This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016TN0640
Case T-640/16: Action brought on 8 September 2016 — GEA Group v Commission
Zaak T-640/16: Beroep ingesteld op 8 september 2016 — GEA Group/Commissie
Zaak T-640/16: Beroep ingesteld op 8 september 2016 — GEA Group/Commissie
PB C 392 van 24.10.2016, p. 49–50
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
24.10.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 392/49 |
Beroep ingesteld op 8 september 2016 — GEA Group/Commissie
(Zaak T-640/16)
(2016/C 392/64)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: GEA Group AG (Düsseldorf, Duitsland) (vertegenwoordigers: I. du Mont en C. Wagner, lawyers)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
nietigverklaring van besluit C(2016)3920 van de Europese Commissie van 29 juni 2016 tot wijziging van beschikking C(2009) 8682 definitief van 11 november 2009 betreffende een procedure van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER (AT.38589 — Hittestabilisatoren) |
— |
subsidiair, het bedrag van de geldboete verlagen en een nieuwe datum vaststellen voor verschuldigdheid van de betaling en voor de rente (na vaststelling van het bestreden besluit), en |
— |
de Europese Commissie verwijzen in de kosten van verzoekster. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.
1. |
Eerste middel, inhoudend dat de Europese Commissie in strijd heeft gehandeld met artikel 25 van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, door het bestreden besluit vast te stellen ondanks het feit dat de verjaringstermijn was verstreken. |
2. |
Tweede middel, inhoudend dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 266, lid 1, VWEU en verzoeksters rechten van verdediging schendt, omdat verzoekster geen gelegenheid heeft gehad haar standpunt mondeling uiteen te zetten. |
3. |
Derde middel, inhoudend dat de Commissie artikel 23, leden 2 en 3, van verordening nr. 1/2003 heeft geschonden door het maximum van 10 % niet op verzoekster toe te passen en het maximum ten koste van verzoekster op een andere overtreder toe te passen. |
4. |
Vierde middel, inhoudend dat de Commissie het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden door te oordelen dat verzoekster alleen aansprakelijk is voor een gedraging waarvoor ook andere overtreders verantwoordelijk bleken terwijl de aansprakelijkheid van verzoekster slechts afgeleid is, en door de extra last als gevolg van de verminderde aansprakelijkheid van de andere overtreder uitsluitend ten laste van verzoekster te laten komen. |
5. |
Vijfde middel, inhoudend dat de Commissie de grenzen van haar bevoegdheden heeft overschreden door met terugwerkende kracht een uiterste datum voor betaling te bepalen op een datum waarop er geen geldige rechtsgrondslag voor betaling bestond, en dat de Commissie haar besluit niet overeenkomstig artikel 296, lid 2, VWEU met redenen heeft omkleed door niet toe te lichten waarom zij van haar praktijk afwijkt. |