This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CN0610
Case C-610/18: Request for a preliminary ruling from the Centrale Raad van Beroep (Netherlands) lodged on 25 September 2018 — AFMB Ltd and Others v Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Zaak C-610/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Centrale Raad van Beroep (Nederland) op 25 september 2018 — AFMB Ltd e.a. tegen Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Zaak C-610/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Centrale Raad van Beroep (Nederland) op 25 september 2018 — AFMB Ltd e.a. tegen Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
PB C 455 van 17.12.2018, p. 21–22
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
17.12.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 455/21 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Centrale Raad van Beroep (Nederland) op 25 september 2018 — AFMB Ltd e.a. tegen Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
(Zaak C-610/18)
(2018/C 455/31)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Centrale Raad van Beroep
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekers: AFMB Ltd e.a.
Verweerder: Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Prejudiciële vragen
1) |
|
2) |
Voor het geval in omstandigheden als die van de hoofdgedingen als werkgever wordt beschouwd de onderneming bedoeld in vraag 1A, onder b, en in vraag 1B, onder b: Gelden de specifieke vereisten waaronder werkgevers, zoals uitzendbureaus en andere intermediairs, een beroep kunnen doen op de in artikel 14, eerste lid, sub a, van verordening (EEG) nr. 1408/71 en artikel 12 van verordening (EG) nr. 883/2004 opgenomen uitzonderingen op het werklandbeginsel, in de hoofdgedingen naar analogie ook geheel of gedeeltelijk voor de toepassing van artikel 14, tweede lid, sub a, van verordening (EEG) nr. 1408/71 en artikel 13, eerste lid, sub b, van verordening (EG) nr. 883/2004? |
3) |
Voor het geval in omstandigheden als die van de hoofdgedingen als werkgever wordt beschouwd de onderneming bedoeld in vraag 1A, onder b, en in vraag 1B, onder b, en vraag 2 ontkennend wordt beantwoord: Is er bij de in dit verzoek weergegeven feiten en omstandigheden sprake van een situatie die is te duiden als misbruik van het recht van de EU en/of misbruik van het recht van de EVA? Zo ja, wat is hiervan het gevolg? |
(1) Verordening van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB 1971, L 149, blz. 2).
(2) Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB 2004, L 166, blz. 1).