EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0142

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG

COM/2022/142 final

Brussel, 30.3.2022

COM(2022) 142 final

2022/0095(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2022) 165 final} - {SWD(2022) 81 final} - {SWD(2022) 82 final} - {SWD(2022) 83 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De belangrijkste doelstellingen van deze verordening zijn het verminderen van de negatieve milieueffecten tijdens de levensduur van producten en het verbeteren van de werking van de interne markt. Met deze doelstellingen wordt getracht de problemen en onderliggende oorzaken daarvan als geanalyseerd in de effectbeoordeling op te lossen. Zij weerspiegelen het feit dat er producten op de interne markt beschikbaar zijn die zorgen voor onnodige schadelijke milieueffecten. Deze verordening draagt ook bij aan de doelstellingen van het EU-industriebeleid om de toevoer van en de vraag naar duurzame goederen te stimuleren, te zorgen voor duurzame productie en gelijke concurrentievoorwaarden te waarborgen voor producten die op de interne markt worden verkocht. De industrie heeft geharmoniseerde vereisten nodig die algemeen van toepassing zijn, efficiënte middelen om deze na te leven, goede handhaving, verbeterd markttoezicht en douanecontroles op basis van een risicoanalyse 1 .

Producten spelen een essentiële rol in het leven van EU-burgers en het aantal, het gamma en de verscheidenheid aan producten waarover wij kunnen beschikken groeit voortdurend. Door de technologische sprongen die de afgelopen decennia zijn gemaakt, zijn wij ook steeds afhankelijker van die producten geworden: van de ICT-producten die ons tijdens de COVID-19-crisis verbonden hielden met de wereld, tot het meubilair en de apparaten die ons dagelijks helpen om ons huishouden te runnen. Het vrije verkeer van producten is essentieel om de werking van de interne markt te waarborgen, wat de basis blijft voor het concurrentievermogen van ondernemingen in de EU en voor de keuze van consumenten.    

Het doel van deze verordening is om de meest schadelijke milieueffecten van producten aan te pakken door de aanpak voor ecologisch ontwerp toe te passen op een zeer breed gamma aan producten en hiermee een groot aantal gerichte productvereisten vast te stellen. Daarom wordt in deze verordening een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp vastgesteld op basis van de duurzaamheids- en circulariteitsaspecten uit het actieplan voor een circulaire economie 2 , zoals de duurzaamheid, herbruikbaarheid, verbeterbaarheid en repareerbaarheid van producten, de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten, de energie-efficiëntie en hulpbronnenefficiëntie van producten, het gehalte aan gerecycled materiaal in producten, herproductie en hoogwaardige recycling van producten, en de vermindering van de koolstof- en milieuvoetafdrukken van producten.

Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de algemene klimaat-, milieu- en energiedoelstellingen van de EU, en worden tegelijkertijd de economische groei, het creëren van werkgelegenheid en de sociale inclusie bevorderd. Door ervoor te zorgen dat materialen langer meegaan, te waarborgen dat hun waarde zo lang mogelijk behouden blijft en het gebruik van gerecycled materiaal in producten te stimuleren, wordt economische groei losgekoppeld van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de afhankelijkheid van materiaal, waarmee de open strategische autonomie en de veerkracht van de EU worden bevorderd. Verschillende recente gebeurtenissen hebben ons herinnerd aan de mogelijke kwetsbaarheden van mondiale toeleveringsketens.

Deze verordening is onderdeel van een pakket initiatieven van de Commissie in verband met duurzame producten en het stimuleren van duurzame productkeuzes. Het pakket omvat gerichte sectorale initiatieven op het gebied van textiel 3 en bouwproducten 4 , waarin producten aan de orde komen met de grootste gevolgen voor het milieu en het klimaat, en een initiatief voor het versterken van de positie van de consument in de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken 5 . Tot deze verordening van kracht is, zorgt de Commissie ervoor dat het werk op grond van de bestaande richtlijn inzake ecologisch ontwerp doorgaat, onder meer via de vaststelling van een nieuw werkplan voor ecologisch ontwerp en energie-etikettering voor de periode 2022-2024, dat is gericht op nieuwe energiegerelateerde producten en het actualiseren en verhogen van ambitie voor de al gereguleerde producten. 

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met deze verordening wordt het toepassingsgebied van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp uitgebreid, zowel wat betreft producten als nieuwe soorten vereisten. Ter wille van de juridische duidelijkheid moet de richtlijn inzake ecologisch ontwerp daarom worden ingetrokken. Gezien het ruime toepassingsgebied van de voorgestelde verordening moet voor zover mogelijk worden bepaald hoe deze zich verhoudt tot bestaande wetgeving die van toepassing is op de desbetreffende producten en tot andere initiatieven die verband houden met of relevant zijn voor haar doelstellingen. Het doel is om dubbel werk te voorkomen en zo de administratieve lasten voor bedrijven en autoriteiten tot een minimum te beperken.

Het algemene uitgangspunt is dat in deze verordening vereisten worden vastgesteld indien de bestaande wetgeving deze niet bevat of indien de ecologische duurzaamheidsaspecten hierin onvoldoende aan de orde komen. Het algemene rechtsbeginsel lex specialis derogat legi generali (volgens hetwelk specifiekere regels prevaleren boven algemenere regels) is daarom van toepassing. Om specifieker te zijn, heeft de aanpak betrekking op twee categorieën: productspecifieke wetgeving en wetgeving waarin de horizontale aspecten worden aangepakt.

Productspecifieke wetgeving is wetgeving die gericht is op een specifiek product of een duidelijk afgebakende productgroep, waarin vaak veiligheidsaspecten worden gereguleerd (bijvoorbeeld voor batterijen, speelgoed, reinigingsmiddelen en verpakkingen). Het is niet haalbaar om in deze verordening bijzonderheden over alle bestaande productspecifieke wetgeving op te nemen. Voordat de Commissie met op grond van deze verordening getroffen maatregelen concrete vereisten voor specifieke producten vaststelt, beoordeelt zij echter uitvoerig of er mogelijke overlappingen of tegenstrijdigheden met bestaande wetgeving bestaan om dubbele vereisten en buitensporige lasten voor ondernemingen te voorkomen. Deze verordening is in principe uitsluitend van toepassing op producten die niet onder bestaande wetgeving vallen of indien de duurzaamheid van die producten in de wetgeving onvoldoende aan de orde komt. Bovendien worden productspecifieke vereisten op grond van deze verordening opgenomen in gedelegeerde handelingen en kunnen deze volgens de hiërarchie van rechtsregels als zodanig niet in de plaats komen van vereisten die in wetgevingshandelingen zoals richtlijnen of verordeningen zijn vastgesteld (hoewel ze specifieker kunnen zijn).

Hoewel bouwproducten onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, worden hiervoor gezien de sterke verwevenheid tussen hun milieu- en structurele prestatie, met inbegrip van gezondheid en veiligheid, vereisten inzake ecologisch ontwerp vastgesteld op grond van de herziene Verordening (EU) nr. 305/2011 6 (de bouwproductenverordening), behoudens voor energiegerelateerde bouwproducten, die al worden gereguleerd door de bestaande richtlijn inzake ecologisch ontwerp.

Wetgeving inzake horizontale aspecten is wetgeving waarin horizontale aspecten uit deze verordening van een breed gamma aan producten aan de orde komen of kunnen komen, zoals de Reach-regels die van toepassing zijn op chemische stoffen en waarin bevoegdheden worden toegekend in verband met chemische stoffen in producten. Indien in wetgeving specifieke aspecten die door deze verordening worden bestreken op een meer horizontale wijze aan de orde komen of kunnen komen, is het duidelijk mogelijk en noodzakelijk om op algemene wijze aan te geven hoe dit zich verhoudt tot deze verordening. Op dezelfde wijze bouwt deze verordening ook voort op het algemene kader voor markttoezicht uit de verordening markttoezicht, waarbij de bepalingen indien nodig worden afgestemd op de specifieke doelen van het initiatief.

Zie punt 7.9 van en bijlage 14 bij de effectbeoordeling, waarin staat wat de wisselwerking tussen het initiatief en de bestaande en nieuwe wetgeving is en hoe deze met elkaar overeenstemmen.

Ten slotte blijft de verordening inzake energie-etikettering samen met de voorgestelde verordening van toepassing op energiegerelateerde producten. De samenhang wordt gewaarborgd. Dit betekent bijvoorbeeld dat dergelijke producten in principe uitsluitend het energie-etiket uit de verordening inzake energie-etikettering hoeven te bevatten.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Deze verordening bouwt voort op verschillende beleidsterreinen van de Unie.

De Europese Green Deal 7 is de grondslag voor dit initiatief. Dit is de groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Met de Europese Green Deal werden ook de nieuwe industriestrategie voor Europa en het actieplan voor de circulaire economie aangekondigd, die in maart 2020 samen werden gepubliceerd.

De industriestrategie voor Europa van de Europese Commissie uit 2020 8 bevat de overkoepelende ambitie van de Unie om een dubbele transitie naar klimaatneutraliteit en digitaal leiderschap te stimuleren. Net als in de Europese Green Deal wordt in deze strategie de nadruk gelegd op de leidende rol die de Europese industrie hierin moet spelen door haar koolstof- en materiële voetafdruk te verkleinen en circulariteit in te bouwen in de hele economie. Hierin wordt benadrukt dat wij moeten afstappen van traditionele modellen en dat wij de manier waarop wij producten ontwerpen, maken, gebruiken en verwijderen radicaal moeten veranderen. In 2021 heeft de Commissie een actualisering van de industriestrategie 9 gepubliceerd, waarin de belangrijkste boodschappen uit de strategie van 2020 worden versterkt en een aantal uitvoeringsinstrumenten wordt geboden.

In het actieplan voor de circulaire economie wordt onder andere gestreefd naar het stimuleren van de ontwikkeling van leidende markten voor klimaatneutrale en duurzame producten binnen en buiten de EU. Om dit te bereiken, wordt er een kader voor duurzaam productbeleid opgezet, dat maatregelen op drie brede gebieden omvat: duurzaam productontwerp stimuleren; consumenten en overheidsinkopers een grotere rol geven; circulariteit in productieprocessen bevorderen 10 .

Hoewel er synergieën bestaan tussen de drie gebieden van het kader voor duurzaam productbeleid, is deze verordening voornamelijk gericht op de maatregelen die zijn vastgesteld op grond van het eerste gebied (duurzaam productontwerp), dat er voornamelijk op gericht is producten geschikt te maken voor een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie, de hoeveelheid afval te verminderen en ervoor te zorgen dat de prestaties van koplopers op het gebied van duurzaamheid geleidelijk de norm worden. Zoals is aangegeven in het actieplan voor de circulaire economie, is de kern van dit wetgevingsinitiatief het toepassingsgebied van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp zodanig te verruimen dat deze niet alleen van toepassing is op energiegerelateerde producten maar op een zo breed mogelijk gamma aan producten, wat zal bijdragen tot het realiseren van een circulaire economie.

