Tento dokument je výňatkem z internetových stránek EUR-Lex
Dokument 62012TN0415
Case T-415/12: Action brought on 14 September 2012 — Xeda International and Others v Commission
Zaak T-415/12: Beroep ingesteld op 14 september 2012 — Xeda International e.a./Commissie
Zaak T-415/12: Beroep ingesteld op 14 september 2012 — Xeda International e.a./Commissie
PB C 355 van 17.11.2012, s. 34—35
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
17.11.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 355/34 |
Beroep ingesteld op 14 september 2012 — Xeda International e.a./Commissie
(Zaak T-415/12)
2012/C 355/72
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Xeda International SA (Saint-Andiol, Frankrijk), Pace International LLC (Washington, Verenigde Staten), en Decco Iberica Post Cosecha, SAU (Paterna, Spanje) (vertegenwoordigers: C. Mereu en K. Van Maldegem, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:
— |
het verzoek ontvankelijk en gegrond te verklaren; |
— |
uitvoeringsverordening (EU) nr. 578/2012 (1) van de Commissie nietig te verklaren; en |
— |
de verwerende partij te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen drie middelen aan.
1) |
Het eerste middel is eraan ontleend dat de bestreden handeling onwettig is wegens kennelijke beoordelingsfouten. De Commissie heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door de bestreden handeling op hypothetische problemen te gronden: (i) de drie niet-geïdentificeerde metabolieten en (2) verwerkte producten. Met betrekking tot deze problemen heeft de Commissie tevens blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door de verzoekende partijen om een probatio diabolica te vragen, namelijk door te vragen om de niet-geïdentificeerde metabolieten in opgeslagen appels te identificeren terwijl dit technisch onmogelijk is, en door de verzoekende partijen met betrekking tot stoffen met een laag risico die beneden de kwantificeringsgrens voorkwamen, te vragen om het bewijs dat zich hier geen risico voordeed. |
2) |
Het tweede middel is eraan ontleend dat de bestreden handeling onwettig is wegens schending van de eerlijke procesvoering en het recht van verweer. De bestreden handeling is gegrond op een verslag van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („EFSA”), waarin een nieuwe eis is opgenomen — de overlegging van een volledig gevalideerde analysemethode — in een zeer laat stadium van de beoordelingsprocedure. De verzoekende partijen hebben de gegevens waarom werd verzocht aan de rapporteur overgelegd, die deze heeft beoordeeld en een conclusie heeft voorbereid waarin werd aangegeven dat de gegevens volstonden om aan het door EFSA opgeworpen vraagstuk tegemoet te komen. De Commissie is echter aan de nieuwe gegevens voorbij gegaan. Daarenboven zijn de verzoekende partijen niet in staat gesteld om op het vraagstuk in te gaan, omdat de Commissie verordening (EG) nr. 33/2008 (2) van de Commissie verkeerd heeft opgevat wat de overlegging van nieuwe gegevens betreft. |
3) |
Het derde middel is eraan ontleend dat de bestreden handeling onwettig is, omdat zij onevenredig is. Ook als zou moeten worden aanvaard dat de nieuwe studies niet in aanmerking konden worden genomen, had de Commissie een besluit tot opneming met minder beperkende maatregelen kunnen vaststellen, bijvoorbeeld door het afhankelijk te stellen van bevestigingsgegevens. |
(1) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 578/2012 van de Commissie van 29 juni 2012 tot niet-goedkeuring van de werkzame stof difenylamine overeenkomstig verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB 2012, L 171, blz. 2).
(2) Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (PB 2008, L 15, blz. 5).