van de Raad in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Volgens het Parlement bepalen de wetgevingshandelingen die de materie regelen, te weten artikel 10, lid 4, en artikel 15 van verordening (EU) 2019/1241 (2) en artikel 9 van verordening (EU) 2019/472 (3), dat maatregelen zoals die waarop het onderhavige beroep betrekking heeft, moeten worden vastgesteld bij gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 290 VWEU.

    Ter ondersteuning van zijn beroep voert het Parlement dus twee middelen aan. Het eerste middel is ontleend aan een onregelmatigheid en misbruik van de procedure, aangezien de betwiste maatregelen hadden moeten worden ingevoerd bij gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 290 VWEU en niet volgens de procedure van artikel 43, lid 3, VWEU. Het tweede middel is ontleend aan een gebrek aan loyale samenwerking, hetgeen in strijd is met artikel 13, lid 2, VEU. Door de bestreden bepalingen vast te stellen volgens een andere procedure dan die welke daarvoor is voorgeschreven in de handelingen waarvan hij de medeopsteller is, heeft de Raad het Parlement het onderzoeksrecht ontnomen dat het zou hebben gehad indien de reguliere procedure was toegepast.


    (1)  PB 2021, L 31, blz. 31.

    (2)  Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB 2019, L 198, blz. 105).

    (3)  Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973, en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (PB 2019, L 83, blz. 1).


    Top