De productvereisten van deze wetgeving moeten de vereisten op grond van andere initiatieven van het actieplan voor de circulaire economie aanvullen en versterken. De productvereisten van deze wetgeving moeten in het bijzonder helpen bij het realiseren van de doelstellingen en overeenstemming met andere maatregelen voor belangrijke waardeketens die zijn bepaald bij de uitvoering van het actieplan voor de circulaire economie, zoals de EU-strategie voor duurzaam en circulair textiel. Bovendien wordt met het initiatief ter versterking van de rol van de consument bij de groene transitie de informatie over producten bij het verkooppunt, voornamelijk over de duurzaamheid en repareerbaarheid ervan, verbeterd en worden greenwashing en vroegtijdige veroudering voorkomen. Deze wetgeving wordt ook aangevuld met het aanstaande initiatief van de Commissie inzake milieuclaims, door de betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en controleerbaarheid van milieuclaims over producten te verbeteren, door te eisen dat dergelijke claims worden onderbouwd en gecontroleerd met methoden om de levenscyclus te analyseren, met inbegrip van de milieuvoetafdrukmethode 11 . Bovendien worden de doelstellingen van deze wetgeving verder ondersteund door de wetgeving inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven 12 , in het bijzonder de zorgvuldigheidsvereisten op het gebied van milieu voor ondernemingen.

Ten slotte zullen de vereisten ook bijdragen aan het verwezenlijken van de klimaatdoelstellingen van de EU: deze zullen in synergieën met instrumenten met een directere focus op klimaat tot stand brengen en deze aanvullen, 13 door verder te gaan dan de productie van basismaterialen of componenten van basismaterialen om betrekking te hebben op de eindproducten zelf. Zo kan er worden opgetreden tegen negatieve effecten die in de gehele waardeketen worden gegenereerd (met inbegrip van de ingebedde emissies van een product gedurende zijn levenscyclus of andere negatieve gevolgen), voor de directe ondersteuning van de doelstellingen van de Green Deal en in overeenstemming met het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat moet worden gebruikt voor maatregelen die zijn gericht op de totstandbrenging en de werking van de interne markt. De richtlijn inzake ecologisch ontwerp (die de Commissie met deze verordening wil intrekken) was gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (nu artikel 114 VWEU).

De kwesties die met dit initiatief worden aangepakt, houden verband met de interne markt, waaronder de ongelijke mededingingsvoorwaarden voor ondernemingen die proberen een duurzamere benadering te hanteren of het feit dat de huidige EU-regels de duurzaamheidsaspecten van producten slechts gedeeltelijk bestrijken. Dit betekent dat er geen alomvattende reeks vereisten is om ervoor te zorgen dat alle producten die in de EU in de handel worden gebracht steeds duurzamer worden. Als gevolg daarvan zijn lidstaten op nationaal niveau meerdere benaderingen gaan hanteren (hetgeen leidt tot versnippering van de interne markt) en is de handhaving van de huidige voorschriften inzake ecologisch ontwerp ontoereikend en ongelijk.

Door het ontbreken van toereikende en alomvattende regels met betrekking tot de interne markt, is er ruimte voor initiatieven van lidstaten of industrieën die afbreuk doen aan de werking van de interne markt doordat deze aanleiding geven tot mogelijke belemmeringen, versnippering en een incoherente aanpak. Daarnaast kan hetzelfde product, zonder een alomvattende reeks vereisten waarin de milieuduurzaamheid van een product wordt bepaald of vereisten inzake ecologisch ontwerp, in de ene lidstaat als duurzaam worden beschouwd en in een andere lidstaat niet. Bovendien moeten fabrikanten (en detailhandelaars) die ook buiten de EU-grenzen actief zijn door recent vastgestelde nationale wetgeving waarschijnlijk voldoen aan nationale verplichtingen die per lidstaat verschillen.

Deze nieuwe nationale verplichtingen, die variëren van informatievereisten over technische verrichtingen aan opgeknapte elektronische apparatuur en over de duur van de compatibiliteit van software in Frankrijk, tot verslagleggingsverplichtingen over de verwerking van niet-verkochte, duurzame goederen in Duitsland, zijn duidelijke aanwijzingen dat er een tendens is om regelgeving op te stellen door middel van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor goederen. Als de EU niet optreedt, zal er daarom onvermijdelijk een toename van nationale verplichtingen en van de versnippering van de markt zijn.

De bovenstaande problemen zijn de reden dat dit voorstel is gebaseerd op artikel 114 VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

In de noodzakelijkheidstoets wordt bevraagd of de doelstellingen van een voorstel in voldoende mate kunnen worden verwezenlijkt indien alleen de lidstatenactie ondernemen. Voor deze test is het essentieel om een geheel aan geharmoniseerde regels in te stellen voor het verwezenlijken van een geharmoniseerde en goed functionerende interne markt voor duurzame producten in alle lidstaten en derhalve gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijven die actief zijn op de interne markt. Dit omvat productvereisten en de verplichting om gebruikers te voorzien van betrouwbare informatie.

Lidstaten zouden alleen niet in staat zijn maatregelen te nemen zonder verschillen in de vereisten voor bedrijven te creëren, alsook obstakels voor het vrije verkeer van producten, regeldruk en buitensporige kosten voor bedrijven. Bovendien zouden acties die de lidstaten alleen ondernemen onvermijdelijk leiden tot verschillende instrumenten die tot meer gecompliceerde keuzes van de consument zouden leiden. Als de lidstaten afzonderlijk van elkaar zouden optreden, zou de kans daarom groot zijn dat daar verschillende concurrerende systemen uit zouden voortkomen, op basis van verschillende methoden en benaderingen, met name producten die in de interne markt worden verhandeld. Dit veroorzaakt versnippering van de markt en leidt waarschijnlijk tot ongelijke voorlichting en informatie over de milieuprestaties van producten in de gehele EU en bijkomende kosten voor bedrijven die over de EU-grenzen heen handelen.

Met de effectiviteitstoets wordt gecontroleerd of actie op EU-niveau doeltreffender is dan actie op nationaal niveau. Volgens deze tekst kunnen uitsluitend met acties van de EU geharmoniseerde productvereisten en informatievereisten inzake duurzaamheidsaspecten die in hele EU gelden worden vastgesteld tot waarborging van het vrije verkeer van goederen en om consumenten relevante en betrouwbare informatie te verschaffen over de duurzaamheidskenmerken en circulaire kenmerken van producten, ongeacht in welke lidstaat die producten worden aangeschaft. De vaststelling van vereisten op EU-niveau levert een duidelijke meerwaarde op, aangezien dit in alle lidstaten een geharmoniseerde en goed functionerende interne markt creëert en derhalve leidt tot gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijven die op de interne markt actief zijn. Met geharmoniseerde minimum- en informatievereisten op EU-niveau zullen duurzame producten en circulaire praktijken in alle lidstaten worden bevorderd, wat een grotere en efficiëntere markt creëert en de industrie dus meer stimuleert om die te ontwikkelen. Ten slotte biedt de omvang van de interne markt een kritieke massa die de EU in staat stelt duurzaamheid van producten te bevorderen en invloed uit te oefenen op het ontwerp van producten en het beheer van waardeketens wereldwijd.

Evenredigheid

Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig is om een regelgevingskader te verschaffen voor de ontwikkeling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor een zo breed mogelijk gamma aan producten.

De Commissie behoudt de aanpak die is gevolgd voor de richtlijn inzake ecologisch ontwerp met het afgeven van uitvoeringsmaatregelen, op basis van effectbeoordelingen die zijn uitgevoerd overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving. Daarom voert zij voor elke reeks vereisten een analyse van de economische en milieueffecten van verschillende opties uit. Zo kan de evenredigheid worden behouden.

Het voorstel is ontworpen als een flexibel kader waarmee evenredigheid kan worden gewaarborgd. Derhalve bevat dit geen criteria of doelstellingen voor de vereisten, tenzij deze op basis van een voorafgaande beoordeling zijn gerechtvaardigd. Om de evenredigheid te waarborgen, moet elke afzonderlijke vereiste worden gerechtvaardigd voordat deze op een productgroep wordt toegepast. Door het vaststellen van vereisten, criteria of doelstellingen voor goed afgebakende productgroepen, kunnen de effecten zorgvuldig worden beoordeeld. Hierdoor kan de Commissie de meerwaarde en evenredigheid van het vaststellen van vereisten, doelstellingen of criteria in aanmerking een afhankelijk van de inherente kenmerken van de producten, hun productieproces en hun marktsituatie.

Keuze van het instrument

Met een verordening zullen rechtstreekse vereisten aan alle marktdeelnemers worden opgelegd, en zal bijgevolg worden gezorgd voor de nodige rechtszekerheid en ruimte voor handhaving van een volledig geïntegreerde markt in de hele EU. Een verordening garandeert ook dat de verplichtingen in alle 27 lidstaten op hetzelfde moment en op dezelfde wijze worden uitgevoerd.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In maart 2019 heeft de Commissie een werkdocument van haar diensten gepubliceerd getiteld “Sustainable Products in a Circular Economy — Towards an EU Product Policy Framework contributing to the Circular Economy” (Duurzame producten in een circulaire economie — Naar een EU-beleidskader voor producten dat bijdraagt tot de circulaire economie) 14 . Hierin werd onderzocht in hoeverre EU-beleid met gevolgen voor producten bijdraagt tot de overgang naar een circulaire economie en of er mogelijkheden zijn voor een sterkere bijdrage. Er werd geconstateerd dat er geen overkoepelend, geïntegreerd EU-beleidsinstrument is dat de duurzame productie en het duurzame verbruik van alle producten en/of de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie over deze producten voor consumenten bestrijkt.

Hoewel uit opeenvolgende evaluaties 15  van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp is gebleken dat deze duidelijk relevant en doeltreffend is als regelgevend instrument, is hierin ook potentieel vastgesteld om de uitvoering en handhaving te verbeteren. In deze evaluaties werd bijvoorbeeld het volgende opgemerkt: “hoewel algemeen wordt erkend dat de aspecten betreffende energie-efficiëntie van het actieplan voor duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid 16 en van het beleid inzake hulpbronnenefficiëntie van de EU door de richtlijn inzake ecologisch ontwerp en de uitvoeringsmaatregelen kunnen worden gediend, wordt door de vertegenwoordigers van sommige lidstaten en door ngo’s op milieugebied ook gesuggereerd dat er kansen zijn gemist als gevolg van de beperkte dekking van andere milieuaspecten in de uitvoeringsmaatregelen” 17 . In de evaluatie werd ook het onbenutte potentieel van de richtlijn om aspecten aan te pakken die verder gaan dan energie-efficiëntie benadrukt, waarbij werd geconcludeerd dat “er mogelijk niet-energetische verbeteringen zijn geweest die niet zijn aangepakt als gevolg van de productomschrijving, beleidskeuzes of de onderliggende technische analyse”.

Raadpleging van belanghebbenden

Overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving hebben meerdere raadplegingsactiviteiten plaatsgevonden.

Raadpleging over een aanvangseffectbeoordeling van 14 september tot 16 november 2020 18 . 193 reacties ontvangen.

Een openbare raadpleging van 17 maart tot 9 juni 2021. 626 reacties ontvangen.

Een reeks workshops van april tot juli 2021 over verschillende onderwerpen in verband met het initiatief voor duurzame producten, waaraan veel deelnemers uit verschillende groepen belanghebbenden hebben deelgenomen.

Een onderzoek onder micro-, kleine en middelgrote ondernemingen van 26 april tot 15 juni 2021. 332 reacties ontvangen.

