This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CA0348
Case C-348/21: Judgment of the Court (Third Chamber) of 8 December 2022 (request for a preliminary ruling from the Sofiyski gradski sad — Bulgaria) — Criminal proceedings against HYA, IP, DD, ZI, SS (Reference for a preliminary ruling — Judicial cooperation in criminal matters — Directive (EU) 2016/343 — Strengthening of certain aspects of the presumption of innocence and of the right to be present at the trial in criminal proceedings — Article 8(1) — Right of an accused person to be present at the trial — Second paragraph of Article 47 and Article 48(2) of the Charter of Fundamental Rights of the European Union — Right to a fair trial and rights of the defence — Examination of witnesses for the prosecution in the absence of the accused person and his or her lawyer at the pre-trial stage of the criminal proceedings — Impossibility of examining witnesses for the prosecution during the judicial stage of those proceedings — National legislation allowing a criminal court to base its decision on the prior testimony of those witnesses)
Zaak C-348/21: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 8 december 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski gradski sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen HYA, IP, DD, ZI, SS [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Richtlijn (EU) 2016/343 – Versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn – Artikel 8, lid 1 – Recht van een beklaagde om bij de terechtzitting aanwezig te zijn – Artikel 47, tweede alinea, en artikel 48, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op een eerlijk proces en rechten van de verdediging – Verhoor van getuigen à charge in afwezigheid van de beklaagde en zijn advocaat in de fase van het opsporingsonderzoek – Onmogelijkheid om de getuigen à charge te ondervragen in de gerechtelijke fase van deze procedure – Nationale regeling op grond waarvan een strafrechter zijn beslissing kan baseren op de eerdere verklaring van die getuigen]
Zaak C-348/21: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 8 december 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski gradski sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen HYA, IP, DD, ZI, SS [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Richtlijn (EU) 2016/343 – Versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn – Artikel 8, lid 1 – Recht van een beklaagde om bij de terechtzitting aanwezig te zijn – Artikel 47, tweede alinea, en artikel 48, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op een eerlijk proces en rechten van de verdediging – Verhoor van getuigen à charge in afwezigheid van de beklaagde en zijn advocaat in de fase van het opsporingsonderzoek – Onmogelijkheid om de getuigen à charge te ondervragen in de gerechtelijke fase van deze procedure – Nationale regeling op grond waarvan een strafrechter zijn beslissing kan baseren op de eerdere verklaring van die getuigen]
PB C 35 van 30.1.2023, p. 9–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
30.1.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 35/9 |
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 8 december 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski gradski sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen HYA, IP, DD, ZI, SS
(Zaak C-348/21) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in strafzaken - Richtlijn (EU) 2016/343 - Versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn - Artikel 8, lid 1 - Recht van een beklaagde om bij de terechtzitting aanwezig te zijn - Artikel 47, tweede alinea, en artikel 48, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Recht op een eerlijk proces en rechten van de verdediging - Verhoor van getuigen à charge in afwezigheid van de beklaagde en zijn advocaat in de fase van het opsporingsonderzoek - Onmogelijkheid om de getuigen à charge te ondervragen in de gerechtelijke fase van deze procedure - Nationale regeling op grond waarvan een strafrechter zijn beslissing kan baseren op de eerdere verklaring van die getuigen)
(2023/C 35/09)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Sofiyski gradski sad
Partijen in de strafzaak
HYA, IP, DD, ZI, SS
In tegenwoordigheid van: Spetsializirana prokuratura
Dictum
Artikel 8, lid 1, van richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn, gelezen in samenhang met artikel 47, tweede alinea, en artikel 48, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
moet aldus worden uitgelegd dat
het in de weg staat aan de toepassing van een nationale regeling op grond waarvan een nationale rechter, wanneer het niet mogelijk is om in de gerechtelijke fase van een strafprocedure een getuige à charge te verhoren, zijn beslissing over schuld of onschuld van de beklaagde kan baseren op de verklaring die deze getuige in de loop van het opsporingsonderzoek heeft afgelegd tijdens een verhoor ten overstaan van een rechter, maar zonder dat de beklaagde of zijn advocaat daaraan heeft deelgenomen, tenzij er een gewichtige reden is om de niet-verschijning van de getuige in de gerechtelijke fase van de strafprocedure te rechtvaardigen, de verklaring van die getuige niet de enige of beslissende grondslag vormt voor de veroordeling van de beklaagde en er voldoende alternatieven bestaan om de problemen te ondervangen die deze persoon en zijn advocaat ondervinden als gevolg van de inaanmerkingneming van die verklaring.