Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CA0336

    Zaak C-336/14: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 februari 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amstgericht Sonthofen — Duitsland) — Strafzaak tegen Sebat Ince (Vrij verrichten van diensten — Artikel 56 VWEU — Kansspelen — Publiek monopolie inzake sportweddenschappen — Voorafgaande administratieve vergunning — Uitsluiting van particuliere exploitanten — Inzamelen van weddenschappen voor rekening van een in een andere lidstaat gevestigde exploitant — Strafrechtelijke sancties — Nationale bepaling in strijd met het Unierecht — Uitschakeling — Overgang naar een stelsel waarin een beperkt aantal concessies aan particuliere exploitanten wordt verleend — Beginselen van transparantie en onpartijdigheid — Richtlijn 98/34/EG — Artikel 8 — Technische voorschriften — Regels betreffende diensten — Kennisgevingsplicht)

    PB C 106 van 21.3.2016, p. 5–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.3.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 106/5


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 februari 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amstgericht Sonthofen — Duitsland) — Strafzaak tegen Sebat Ince

    (Zaak C-336/14) (1)

    ((Vrij verrichten van diensten - Artikel 56 VWEU - Kansspelen - Publiek monopolie inzake sportweddenschappen - Voorafgaande administratieve vergunning - Uitsluiting van particuliere exploitanten - Inzamelen van weddenschappen voor rekening van een in een andere lidstaat gevestigde exploitant - Strafrechtelijke sancties - Nationale bepaling in strijd met het Unierecht - Uitschakeling - Overgang naar een stelsel waarin een beperkt aantal concessies aan particuliere exploitanten wordt verleend - Beginselen van transparantie en onpartijdigheid - Richtlijn 98/34/EG - Artikel 8 - Technische voorschriften - Regels betreffende diensten - Kennisgevingsplicht))

    (2016/C 106/05)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Amstgericht Sonthofen

    Partij in de strafzaak

    Sebat Ince

    Dictum

    1)

    Artikel 56 VWEU moet aldus moet worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de strafvervolgingsautoriteiten van een lidstaat een sanctie opleggen aan een particuliere exploitant die zonder vergunning als tussenpersoon sportweddenschappen aanbiedt voor rekening van een andere particuliere exploitant die geen vergunning heeft om in die lidstaat sportweddenschappen te organiseren, maar wel een vergunning in een andere lidstaat, wanneer de vergunningsplicht voor het organiseren of als tussenpersoon aanbieden van sportweddenschappen past binnen het kader van een publiek monopolie waarvan de nationale rechterlijke instanties hebben vastgesteld dat het in strijd is met het Unierecht. Artikel 56 VWEU verzet zich ook tegen een dergelijke sanctie indien een particuliere exploitant in theorie een vergunning voor het organiseren of als tussenpersoon aanbieden van sportweddenschappen kan verkrijgen, voor zover het niet zeker is dat de procedure voor verlening van een dergelijke vergunning bekend is en voor zover het publieke monopolie inzake sportweddenschappen, waarvan de nationale rechterlijke instanties hebben geoordeeld dat het in strijd is met het Unierecht, nog steeds bestaat ondanks de vaststelling van een dergelijke procedure.

    2)

    Artikel 8, lid 1, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998, moet aldus worden uitgelegd dat de in dat artikel neergelegde kennisgevingsplicht geldt voor het ontwerp van een regionale wettelijke regeling waarbij op het betrokken regionale niveau de bepalingen worden gehandhaafd van een voor alle regio’s van een lidstaat gemeenschappelijke wettelijke regeling die is verstreken, voor zover dat ontwerp technische voorschriften in de zin van artikel 1 van deze richtlijn bevat, zodat deze technische regels niet tegenwerpelijk zijn aan een particulier in het kader van een strafprocedure wanneer die verplichting niet wordt nageleefd. Aan die verplichting wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat een ontwerp van die gemeenschappelijke wettelijke regeling voordien aan de Commissie was meegedeeld overeenkomstig artikel 8, lid 1, van deze richtlijn en in die regeling uitdrukkelijk in de mogelijkheid van verlenging was voorzien, waarvan evenwel geen gebruik is gemaakt.

    3)

    Artikel 56 moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat een sanctie oplegt voor het zonder vergunning als tussenpersoon aanbieden van sportweddenschappen op zijn grondgebied voor rekening van een exploitant met een vergunning voor de organisatie van sportweddenschappen in een andere lidstaat:

    wanneer de verlening van een vergunning voor de organisatie van sportweddenschappen afhankelijk is van het verkrijgen van een concessie door die exploitant volgens een procedure voor de verlening van concessies zoals die in het hoofdgeding, voor zover de verwijzende rechter vaststelt dat die procedure in strijd is met de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie op grond van nationaliteit en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting, en

    voor zover de bepalingen tot instelling van een publiek monopolie op het organiseren en als tussenpersoon aanbieden van sportweddenschappen, waarvan de nationale rechterlijke instanties hebben geoordeeld dat zij in strijd zijn met het Unierecht, in de praktijk van toepassing zijn gebleven, ondanks de inwerkingtreding van een nationale bepaling op grond waarvan aan particuliere exploitanten een concessie kon worden verleend.


    (1)  PB C 339 van 29.9.2014.


    Top