Een tweede gericht onderzoek voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen van 20 oktober tot 4 november 2021. Hierbij werd voornamelijk de deskundigheid ingewonnen van organisaties die micro-, kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigen. 35 reacties ontvangen.

Op maat gemaakte vragenlijsten die van 20 mei tot 9 juni 2021 werden voorgelegd aan geselecteerde vertegenwoordigers van belanghebbenden.

Een aantal gesprekken die zijn gevoerd met geselecteerde vertegenwoordigers van belanghebbenden.

Over het geheel genomen, bleek uit de raadplegingsactiviteiten dat er sterke algemene steun was voor een regelgevingsinitiatief met betrekking tot de duurzaamheid van producten. De meeste belanghebbenden pleitten ervoor een ruime productomschrijving op te nemen en de gehele levenscyclus in aanmerking te nemen bij de regulering van producten. Hieruit bleek dat de steun voor een uitbreiding van het toepassingsgebied van de huidige richtlijn inzake ecologisch ontwerp groot is, waarbij men het er over het algemeen over eens is dat prioriteit moet worden gegeven aan de in het actieplan voor de circulaire economie uit 2020 geïdentificeerde sectoren. Uit de feedback kwam naar voren dat (met name door fabrikanten/importeurs) de voorkeur wordt gegeven aan een benadering waarbij productspecifieke kenmerken ruimschoots in aanmerking worden genomen. Men is het er over het algemeen over eens dat het ontbreken van duidelijke, alomvattende en bindende wetgeving en het gebrek aan betrouwbare informatie in de weg staan voor een grotere beschikbaarheid van duurzame producten op de EU-markt, evenals de ongelijke handhaving van de vereisten inzake ecologisch ontwerp. Het idee om een digitaal productpaspoort in te voeren, wordt in alle groepen belanghebbenden over het algemeen door de overgrote meerderheid gesteund, omdat dit stimulansen en instrumenten zijn om de vraag naar duurzame producten te stimuleren. Striktere handhaving en intensiever markttoezicht (bv. inspecties of audits) worden noodzakelijk geacht bij de uitvoering van dit initiatief.

Bijlage 2 bij de effectbeoordeling bevat gedetailleerde conclusies van de raadpleging van belanghebbenden.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Commissie heeft een overeenkomst met externe deskundigen gesloten om een studie uit te voeren die nuttig is voor de effectbeoordeling bij dit voorstel. Deze studie heeft een deel van de gegevens opgeleverd die ten grondslag liggen aan de analyse van de beleidsopties die in dat document uiteengezet zijn, en die vervolgens zijn gebruikt voor de maatregelen die in dit voorstel zijn opgenomen. De externe deskundigen hebben gedurende de verschillende fasen van de studie nauw samengewerkt met de Commissie.

Effectbeoordeling

Het voorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling. Nadat de kwesties uit het negatieve advies dat de Raad voor regelgeving op 17 september 2021 heeft afgegeven waren opgelost, is er op 21 januari 2022 een gunstig advies over de effectbeoordeling ontvangen. In zijn eindadvies vroeg de Raad om meer bijzonderheden over de verschillende opties, de methode die op grond van de verordening moet worden toegepast en hoe de regels voor digitale productpaspoorten in de praktijk worden vastgesteld.

Het belangrijkste probleem dat met dit initiatief moet worden opgelost, de daaraan gerelateerde deelproblemen en de vastgestelde beleidsopties worden beschreven in de punten 2 en 5.2 van de effectbeoordeling. De voorkeurscombinatie van opties is gedetailleerd beschreven in punt 7 van de effectbeoordeling. Bijlage 10 bij de effectbeoordeling bevat een beknopt overzicht van de kosten en baten van alle geanalyseerde subopties, terwijl bijlage 12 meer informatie bevat over de kosten en baten die waarschijnlijk gepaard gaan met de voorkeurscombinatie van opties. Al deze aspecten worden samengevat in de samenvatting bij de effectbeoordeling.

Vanwege de opbouw van het kader dat is voorzien, is het lastig om de exacte kosten van de vereisten nauwkeurig in te ramen. De meeste kosten worden pas in de tweede fase gemaakt, na de vaststelling van het afgeleide recht.

In de specifieke effectbeoordelingen die in de toekomst voor elke gedelegeerde handeling worden uitgevoerd, worden de verwachte effecten nauwkeurig beoordeeld, waaronder die voor marktdeelnemers uit derde landen, ook in het licht van hun WTO-kennisgeving.

Er moet worden opgemerkt dat het vanwege de vaststelling van het Voorstel van de Commissie voor een richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven 19 gedurende de voorbereiding van het in het actief, passend werd geacht om vereisten over sociale aspecten uit te sluiten van het toepassingsgebied van dit wetgevingsvoorstel.

Zoals in de wettekst is aangegeven, wordt er acht jaar na de datum van toepassing van deze verordening een evaluatie uitgevoerd. In deze evaluatie kan onder andere het opnemen van sociale vereisten in het regelgevingskader worden overwogen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Deze verordening creëert naar verwachting gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijven die op de interne markt actief zijn. Met de op EU-niveau voorgestelde geharmoniseerde vereisten zullen de totale nalevingskosten waarschijnlijk worden verlaagd, aangezien zij waarschijnlijk in de plaats komen van verschillende bestaande of geplande nationale vereisten.

Producenten die een duurzamere productie en transparante toeleveringsketens gebruiken, zullen naar verwachting een groter aandeel van de EU-markt verwerven en hun concurrentievermogen vergroten ten opzichte van producenten die minder duurzame methoden hanteren.

Hoewel micro-, kleine en middelgrote ondernemingen hebben gesuggereerd dat sommige maatregelen in het kader van de voorkeurscombinatie van beleidsopties negatieve effecten zouden kunnen hebben, zijn veel ondernemingen ook van mening dat die kunnen worden gecompenseerd en na verloop van tijd toegevoegde waarde kunnen opleveren (als gevolg van lagere materiële kosten, toegenomen klantentrouw, betere toegang tot de markt voor groenere producten, reputatievoordelen enz.). Bovendien heeft de Commissie specifiek gekeken naar manieren om de negatieve gevolgen voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te beperken. Deze zijn gespecificeerd in bijlage 19 bij de begeleidende effectbeoordeling en in specifieke bepalingen van het huidige voorstel.

Met betrekking tot overleg wordt in het voorstel, in navolging van het succesvolle voorbeeld van het bestaande overlegforum in het kader van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp, een forum inzake ecologisch ontwerp opgericht met een evenwichtige deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten en alle belanghebbende partijen zoals het bedrijfsleven, met inbegrip van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, de ambachtelijke industrie, handelaars, kleinhandelaars, importeurs, milieuorganisaties en consumentenorganisaties. Het forum inzake ecologisch ontwerp hoeft uitsluitend expertise aan de Commissie te verschaffen over het werkplan en over de voorbereiding van vereisten inzake ecologisch ontwerp, voordat de Commissie haar gedelegeerde bevoegdheden formeel uitoefent. De Commissie kan in overeenstemming met het Interim akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 20 een extra deskundigengroep opzetten om lidstaten te raadplegen over de gedelegeerde handelingen die in het kader van deze verordening moeten worden vastgesteld.

Het voorstel omvat ook het creëren van een digitaal productpaspoort om informatie over het product elektronisch te registreren, verwerken en delen tussen bedrijven uit de toeleveringsketen, autoriteiten en consumenten. Dit zorgt naar verwachting voor meer transparantie voor bedrijven uit de toeleveringsketen en voor het algemene publiek, en voor een efficiëntere overdracht van informatie. Waarschijnlijk is het in het bijzonder gunstig voor het faciliteren en stroomlijnen van de monitoring en handhaving van de verordening door de EU en de autoriteiten van de lidstaten. Bovendien biedt het waarschijnlijk een instrument over marktinformatie dat in de toekomst kan worden gebruikt om verplichtingen te herzien en te verbeteren.

In het advies van het Fit for Future-platform 21 werd erkend dat het noodzakelijk is om de duurzaamheid van producten te verbeteren en om nieuwe verplichtingen in te voeren en tegelijkertijd de lasten voor bedrijven tot een minimum te beperken. Het platform heeft negen suggesties gedaan die in overweging zijn genomen bij het ontwerp van de nieuwe wetgeving inzake digitalisering, waarbij de lasten voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in overweging worden genomen en de consistentie en duidelijkheid worden gewaarborgd. Bijvoorbeeld consumenten in staat stellen om betere toegang tot informatie te hebben en tegelijkertijd zorgen dat informatiestromen met het digitale productpaspoort efficiënt verlopen volgens beste praktijken, en de mogelijkheid om de maatregelen in het kader van deze verordening te combineren met verzachtende maatregelen waardoor de effecten voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen evenredig blijven.

Grondrechten

Vereisten inzake ecologisch ontwerp kunnen voordelen hebben voor de bescherming en bevordering van grondrechten zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de EU, waaronder de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16), het recht op milieubescherming (artikel 37) en het recht op consumentenbescherming (artikel 38).

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft beperkte gevolgen voor de begroting van de Commissie. Er zijn om precies te zijn 54 voltijdequivalenten nodig om de verordening en de daaraan gerelateerde gedelegeerde handelingen in de periode 2022-2027 van het meerjarig financieel kader (MFK) van de EU uit te voeren. Er zouden nieuwe vastleggingen voor bestaande begrotingsonderdelen nodig zijn ten bedrage van 23 338 miljoen EUR in Rubriek 1 van het MFK (Interne markt, innovatie en digitaal beleid), 43 912 miljoen EUR in Rubriek 3 (Natuurlijke hulpbronnen en milieu) en 38 621 miljoen EUR in Rubriek 7 (Administratieve uitgaven). De nieuwe vastleggingen worden gedekt door de bestaande begrotingsmiddelen van de desbetreffende programma’s.

De gevolgen voor de begroting komen voornamelijk voort uit de volgende werkzaamheden:

het tussen 2022 en 2026 herzien van 33 verordeningen van de Commissie en het vaststellen van vijf nieuwe maatregelen in het kader van de huidige richtlijn inzake ecologisch ontwerp, wat niet kan worden gedaan door het personeel dat op dit moment werkt aan de uitvoering van de richtlijn;

het voorbereiden en vaststellen van maximaal 18 nieuwe gedelegeerde handelingen tussen 2024 en 2027. Tussen 2028 en 2030 zouden ook twaalf nieuwe gedelegeerde handelingen moeten worden vastgesteld, met gevolgen voor personeel en begroting in 2025-2027;

het voorbereiden van uitvoeringshandelingen (gemiddeld één per jaar vanaf 2024) indien dit nodig is om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, bijvoorbeeld met betrekking tot markttoezicht, openbaarmaking van informatie over de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen of de erkenning van zelfreguleringsmaatregelen; en

het uitvoeren van horizontale taken met betrekking tot het digitale productpaspoort, het ondersteunen van markttoezicht en douanecontrole, en een Europese hub voor circulair ondernemen ter ondersteuning van de uitwisseling van ervaringen tussen marktdeelnemers bij het integreren van circulariteit in het ontwerp en de vervaardiging van producten 22 .

