This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62017CA0622
Case C-622/17: Judgment of the Court (Second Chamber) of 4 July 2019 (request for a preliminary ruling from the Vilniaus apygardos administracinis teismas — Lithuania) — Baltic Media Alliance Ltd v Lietuvos radijo ir televizijos komisija (Reference for a preliminary ruling — Freedom to provide services — Directive 2010/13/EU — Audiovisual media services — Television broadcasting — Article 3(1) and (2) — Freedom of reception and retransmission — Incitement to hatred on grounds of nationality — Measures taken by the receiving Member State — Temporary obligation for media service providers and other persons providing services relating to the distribution of television channels or programmes via the internet to distribute or retransmit a television channel in the territory of that Member State only in pay-to-view packages)
Zaak C-622/17: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 juli 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus apygardos administracinis teismas — Litouwen) — Baltic Media Alliance Ltd/Lietuvos radijo ir televizijos komisija („Prejudiciële verwijzing — Vrij verrichten van diensten — Richtlijn 2010/13/EU — Audiovisuele mediadiensten — Televisieomroep — Artikel 3, leden 1 en 2 — Vrijheid van ontvangst en doorgifte — Aanzetten tot haat op grond van nationaliteit — Door de lidstaat van ontvangst genomen maatregelen — Tijdelijke verplichting voor de aanbieders van mediadiensten en andere personen die via internet zenders of televisie-uitzendingen aanbieden om een bepaalde televisiezender op het grondgebied van die lidstaat uitsluitend aan te bieden of door te geven als onderdeel van betaalpakketten”)
Zaak C-622/17: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 juli 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus apygardos administracinis teismas — Litouwen) — Baltic Media Alliance Ltd/Lietuvos radijo ir televizijos komisija („Prejudiciële verwijzing — Vrij verrichten van diensten — Richtlijn 2010/13/EU — Audiovisuele mediadiensten — Televisieomroep — Artikel 3, leden 1 en 2 — Vrijheid van ontvangst en doorgifte — Aanzetten tot haat op grond van nationaliteit — Door de lidstaat van ontvangst genomen maatregelen — Tijdelijke verplichting voor de aanbieders van mediadiensten en andere personen die via internet zenders of televisie-uitzendingen aanbieden om een bepaalde televisiezender op het grondgebied van die lidstaat uitsluitend aan te bieden of door te geven als onderdeel van betaalpakketten”)
PB C 305 van 9.9.2019, p. 5–5
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
9.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 305/5 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 juli 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus apygardos administracinis teismas — Litouwen) — Baltic Media Alliance Ltd/Lietuvos radijo ir televizijos komisija
(Zaak C-622/17) (1)
(„Prejudiciële verwijzing - Vrij verrichten van diensten - Richtlijn 2010/13/EU - Audiovisuele mediadiensten - Televisieomroep - Artikel 3, leden 1 en 2 - Vrijheid van ontvangst en doorgifte - Aanzetten tot haat op grond van nationaliteit - Door de lidstaat van ontvangst genomen maatregelen - Tijdelijke verplichting voor de aanbieders van mediadiensten en andere personen die via internet zenders of televisie-uitzendingen aanbieden om een bepaalde televisiezender op het grondgebied van die lidstaat uitsluitend aan te bieden of door te geven als onderdeel van betaalpakketten”)
(2019/C 305/05)
Procestaal: Litouws
Verwijzende rechter
Vilniaus apygardos administracinis teismas
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Baltic Media Alliance Ltd
Verwerende partij: Lietuvos radijo ir televizijos komisija
Dictum
Artikel 3, leden 1 en 2, van richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling niet van toepassing is op een door een lidstaat genomen maatregel van openbare orde, bestaande in de verplichting voor de aanbieders van mediadiensten waarvan de uitzendingen op het grondgebied van die lidstaat zijn gericht en voor andere personen die de consumenten van die lidstaat televisiezenders of uitzendingen aanbieden op internet, om een bepaalde televisiezender uit een andere lidstaat gedurende twaalf maanden uitsluitend op het grondgebied van die lidstaat te verspreiden of door te geven als onderdeel van betaalpakketten, zonder dat de eigenlijke doorgifte op het grondgebied van die eerste lidstaat van televisie-uitzendingen van die zender wordt belemmerd.