Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0215

Zaak C-215/18: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 maart 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Obvodní soud pro Prahu 8 — Tsjechië) — Libuše Králová / Primera Air Scandinavia [Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Artikel 5, punt 1 – Bevoegdheid inzake verbintenissen uit overeenkomst – Artikelen 15 tot en met 17 – Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Artikelen 6 en 7 – Recht op compensatie in geval van langdurige vertraging van een vlucht – Overeenkomst tussen de passagier en een reisbureau waarin zowel vervoer als verblijf wordt aangeboden – Vordering tot compensatie tegen een luchtvaartmaatschappij die geen partij is bij die overeenkomst – Richtlijn 90/314/EEG – Pakketreis]

PB C 215 van 29.6.2020, p. 4–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

29.6.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/4


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 maart 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Obvodní soud pro Prahu 8 — Tsjechië) — Libuše Králová / Primera Air Scandinavia

(Zaak C-215/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken - Verordening (EG) nr. 44/2001 - Artikel 5, punt 1 - Bevoegdheid inzake verbintenissen uit overeenkomst - Artikelen 15 tot en met 17 - Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten - Verordening (EG) nr. 261/2004 - Artikelen 6 en 7 - Recht op compensatie in geval van langdurige vertraging van een vlucht - Overeenkomst tussen de passagier en een reisbureau waarin zowel vervoer als verblijf wordt aangeboden - Vordering tot compensatie tegen een luchtvaartmaatschappij die geen partij is bij die overeenkomst - Richtlijn 90/314/EEG - Pakketreis)

(2020/C 215/05)

Procestaal: Tsjechisch

Verwijzende rechter

Obvodní soud pro Prahu 8

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Libuše Králová

Verwerende partij: Primera Air Scandinavia A/S

Dictum

1)

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, moet aldus worden uitgelegd dat een passagier op een vlucht die drie uur of meer vertraging had, een vordering tot compensatie uit hoofde van de artikelen 6 en 7 van deze verordening kan indienen tegen de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, zelfs wanneer deze passagier en deze luchtvaartmaatschappij geen overeenkomst met elkaar hebben gesloten en de betrokken vlucht deel uitmaakt van een onder richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, vallende pakketreis.

2)

Artikel 5, punt 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet aldus worden uitgelegd dat een vordering tot compensatie die door een passagier krachtens verordening nr. 261/2004 is ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, onder het begrip “verbintenissen uit overeenkomst” in de zin van deze bepaling valt, zelfs wanneer er tussen deze partijen geen overeenkomst is gesloten en de door deze luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht deel uitmaakt van een met een derde gesloten pakketreisovereenkomst die tevens logies omvat.

3)

De artikelen 15 tot en met 17 van verordening nr. 44/2001 moeten aldus worden uitgelegd dat een vordering tot compensatie die door een passagier is ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, waarmee deze passagier geen overeenkomst heeft gesloten, niet binnen de werkingssfeer van die artikelen betreffende de bijzondere bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten valt.


(1)  PB C 190 van 4.6.2018.


Top