Wat betreft personeel heeft de Commissie zorgvuldig gekeken naar manieren om het werk te verdelen tussen leidende DG’s, indien mogelijk personeel over te plaatsen en wetenschappelijke en technische ondersteuning voor voorbereiding van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen en horizontale taken uit te besteden.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving die in november 2021 zijn gepubliceerd en in het bijzonder instrument 38, zal de Commissie een uitvoeringsstrategie opstellen nadat de medewetgevers het wetgevingsvoorstel hebben aangenomen. Zij zal de verschillende te gebruiken instrumenten ter bevordering van naleving presenteren en aspecten in verband met de digitale uitvoering opnemen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bevat het onderwerp van deze verordening, namelijk een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp, waarmee een digitaal productpaspoort wordt ingevoerd en de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen wordt verboden. Dit artikel bevat de productaspecten waarop de vereisten inzake ecologisch ontwerp betrekking hebben, zoals duurzaamheid en betrouwbaarheid, herbruikbaarheid, verbeterbaarheid, repareerbaarheid en de mogelijkheid tot onderhoud en opknappen, de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen, energie- en hulpbronnenefficiëntie en gerecyclede inhoud. Hierin wordt verder het toepassingsgebied van de verordening bepaald. Slechts een paar sectoren, zoals levensmiddelen, diervoeders en geneesmiddelen, zijn vrijgesteld.

Artikel 2 stelt definities voor de toepassing van deze verordening vast. Een aantal van deze definities is overgenomen uit het nieuwe wetgevingskader (Verordening (EG) nr. 765/2008/EG en Besluit nr. 768/2008/EG), de ingetrokken richtlijn inzake ecologisch ontwerp en bestaande milieuwetgeving van de Unie (zoals de kaderrichtlijn afvalstoffen). Er is een aantal nieuwe definities ingevoerd, bijvoorbeeld over de bepalingen inzake het productpaspoort en de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen.

In artikel 3 wordt het algemene beginsel met betrekking tot het vrije verkeer van producten die voldoen aan de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen uiteengezet.

Artikel 4 bevat de bevoegdheden van de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen zodat zij deze verordening kan aanvullen door vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen, vereisten in verband met conformiteitsbeoordelingsprocedures, vereisten voor de mate van energieverbruik of prestaties in verband met andere parameters, vereisten voor fabrikanten, gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs om informatie te verstrekken aan de Commissie of markttoezichtautoriteiten, vereisten over het gebruik van online-instrumenten om de prestaties van producten te berekenen, vereisten over alternatieve regels inzake de conformiteitsverklaring of markeringen en ten slotte vereisten over stimulansen van lidstaten en criteria voor overheidsopdrachten.

Artikel 5 bevat het algemene kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp. Hierin staan de productaspecten die dergelijke vereisten kunnen verbeteren. Hierin wordt uitgelegd dat dergelijke vereisten van toepassing kunnen zijn op een specifieke productgroep of horizontaal op meerdere productgroepen, wanneer er dankzij technische overeenkomsten gemeenschappelijke vereisten kunnen worden vastgesteld. Hierin wordt aangegeven dat vereisten inzake ecologisch ontwerp zowel prestatievereisten als informatievereisten omvatten. Ten slotte bevat dit artikel een aantal voorwaarden waaraan de Commissie moet voldoen bij het voorbereiden van vereisten inzake ecologisch ontwerp en een aantal criteria waaraan die vereisten moeten voldoen.

Bovendien stelt het de Commissie in staat om van actoren in de toeleveringsketen te eisen dat zij samenwerken met fabrikanten, aangemelde instanties en bevoegde nationale autoriteiten om te controleren of de producten voldoen aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp.

Artikel 6 bevat meer bijzonderheden over prestatievereisten, bijvoorbeeld dat deze de vorm kunnen aannemen van een al dan niet kwantitatieve vereiste die wordt vastgesteld om een productaspect te verbeteren op basis van een of meer geselecteerde productparameters (waarvan een overzicht is opgenomen in bijlage I).

Artikel 7 is gericht op informatievereisten. Hierin is bepaald dat dergelijke vereisten altijd vereisten met betrekking tot het productpaspoort en met betrekking tot zorgwekkende stoffen moeten omvatten. Verder worden in het artikel andere soorten informatie gespecificeerd die verstrekt kunnen worden, zoals informatie over de prestaties van een product of informatie voor de consument over de installatie van het product. Deze informatie kan de vorm van “prestatieklassen” aannemen, bijvoorbeeld van A tot G, om producten eenvoudiger te kunnen vergelijken.

Ten slotte worden in het artikel de verschillende manieren waarop informatie kan worden verstrekt gespecificeerd (bijvoorbeeld op het paspoort, op een website, op een etiket enz.).

Artikel 8 bevat de onderdelen die de Commissie in de informatievereisten in verband met het digitale productpaspoort moet specificeren, bijvoorbeeld de informatie die moet worden opgenomen en wie er toegang tot welke informatie heeft. De artikelen 9 tot 11 bevatten de noodzakelijke bepalingen voor de uitvoering van het productpaspoort. Artikel 9 bevat de algemene vereisten voor het productpaspoort. Artikel 10 bevat de essentiële vereisten voor het technisch ontwerp en de werking van het productpaspoort. Artikel 11 bevat de regels aangaande de unieke identificatiecodes voor marktdeelnemers en voor faciliteiten.

Artikel 12 bevat bepalingen over het ontwikkelen van een register voor het bewaren van in het productpaspoort opgenomen informatie, zodat de Commissie kan aangeven welke informatie er moet worden geüpload.

In artikel 13 is bepaald wat er in verband met het productpaspoort van douaneautoriteiten wordt verwacht en tot welke informatie ze toegang moeten hebben om hun werkzaamheden te faciliteren.

Artikel 14 bevat de vereisten in verband met etiketten wanneer deze voor een bepaalde productgroep moeten worden gebruikt. Hierin staat dat gedelegeerde handelingen in dergelijke gevallen de inhoud (inclusief prestatieklasse) en het uiterlijk van het etiket moeten opnemen, evenals de wijze waarop dit aan consumenten moet worden getoond. Indien het product al een etiket bevat zoals is bepaald in Verordening (EU) 2017/1369 inzake energie-etikettering, en de informatie over andere parameters, zoals andere prestatieklassen, hier aan niet kan worden toegevoegd, kan die informatie indien de Commissie dit passend acht worden opgenomen op een afzonderlijk etiket.

In artikel 15 is bepaald dat marktdeelnemers geen etiketten mogen tonen die de etiketten uit deze verordening nabootsen.

In artikel 16 is bepaald dat de Commissie voor een periode van ten minste drie jaar een werkplan opstelt en de criteria voor het prioriteren van producten aangeeft. Het werkplan bevat een indicatieve lijst van productgroepen die de Commissie de komende jaren wil aanpakken.

Bij artikel 17 wordt een forum inzake ecologisch ontwerp (deskundigengroep) opgericht. Dit is gebaseerd op het bestaande overlegforum dat is opgericht in het kader van Richtlijn 2009/125/EG.

Artikel 18 heeft betrekking op zelfreguleringsmaatregelen. Dit zijn door het bedrijfsleven gestuurde maatregelen die als alternatief kunnen worden gebruikt voor gedelegeerde handelingen waarin op grond van artikel 5 vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld. Richtlijn 2009/125/EG 23 bevatte al een artikel over vrijwillige overeenkomsten. Artikel 17 van deze verordening is een uitbreiding van het originele artikel uit Richtlijn 2009/125/EG. Hierin staat in het bijzonder wat de zelfreguleringsmaatregel moet bevatten, wat de industrie als bewijs moet overleggen aan de Commissie en welke procedure de Commissie volgt om de zelfreguleringsmaatregel te erkennen als geldig alternatief voor een gedelegeerde handeling.

Artikel 19 bevat een aantal maatregelen die de lidstaten en de Commissie moeten nemen om micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te helpen met de algemene uitvoering van deze verordening en de toekomstige gedelegeerde handelingen. Dergelijke maatregelen omvatten richtsnoeren, financiële steun en opleiding.

Artikel 20 bevat allereerst een algemene transparantieverplichting voor marktdeelnemers die niet-verkochte consumptiegoederen verwijderen. In dit artikel is ook de mogelijkheid vastgelegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om marktdeelnemers te verbieden niet-verkochte consumptiegoederen te vernietigen. Deze gedelegeerde handelingen kunnen ook vrijstellingen van het algemene verbod bevatten, bijvoorbeeld omwille van gezondheid en veiligheid. Indien er gebruik wordt gemaakt van een dergelijke vrijstelling, hebben marktdeelnemers ook een transparantieverplichting (bijvoorbeeld het openbaar maken van het aantal niet-verkochte consumptiegoederen, de redenen voor de vernietiging enz.). Het artikel is niet van toepassing op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, maar Winde gedelegeerde handeling waarin de vernietiging van producten wordt verboden kan worden bepaald dat sommige verplichtingen gelden voor bepaalde categorieën micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

De artikelen 21, 22, 23 en 24 bevatten verplichtingen van fabrikanten, gemachtigde vertegenwoordigers, importeurs en distributeurs. Deze zijn gebaseerd op standaardbepalingen uit Besluit nr. 768/2008/EG.

Artikel 25 bevat verplichtingen van handelaars (die doorgaans detailhandelaren of verkopers zijn), in het bijzonder in verband met het tonen van etiketten en de toegang tot het productpaspoort, ook in geval van (online)verkoop op afstand.

Artikel 26 bevat de verschillende verplichtingen die de marktdeelnemers hebben indien in een gedelegeerde handeling wordt vereist dat het product voorzien moeten zijn van een etiket (bijvoorbeeld het verstrekken van etiketten aan handelaars).

Artikel 27 heeft betrekking op verplichtingen van fulfilmentdienstverleners, namelijk ervoor zorgen dat de opslag-, verpakkings-, adresserings- en verzendingsomstandigheden wanneer zij een product behandelen de overeenstemming van de producten met de vereisten inzake ecologisch ontwerp niet in gevaar brengen.

Artikel 28 is een standaardartikel uit Besluit nr. 768/2008/EG, waarin de twee gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten gelden voor importeurs en distributeurs worden beschreven.

Artikel 29 bevat de verplichtingen van elektronische marktplaatsen en zoekmachines, voornamelijk aangaande samenwerking met markttoezichtautoriteiten. Hierin staat ook dat markttoezichtautoriteiten bevoegd moeten zijn om een elektronische marktplaats te bevelen illegale inhoud te verwijderen.

Artikel 30 bevat de mogelijkheid om marktdeelnemers in toekomstige gedelegeerde handelingen te verplichten de beschikbare technische documentatie zonder verzoek digitaal beschikbaar te stellen. Om de marktpenetratie van producten waarvoor vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld te beoordelen, worden marktdeelnemers in dit artikel verplicht om informatie over geleverde producten te verschaffen.

In artikel 31 staat dat producten indien nodig tijdens het gebruik hun energieverbruik of prestaties met betrekking tot andere relevante parameters moet kunnen meten en deze gegevens beschikbaar moeten stellen aan de eindgebruiker. Indien dit is vastgelegd in een gedelegeerde handeling, moeten fabrikanten deze gegevens verzamelen, anonimiseren en melden aan de Commissie.

