EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CA0020

Zaak C-20/13: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 9 september 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin — Duitsland) — Daniel Unland/Land Berlin [Prejudiciële verwijzing — Sociale politiek — Richtlijn 2000/78/EG — Gelijke behandeling in arbeid en beroep — Artikelen 2, 3, lid 1, onder c), en 6, lid 1 — Rechtstreekse discriminatie op grond van leeftijd — Basissalaris van de rechters — Overgangsregeling — Herindeling en latere bevordering — Instandhouding van het verschil in behandeling — Rechtvaardigingsgronden]

PB C 363 van 3.11.2015, p. 2–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

3.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 363/2


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 9 september 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin — Duitsland) — Daniel Unland/Land Berlin

(Zaak C-20/13) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Richtlijn 2000/78/EG - Gelijke behandeling in arbeid en beroep - Artikelen 2, 3, lid 1, onder c), en 6, lid 1 - Rechtstreekse discriminatie op grond van leeftijd - Basissalaris van de rechters - Overgangsregeling - Herindeling en latere bevordering - Instandhouding van het verschil in behandeling - Rechtvaardigingsgronden])

(2015/C 363/02)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Berlin

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Daniel Unland

Verwerende partij: Land Berlin

Dictum

1)

Artikel 3, lid 1, onder c), van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep moet in die zin worden uitgelegd dat de bezoldiging van de rechters binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt.

2)

De artikelen 2 en 6, lid 1, van richtlijn 2000/78 moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling, als aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan bij de indiensttreding van een rechter diens basissalaristrap uitsluitend op basis van zijn leeftijd wordt bepaald.

3)

De artikelen 2 en 6, lid 1, van richtlijn 2000/78 moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale wettelijke regeling, als aan de orde in het hoofdgeding, houdende vaststelling van de wijze waarop de reeds vóór de inwerkingtreding van die wettelijke regeling in vaste dienst aangestelde rechters in een nieuw bezoldigingsstelsel worden ingedeeld, volgens welke de salaristrap waarin dezen voortaan zullen worden ingedeeld, uitsluitend wordt bepaald door het bedrag van het basissalaris dat zij volgens het oude bezoldigingsstelsel ontvingen, ofschoon dit laatste een discriminatie op grond van leeftijd inhield, voor zover het verschil in behandeling dat deze wettelijke regeling inhoudt, kan worden gerechtvaardigd door het doel de verworven rechten te beschermen.

4)

De artikelen 2 en 6, lid 1, van richtlijn 2000/78 moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale wettelijke regeling, als aan de orde in het hoofdgeding, houdende vaststelling van de wijze waarop de reeds vóór de inwerkingtreding van die wettelijke regeling in vaste dienst aangestelde rechters in een nieuw bezoldigingsstelsel worden ingedeeld, volgens welke de rechters die op de peildatum voor de overgang naar het nieuwe stelsel een bepaalde leeftijd hadden bereikt, vanaf een bepaalde salaristrap sneller salarisverhoging krijgen dan de rechters die op de peildatum voor de overgang naar het nieuwe stelsel die leeftijd nog niet hadden bereikt, voor zover het verschil in behandeling dat deze wettelijke regeling inhoudt, kan worden gerechtvaardigd in de zin van artikel 6, lid 1, van deze richtlijn.

5)

In omstandigheden als die in het hoofdgeding vereist het Unierecht niet dat aan de gediscrimineerde rechters retroactief een bedrag wordt toegekend ten belope van het verschil tussen de daadwerkelijk ontvangen bezoldiging en de bezoldiging overeenkomend met de hoogste trap in hun salarisgroep.

Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om na te gaan of alle in de rechtspraak van het Hof gestelde voorwaarden zijn vervuld om de Bondsrepubliek Duitsland op grond van het Unierecht aansprakelijk te stellen

6)

Het Unierecht verzet zich niet tegen een nationale regel als aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan de nationale rechter een recht op geldelijke prestaties die niet rechtstreeks uit de wet voortvloeien, op vrij korte termijn, namelijk vóór het einde van het lopende begrotingsjaar, geldend moet maken, indien deze regel het gelijkwaardigheids- en het doeltreffendheidsbeginsel niet schendt. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie, na te gaan of die voorwaarden in het hoofdgeding zijn vervuld.


(1)  PB C 86 van 23.3.2013.


Top