Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0055

    Zaak T-55/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 9 februari 2016 door Carlo De Nicola tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 18 december 2015 in zaak F-45/11, De Nicola/EIB

    PB C 106 van 21.3.2016, p. 45–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.3.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 106/45


    Hogere voorziening ingesteld op 9 februari 2016 door Carlo De Nicola tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 18 december 2015 in zaak F-45/11, De Nicola/EIB

    (Zaak T-55/16 P)

    (2016/C 106/54)

    Procestaal: Italiaans

    Partijen

    Rekwirerende partij: Carlo De Nicola (Strassen, Luxemburg) (vertegenwoordiger: G. Ferabecoli, advocaat)

    Andere partij in de procedure: Europese Investeringsbank

    Conclusies

    Rekwirant verzoekt het Gerecht:

    de hogere voorziening ontvankelijk te verklaren en, met gedeeltelijke herziening van het bestreden arrest, de punten 2 en 3 van het dictum en de punten 61-67 van het bestreden arrest te vernietigen;

    mitsdien, de EIB te veroordelen tot vergoeding van de schade die De Nicola heeft geleden, zoals geformuleerd in het inleidend verzoekschrift of, subsidiair, de zaak terug te verwijzen naar een andere kamer van het Gerecht voor ambtenarenzaken in een andere formatie, opdat het zich opnieuw uitspreekt over de vernietigde punten. De wederpartij te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Deze zaak is in wezen dezelfde als de zaken F-55/08 en F-59/09 waarin rekwirant en de Europese Investeringsbank tegenover elkaar staan.

    Rekwirant preciseert in dit opzicht dat in het bestreden arrest geen uitspraak is gedaan over de vordering tot nietigverklaring van het beoordelingsrapport over 2009, van het besluit van 25 maart 2010 houdende weigering van bevordering, van de richtsnoeren voor 2009, van de twee brieven van de president van de EIB van 17 en 30 november 2010 en van „alle daarmee verbonden, daarop volgende en daaraan voorafgaande handelingen”.

    Ter onderbouwing van de hogere voorziening voert rekwirant drie middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan de verplichting om de richtsnoeren voor 2009 en de brieven van de president van de EIB van 17 en 30 november 2010 nietig te verklaren.

    Rekwirant stelt in dit opzicht met name dat indien het Gerecht tot het oordeel mocht komen dat de betrokken richtsnoeren onwettig zijn, hun nietigverklaring de verwerende partij verplicht om haar beoordeling te verrichten volgens criteria die correcter zijn en meer rekening houden met rekwirant en met zijn rechten.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan de contractuele aard van de verhouding tussen rekwirant en de EIB.

    Rekwirant stelt in dit opzicht dat hij om schadevergoeding wegens de contractuele aansprakelijkheid van de verwerende partij heeft gevraagd, en niet wegens de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie. Het bestreden arrest stelt de personeelsleden van de EIB onder meer gelijk met de ambtenaren van de andere instellingen van de Unie, ofschoon de betrokken arbeidsverhouding onder het privaatrecht valt, waardoor de wettelijke regeling voor ambtenaren in casu niet van toepassing is.

    3.

    Derde middel, ontleend aan het verzoek om veroordeling tot vergoeding van de materiële en de immateriële schade.

    Rekwirant is van mening dat het oordeel daarover in het bestreden arrest kennelijk onjuist is, zowel feitelijk als rechtens, en dat derhalve aan alle voorwaarden is voldaan om hem die vergoeding toe te kennen.


    Top