Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CA0327

    Zaak C-327/13: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 september 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Brussel — België) — Burgo Group SpA/Illochroma NV, in liquidatie, Jérôme Theetten, in zijn hoedanigheid van curator van Illochroma NV (Prejudiciële verwijzing — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Insolventieprocedures — Begrip „vestiging” — Groep van vennootschappen — Vestiging — Recht om een secundaire insolventieprocedure te openen — Criteria — Persoon bevoegd om een secundaire insolventieprocedure aan te vragen)

    PB C 395 van 10.11.2014, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.11.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 395/17


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 september 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Beroep te Brussel — België) — Burgo Group SpA/Illochroma NV, in liquidatie, Jérôme Theetten, in zijn hoedanigheid van curator van Illochroma NV

    (Zaak C-327/13) (1)

    ((Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Insolventieprocedures - Begrip „vestiging” - Groep van vennootschappen - Vestiging - Recht om een secundaire insolventieprocedure te openen - Criteria - Persoon bevoegd om een secundaire insolventieprocedure aan te vragen))

    (2014/C 395/21)

    Procestaal: Frans

    Verwijzende rechter

    Hof van Beroep te Brussel

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Burgo Group SpA

    Verwerende partijen: Illochroma NV, in liquidatie, Jérôme Theetten, in zijn hoedanigheid van curator van Illochroma NV

    Dictum

    1)

    Artikel 3, lid 2, van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures moet aldus worden uitgelegd dat bij liquidatie van een vennootschap in een andere lidstaat dan die waar zij haar hoofdkantoor heeft, die vennootschap ook in de lidstaat waar zij haar hoofdkantoor heeft en rechtspersoonlijkheid heeft, aan een secundaire insolventieprocedure kan worden onderworpen.

    2)

    Artikel 29, sub b, van verordening nr. 1346/2000 moet aldus worden uitgelegd dat de vraag welke persoon of autoriteit bevoegd is om een secundaire insolventieprocedure aan te vragen, moet worden beoordeeld op grond van het nationale recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan die procedure wordt aangevraagd. Het recht om een secundaire insolventieprocedure aan te vragen mag echter niet worden beperkt tot schuldeisers wier woonplaats of hoofdkantoor zich bevindt in de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokken vestiging is gelegen of tot schuldeisers wier vordering het resultaat is van een uit de exploitatie van die vestiging voortvloeiende verplichting.

    3)

    Verordening nr. 1346/2000 moet aldus worden uitgelegd dat, wanneer de hoofdinsolventieprocedure een liquidatieprocedure is, de inaanmerkingneming van opportuniteitscriteria door de rechter bij wie een secundaire insolventieprocedure wordt aangevraagd, zaak is van het nationale recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan die procedure wordt aangevraagd. De lidstaten moeten bij de vaststelling van de voorwaarden om een secundaire procedure te openen, echter het Unierecht in acht nemen, met name de algemene beginselen daarvan en verordening nr. 1346/2000.


    (1)  PB C 226 van 3.8.2013.


    Top