Dokument je izvleček s spletišča EUR-Lex.
Dokument 62020CN0484
Case C-484/20: Request for a preliminary ruling from the Oberlandesgericht München (Germany) lodged on 1 October 2020 — Vodafone Kabel Deutschland GmbH v Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband e.V.
Zaak C-484/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht München (Duitsland) op 1 oktober 2020 — Vodafone Kabel Deutschland/Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband
Zaak C-484/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht München (Duitsland) op 1 oktober 2020 — Vodafone Kabel Deutschland/Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband
PB C 433 van 14.12.2020, str. 33–33
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
14.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 433/33 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht München (Duitsland) op 1 oktober 2020 — Vodafone Kabel Deutschland/Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband
(Zaak C-484/20)
(2020/C 433/41)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Oberlandesgericht München
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Vodafone Kabel Deutschland GmbH
Verwerende partij: Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände — Verbraucherzentrale Bundesverband e.V.
Prejudiciële vraag
Dient artikel 62, lid 4, van richtlijn 2015/2366 (1) aldus te worden uitgelegd dat deze bepaling zich verzet tegen een nationale regeling of praktijk die bij wijze van overgangsregeling met betrekking tot duurovereenkomsten met consumenten het verbod van toeslagen voor het gebruik van betaalinstrumenten en betaaldiensten op grond van de overeenkomstige nationale omzettingsbepaling slechts toepast indien de onderliggende verbintenis op of na 13 januari 2018 is aangegaan en niet wanneer de onderliggende verbintenis vóór 13 januari 2018 is aangegaan, maar de verwerking van (verdere) betalingstransacties pas op of na 13 januari 2018 plaatsvindt?
(1) Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van richtlijn 2007/64/EG (PB 2015, L 337, blz. 35).