EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0402

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen dat is opgericht bij de overeenkomst betreffende de bescherming van geografische aanduidingen tussen de Europese Unie en de Volksrepubliek China

COM/2022/402 final

Brussel, 18.8.2022

COM(2022) 402 final

2022/0243(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen dat is opgericht bij de overeenkomst betreffende de bescherming van geografische aanduidingen tussen de Europese Unie en de Volksrepubliek China


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan, in verband met de beoogde goedkeuring van het reglement van orde van dat comité.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan (“de overeenkomst”) moet onder de overeenkomst vallende geografische aanduidingen zo goed mogelijk beschermen en instrumenten bieden om misleidende praktijken en onrechtmatig gebruik van geografische aanduidingen tegen te gaan. De overeenkomst trad op 1 maart 2021 in werking.

2.2.Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen

Het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen is ingesteld bij artikel 10 van de overeenkomst. Het moet toezien op de bescherming van geografische aanduidingen uit de EU en de Volksrepubliek China en moet de samenwerking en dialoog inzake geografische aanduidingen intensiveren.

Het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en de Volksrepubliek China. Het komt ten minste eenmaal per jaar op verzoek van een van de partijen bijeen, afwisselend in de Europese Unie en in de Volksrepubliek China, op een tijdstip en plaats en op een wijze, waaronder eventueel per videovergadering, die onderling door de partijen worden bepaald, doch uiterlijk binnen negentig dagen nadat het verzoek is gedaan. Het moet zijn besluiten bij consensus aannemen en zijn reglement van orde zelf bepalen.

Het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen is verantwoordelijk voor de wijziging van bijlage I wat betreft de verwijzingen naar het in de partijen toepasselijke recht, voor de wijziging van de andere bijlagen bij de overeenkomst, voor de uitwisseling van informatie over ontwikkelingen op wetgevings- en beleidsgebied inzake geografische aanduidingen en over alle andere aangelegenheden van wederzijds belang op het gebied van geografische aanduidingen, en voor de uitwisseling van informatie over geografische aanduidingen met het oog op de eventuele bescherming ervan overeenkomstig deze overeenkomst.

2.3.Beoogde handeling van het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen

Het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen moet besluiten over zijn eigen reglement van orde.

Met de beoogde handeling kan het reglement van orde voor de werking van dit comité in overeenstemming met artikel 10, lid 2, van de overeenkomst worden aangenomen.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Het namens de Unie vast te stellen standpunt moet ervoor zorgen dat het reglement van orde van het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen kan worden aangenomen.

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan.

De in de bijlage bij dit besluit vermelde handeling is een handeling met rechtsgevolgen omdat artikel 10 van de overeenkomst het comité de bevoegdheid verleent om besluiten aan te nemen die bindend zijn voor de partijen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.



2022/0243 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen dat is opgericht bij de overeenkomst betreffende de bescherming van geografische aanduidingen tussen de Europese Unie en de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan (“de overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2020/1832 van de Raad 2 en is op 1 maart 2021 in werking getreden.

(2)Krachtens artikel 10 van de overeenkomst moet het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen zijn reglement van orde zelf bepalen.

(3)Het is wenselijk om het namens de Unie in het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen in te nemen standpunt over zijn reglement van orde te bepalen aangezien dat reglement bindend is voor de Unie.

(4)Met het oog op de daadwerkelijke uitvoering van de overeenkomst moet het reglement van orde van het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen worden aangenomen.

(5)Het standpunt van de Unie in het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen moet berusten op het aan dit besluit gehechte ontwerpreglement van orde,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie in het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen moet worden ingenomen over de goedkeuring van zijn reglement van orde, berust op de aan dit besluit gehechte ontwerphandeling van het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
(2)    PB L 408I van 4.12.2020, blz. 1.
Top

Brussel, 18.8.2022

COM(2022) 402 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen dat is opgericht bij de overeenkomst betreffende de bescherming van geografische aanduidingen tussen de Europese Unie en de Volksrepubliek China


BIJLAGE

Ontwerpvoorstel voor een reglement van orde voor het Gezamenlijk Comité EU-China voor geografische aanduidingen

Artikel 1

Toepassingsgebied en verantwoordelijkheden

1.Het krachtens artikel 10 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan (“de overeenkomst”) opgerichte Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen (“het gezamenlijk comité”) voert zijn taken uit zoals bepaald in artikel 10 van de overeenkomst. In het bijzonder is het verantwoordelijk voor:

(a)het wijzigen van bijlage I wat betreft de verwijzingen naar het toepasselijke recht in de partijen en het wijzigen van de andere bijlagen bij deze overeenkomst;

(b)het uitwisselen van informatie over ontwikkelingen op wetgevings- en beleidsgebied inzake geografische aanduidingen en over alle andere aangelegenheden van wederzijds belang op het gebied van geografische aanduidingen;

(c)het uitwisselen van informatie over geografische aanduidingen met het oog op de eventuele bescherming ervan overeenkomstig deze overeenkomst.

Artikel 2

Samenstelling en voorzitterschap

1.Het gezamenlijk comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Volksrepubliek China (“China”), enerzijds, en vertegenwoordigers van de Europese Unie, anderzijds.

2.Het voorzitterschap van het gezamenlijk comité wordt gezamenlijk bekleed door vertegenwoordigers van China en van de Europese Unie.

