This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CN0263
Case C-263/15: Request for a preliminary ruling from the Kúria (Hungary) lodged on 3 June 2015 — Lajvér Meliorációs Nonprofit Kft. and Lajvér Csapadékvízrendezési Nonprofit Kft. v Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-dunántúli Regionális Adó Főigazgatósága
Zaak C-263/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Kúria (Hongarije) op 3 juni 2015 — Lajvér Meliorációs Nonprofit Kft. en Lajvér Csapadékvízrendezési Nonprofit Kft./Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-dunántúli Regionális Adó Főigazgatósága (NAV)
Zaak C-263/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Kúria (Hongarije) op 3 juni 2015 — Lajvér Meliorációs Nonprofit Kft. en Lajvér Csapadékvízrendezési Nonprofit Kft./Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-dunántúli Regionális Adó Főigazgatósága (NAV)
PB C 294 van 7.9.2015, p. 23–23
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
7.9.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 294/23 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Kúria (Hongarije) op 3 juni 2015 — Lajvér Meliorációs Nonprofit Kft. en Lajvér Csapadékvízrendezési Nonprofit Kft./Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-dunántúli Regionális Adó Főigazgatósága (NAV)
(Zaak C-263/15)
(2015/C 294/28)
Procestaal: Hongaars
Verwijzende rechter
Kúria
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Lajvér Meliorációs Nonprofit Kft. en Lajvér Csapadékvízrendezési Nonprofit Kft.
Verwerende partij: Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-dunántúli Regionális Adó Főigazgatósága (NAV)
Prejudiciële vragen
1) |
Handelen de verzoekende partijen in de aan de orde zijnde omstandigheden als belastingplichtigen wanneer rekening wordt gehouden met het feit dat volgens de uitlegging van artikel 9, lid 1, van de btw-richtlijn (1) de door commerciële organisaties verrichte activiteiten niet zijn uitgesloten van het begrip economische activiteit, ook al mogen deze organisaties slechts in ondergeschikte mate op commerciële wijze economische activiteiten verrichten? |
2) |
Is het voor het aanmerken van de verzoekende partijen als belastingplichtigen van belang dat zij een aanzienlijk deel van hun investeringen met staatssteun financieren en dat zij middels de exploitatie opbrengsten verwerven doordat een kleine vergoeding wordt ontvangen? |
3) |
Zo nee, is die „vergoeding” dan aan te merken als een tegenprestatie voor een dienst en bestaat er een directe relatie tussen het verrichten van de dienst en de betaling van de tegenprestatie? |
4) |
Verrichten de verzoekende partijen met het exploiteren van de gedane investeringen een dienst in de zin van artikel 24 van de btw-richtlijn, of is geen sprake van een dienst daar het om de nakoming van wettelijke verplichtingen gaat? |
(1) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).