Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0102

    Zaak C-102/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 2 maart 2011 door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 16 december 2010 in zaak T-513/09, José Manuel Baena Grupo, S.A./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) en Herbert Neuman en Andoni Galdeano del Sel

    PB C 130 van 30.4.2011, p. 14–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.4.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 130/14


    Hogere voorziening ingesteld op 2 maart 2011 door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 16 december 2010 in zaak T-513/09, José Manuel Baena Grupo, S.A./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) en Herbert Neuman en Andoni Galdeano del Sel

    (Zaak C-102/11 P)

    2011/C 130/25

    Procestaal: Spaans

    Partijen

    Rekwirant: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordigers: J. Crespo Carrillo en A. Folliard-Monguiral, gemachtigden)

    Andere partijen in de procedure: José Manuel Baena Grupo, SA en Herbert Neuman en Andoni Galdeano del Sel

    Conclusies

    het bestreden arrest vernietigen;

    een nieuw arrest over de grond van de zaak wijzen waarbij het beroep tegen de litigieuze beslissing wordt verworpen, of de zaak naar het Gerecht verwijzen;

    verweerder verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Het Bureau is van mening dat het bestreden arrest moet worden vernietigd omdat het Gerecht artikel 61 van de verordening betreffende gemeenschapsmodellen (1) heeft geschonden. Het haalt de volgende redenen aan:

    a)

    Door zijn eigen beoordeling van de feiten in de plaats te stellen van de beoordeling van de feiten door de kamer van beroep zonder dat er sprake was van „kennelijke beoordelingsfouten”, heeft het Gerecht de bevoegdheden overschreden die artikel 61 van de verordening betreffende gemeenschapsmodellen hem met betrekking tot gemeenschapsmodellen verleent. Het Gerecht heeft geen rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid verricht, maar heeft dezelfde bevoegdheden uitgeoefend als die welke artikel 60 van de verordening betreffende gemeenschapsmodellen aan de kamers van beroep voorbehoudt.

    b)

    Schending van artikel 25, lid 1, sub c, juncto artikel 6 van de verordening betreffende gemeenschapsmodellen

    i)

    Het Gerecht heeft een onjuist criterium toegepast bij het onderzoek of de vergeleken modellen een andere algemene indruk wekken bij de geïnformeerde gebruiker. Het heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting van het recht doordat het heeft onderzocht of de gelijkenissen en verschillen de geïnformeerde gebruiker „in het geheugen blijven” (zie de punten 22 en 23 van het bestreden arrest). De vergelijking kan echter niet worden gebaseerd op het geheugen van de gebruiker. Met betrekking tot modellen — en niet merken — is het juiste criterium, te bepalen of de bestaande gelijkenissen en verschillen tussen de modellen tot een andere algemene indruk leiden wanneer de geïnformeerde gebruiker de modellen rechtstreeks vergelijkt.

    ii)

    Het Gerecht heeft alleen de perceptie van een deel van het relevante publiek geanalyseerd en heeft de perceptie van de gebruikers voor een deel van de betrokken waren, namelijk „drukwerk, waaronder reclamewerk”, helemaal niet gemotiveerd.


    (1)  Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen (PB 2002, L 3, blz. 1).


    Top