3.Elke medevoorzitter kan alle medevoorzittertaken of een deel ervan delegeren aan een benoemde plaatsvervanger, in welk geval alle navolgende bepalingen betreffende de medevoorzitter eveneens gelden voor de benoemde plaatsvervanger.

4.Elke medevoorzitter wijst een contactpersoon aan voor alle aangelegenheden betreffende het gezamenlijk comité. Die contactpersonen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de vervulling van de secretariaatstaken van het gezamenlijk comité.

Artikel 3

Bijeenkomsten

Krachtens artikel 10, lid 2, van de overeenkomst komt de werkgroep bij toerbeurt bij de ene of bij de andere partij bijeen. Het gezamenlijk comité komt bijeen op een plaats en tijdstip en op een wijze, waaronder eventueel per videoconferentie, die onderling door de partijen worden overeengekomen, doch niet later dan negentig dagen nadat het verzoek door een van beide partijen is gedaan.

Artikel 4

Correspondentie

1.De correspondentie aan de medevoorzitters van het gezamenlijk comité wordt ter verspreiding onder de leden van het comité toegezonden aan de contactpunten.

2.De correspondentie aan de medevoorzitters van het gezamenlijk comité kan op elke schriftelijke wijze worden gevoerd, inclusief per e-mail.

Artikel 5

Agenda van de bijeenkomsten

1.Vóór elke bijeenkomst stellen de contactpersonen een voorlopige agenda op. Deze wordt samen met de desbetreffende documenten uiterlijk 15 dagen vóór de bijeenkomst toegezonden aan de leden van het gezamenlijk comité, met inbegrip van de medevoorzitters. De voorlopige agenda kan elk onderwerp omvatten dat onder de artikelen 10 en 11 van de overeenkomst valt.

2.Elk van beide partijen kan ten minste 21 dagen vóór de bijeenkomst verzoeken een onder de artikelen 10 en 11 van de overeenkomst vallend onderwerp op de voorlopige agenda te zetten. Dat onderwerp wordt dan op de voorlopige agenda gezet.

3.Ten minste vijf dagen vóór de bijeenkomst wordt de laatste versie van de voorlopige agenda aan de medevoorzitters toegezonden.

4.De agenda wordt aan het begin van elke bijeenkomst unaniem goedgekeurd door de medevoorzitters. Indien beide medevoorzitters zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat, aan de agenda worden toegevoegd.

Artikel 6

Besluiten

1.Krachtens artikel 10, lid 2, van de overeenkomst besluit het gezamenlijk comité bij consensus.

2.De besluiten van het gezamenlijk comité in de zin van artikel 10, lid 2, van de overeenkomst dragen de handtekening van de medevoorzitters. In elk besluit wordt de datum van inwerkingtreding vermeld.

3.Besluiten van het gezamenlijk comité zijn voorzien van de datum van goedkeuring en een beschrijving van het onderwerp.

Artikel 7

Schriftelijke procedure

1.Een besluit van het gezamenlijk comité kan via een schriftelijke procedure worden aangenomen wanneer beide partijen daarmee instemmen. De schriftelijke procedure bestaat in een uitwisseling van nota’s tussen de medevoorzitters van het gezamenlijk comité.

2.De medevoorzitter van de partij die de toepassing van de schriftelijke procedure voorstelt, dient het ontwerpbesluit in bij de medevoorzitter van de andere partij, die in zijn reactie daarop aangeeft of hij het ontwerpbesluit al dan niet aanvaardt. De medevoorzitter van de andere partij kan ook wijzigingen voorstellen of om extra bedenktijd vragen. Indien overeenstemming wordt bereikt, wordt het aangenomen overeenkomstig artikel 6 van dit reglement van orde.

Artikel 8

Notulen

1.Binnen 21 dagen na elke bijeenkomst stelt het contactpunt van de partij die als gastheer optrad, de ontwerpnotulen van de bijeenkomst op. De ontwerpnotulen vermelden de aangenomen aanbevelingen en besluiten en alle andere conclusies.

2.De notulen worden binnen 28 dagen na de bijeenkomst of uiterlijk op een door de partijen overeengekomen andere datum schriftelijk goedgekeurd door beide partijen. Na de goedkeuring worden twee originelen van de notulen door de medevoorzitters ondertekend. Elk van beide medevoorzitters bewaart een origineel van de notulen.

Artikel 9

Kosten

1.Elke partij draagt zelf de kosten die zij in verband met haar deelname aan de bijeenkomsten van het gezamenlijk comité maakt.

2.Uitgaven in verband met de organisatie van de bijeenkomsten en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die als gastheer voor de bijeenkomst optreedt.

Artikel 10

Openbaarheid en vertrouwelijkheid

1.De bijeenkomsten van het gezamenlijk comité zijn niet openbaar, tenzij de medevoorzitters anders besluiten.

2.Wanneer een partij informatie die zij ingevolge haar wet- en regelgeving als vertrouwelijk beschouwt, aan het gezamenlijk comité overlegt, wordt die informatie door de andere partij vertrouwelijk behandeld.

3.Onverminderd lid 2 kan elke partij besluiten tot bekendmaking van de besluiten en aanbevelingen van het gezamenlijk comité in haar publicatieblad of staatsblad.

Top