This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019TB0715
Case T-715/19: Order of the General Court of 17 July 2020 — Wagenknecht v European Council (Action for failure to act — Protection of the European Union’s financial interests — Combating fraud — Meeting of the European Council — Multiannual financial framework — Financial regulation — Alleged conflict of interest of the representative of the Czech Republic at a meeting of the European Council — Alleged lack of action by the European Council — Article 130 of the Rules of Procedure — Interest in bringing proceedings — Locus standi — Definition of the position of the European Council — End of the failure to act — Inadmissibility — Article 15(2) TEU — Action manifestly lacking any foundation in law)
Zaak T-715/19: Beschikking van het Gerecht van 17 juli 2020 — Wagenknecht/Europese Raad (“Beroep wegens nalaten – Bescherming van de financiële belangen van de Unie – Bestrijding van fraude – Bijeenkomst van de Europese Raad – Meerjarig financieel kader – Financieel Reglement – Vermeend belangenconflict van de vertegenwoordiger van de Tsjechische Republiek op een bijeenkomst van de Europese Raad – Vermeend niet-handelen van de Europese Raad – Artikel 130 van het Reglement voor de procesvoering – Procesbelang – Procesbevoegdheid – Standpuntbepaling van Europese Raad – Beëindiging van het nalaten – Niet-ontvankelijkheid – Artikel 15, lid 2, VEU – Beroep dat kennelijk rechtens ongegrond is”)
Zaak T-715/19: Beschikking van het Gerecht van 17 juli 2020 — Wagenknecht/Europese Raad (“Beroep wegens nalaten – Bescherming van de financiële belangen van de Unie – Bestrijding van fraude – Bijeenkomst van de Europese Raad – Meerjarig financieel kader – Financieel Reglement – Vermeend belangenconflict van de vertegenwoordiger van de Tsjechische Republiek op een bijeenkomst van de Europese Raad – Vermeend niet-handelen van de Europese Raad – Artikel 130 van het Reglement voor de procesvoering – Procesbelang – Procesbevoegdheid – Standpuntbepaling van Europese Raad – Beëindiging van het nalaten – Niet-ontvankelijkheid – Artikel 15, lid 2, VEU – Beroep dat kennelijk rechtens ongegrond is”)
PB C 348 van 19.10.2020, p. 17–17
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
19.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 348/17 |
Beschikking van het Gerecht van 17 juli 2020 — Wagenknecht/Europese Raad
(Zaak T-715/19) (1)
(“Beroep wegens nalaten - Bescherming van de financiële belangen van de Unie - Bestrijding van fraude - Bijeenkomst van de Europese Raad - Meerjarig financieel kader - Financieel Reglement - Vermeend belangenconflict van de vertegenwoordiger van de Tsjechische Republiek op een bijeenkomst van de Europese Raad - Vermeend niet-handelen van de Europese Raad - Artikel 130 van het Reglement voor de procesvoering - Procesbelang - Procesbevoegdheid - Standpuntbepaling van Europese Raad - Beëindiging van het nalaten - Niet-ontvankelijkheid - Artikel 15, lid 2, VEU - Beroep dat kennelijk rechtens ongegrond is”)
(2020/C 348/24)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Lukáš Wagenknecht (Pardubice, Tsjechië) (vertegenwoordiger: A. Dolejská, advocaat)
Verwerende partij: Europese Raad (vertegenwoordigers: A. Westerhof Löfflerová, A. Jensen en M. J. Bauerschmidt, gemachtigden)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 265 VWEU, strekkende tot vaststelling dat de Europese Raad op onwettige wijze heeft nagelaten een besluit te nemen naar aanleiding van het verzoek van verzoeker om de premier van de Tsjechische Republiek, Andrej Babiš, uit te sluiten van de bijeenkomst van de Europese Raad van 20 juni 2019 en van toekomstige bijeenkomsten betreffende de onderhandelingen over financiële vooruitzichten wegens zijn vermeende belangenconflict, gelet op de vereisten van artikel 325, lid 1, VWEU en artikel 61, lid 1, van verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB 2018, L 193, blz. 1)
Dictum
1) |
Het beroep wordt niet-ontvankelijk en hoe dan ook kennelijk rechtens ongegrond verklaard. |
2) |
Lukáš Wagenknecht wordt verwezen in de kosten. |