This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CN0491
Case C-491/11 P: Appeal brought on 26 September 2011 by Fuchshuber Agrarhandel GmbH against the order of the General Court (Second Chamber) delivered on 21 July 2011 in Case T-451/10 Fuchshuber Agrarhandel GmbH v Commission
Zaak C-491/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 26 september 2011 door Fuchshuber Agrarhandel GmbH tegen de beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 juli 2011 in zaak T-451/10, Fuchshuber Agrarhandel GmbH/Commissie
Zaak C-491/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 26 september 2011 door Fuchshuber Agrarhandel GmbH tegen de beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 juli 2011 in zaak T-451/10, Fuchshuber Agrarhandel GmbH/Commissie
PB C 13 van 14.1.2012, p. 3–4
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
14.1.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 13/3 |
Hogere voorziening ingesteld op 26 september 2011 door Fuchshuber Agrarhandel GmbH tegen de beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 21 juli 2011 in zaak T-451/10, Fuchshuber Agrarhandel GmbH/Commissie
(Zaak C-491/11 P)
2012/C 13/07
Procestaal: Duits
Partijen
Rekwirante: Fuchshuber Agrarhandel GmbH (vertegenwoordiger: G. Lehner, Rechtsanwalt)
Andere partij in de procedure: Europese Commissie
Conclusies
Rekwirante verzoekt het Hof om,
— |
een mondelinge behandeling toe te staan; |
— |
de Europese Commissie te veroordelen tot betaling aan rekwirante, binnen een termijn van 14 dagen, van een bedrag van 2 623 282,31 EUR vermeerderd met 6 % rente per jaar berekend over een bedrag van 1 641 372,50 EUR sinds 24 september 2007 en 6 % rente per jaar berekend over een bedrag van 981 909,81 EUR sinds 16 oktober 2007; |
— |
de Europese Commissie te veroordelen tot vergoeding van de eventuele bijkomende schade die rekwirante zou lijden in verband met kavels KUK459 en KUK465, die op 3 september 2007 respectievelijk 17 september 2007 zijn gegund; |
— |
vast te stellen dat de Europese Commissie de kosten van de procedure binnen een termijn van 14 dagen dient te betalen aan rekwirantes vertegenwoordiger in rechte. |
Middelen en voornaamste argumenten
De hogere voorziening is gericht tegen een beschikking van het Gerecht, waarbij rechtens ongegrond is verklaard een beroep tot vergoeding van de schade die verzoekster, thans rekwirante, stelt te hebben geleden doordat de Commissie geen toezicht heeft uitgeoefend op de voorwaarden waaronder de permanente openbare inschrijvingen voor de doorverkoop van graan op de gemeenschapsmarkt — in casu maïs van het Hongaarse interventiebureau –plaatsvinden.
De rechtsopvatting van het Gerecht, volgens welke de Commissie geen onrechtmatig handelen valt te verwijten, is onjuist, aangezien de door het Gerecht aangehaalde rechtspraak (1) niet kan worden toegepast op het onderhavige geval.
Anders dan het Gerecht heeft geoordeeld, volgt uit de toepasselijke bepalingen (2), dat permanente openbare inschrijvingen voor de doorverkoop van graan uit de voorraden van de interventiebureaus van de lidstaten door de Commissie worden beheerd. Daarbij heeft de Commissie zowel een beslissingsbevoegdheid als een controleverplichting (3). Voormelde interventiebureaus beschikten niet over een beoordelingsmarge.
De controleverplichting van de Commissie strekt er niet enkel toe de financiële belangen van de Unie te beschermen, maar beoogt ook de bescherming van de belangen van de individuele marktdeelnemers. Verordening nr. 884/2006 (4) geeft nadere invulling aan de controleverplichting in die zin dat de betaalorganen ten minste eenmaal per jaar alle interventieopslagplaatsen dienen te controleren op de goede bewaring en de integriteit van de interventievoorraden, waarbij de Commissie vervolgens een kopie van de processen-verbaal moet worden toegezonden. Deze voorschriften zijn in de litigieuze zaak met voeten getreden.
De niet-uitoefening door de Commissie van de controlebevoegdheden voorafgaand aan de litigieuze inschrijving is dus een gekwalificeerde en ernstige niet-nakoming van de verplichtingen.
Bovendien heeft het Gerecht procedurefouten gemaakt doordat het de door verzoekster gegeven uiteenzetting van de feiten zonder bewijsvoering als onjuist heeft aangemerkt en het uitspraak heeft gedaan zonder mondelinge behandeling van de zaak.
(1) Arrest van het Hof van 11 januari 2001 in de zaak C-247/98, Commissie/Griekenland, en arrest van het Gerecht van 13 november 2008 in de zaak T-224/04, Italië/Commissie.
(2) In het bijzonder de artikelen 6 en 24 van verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (PB L 270, blz. 78).
(3) Artikel 37 van verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 209, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (PB L 171, blz. 35).