Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TA0370

    Zaak T-370/20: Arrest van het Gerecht van 24 november 2021 — KL/EIB (“Openbare dienst – Personeel van de EIB – Gezondheidstoestand – Arbeidsgeschiktheid – Ongerechtvaardigde afwezigheid – Beroep tot nietigverklaring – Begrip “invaliditeit” – Volledige rechtsmacht – Geschillen van geldelijke aard – Betaling met terugwerkende kracht van het invaliditeitspensioen – Beroep tot schadevergoeding”)

    PB C 37 van 24.1.2022, p. 28–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.1.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 37/28


    Arrest van het Gerecht van 24 november 2021 — KL/EIB

    (Zaak T-370/20) (1)

    (“Openbare dienst - Personeel van de EIB - Gezondheidstoestand - Arbeidsgeschiktheid - Ongerechtvaardigde afwezigheid - Beroep tot nietigverklaring - Begrip “invaliditeit” - Volledige rechtsmacht - Geschillen van geldelijke aard - Betaling met terugwerkende kracht van het invaliditeitspensioen - Beroep tot schadevergoeding”)

    (2022/C 37/38)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: KL (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Champetier, advocaten)

    Verwerende partij: Europese Investeringsbank (EIB) (vertegenwoordigers: G. Faedo en M. Loizou, gemachtigden, bijgestaan door A. Duron, advocaat)

    Voorwerp

    Verzoek krachtens artikel 270 VWEU en artikel 50 bis van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, in de eerste plaats tot nietigverklaring van de besluiten van de EIB van 8 februari en 8 maart 2019 waarbij wordt verklaard dat verzoeker geschikt is om te werken en vanaf 18 februari 2019 ongerechtvaardigd afwezig is en, voor zover nodig, van het besluit van de president van de EIB van 16 maart 2020 dat deze besluiten in stand houdt, in de tweede plaats tot veroordeling van de EIB tot betaling met terugwerkende kracht van verzoekers invaliditeitspensioen sinds 1 februari 2019 en in de derde plaats tot vergoeding van de schade die verzoeker als gevolg van deze besluiten stelt te hebben geleden

    Dictum

    1)

    De besluiten van de Europese Investeringsbank (EIB) van 8 februari en 8 maart 2019, waarin wordt verklaard dat KL geschikt is om te werken en vanaf 18 februari 2019 ongerechtvaardigd afwezig is, en het besluit van de president van de EIB van 16 maart 2020, dat deze besluiten in stand houdt, worden nietig verklaard.

    2)

    De EIB wordt veroordeeld tot betaling aan KL van een invaliditeitspensioen vanaf 1 februari 2019, en vertragingsrente over dit pensioen tot aan de volledige betaling, waarbij de vertragingsrente wordt vastgesteld op de rentevoet die de Europese Centrale Bank (ECB) toepast voor haar basisherfinancieringstransacties en die geldt op de eerste dag van de maand van de vervaldatum van de betaling, vermeerderd met twee punten, met aftrek van de bedragen die verzoeker in dezelfde periode als bezoldiging heeft ontvangen en waarvan blijkt dat zij hem wegens de betaling van het invaliditeitspensioen niet verschuldigd waren.

    3)

    Het beroep wordt verworpen voor het overige.

    4)

    De EIB wordt verwezen in de kosten.


    (1)  PB C 255 van 3.8.2020.


    Top