Hoofdstuk VIII over de conformiteit van producten bevat voornamelijk standaardbepalingen over de beoordeling van de conformiteit van producten. Dit betreft:

het gebruiken van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden voor tests, metingen en berekeningen (artikel 32);

geharmoniseerde normen die een vermoeden van conformiteit bieden (artikel 34);

de mogelijkheid voor de Commissie om gemeenschappelijke specificaties vast te stellen indien er geen geharmoniseerde normen zijn (artikel 35);

de conformiteitsbeoordelingsprocedures (artikel 36);

de EU-conformiteitsverklaring (artikel 37); en

de CE-markering (de artikelen 38 en 39) en de mogelijkheid om alternatieve markeringen te gebruiken (artikel 40).

In dit standaardhoofdstuk zijn het vermoeden van conformiteit met vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten die de milieukeur van de Unie bevatten (artikel 34) en de mogelijkheid om de relevante conformiteitsbeoordelingsmodule in de gedelegeerde handeling aan te passen afhankelijk van het betrokken product (artikel 36) vermeldenswaardig.

Artikel 33 heeft betrekking op het voorkomen van omzeiling. Producten die zijn ontworpen om te kunnen detecteren dat zij worden getest en automatisch hun prestaties aanpassen voor een gunstiger resultaat zijn bijvoorbeeld niet toegestaan op de markt.

Hoofdstuk IX (de artikelen 41 tot 56) heeft betrekking op de aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en bestaat uit standaardbepalingen op basis van Besluit nr. 768/2008/EG, in combinatie met gerichte verbeteringen van die bepalingen ter wille van de juridische duidelijkheid en om de onafhankelijkheid, bekwaamheid en monitoring van aangemelde instanties verder te verbeteren.

In artikel 57 is bepaald dat indien lidstaten stimulansen invoeren om producten te belonen, deze stimulansen gericht moeten zijn op de hoogste twee prestatieklassen of producten met een EU-milieukeur. Indien er geen prestatieklasse is vastgesteld of de prestatieklasse is gebaseerd op verschillende productparameters, kan de Commissie in een gedelegeerde handeling verder aangeven hoe de stimulansen van lidstaten moeten werken.

Artikel 58 heeft betrekking op groene overheidsopdrachten en meer bepaald op de mogelijkheid om in op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen vereisten vast te stellen die gelden voor overheidsopdrachten (bijvoorbeeld technische specificaties, selectiecriteria, gunningscriteria enz.) op basis van de productparameters uit de bijlage bij deze verordening.

Hoofdstuk XI heeft betrekking op markttoezicht. Hierin wordt over het algemeen voortgebouwd op de bestaande verplichtingen in het kader van Verordening (EU) 2019/1020 betreffende markttoezicht, en worden tegelijkertijd specifiekere verplichtingen geboden indien dit voor deze verordening relevant is.

In artikel 59 worden lidstaten verplicht een actieplan voor markttoezichtactiviteiten op te stellen, dat “prioriteiten voor markttoezicht” moet bevatten die moeten worden vastgesteld op basis van een aantal criteria uit het artikel en de aard van en het aantal geplande controles.

Op grond van artikel 60 is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin een minimumaantal controles dat op specifieke producten moeten worden uitgevoerd wordt bepaald.

In artikel 61 wordt verwezen naar het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht (ICSMS) en worden lidstaten verplicht informatie over boetes die op grond van deze verordening worden opgelegd in te voeren. Op basis daarvan moet de Commissie een verslag opstellen met daarin indicatieve benchmarks met betrekking tot de frequentie van controles en de aard en de zwaarte van de opgelegde boetes.

In artikel 62 wordt verwezen naar de groep voor administratieve samenwerking (ADCO) die is opgericht op grond van de verordening markttoezicht en hierin wordt haar rol in het kader van deze verordening uiteengezet. Deze rol omvat het identificeren van gemeenschappelijke prioriteiten voor de actieplannen van lidstaten of prioriteiten voor steun van de Unie (zoals gemeenschappelijk markttoezicht en testprojecten, gemeenschappelijke investeringen in capaciteit voor markttoezicht, met inbegrip van apparatuur en IT-instrumenten, gemeenschappelijke opleidingssessies en richtsnoeren).

Hoofdstuk XII heeft betrekking op vrijwaringsprocedures en is gebaseerd op standaardbepalingen. Artikel 61 bevat de procedure die een nationale markttoezichtautoriteit moet volgen indien zij van mening is dat een product een risico inhoudt. In dat geval moeten nationale markttoezichtautoriteit een procedure in gang zetten om andere markttoezichtautoriteiten in kennis te stellen van de genomen maatregelen (het aanbieden van het product verbieden of beperken, het product uit de handel nemen of terugroepen).

Artikel 64 bevat een vrijwaringsprocedure van de Unie die moet worden gebruikt indien een lidstaat of de Commissie het niet eens is met een nationale maatregel in het kader van de vrijwaringsprocedure van artikel 63. Na een raadpleging stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin wordt besloten of de maatregel al dan niet gerechtvaardigd is. Hierna moeten alle lidstaten waarborgen dat het non-conforme product uit de handel wordt genomen.

Artikel 65 heeft betrekking op gevallen waarin niet-naleving verband houdt met een formele verplichting (het aanbrengen van de CE-markering, de EU-conformiteitsverklaring enz.).

Hoofdstuk XIII is een standaardhoofdstuk met artikelen over gedelegeerde handelingen (artikel 66) en over uitvoeringshandelingen (artikel 67).

Hoofdstuk XIV is een standaardhoofdstuk over slotbepalingen, met artikelen over boetes (artikel 68), over het uitvoeren van een evaluatie van de verordening acht jaar na de vaststelling (artikel 69) en over intrekkings- en overgangsbepalingen (artikel 70). Het is vermeldenswaardig dat uitvoeringsmaatregelen die in het kader van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld van toepassing moeten blijven tot deze door een op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling worden ingetrokken.

Bijlage I bevat productparameters die in het kader van deze verordening moeten worden gebruikt voor het vaststellen van prestatie- en informatievereisten voor producten.

Bijlage II bevat de procedure voor het vaststellen van dergelijke prestatievereisten.

Bijlage III bevat een overzicht van de informatie die in het productpaspoort kan worden opgenomen en welke informatie hierin moet worden opgenomen.

Bijlage IV bevat de standaard-conformiteitsbeoordelingsmodule zoals bedoeld in artikel 35 (van Besluit nr. 768/2008/EG).

Bijlage V bevat de standaard-EU-conformiteitsverklaring.

Bijlage VI bevat gedetailleerdere informatie over de inhoud van op grond van deze verordening vast te stellen gedelegeerde handelingen waarin vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld.

Bijlage VII bevat algemene criteria voor zelfreguleringsmaatregelen (artikel 18).

Bijlage VIII is een standaardbijlage met de concordantietabel met de richtlijn inzake ecologisch ontwerp.

2022/0095 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 24 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Europese Green Deal 25  is de Europese strategie voor duurzame groei die de Unie moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, concurrerende, klimaatneutrale en circulaire economie. Hierin wordt het ambitieuze doel gesteld om ervoor te zorgen dat Europa tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent is. In de Europese Green Deal worden de voordelen van investeringen in de concurrerende duurzaamheid van de Unie door de totstandbrenging van een eerlijker, groener en digitaler Europa erkend. Producten moeten een centrale rol spelen in deze groene transitie. In de Europese Green Deal wordt de urgente noodzaak om over te schakelen naar een circulaire economie benadrukt en wordt onderstreept dat daarbij nog grote vooruitgang moet worden geboekt, waarmee wordt bevestigd dat de huidige productieprocessen en consumptiepatronen nog te lineair zijn en te zeer leunen op de aanvoer van nieuw materiaal dat gewonnen, verhandeld en tot producten verwerkt wordt en als afval of emissies eindigt. Bovendien wordt energie-efficiëntie hierin genoemd als prioriteit voor het koolstofvrij maken van de energiesector en voor het behalen van de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050.

(2)Om de overgang naar een circulaire economie te versnellen, heeft de Commissie in haar actieplan voor een circulaire economie voor een schoner en concurrerender Europa 26 een toekomstgerichte agenda opgesteld, met als doel het regelgevingskader geschikt te maken voor een duurzame toekomst. Zoals uiteengezet in dit plan, is er op dit moment geen alomvattende reeks vereisten om ervoor te zorgen dat alle producten die in de Unie in de handel worden gebracht steeds duurzamer worden en de circulariteitstest doorstaan. Voornamelijk in het productontwerp wordt duurzaamheid in de gehele levenscyclus nog niet bevorderd. Bijgevolg worden producten vaak vervangen, waarbij veel energie en middelen worden ingezet om nieuwe producten te produceren en te distribueren en oude te verwijderen. Het is voor marktdeelnemers en burgers nog te moeilijk om met betrekking tot producten duurzame keuzes te maken, aangezien relevante informatie hierover en betaalbare opties om dat te doen ontbreken. Hierdoor worden kansen gemist voor duurzaamheid en activiteiten waarbij de waarde blijft behouden, is er beperkte vraag naar secundaire materialen en wordt de invoering van circulaire bedrijfsmodellen belemmerd.

(3)De Europese industriestrategie 27 bevat de overkoepelende ambitie van de Unie om een dubbele transitie naar klimaatneutraliteit en digitaal leiderschap te stimuleren. Net als in de Europese Green Deal wordt in deze strategie ook verwezen naar de leidende rol die de Europese industrie hierin moet spelen door haar koolstof- en haar materiële voetafdruk te verkleinen en circulariteit in te bouwen in de hele economie. Bovendien wordt hierin benadrukt dat wij moeten afstappen van traditionele modellen en dat wij de manier waarop wij producten ontwerpen, maken, gebruiken en weggooien radicaal moeten veranderen. In de actualisering van de industriestrategie uit 2021 28 worden de belangrijkste boodschappen uit de strategie van 2020 versterkt en ligt de nadruk op lessen uit de COVID-19-crisis, met inbegrip van de noodzaak om onze veerkracht te vergroten.

(4)Bij gebrek aan wetgeving van de Unie zijn er al verschillende nationale initiatieven ontstaan om de milieuduurzaamheid van producten te verbeteren, van informatievereisten over de duur van de compatibiliteit van software met elektronische apparaten tot verslagleggingsverplichtingen over de verwerking van niet-verkochte, duurzame goederen. Dit is een indicatie dat verdere nationale inspanningen om de doelstellingen van deze verordening te behalen er waarschijnlijk toe leiden dat de interne markt nog meer versnippert. Om de werking van de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd een hoog milieubeschermingsniveau te garanderen, is daarom een regelgevingskader nodig om geleidelijk vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten in te voeren. Met deze verordening wordt een dergelijk kader geschapen, door de aanpak voor ecologisch ontwerp die oorspronkelijk uit Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad 29 komt, van toepassing te maken op een zo breed mogelijk gamma aan producten.

(5)Met deze verordening wordt ertoe bijgedragen producten geschikt te maken voor een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie, de hoeveelheid afval te verminderen en ervoor te zorgen dat de prestaties van koplopers op het gebied van duurzaamheid geleidelijk de norm worden. In de verordening moeten nieuwe vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld voor de verbetering van de duurzaamheid, herbruikbaarheid, verbeterbaarheid en repareerbaarheid van producten, het verbeteren van de mogelijkheden voor opknappen en onderhoud, het aanpakken van de aanwezigheid van gevaarlijke chemische stoffen in producten, het verhogen van hun energie- en hulpbronnenefficiëntie, het verkleinen van de verwachte hoeveelheid geproduceerde afvalstoffen en het verhogen van het gehalte aan gerecycled materiaal in producten, zonder afbreuk te doen aan de prestaties en veiligheid daarvan, waarbij herproductie en hoogwaardige recycling mogelijk worden gemaakt en de koolstof- en ecologische voetafdrukken worden verminderd.

