Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CA0365

Zaak C-365/21, Generalstaatsanwaltschaft Bamberg (Uitzondering op het beginsel ne bis in idem): Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 23 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Bamberg — Duitsland) — Strafzaak tegen MR [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Schengenuitvoeringsovereenkomst – Artikel 54 – Beginsel ne bis in idem – Artikel 55, lid 1, onder b) – Uitzondering op de toepassing van het beginsel ne bis in idem – Inbreuk op de staatsveiligheid of andere even wezenlijke belangen van de lidstaat – Artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Beginsel ne bis in idem – Artikel 52, lid 1 – Beperkingen van het beginsel ne bis in idem – Verenigbaarheid van een nationale verklaring houdende een uitzondering op het beginsel ne bis in idem – Criminele organisatie – Vermogensdelicten]

PB C 173 van 15.5.2023, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 173/3


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 23 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Bamberg — Duitsland) — Strafzaak tegen MR

[Zaak C-365/21 (1), Generalstaatsanwaltschaft Bamberg (Uitzondering op het beginsel ne bis in idem)]

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in strafzaken - Schengenuitvoeringsovereenkomst - Artikel 54 - Beginsel ne bis in idem - Artikel 55, lid 1, onder b) - Uitzondering op de toepassing van het beginsel ne bis in idem - Inbreuk op de staatsveiligheid of andere even wezenlijke belangen van de lidstaat - Artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Beginsel ne bis in idem - Artikel 52, lid 1 - Beperkingen van het beginsel ne bis in idem - Verenigbaarheid van een nationale verklaring houdende een uitzondering op het beginsel ne bis in idem - Criminele organisatie - Vermogensdelicten)

(2023/C 173/04)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Bamberg

Partij in de strafzaak

MR

in tegenwoordigheid van: Generalstaatsanwaltschaft Bamberg

Dictum

1)

Het onderzoek van de eerste vraag doet niet blijken van enig element dat de geldigheid van artikel 55, lid 1, onder b), van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990 en in werking getreden op 26 maart 1995, in het licht van artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie kan aantasten.

2)

Artikel 55, lid 1, onder b), van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, gelezen in samenhang met artikel 50 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

moet aldus worden uitgelegd dat

het niet in de weg staat aan de uitlegging die de rechterlijke instanties van een lidstaat geven van de door die lidstaat krachtens artikel 55, lid 1, van deze overeenkomst gegeven verklaring dat die lidstaat niet is gebonden door artikel 54 van die overeenkomst wat betreft het oprichten van een criminele organisatie wanneer de criminele organisatie waaraan de beklaagde heeft deelgenomen uitsluitend vermogensdelicten heeft gepleegd, mits de betreffende strafvervolging, gelet op de activiteiten van die organisatie, aantastingen van de staatsveiligheid of andere even wezenlijke belangen van die lidstaat beoogt te bestrijden.


(1)  PB C 320 van 9.8.2021.


Top