Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0511

    Gevoegde zaken C-511/18, C-512/18 en C-520/18: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 oktober 2020 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État, het Grondwettelijk Hof — België, Frankrijk) — La Quadrature du Net (C-511/18 en C-512/18), French Data Network (C-511/18 en C-512/18), Fédération des fournisseurs d’accès à Internet associatifs (C-511/18 en C-512/18), Igwan.net (C-511/18) / Premier ministre (C-511/18 en C-512/18), Garde des Sceaux, ministre de la Justice (C-511/18 en C-512/18), Ministre de l’Intérieur (C-511/18), Ministre des Armées (C-511/18), Ordre des barreaux francophones et germanophone, Académie Fiscale ASBL, UA, Liga voor Mensenrechten VZW, Ligue des Droits de l’Homme ASBL, VZ, WY, XX / Ministerraad (C-520/18) (Prejudiciële verwijzing – Verwerking van persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie – Aanbieders van elektronischecommunicatiediensten – Aanbieders van opslagdiensten en aanbieders van toegang tot het internet – Algemene en ongedifferentieerde bewaring van verkeers- en locatiegegevens – Geautomatiseerde analyse van de gegevens – Toegang in real time tot de gegevens – Bescherming van de nationale veiligheid en bestrijding van terrorisme – Bestrijding van criminaliteit – Richtlijn 2002/58/EG – Werkingssfeer – Artikel 1, lid 3, en artikel 3 – Vertrouwelijk karakter van elektronische communicatie – Bescherming – Artikel 5 en artikel 15, lid 1 – Richtlijn 2000/31/EG – Werkingssfeer – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikelen 4, 6 tot en met 8 en 11 en artikel 52, lid 1 – Artikel 4, lid 2, VEU)

    PB C 433 van 14.12.2020, p. 3–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.12.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 433/3


    Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 oktober 2020 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État, het Grondwettelijk Hof — België, Frankrijk) — La Quadrature du Net (C-511/18 en C-512/18), French Data Network (C-511/18 en C-512/18), Fédération des fournisseurs d’accès à Internet associatifs (C-511/18 en C-512/18), Igwan.net (C-511/18) / Premier ministre (C-511/18 en C-512/18), Garde des Sceaux, ministre de la Justice (C-511/18 en C-512/18), Ministre de l’Intérieur (C-511/18), Ministre des Armées (C-511/18), Ordre des barreaux francophones et germanophone, Académie Fiscale ASBL, UA, Liga voor Mensenrechten VZW, Ligue des Droits de l’Homme ASBL, VZ, WY, XX / Ministerraad (C-520/18)

    (Gevoegde zaken C-511/18, C-512/18 en C-520/18) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Verwerking van persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie - Aanbieders van elektronischecommunicatiediensten - Aanbieders van opslagdiensten en aanbieders van toegang tot het internet - Algemene en ongedifferentieerde bewaring van verkeers- en locatiegegevens - Geautomatiseerde analyse van de gegevens - Toegang in real time tot de gegevens - Bescherming van de nationale veiligheid en bestrijding van terrorisme - Bestrijding van criminaliteit - Richtlijn 2002/58/EG - Werkingssfeer - Artikel 1, lid 3, en artikel 3 - Vertrouwelijk karakter van elektronische communicatie - Bescherming - Artikel 5 en artikel 15, lid 1 - Richtlijn 2000/31/EG - Werkingssfeer - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikelen 4, 6 tot en met 8 en 11 en artikel 52, lid 1 - Artikel 4, lid 2, VEU)

    (2020/C 433/03)

    Procestaal: Frans

    Verwijzende rechters

    Conseil d’État, Grondwettelijk Hof

    Partijen in het hoofdgeding

    (Zaken C-511/18 en C-512/18)

    Verzoekende partijen: La Quadrature du Net (C-511/18 en C-512/18), French Data Network (C-511/18 en C-512/18), Fédération des fournisseurs d’accès à Internet associatifs (C-511/18 en C-512/18), Igwan.net (C-511/18),

    Verwerende partijen: Premier ministre (C-511/18 en C-512/18), Garde des Sceaux, ministre de la Justice (C-511/18 en C-512/18), Ministre de l’Intérieur (C-511/18), Ministre des Armées (C-511/18)

    In tegenwoordigheid van: Privacy International (C-512/18), Center for Democracy and Technology (C-512/18),

    (Zaak C-520/18)

    Verzoekende partijen: Ordre des barreaux francophones et germanophone, Académie Fiscale ASBL, UA, Liga voor Mensenrechten VZW, Ligue des Droits de l’Homme ASBL, VZ, WY, XX

    Verwerende partij: Ministerraad

    In tegenwoordigheid van: Child Focus (C-520/18)

    Dictum

    1)

    Artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, gelezen in het licht van de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen wettelijke maatregelen die voor de in die bepaling genoemde doeleinden preventief voorzien in een algemene en ongedifferentieerde bewaring van verkeers- en locatiegegevens. Artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136, gelezen in het licht van de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten, verzet zich daarentegen niet tegen wettelijke maatregelen

    die het mogelijk maken om ten behoeve van de bescherming van de nationale veiligheid aan aanbieders van elektronischecommunicatiediensten een bevel tot algemene en ongedifferentieerde bewaring van verkeers- en locatiegegevens op te leggen in situaties waarin de betrokken lidstaat wordt geconfronteerd met een werkelijke en actuele of voorzienbare bedreiging van de nationale veiligheid, wanneer de beslissing waarbij dat bevel wordt opgelegd, effectief kan worden getoetst door een rechterlijke instantie of onafhankelijke bestuurlijke autoriteit waarvan de beslissing bindend is, waarbij het doel van die toetsing is om na te gaan of een van die situaties zich voordoet en of is voldaan aan de voorwaarden en waarborgen waarin moet worden voorzien, en wanneer dat bevel slechts kan worden opgelegd voor een periode die niet langer is dan strikt noodzakelijk, maar die kan worden verlengd indien die bedreiging voortduurt;