(6)In zijn resolutie van 25 november 2020 “Naar een duurzamer eengemaakte markt voor het bedrijfsleven en consumenten” 30 toonde het Europees Parlement zich voorstander van het bevorderen van duurzame producten die gemakkelijker te repareren, te hergebruiken en te recyclen zijn. In zijn verslag over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie dat op 16 februari 2021 is vastgesteld 31 heeft het Europees Parlement de agenda die de Commissie in het actieplan voor de circulaire economie heeft ingediend verder ondersteund. Het Europees Parlement was van mening dat de overgang naar een circulaire economie oplossingen kan bieden voor het aanpakken van de huidige milieu-uitdagingen en de economische crisis die is veroorzaakt door de COVID-19-pandemie. In zijn conclusies “Naar een circulair en groen herstel” van 11 december 2020 32 was de Raad ook ingenomen met de intentie van de Commissie om wetgevingsvoorstellen in te dienen als onderdeel van een alomvattend en geïntegreerd kader voor duurzaam productbeleid dat klimaatneutraliteit, energie- en hulpbronnenefficiëntie alsook een niet-toxische circulaire economie bevordert, de volksgezondheid en biodiversiteit beschermt en ervoor zorgt dat consumenten en overheidsinkopers sterker staan en zich beschermd weten.

(7)Met deze verordening moet worden bijgedragen aan het behalen van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie. In overeenstemming met de doelstellingen uit de Overeenkomst van Parijs, die de Unie in 2016 heeft geratificeerd 33 , is in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad, de “Europese klimaatwet” 34 , een bindende klimaatdoelstelling op Unieniveau voor de nettoreductie van broeikasgasemissies van ten minste 55 % in 2030 vastgesteld en wordt de doelstelling om in de hele economie in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken in wetgeving vastgelegd. In 2021 heeft de Commissie het “Fit for 55”-pakket 35 vastgesteld om het Uniebeleid inzake klimaat en energie geschikt te maken voor het verwezenlijken van die doelstellingen. Hiervoor moeten de inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie, in overeenstemming met het beginsel voorrang voor energie-efficiëntie dat is vastgelegd in Richtlijn (EU) 2018/2002 van het Europees Parlement en de Raad 36 , aanzienlijk worden opgevoerd om ongeveer 36 % in termen van eindenergieverbruik te behalen in 2030 37 . De productvereisten die in deze verordening worden vastgesteld, moeten een belangrijke rol spelen bij het behalen van dit doel door de energievoetafdruk van producten aanzienlijk te laten dalen. Met deze vereisten voor energie-efficiëntie moeten consumenten ook minder kwetsbaar worden voor stijgingen van de energieprijzen. Zoals is erkend in de Overeenkomst van Parijs zal de verbetering van de duurzaamheid van consumptie en productie ook een grote rol spelen bij de aanpak van klimaatverandering.

(8)Met deze verordening moet ook worden bijgedragen aan het behalen van de bredere milieudoelstellingen van de Unie. Met het achtste milieuactieprogramma 38 wordt de doelstelling van de Unie om binnen de grenzen van onze planeet te blijven opgenomen in een rechtskader en worden faciliterende voorwaarden vastgesteld voor de verwezenlijking van prioritaire doelstellingen, met inbegrip van de overgang naar een niet-toxische circulaire economie. Volgens de Europese Green Deal moet de Unie bovendien de vervuiling van lucht, water, bodem en consumentenproducten beter monitoren, rapporteren, voorkomen en verhelpen. Dit betekent dat chemische stoffen, materialen en producten zo veilig en duurzaam mogelijk moeten zijn door het ontwerp en tijdens hun levenscyclus, wat leidt tot niet-toxische materiaalcycli 39 . Bovendien wordt zowel in de Europese Green Deal als in het actieplan voor de circulaire economie erkend dat de kritische massa van de interne markt de Unie in staat stelt mondiale normen met betrekking tot de duurzaamheid van producten en productontwerp te beïnvloeden. Deze verordening moet daarom een belangrijke rol spelen bij het behalen van verschillende streefdoelen uit de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling uit de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties 40 , zowel binnen als buiten de Unie.

(9)Richtlijn 2009/125/EG bevat een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten. Dankzij die richtlijn en Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad 41 is de vraag naar primaire energie voor producten in de EU aanzienlijk afgenomen en naar verwachting zal er steeds meer worden bespaard. Onder de uitvoeringsmaatregelen die op grond van Richtlijn 2009/125/EG zijn vastgesteld, zijn ook vereisten over circulariteitsaspecten, zoals duurzaamheid, repareerbaarheid en recyclebaarheid. Tegelijkertijd is de reikwijdte van instrumenten zoals de EU-milieukeur, die is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad 42 , of de criteria voor groene overheidsopdrachten van de EU 43  groter, maar deze hebben minder impact omdat ze vrijwillig zijn.

(10)Met Richtlijn 2009/125/EG zijn de energie-efficiëntie en enkele circulariteitsaspecten van energiegerelateerde producten over het algemeen met succes gestimuleerd, en met de hierin gehanteerde benadering kan geleidelijk de duurzaamheid van alle producten worden aangepakt. Om de verbintenissen uit de Green Deal te behalen, moet deze benadering worden uitgebreid naar andere productgroepen, waarbij de belangrijkste aspecten systematisch worden aangepakt om de milieuduurzaamheid van producten met bindende vereisten te verbeteren. Door ervoor te zorgen dat uitsluitend producten die aan deze vereisten voldoen in de Unie in de handel worden gebracht, moet met deze verordening niet alleen het vrije verkeer van die producten worden verbeterd door nationale verschillen te voorkomen, maar moeten ook de negatieve milieueffecten gedurende de levenscyclus van producten waarvoor dergelijke vereisten gelden, worden verlaagd.

(11)Om een doeltreffend en toekomstbestendig kader te scheppen, is het noodzakelijk om vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor alle fysieke goederen die in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen, inclusief onderdelen en tussenproducten. Dit moet de Commissie in staat stellen een zo breed mogelijk gamma aan producten in aanmerking te nemen bij het prioriteren van de vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp en zo de doeltreffendheid ervan te optimaliseren. Waar nodig moeten bij het vaststellen van de vereisten inzake ecologisch ontwerp specifieke vrijstellingen worden bepaald, bijvoorbeeld voor producten met een bijzonder doel dat niet kan worden verwezenlijkt als aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp wordt voldaan. Bovendien moeten er in het kader vrijstellingen worden vastgesteld voor producten waarvoor al duidelijk is dat de vereisten inzake ecologisch ontwerp niet geschikt zijn of waarvoor dergelijke vereisten in andere kaders zijn vastgesteld. Dit moet het geval zijn voor levensmiddelen en diervoeders zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad 44 , geneesmiddelen voor menselijk gebruik zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad 45 , diergeneesmiddelen zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad 46 , levende planten, dieren en micro-organismen, producten van menselijke oorsprong, en producten van planten en dieren die rechtstreeks verband houdend met toekomstige vermeerdering ervan.

(12)Volgens het voorstel voor een richtlijn EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) 47 moeten de lidstaten minimumeisen voor de energieprestatie vaststellen voor tot de bouwschil behorende onderdelen van een gebouw en systeemeisen in verband met de algehele energieprestatie, het adequaat installeren, dimensioneren, afstellen en controleren van de technische bouwsystemen die in nieuwe of bestaande gebouwen worden geïnstalleerd. In overeenstemming met de doelstellingen van deze verordening kunnen deze minimumeisen voor de energieprestatie in bepaalde omstandigheden de installatie beperken van energiegerelateerde producten die aan deze verordening en de gedelegeerde handelingen voldoen, mits dergelijke vereisten geen onrechtvaardige marktbelemmering vormen.

(13)Om de milieuduurzaamheid van producten te verbeteren en het vrije verkeer van producten binnen de interne markt te waarborgen, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen met vereisten inzake ecologisch ontwerp. Die vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten in principe gelden voor specifieke productgroepen, zoals wasmachines of wasmachines en wasdroogcombinaties. Om vereisten inzake ecologisch ontwerp zo doeltreffend mogelijk te maken en de milieuduurzaamheid van producten efficiënt te verbeteren, moet het ook mogelijk zijn een of meerdere horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp voor een breder gamma aan productgroepen, zoals elektronische apparatuur of textiel, vast te stellen. Er moeten horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld wanneer de milieuduurzaamheid van productgroepen dankzij hun technische overeenkomsten op basis van dezelfde vereisten kan worden verbeterd.

(14)Om ervoor te zorgen dat de Commissie vereisten kan vaststellen die geschikt zijn voor de desbetreffende productgroepen, moeten de vereisten inzake ecologisch ontwerp ook prestatie- en informatievereisten omvatten. Die vereisten moeten worden gebruikt voor het verbeteren van de productaspecten die relevant zijn voor milieuduurzaamheid, zoals energie-efficiëntie, duurzaamheid, repareerbaarheid, en de koolstof- en ecologische voetafdrukken. Vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten transparant, objectief en evenredig zijn, en overeenstemmen met de internationale handelsregels.

(15)Om de werking van de interne markt te waarborgen mogen lidstaten wanneer de Commissie voor een bepaalde productgroep een gedelegeerde handeling met vereisten inzake ecologisch ontwerp heeft vastgesteld geen nationale prestatievereisten meer vaststellen op basis van productparameters die onder dergelijke in die gedelegeerde handeling vastgestelde prestatievereisten vallen, en mogen zij geen nationale informatievereisten meer vaststellen op basis van productparameters die onder dergelijke in die gedelegeerde handeling vastgestelde informatievereisten vallen. Om de werking van de interne markt te waarborgen, moet de Commissie de mogelijkheid krijgen vast te stellen dat voor een bepaalde productparameter geen vereisten inzake ecologisch ontwerp in de vorm van prestatievereisten of informatievereisten nodig zijn.

(16)Bij het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp moet de Commissie rekening houden met de aard en het doel van de desbetreffende producten en de kenmerken van de relevante markten. Defensiematerieel moet bijvoorbeeld onder specifieke en soms zware omstandigheden kunnen worden ingezet, en hiermee moet rekening worden gehouden bij het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp. Bepaalde informatie over defensiematerieel mag niet openbaar worden gemaakt en moet worden beschermd. Daarom moet bij de vereisten inzake ecologisch ontwerp voor militair of gevoelig materiaal rekening worden gehouden met de beveiligingsbehoeften en de kenmerken van de defensiemarkt, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad 48 . Op vergelijkbare wijze is de ruimtevaartindustrie van strategisch belang voor Europa en voor zijn technologische onafhankelijkheid. Aangezien ruimtevaarttechnologie onder extreme omstandigheden wordt gebruikt, moeten voor vereisten inzake ecologisch ontwerp van ruimtevaartproducten duurzaamheidsoverwegingen worden afgewogen tegen veerkracht en de verwachte prestaties. Bovendien moet de Commissie voor medische hulpmiddelen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) 2017/745 betreffende medische hulpmiddelen 49 en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) 2017/746 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek 50 rekening houden met de noodzaak om de gezondheid en veiligheid van patiënten en gebruikers niet negatief te beïnvloeden.

