Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0337

    Zaak T-337/20: Beroep ingesteld op 27 mei 2020 — Hochmann Marketing/EUIPO (bittorrent)

    PB C 255 van 3.8.2020, p. 25–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    3.8.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 255/25


    Beroep ingesteld op 27 mei 2020 — Hochmann Marketing/EUIPO (bittorrent)

    (Zaak T-337/20)

    (2020/C 255/32)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Verzoekende partij: Hochmann Marketing GmbH (Neu-Isenburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: J. Jennings, advocaat)

    Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

    Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

    Betrokken merk: Uniewoordmerk bittorrent — Uniewoordmerk nr. 3 216 439

    Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 30 maart 2020 in zaak R 187/2020-4

    Conclusies

    vernietiging van de bestreden beslissing;

    verwijzing van het EUIPO in de kosten.

    Aangevoerde middelen

    ernstige onjuiste rechtsopvatting aangezien de omzetting in een Oostenrijks merk niet kennelijk uitgesloten is;

    schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie alsook de willekeurige veronderstelling dat verzoekster op geen enkel moment gemotiveerd heeft aangevoerd dat ervan moet worden uitgegaan dat inderdaad sprake is van gebruik in Oostenrijk;

    schending van artikel 103, lid 1, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad;

    ernstige procedurefout en onjuiste rechtsopvatting aangezien de kamer van beroep de vaststelling en het oordeel van het Bureau miskent dat de omzetting in een Duits merk rechtmatig was;

    schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie door herhaaldelijk niet de verschuldigde aandacht te besteden aan de bewijzen van gebruik die in zaak C-118/18 P zijn overgelegd;

    procedurefout en schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aangezien het verzoekster niet ontbreekt aan economisch belang bij de uitkomst van de procedure;

    ernstige procedurefout en onjuiste rechtsopvatting doordat rekening is gehouden met de argumenten die interveniënte had ontwikkeld in haar op 23 september 2019 ingediende memorie en waarmee zij stelde dat het nationale merk van verzoekster te kwader trouw was aangevraagd;

    ernstige onjuiste rechtsopvatting doordat op grond van het arrest in zaak C-149/11 is geoordeeld dat de omzetting van het merk volgens artikel 139, lid 2, onder a), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad was uitgesloten;

    ernstige procedurefout en onjuiste rechtsopvatting doordat het Bureau pas na de annulering van het Oostenrijkse merk is verzocht om een standpunt in te nemen en het zich tot op heden niet heeft uitgesproken over de argumenten die verzoekster had geformuleerd in het verzoek tot omzetting;

    onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de beslissing over de kosten.


    Top