This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015TN0595
Case T-595/15: Action brought on 19 October 2015 — Europäischer Tier- und Naturschutz and Giesen v Commission
Zaak T-595/15: Beroep ingesteld op 19 oktober 2015 — Europäischer Tier- und Naturschutz en Giesen/Commissie
Zaak T-595/15: Beroep ingesteld op 19 oktober 2015 — Europäischer Tier- und Naturschutz en Giesen/Commissie
PB C 27 van 25.1.2016, p. 62–63
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
25.1.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 27/62 |
Beroep ingesteld op 19 oktober 2015 — Europäischer Tier- und Naturschutz en Giesen/Commissie
(Zaak T-595/15)
(2016/C 027/79)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partijen: Europäischer Tier- und Naturschutz e.V. (Much, Duitsland) en Horst Giesen (Much) (vertegenwoordiger: P. Brockmann, advocaat)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
nietig verklaren van het besluit om niet te handelen van de Europese Commissie van 17 augustus 2015, waarvan kennis is gegeven op 24 augustus 2015, ter zake van de creatie van Europees verenigingsrecht door middel van haar niet meer gepubliceerde wetsvoorstel of een, binnen het toegestane kader, aangepaste variant ervan, waarbij grensoverschrijdende activiteiten met ideële doelstellingen gelijk worden gesteld aan op winst gerichte verenigingen, subsidiair ter zake van de harmonisering van nationaal vergaderings- en verenigingsrecht bij grensoverschrijdende activiteiten met ideële doelstellingen; |
— |
en bijgevolg de Europese Commissie gelasten een wettige toestand tot stand te brengen in de zin van artikel 266 VWEU, waarbij verdere verslechteringen in de zin van de eerste en tweede vordering waardoor de verwezenlijking van deze toestand verhinderd of moeilijker gemaakt kan worden, achterwege moeten worden gelaten, en |
— |
de Commissie verwijzen in de kosten van het geding en van die van eventuele interveniënten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekende partijen komen op tegen het achterwege blijven van de totstandkoming van een Europees verenigingsrecht en van het afschaffen van de bestaande discriminatie en belemmering van de collectieve en individuele verenigingsvrijheid.
Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekende partijen vier middelen aan.
1. |
Eerste middel: schending van artikel 11 EVRM, van artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) en van de algemene rechtsbeginselen zoals opgenomen in artikel 6, lid 3, VEU en artikel 20 van de VN-Verklaring van de rechten van de mens. |
2. |
Tweede middel: schending van het recht van gelijkheid voor de wet (artikel 20 van het Handvest en artikel 14 EVRM) ten nadele van ideële waarden en ideële verenigingen |
3. |
Derde middel: schending van de motiveringsplicht in de zin van artikel 41 van het Handvest |
4. |
Vierde middel: beperking van de reikwijdte van vrijheidsrechten door passiviteit, onjuiste uitlegging overeenkomstig de artikelen 52 en 54 van het Handvest |