(17)Om dubbel werk en regeldruk te voorkomen, moet worden gewaarborgd dat deze verordening overeenstemt met de vereisten die zijn vastgesteld in of op grond van andere wetgeving van de Unie, en met name chemicaliën-, product- en afvalwetgeving 51 . Indien er op grond van andere wetgeving van de Unie bevoegdheden voor het vaststellen van vereisten met dezelfde of vergelijkbare gevolgen als de vereisten op grond van deze verordening bestaan, vormt dit echter geen beperking van de bevoegdheden uit hoofde van deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

(18)Voor gedelegeerde handelingen met vereisten inzake ecologisch ontwerp moet, net als op grond van Richtlijn 2009/125/EG het geval was, een specifieke effectbeoordeling worden uitgevoerd en worden overlegd met belanghebbenden, en deze moeten in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie worden opgesteld en een beoordeling van de internationale dimensie en de impact op derde landen omvatten. Hierbij moet de Commissie rekening houden met alle aspecten van de levenscyclus van het product en haar effectbeoordeling baseren op het best beschikbare bewijs. Bij de voorbereiding van vereisten inzake ecologisch ontwerp moet de Commissie een wetenschappelijke aanpak hanteren en ook relevante technische informatie in aanmerking nemen, in het bijzonder de informatie uit Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad 52 , Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad 53 , technische screeningscriteria die zijn vastgesteld in overeenstemming met Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad 54 en de criteria voor groene overheidsopdrachten 55 .

(19)Om rekening te houden met de diversiteit van producten, moet de Commissie methoden selecteren voor het beoordelen van de vaststelling van de vereisten inzake ecologisch ontwerp en deze indien nodig verder ontwikkelen op basis van de aard van het product, de relevantste aspecten ervan en de impact ervan gedurende de levensduur. Hierbij moet de Commissie haar ervaring bij het beoordelen van de vaststelling van vereisten op grond van Richtlijn 2009/125/EG en de aanhoudende inspanningen om op wetenschap gebaseerde beoordelingsinstrumenten te ontwikkelen en verbeteren in aanmerking nemen, zoals de actualisering van de methode voor ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten en de milieuvoetafdrukmethode voor producten van Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie 56 , onder andere met betrekking tot de tijdelijke opslag van koolstof en de ontwikkeling van normen door internationale en Europese normalisatieorganisaties, onder andere over de materiaalefficiëntie van energiegerelateerde producten. De Commissie moet de circulariteitsaspecten (zoals duurzaamheid, repareerbaarheid, inclusief een scoresysteem voor herstelbaarheid, en de vaststelling van chemische stoffen die hergebruik en recycling in de weg staan) op basis van deze instrumenten en indien nodig met gebruik van gerichte studies verder versterken bij de beoordeling van producten en de voorbereiding van vereisten inzake ecologisch ontwerp, en waar nodig nieuwe methoden of instrumenten ontwikkelen. Er kunnen ook nieuwe werkwijzen nodig zijn voor de voorbereiding van verplichte criteria van overheidsopdrachten en voor het verbieden van de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen.

(20)Prestatievereisten moeten betrekking hebben op een geselecteerde productparameter die relevant is voor het productaspect waarvoor is vastgesteld dat de milieuduurzaamheid kan worden verbeterd. Voorbeelden van dergelijke vereisten zijn minimale of maximale prestatieniveaus in verband met de productparameter, niet-kwantitatieve vereisten voor het verbeteren van de prestaties in verband met de productparameter of vereisten in verband met de functionele werking van een product om te waarborgen dat de geselecteerde prestatievereisten geen negatieve invloed hebben op het vermogen van het product om de functie waarvoor het is ontworpen en in de handel is gebracht uit te voeren. Deze minimum- of maximumniveaus kunnen bijvoorbeeld de vorm aannemen van een beperking van het energieverbruik tijdens de gebruiksfase of van de hoeveelheid van een bepaald materiaal dat in het product wordt verwerkt, een vereiste minimale hoeveelheid gerecyclede inhoud, of een beperking van een specifieke milieueffectcategorie of van een aggregatie van alle relevante milieueffecten. Een voorbeeld van een niet-kwantitatieve vereiste is het verbod op een specifieke technische oplossing die nadelig is voor de repareerbaarheid van het product. Prestatievereisten worden gebruikt om te garanderen dat de slechtst presterende producten indien nodig van de markt worden gehaald om bij te dragen aan de doelstellingen uit de verordening op het gebied van milieuduurzaamheid.

(21)Om de consistentie te waarborgen, moeten prestatievereisten een aanvulling vormen op de uitvoering van de afvalwetgeving van de Unie. Waar in Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad 57 vereisten voor het in de handel brengen van verpakking als eindproduct zijn vastgelegd, kan deze verordening die richtlijn aanvullen met op producten gebaseerde vereisten gericht op de verpakking van specifieke producten als deze in de handel worden gebracht. Indien nodig moeten dergelijke aanvullende vereisten voornamelijk bijdragen aan het beperken van de hoeveelheid verpakking die wordt gebruikt, wat vervolgens weer bijdraagt aan het voorkomen van afvalproductie in de Unie.

(22)Chemische veiligheid is een erkend onderdeel van de duurzaamheid van producten. Deze is gebaseerd op de intrinsieke gevaren van chemische stoffen voor de gezondheid of het milieu in combinatie met specifieke of algemene blootstelling en wordt behandeld in de wetgeving inzake chemische stoffen, zoals Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad 58 , Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad 59 , Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad 60 , Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad  61 en Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad 62 . Deze verordening mag het niet mogelijk maken om stoffen te beperken op basis van chemische veiligheid, zoals dit in andere wetgeving van de Unie wordt gedaan. Op dezelfde wijze mag deze verordening het niet mogelijk maken om stoffen te beperken om redenen in verband met voedselveiligheid. Het is op grond van het recht van de Unie inzake chemische stoffen en voeding echter niet toegestaan om duurzaamheidseffecten die niets te maken hebben met chemische of voedselveiligheid aan te pakken door middel van de beperking van bepaalde stoffen. Om deze beperking weg te nemen, moet het in de verordening onder bepaalde omstandigheden, voornamelijk om andere redenen dan chemische of voedselveiligheid, zijn toegestaan om beperkingen op te leggen aan stoffen die aanwezig zijn in producten of worden gebruikt tijdens het productieproces en die een negatieve invloed hebben op de duurzaamheid van producten. Deze verordening mag bovendien niet leiden tot de duplicatie of vervanging van beperkingen van stoffen uit Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad 63 , die als doel heeft de volksgezondheid en het milieu te beschermen, met inbegrip van de milieuhygiënisch verantwoorde nuttige toepassing en verwijdering van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

(23)Om de milieuduurzaamheid van producten te verbeteren, moeten informatievereisten betrekking hebben op een geselecteerde productparameter die relevant is voor het productaspect, zoals de milieuvoetafdruk of de duurzaamheid van het product. Hierin kan van fabrikanten worden gevraagd informatie over de prestaties van het product in verband met een geselecteerde productparameter of andere informatie die van invloed kan zijn op de wijze waarop andere partijen het product behandelen openbaar te maken om de prestaties in verband met een dergelijke parameter te verbeteren. Dergelijke informatievereisten kunnen in voorkomend geval worden vastgesteld ter aanvulling of in plaats van prestatievereisten over dezelfde productparameter. Indien een gedelegeerde handeling informatievereisten bevat, moet worden vermeld hoe de vereiste informatie openbaar wordt gemaakt, zoals de opname op een gratis toegankelijke website, in een productpaspoort of op een productetiket. Informatievereisten zijn nodig om de gedragsverandering te bewerkstelligen die noodzakelijk is om te garanderen dat de doelstellingen uit de verordening op het gebied van milieuduurzaamheid worden behaald. Doordat informatievereisten kopers en overheden een solide basis bieden om producten op basis van hun milieuduurzaamheid te vergelijken, zullen zij consumenten en overheden naar verwachting aanzetten tot duurzamere keuzes.

(24)Indien gedelegeerde handelingen informatievereisten bevatten, kunnen hierin ook prestatieklassen in verband met een of meerdere relevante productparameters worden bepaald om producten op basis van die parameter eenvoudiger te kunnen vergelijken. Met prestatieklassen moet onderscheid tussen producten kunnen worden gemaakt op basis van hun relatieve duurzaamheid, en deze kunnen zowel door consumenten als door overheden worden gebruikt. Deze zijn dus bedoeld om de markt in de richting van duurzamere producten te sturen.

(25)Informatie over de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten is essentieel voor het identificeren en bevorderen van duurzame producten. De chemische samenstelling van producten is grotendeels bepalend voor hun functies en effecten en voor de mogelijkheid om deze te hergebruiken en nuttig toe te passen als zij afval worden. Volgens de strategie voor duurzame chemische stoffen 64 moet de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten tot een minimum worden beperkt en moet er worden gezorgd voor de beschikbaarheid van informatie over de inhoud aan chemische stoffen en veilig gebruik door informatievereisten in te voeren en de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen tijdens de levenscyclus van materialen en producten te volgen. Op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad 65 en andere bestaande wetgeving inzake chemische stoffen zoals Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt communicatie over gevaren voor de gezondheid of het milieu van bepaalde zorgwekkende stoffen als zodanig of in een mengsel al gewaarborgd. Gebruikers van stoffen en mengsels moeten ook in kennis worden gesteld van relevante informatie over duurzaamheid die niet hoofdzakelijk te maken heeft met gevaren voor de gezondheid of het milieu. Bovendien moeten gebruikers van producten die geen stoffen of mengsels zijn en mensen die het afval van dergelijke producten beheren ook informatie over duurzaamheid ontvangen, waaronder informatie die hoofdzakelijk te maken heeft met de gevaren van chemische stoffen voor de gezondheid of het milieu. Daarom moet deze verordening het mogelijk maken vereisten vast te stellen in verband met het traceren en communiceren van informatie over duurzaamheid, waaronder de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten gedurende hun levenscyclus, onder meer voor de decontaminatie en de nuttige toepassing ervan als zij afval worden. Een dergelijk kader moet erop gericht zijn geleidelijk alle zorgwekkende stoffen in alle producten te bestrijken die worden genoemd in werkplannen waarin de productgroepen staan die de Commissie wil aanpakken.

(26)Het beschikbaar stellen van een productpaspoort moet een van de informatievereisten uit deze verordening zijn. Het productpaspoort is een belangrijk instrument om informatie beschikbaar te stellen aan actoren in de hele waardeketen en de beschikbaarheid van een productpaspoort moet de traceerbaarheid van een product in de gehele waardeketen aanzienlijk verbeteren. Het productpaspoort moet onder andere consumenten helpen geïnformeerde keuzes te maken door de toegang tot voor hen relevante productinformatie te verbeteren, marktdeelnemers en andere actoren in de waardeketen zoals reparateurs of recyclingcentra toegang verlenen tot relevante informatie en bevoegde nationale autoriteiten in staat stellen om hun taken uit te voeren. Niet-digitale manieren om informatie over te dragen, zoals in producthandleidingen of op etiketten, worden daarom niet vervangen door het productpaspoort maar hiermee aangevuld. Bovendien moet het productpaspoort kunnen worden gebruikt voor informatie over andere duurzaamheidsaspecten die op grond van andere wetgeving van de Unie van toepassing zijn op de desbetreffende productgroep.

