EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CA0030

Zaak C-30/19: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 april 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstol — Zweden) — Diskrimineringsombudsman / Braathens Regional Aviation AB (Prejudiciële verwijzing – Gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming – Richtlijn 2000/43/EG – Artikel 7 – Verdediging van rechten – Artikel 15 – Sancties – Beroep tot schadevergoeding wegens vermeende discriminatie – Instemming van de verweerder met de vordering tot schadevergoeding zonder erkenning van het bestaan van de vermeende discriminatie – Verband tussen de betaalde schadevergoeding en de gestelde discriminatie – Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Nationale procesregels die de rechter bij wie het beroep is ingesteld, beletten om, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van de verzoeker, uitspraak te doen over het bestaan van de gestelde discriminatie)

PB C 217 van 7.6.2021, p. 3–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 217/3


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 april 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Högsta domstol — Zweden) — Diskrimineringsombudsman / Braathens Regional Aviation AB

(Zaak C-30/19) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming - Richtlijn 2000/43/EG - Artikel 7 - Verdediging van rechten - Artikel 15 - Sancties - Beroep tot schadevergoeding wegens vermeende discriminatie - Instemming van de verweerder met de vordering tot schadevergoeding zonder erkenning van het bestaan van de vermeende discriminatie - Verband tussen de betaalde schadevergoeding en de gestelde discriminatie - Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Recht op effectieve rechterlijke bescherming - Nationale procesregels die de rechter bij wie het beroep is ingesteld, beletten om, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van de verzoeker, uitspraak te doen over het bestaan van de gestelde discriminatie)

(2021/C 217/03)

Procestaal: Zweeds

Verwijzende rechter

Högsta domstolen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Diskrimineringsombudsman

Verwerende partij: Braathens Regional Aviation AB

Dictum

De artikelen 7 en 15 van richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, gelezen tegen de achtergrond van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moeten aldus worden uitgelegd dat die artikelen in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling die een rechter bij wie een beroep tot schadevergoeding aanhangig is gemaakt wegens vermeende door deze richtlijn verboden discriminatie, belet om het verzoek tot vaststelling van het bestaan van deze discriminatie te onderzoeken wanneer de verweerder bereid is de gevorderde schadevergoeding te betalen zonder evenwel te erkennen dat er sprake is van discriminatie. Het staat aan de nationale rechterlijke instantie aan wie een geschil tussen private partijen is voorgelegd om binnen het kader van haar bevoegdheden de rechtsbescherming te verzekeren die voor de justitiabelen voortvloeit uit artikel 47 van het Handvest, waarbij zij zo nodig elke daarmee strijdige bepaling van de nationale wettelijke regeling buiten toepassing moet laten.


(1)  PB C 103 van 18.3.2019.


Top