This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62009CN0397
Case C-397/09: Reference for a preliminary ruling from the Bundesfinanzhof (Germany) lodged on 14 October 2009 — Scheuten Solar Technology GmbH v Finanzamt Gelsenkirchen-Süd
Zaak C-397/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 14 oktober 2009 — Scheuten Solar Technology GmbH/Finanzamt Gelsenkirchen-Süd
Zaak C-397/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 14 oktober 2009 — Scheuten Solar Technology GmbH/Finanzamt Gelsenkirchen-Süd
PB C 312 van 19.12.2009, p. 22–22
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
19.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 312/22 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 14 oktober 2009 — Scheuten Solar Technology GmbH/Finanzamt Gelsenkirchen-Süd
(Zaak C-397/09)
2009/C 312/36
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesfinanzhof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Scheuten Solar Technology GmbH
Verwerende partij: Finanzamt Gelsenkirchen-Süd
Prejudiciële vragen
a) |
Staat artikel 1, lid 1, van richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty’s tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (1), in de weg aan een regeling op grond waarvan de door een onderneming van een lidstaat aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat betaalde rente op leningen bij de eerstgenoemde onderneming wordt opgeteld bij de grondslag voor de bedrijfsbelasting? |
b) |
Ingeval de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 1, lid 10, van richtlijn 2003/49 aldus worden uitgelegd dat een lidstaat ook de mogelijkheid heeft om de richtlijn niet toe te passen indien de in artikel 3, sub b, daarvan genoemde voorwaarden voor het bestaan van een verbonden onderneming ten tijde van de betaling van de rente nog niet vervuld waren gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaar? Kunnen de lidstaten zich in dat geval tegenover de betalende onderneming rechtstreeks beroepen op artikel 1, lid 10, van richtlijn 2003/49? |
(1) PB L 157, blz. 49.