EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CN0432

Zaak C-432/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (België) op 26 augustus 2010 — Ministerie van Financiën en Openbaar Ministerie tegen Aboulkacem Chihabi e.a.

PB C 301 van 6.11.2010, p. 15–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 301/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (België) op 26 augustus 2010 — Ministerie van Financiën en Openbaar Ministerie tegen Aboulkacem Chihabi e.a.

(Zaak C-432/10)

()

2010/C 301/23

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekers:

 

Ministerie van Financiën

 

Openbaar Ministerie

Verweerders: Aboulkacem Chihabi e.a.

Prejudiciële vragen

a)

inzake artikel 221 van het Communautair Douanewetboek

1.

Dienen artikel 221, lid 1, en artikel 221, lid 3, van het Communautair Douanewetboek (vastgesteld bij verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992, […] (1), zoals toepasselijk vóór de wijziging door artikel 1, lid 17, van verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000, […] (2)) in die zin te worden begrepen dat een document waarin melding wordt gemaakt van het bedrag van de rechten en dat door de douaneautoriteiten aan de schuldenaar ter kennis wordt gebracht enkel dan als de in artikel 221, lid 1, en artikel 221, lid 3, van het douanewetboek bedoelde mededeling van het bedrag van de rechten aan de schuldenaar kan worden aangemerkt, indien het bedrag van de rechten door de douaneautoriteiten werd geboekt (d.w.z. werd geregistreerd in de boekhouding of op iedere andere drager die als zodanig dienst doet) alvorens het middels het voormelde document aan de schuldenaar ter kennis werd gebracht?

2.

Leidt de schending van artikel 221, lid 1, CDW (verordening nr. 2913/92), dat voorschrijft dat de boeking van een douaneschuld aan de mededeling ervan moet voorafgaan, in die zin dat is komen vast te staan dat de mededeling van de douaneschuld (2 juli 2004) geschiedde voorafgaand aan de boeking (tweede kwartaal 2005), tot een verval van het recht tot navordering in hoofde van het Bestuur?

3.

Moet artikel 221, lid 1, CDW in die zin worden geïnterpreteerd dat geen rechtsgeldige mededeling van een douaneschuld aan een vermeende schuldenaar mogelijk is als het bewijs van een voorafgaande boeking van de schuld niet kan worden geleverd?

4.

Moet een mededeling van de douaneschuld aan de schuldenaar als bedoeld in artikel 221, eerste lid, van verordening 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het Communautair Douanewetboek, zonder dat de douaneschuld voorafgaand aan deze mededeling werd geboekt, aangemerkt worden als een ongeldige of niet-bestaande mededeling waardoor de douaneschuld niet kan worden ingevorderd door de douaneautoriteiten tenzij nadat binnen de daartoe voorziene termijn een nieuwe mededeling heeft plaatsgevonden nadat de douaneschuld werd geboekt?

b)

inzake artikel 202 van het Communautair Douanewetboek

1.

Moet artikel 202, lid 1, sub a, CDW aldus worden uitgelegd dat aan rechten van invoer onderworpen goederen op onregelmatige wijze in het douane gebied van de Gemeenschap worden binnengebracht om de enkele reden dat deze goederen in de in artikel 43 CDW voorziene summiere aangifte onder een onjuiste benaming zijn opgegeven, terwijl:

 

artikel 202, lid 1, tweede alinea, CDW uitsluitend verwijst naar de artikelen 38 tot en met 41 en artikel 177, tweede streepje, CDW en niet naar artikel 43 CDW;

 

de in artikel 199, lid 1, van de toepassingsverordening 2454/93 voorziene aansprakelijkheid voor de juistheid van de in de aangifte verstrekte gegevens enkel betrekking heeft op de douaneaangifte en niet op de summiere aangifte;

 

de persoon die de summiere aangifte behoort neer te leggen in de praktische en juridische onmogelijkheid verkeert om te verifiëren welke goederen zich in de containers bevinden?

2.

Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 202, lid 3, CDW, aldus worden uitgelegd dat een persoon (de scheepsagent), die in naam en voor rekening van zijn opdrachtgever (de rederij) de summiere aangifte indient, door de enkele vermelding van een onjuiste benaming in de summiere aangifte worden beschouwd als een „persoon die de goederen op onregelmatige wijze heeft binnengebracht” in de zin van het eerste streepje van deze bepaling?

3.

Indien vraag 2 ontkennend wordt beantwoord, moet artikel 202, lid 3, CDW aldus worden uitgelegd dat deze bepaling zich verzet tegen een nationale bepaling als artikel 24.2 A.W.D.A. (3), op grond waarvan een persoon die in naam en voor rekening van een ander een summiere aangifte heeft ingediend automatisch als schuldenaar van de douane schuld wordt aangewezen, zonder dat deze persoon in de mogelijkheid wordt gesteld aan te tonen dat hij niet aan het onregelmatig binnenbrengen van de goederen heeft deelgenomen en niet wist of redelijkerwijze niet had moeten weten dat zij op onregelmatige wijze werden binnengebracht?

4.

Moet artikel 5 CDW aldus worden uitgelegd dat deze bepaling zich verzet tegen een nationale bepaling als artikel 24.2 A.W.D.A. die verhindert toepassing te maken van de directe vertegenwoordiging, d.w.z. vertegenwoordiging door een persoon die optreedt in naam en voor rekening van de opdrachtgever, doordat deze persoon automatisch verantwoordelijk wordt gesteld voor de douaneschuld in geval van een summiere aangifte met opgave van een onjuiste benaming?

5.

Wanneer een summiere aangifte wordt ingereikt met vermelding van de binnengebrachte goederen onder een onjuiste benaming waardoor een douaneschuld ontstaat op grond van artikel 202, lid 1, van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, moet de persoon die de summiere aangifte opstelt en ondertekent als hetzij directe hetzij indirecte vertegenwoordiger van de persoon die de goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenbrengt, geacht worden ten grondslag te liggen aan het onregelmatig binnenbrengen van de goederen en daardoor aangemerkt worden als schuldenaar in de zin van artikel 202, lid 3, 1e deelstreepje, van vorenvermelde verordening in het geval dat hij voor het inreiken van de summiere aangifte zich enkel heeft gesteund op de gegevens die hem door de kapitein van het schip waarmede de goederen de Gemeenschap werden binnengebracht ter beschikking werden gesteld en hij, gelet op de enorme hoeveelheid zich aan boord van het schip bevindende containers die dienen te worden gelost in de haven van binnenkomst, materieel in de onmogelijkheid was de inhoud van de bij de douaneautoriteiten aangebrachte containers te controleren teneinde na te gaan of de inhoud ervan daadwerkelijk overeenstemt met de hem ter beschikking gestelde documenten die aan de basis lagen voor het opstellen van de summiere aangifte?

6.

Moet de kapitein van het schip en de scheepvaartlijn die hij vertegenwoordigt, geacht worden ten grondslag te liggen aan het onregelmatig binnenbrengen van de goederen in de Gemeenschap en bijgevolg aangemerkt worden als douaneschuldenaar in de zin van artikel 202, lid 3, le deelstreepje, van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, indien op basis van de door hem verstrekte gegevens door zijn vertegenwoordiger een summiere aangifte wordt ingereikt met vermelding van de binnengebrachte goederen onder een onjuiste benaming waardoor op basis van artikel 202, lid 1, van vorenvermelde verordening, een douaneschuld ontstaat wegens het onregelmatig binnenbrengen van de goederen in de Gemeenschap?

7.

Indien respectievelijk de vijfde en/of de zesde vraag ontkennend worden beantwoord, kunnen de in de vijfde en/of de zesde vraag bedoelde personen in de gegeven omstandigheden worden aangemerkt als douaneschuldenaar in de zin van artikel 202, lid 3, 2e deelstreepje, van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek?


(1)  Verordening tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1).

(2)  Verordening tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 311, blz. 17).

(3)  Algemene Wet inzake Douane en Accijnzen


Top