This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CN0402
Case C-402/20 P: Appeal brought on 24 August 2020 by Lípidos Santiga, SA against the order of the General Court (Fourth Chamber) delivered on 11 June 2020 in Case T-561/19, Lípidos Santiga v Commission
Zaak C-402/20 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 augustus 2020 door Lípidos Santiga, SA tegen de beschikking van het Gerecht (Vierde kamer) van 11 juni 2020 in zaak T-561/19, Lípidos Santiga/Commissie
Zaak C-402/20 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 augustus 2020 door Lípidos Santiga, SA tegen de beschikking van het Gerecht (Vierde kamer) van 11 juni 2020 in zaak T-561/19, Lípidos Santiga/Commissie
PB C 348 van 19.10.2020, p. 12–12
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
19.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 348/12 |
Hogere voorziening ingesteld op 24 augustus 2020 door Lípidos Santiga, SA tegen de beschikking van het Gerecht (Vierde kamer) van 11 juni 2020 in zaak T-561/19, Lípidos Santiga/Commissie
(Zaak C-402/20 P)
(2020/C 348/17)
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirante: Lípidos Santiga, SA (vertegenwoordiger: P. Muñiz Fernández, abogado)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
— |
de beschikking van het Gerecht (Vierde kamer) van 11 juni 2020, Lipidos Santiga/Commissie (zaak T-561/19), die op 12 juni 2020 aan rekwirante is betekend, vernietigen, voor zover daarbij het beroep niet-ontvankelijk is verklaard; |
— |
het door rekwirant ingestelde beroep ontvankelijk verklaren en de zaak terugverwijzen naar het Gerecht om uitspraak te doen over de grond van de zaak; en |
— |
de Europese Commissie verwijzen in de kosten van deze procedure en van de procedure voor het Gerecht. |
Middelen en voornaamste argumenten
Eerste middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de situatie van rekwirante niet wordt beïnvloed door de uitsluiting door de Europese Unie van biobrandstoffen uit palmolie van de EU-markt.
A. |
Het Gerecht heeft zijn beschikking onvoldoende gemotiveerd, door niet te onderzoeken of er een markt voor biobrandstoffen uit palmolie bestaat die buiten de verplichte RED II-doelstellingen valt, heeft. |
B. |
Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, door te concluderen dat de bestreden bepalingen geen aanleiding geven tot het uitdrukkelijke verbod in artikel 26, lid 2, van RED II (1) met betrekking tot het gebruik van biobrandstof uit palmolie. |
C. |
Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, door te oordelen dat rekwirante als gevolg van de uitzondering voor het lage ILUC-risico niet rechtstreeks door de bestreden bepalingen wordt geraakt. |
Tweede middel in hogere voorziening: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, door te oordelen dat de lidstaten het verbod van artikel 26, lid 2, van RED II, dat door de bestreden bepalingen wordt opgelegd, naar eigen goeddunken kunnen uitvoeren.
Derde middel in hogere voorziening: de juridische kwalificatie door het Gerecht van de gevolgen van de bestreden bepalingen voor de situatie van rekwirante, alsmede de uitlegging en toepassing van het criterium van rechtstreekse geraaktheid, zijn kennelijk onjuist.
(1) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB 2018, L 328, blz. 82).