    die ten behoeve van de bescherming van de nationale veiligheid, de bestrijding van zware criminaliteit en de voorkoming van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid voorzien in een gerichte bewaring van verkeers- en locatiegegevens, die op basis van objectieve en niet-discriminatoire factoren wordt afgebakend aan de hand van categorieën betrokken personen of aan de hand van een geografisch criterium, voor een periode die niet langer is dan strikt noodzakelijk, maar die kan worden verlengd;

    die ten behoeve van de bescherming van de nationale veiligheid, de bestrijding van zware criminaliteit en de voorkoming van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid voorzien in een algemene en ongedifferentieerde bewaring van de IP-adressen die zijn toegewezen aan de bron van een verbinding, voor een periode die niet langer is dan strikt noodzakelijk;

    die ten behoeve van de bescherming van de nationale veiligheid, de bestrijding van criminaliteit en de bescherming van de openbare veiligheid voorzien in een algemene en ongedifferentieerde bewaring van de gegevens inzake de burgerlijke identiteit van de gebruikers van elektronischecommunicatiemiddelen, en

    die het mogelijk maken om ten behoeve van de bestrijding van zware criminaliteit en, a fortiori, de bescherming van de nationale veiligheid via een aan effectieve rechterlijke toetsing onderworpen beslissing van de bevoegde autoriteit aan aanbieders van elektronischecommunicatiediensten een bevel op te leggen tot snelle bewaring van de in hun handen zijnde verkeers- en locatiegegevens gedurende een bepaalde periode,

    mits die maatregelen, door het gebruik van duidelijke en nauwkeurige regels, verzekeren dat de betrokken gegevens slechts worden bewaard indien aan de daarvoor geldende materiële en procedurele voorwaarden wordt voldaan, en dat de betrokken personen beschikken over effectieve waarborgen tegen het risico van misbruik.

    2)

    Artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136, gelezen in het licht van de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten, moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling die aanbieders van elektronischecommunicatiediensten verplicht om, ten eerste, met name verkeers- en locatiegegevens op geautomatiseerde wijze te analyseren en in real time op te vragen, en, ten tweede, technische gegevens over de locatie van de gebruikte eindapparatuur in real time op te vragen, wanneer

    die geautomatiseerde analyse beperkt is tot situaties waarin de betrokken lidstaat wordt geconfronteerd met een werkelijke en actuele of voorzienbare bedreiging van de nationale veiligheid, en de toepassing van die analyse effectief kan worden getoetst door een rechterlijke instantie of onafhankelijke bestuurlijke autoriteit waarvan de beslissing bindend is, waarbij het doel van die toetsing is om na te gaan of er sprake is van een situatie die de genoemde maatregel rechtvaardigt en of is voldaan aan de voorwaarden en waarborgen waarin moet worden voorzien, en wanneer

    het in real time verzamelen van verkeers- en locatiegegevens beperkt is tot personen ten aanzien van wie er een geldige reden bestaat om te vermoeden dat zij op de een of andere manier betrokken zijn bij terroristische activiteiten, en is onderworpen aan voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of onafhankelijke bestuurlijke autoriteit waarvan de beslissing bindend is, om ervoor te zorgen dat een dergelijke maatregel slechts wordt toegestaan binnen de grenzen van het strikt noodzakelijke. In naar behoren gemotiveerde urgente gevallen dient die toetsing op korte termijn plaats te vinden.

    3)

    Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (“richtlijn inzake elektronische handel”) moet aldus worden uitgelegd dat zij niet van toepassing is op de bescherming van het vertrouwelijke karakter van communicatie en van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de diensten van de informatiemaatschappij. Deze bescherming wordt, naargelang van het geval, beheerst door richtlijn 2002/58, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136, of door verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46. Artikel 23, lid 1, van verordening 2016/679, gelezen in het licht van de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die aanbieders die het publiek online toegang verlenen tot communicatiediensten en aanbieders van opslagdiensten een verplichting tot algemene en ongedifferentieerde bewaring van met name de met die diensten verband houdende persoonsgegevens oplegt.

    4)

    Een nationale rechterlijke instantie mag geen bepaling van zijn nationale recht toepassen die haar machtigt om de werking in de tijd te beperken van de door haar op grond van dit recht uit te spreken onwettigverklaring van een nationale wettelijke regeling die ten behoeve van met name de bescherming van de nationale veiligheid en de bestrijding van criminaliteit aan aanbieders van elektronischecommunicatiediensten een verplichting tot algemene en ongedifferentieerde bewaring van verkeers- en locatiegegevens oplegt die onverenigbaar is met artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136, gelezen in het licht van de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten. Op grond van artikel 15, lid 1, uitgelegd in het licht van het doeltreffendheidsbeginsel, dient de nationale strafrechter informatie en bewijzen die door middel van een met het Unierecht onverenigbare algemene en ongedifferentieerde bewaring van verkeers- en locatiegegevens zijn verkregen in het kader van een strafrechtelijke procedure tegen personen die worden verdacht van strafbare handelingen, buiten beschouwing te laten indien die personen niet in de gelegenheid zijn om doeltreffend commentaar te leveren op die informatie en die bewijzen, die betrekking hebben op een gebied waarvan de rechter geen kennis heeft en een doorslaggevende invloed kunnen hebben op de beoordeling van de feiten.


    (1)  PB C 392 van 29.10.2018

    PB C 408 van 12.11.2019.


    Top