(27)Om rekening te houden met de aard en de markt van het product, moet de informatie die wordt opgenomen in het productpaspoort per geval nauwkeurig worden bestudeerd bij het opstellen van productspecifieke regels. Teneinde de toegang tot de daaruit volgende informatie te analyseren en tegelijkertijd de intellectuele-eigendomsrechten te beschermen, moet het productpaspoort zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat gedifferentieerde toegang tot de informatie in het productpaspoort mogelijk is afhankelijk van het soort informatie en het type belanghebbende. Om te voorkomen dat bedrijven en het publiek kosten maken die niet in verhouding staan tot de voordelen, moet het productpaspoort bovendien horen bij een specifiek item, een specifieke partij of een specifiek product, afhankelijk van bijvoorbeeld de complexiteit van de waardeketen en de omvang, de aard of de effecten van de desbetreffende producten.

(28)Om te zorgen voor interoperabiliteit moet worden gespecificeerd welke soorten gegevensdragers zijn toegestaan. Om dezelfde reden moeten de gegevensdrager en de unieke productidentificatiecode in overeenstemming met internationaal erkende normen worden bekendgemaakt. De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan wijzigen door normen te vervangen of toe te voegen volgens welke de gegevensdrager en de unieke identificatiecodes gezien de technische of wetenschappelijke vooruitgang openbaar kunnen worden gemaakt. Hiermee moet worden gewaarborgd dat de informatie uit het productpaspoort door alle marktdeelnemers kan worden geregistreerd en overgedragen en dat de unieke identificatiecode compatibel is met externe onderdelen zoals scanapparatuur.

(29)Om onnodige vertraging bij het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp die geen betrekking hebben op het productpaspoort te voorkomen of om te garanderen dat productpaspoorten doeltreffend kunnen worden ingevoerd, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om productgroepen vrij te stellen van de vereisten voor productpaspoorten indien er geen technische specificaties beschikbaar zijn over de essentiële vereisten voor het technisch ontwerp en de werking van het productpaspoort. Op dezelfde wijze moet de Commissie, om onnodige administratieve lasten voor marktdeelnemers te voorkomen, de mogelijkheid hebben productgroepen vrij te stellen van de vereisten voor productpaspoorten indien andere wetgeving van de Unie al een systeem omvat voor de digitale verstrekking van productinformatie waarmee actoren in de waardeketen toegang tot relevante productinformatie hebben en bevoegde nationale autoriteiten de productconformiteit gemakkelijker kunnen verifiëren. Deze vrijstellingen moeten periodiek worden herzien met inachtneming van de groeiende beschikbaarheid van technische specificaties.

(30)De unieke identificatie van producten is essentieel om de traceerbaarheid in de hele toeleveringsketen mogelijk te maken. Daarom moet het productpaspoort worden gekoppeld aan een unieke productidentificatiecode. Bovendien moet het waar nodig mogelijk zijn om de bij dat product betrokken actoren en productiefaciliteiten te traceren met het paspoort. Om de interoperabiliteit te waarborgen, moeten de unieke identificatiecodes voor marktdeelnemers en voor faciliteiten die zorgen voor traceerbaarheid in overeenstemming met internationaal erkende normen worden bekendgemaakt. De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan wijzigen door normen te vervangen of toe te voegen volgens welke unieke identificatiecodes voor marktdeelnemers en voor faciliteiten gezien de technische of wetenschappelijke vooruitgang openbaar kunnen worden gemaakt.

(31)De toegang tot digitale informatie over het product en de levenscyclus ervan, of in voorkomend geval het paspoort ervan, moet eenvoudig kunnen worden verkregen door het scannen van een gegevensdrager, zoals een watermerk of een Quick Response-code (QR-code). Waar mogelijk moet de gegevensdrager zich op het product zelf bevinden, zodat de informatie gedurende zijn gehele levenscyclus toegankelijk blijft. Er kunnen echter uitzonderingen worden gemaakt afhankelijk van de aard, de omvang of het gebruik van de desbetreffende producten.

(32)Om te waarborgen dat het productpaspoort flexibel en marktgestuurd is en zich net zo ontwikkelt als bedrijfsmodellen, markten en innovaties, moet het worden gebaseerd op een gedecentraliseerd datasysteem dat wordt opgezet en onderhouden door marktdeelnemers. Voor handhaving en toezicht kan het echter nodig zijn dat bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie direct toegang hebben tot een register van alle gegevensdragers en unieke identificatiecodes die zijn gekoppeld aan producten die in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn genomen.

(33)Om het productpaspoort doeltreffend uit te rollen, moeten het technisch ontwerp, de gegevensvereisten en de werking van het productpaspoort aan een reeks essentiële technische vereisten voldoen. Op basis van deze vereisten moet het productpaspoort in verschillende sectoren consistent worden gebruikt. Om te garanderen dat die essentiële vereisten doeltreffend worden uitgevoerd, moeten er technische specificaties worden vastgesteld in de vorm van geharmoniseerde normen waarnaar in het Publicatieblad wordt verwezen of, als alternatief, een door de Commissie vastgestelde gemeenschappelijke specificatie. Met het technisch ontwerp moet worden gewaarborgd dat de gegevens veilig en in overeenstemming met de privacyregels in het productpaspoort staan. Het digitale productpaspoort wordt in een open dialoog met internationale partners ontwikkeld, zodat in de technische specificaties rekening kan worden gehouden met hun standpunten, zij kunnen helpen om handelsbelemmeringen voor groenere producten weg te nemen en lagere kosten voor duurzame investeringen, marketing en naleving kunnen worden bewerkstelligd. De technische specificaties en de vereisten inzake traceerbaarheid in de hele waardeketen moeten om doeltreffend te worden uitgevoerd zoveel mogelijk worden ontwikkeld op basis van consensus en de betrokkenheid, steun en effectieve samenwerking van diverse actoren, waaronder normalisatie-instellingen, industriebonden, consumentenorganisaties, deskundigen, ngo’s en internationale partners, zoals ontwikkelingseconomieën.

(34)Om de handhaving van vereisten inzake ecologisch ontwerp te verbeteren, is het nodig dat bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie direct toegang hebben tot een registratie van alle gegevensdragers en unieke identificatiecodes die zijn gekoppeld aan producten die in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn genomen. Hiervoor moet de Commissie een productpaspoortregister opzetten en onderhouden waarin dergelijke gegevens worden opgeslagen. Wanneer dit nodig is om de handhaving verder te vergemakkelijken, moet de Commissie aangegeven welke andere informatie uit het productpaspoort eventueel in het register moet worden opgeslagen.

(35)Indien op grond van deze verordening persoonsgegevens worden verwerkt, moeten de toepasselijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen. De verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde nationale autoriteiten binnen de lidstaten moet conform Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 66 verlopen. De verwerking van persoonsgegevens door de Commissie moet overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 67 verlopen.

(36)Om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, is doeltreffende handhaving met betrekking tot in eigen land geproduceerde of ingevoerde producten die in de Unie in de handel zijn gebracht essentieel. Indien de Commissie een register heeft opgezet, moeten douaneautoriteiten daar derhalve rechtstreeks toegang toe hebben via de EU-éénloketomgeving voor de douane die is ingesteld bij Verordening (EU) …/…. De douane moet ervoor zorgen dat het kenmerk van een productpaspoort wordt vermeld in de douaneaangifte en dat dit kenmerk overeenkomt met een unieke productidentificatiecode die in het register is opgeslagen. Zo kan de douane verifiëren dat er een productpaspoort bestaat voor ingevoerde producten.

(37)Indien bepaalde informatie uit het productpaspoort niet alleen is opgeslagen op gegevensdragers en unieke identificatiecodes maar ook is opgeslagen in het register, moet de Commissie waar nodig bepalen dat douaneautoriteiten controleren of deze informatie overeenkomt met de douaneaangiften, zodat producten beter voldoen aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp en met inachtneming van de noodzaak om onevenredige lasten voor de douaneautoriteiten te voorkomen.

(38)Met de informatie uit het productpaspoort kunnen douaneautoriteiten het risicobeheer verbeteren en vergemakkelijken en zorgen voor beter gerichte grenscontroles. Derhalve moeten douaneautoriteiten de in het productpaspoort en het bijbehorende register opgenomen informatie kunnen inwinnen en gebruiken voor het uitvoeren van hun taken in overeenstemming met de Uniewetgeving, onder andere voor risicobeheer overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad 68 .

(39)Om consumenten aan te zetten tot duurzamere keuzes moeten etiketten, indien dit is bepaald in de gedelegeerde handelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, informatie bevatten waarmee producten doeltreffend kunnen worden vergeleken, zoals prestatieklassen. Vooral voor consumenten kunnen fysieke etiketten een extra informatiebron zijn op de plaats van verkoop. Consumenten kunnen hier snel op kijken om onderscheid tussen producten te maken op basis van hun prestaties in verband met een of meerdere productparameters. Bovendien moet via deze etiketten waar nodig toegang tot extra informatie kunnen worden verkregen, door middel van specifieke kenmerken als webadressen, dynamische QR-codes, koppelingen naar online etiketten of andere consumentgerichte middelen. De Commissie moet de effectiefste manier om dergelijke etiketten weer te geven, ook voor onlineverkoop op afstand, vermelden in de desbetreffende gedelegeerde handeling, met inachtneming van de gevolgen voor klanten en marktdeelnemers en de kenmerken van de desbetreffende producten. De Commissie kan ook vereisen dat het etiket op de verpakking van het product wordt afgedrukt.

(40)Verordening (EU) 2017/1369 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering is samen met deze verordening van toepassing op energiegerelateerde producten. Dit betekent dat energie-etiketten het belangrijkste instrument zijn voor het verstrekken van relevante informatie voor energiegerelateerde producten aan consumenten en dat de prestatieklassen die in deze verordening zijn vastgesteld waar nodig als aanvullende informatie moeten worden opgenomen op het etiket zoals vermeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2017/1369. Indien relevante informatie over de prestaties van een product met betrekking tot een productparameter niet als aanvullende informatie kan worden opgenomen op het energie-etiket dat op grond van Verordening (EU) 2017/1369 is vastgesteld voor het energiegerelateerde product, moet de Commissie beoordelen of er een etiket overeenkomstig deze verordening moet worden opgesteld, met inachtneming van de noodzaak om consumenten te informeren over de relevantste parameters voor het product en van de nadelen wat betreft het risico op verwarring bij het publiek en de buitensporige administratieve last voor marktdeelnemers.

(41)Consumenten moeten worden beschermd tegen misleidende informatie die hun keuzes voor duurzamere producten in de weg zouden kunnen staan. Daarom moet het worden verboden producten in de handel te brengen met een etiket dat de etiketten uit deze verordening nabootst.

(42)Om de doelstellingen uit de Europese Green Deal zo efficiënt mogelijk te behalen en de producten met de meeste impact als eerst aan te pakken, moet de Commissie de producten die op grond van deze verordening moeten worden gereguleerd en de hiervoor geldende vereisten prioriteren. Op basis van het proces dat is gevolgd voor de prioritering op grond van Richtlijn 2009/125/EG moet de Commissie een werkplan opstellen dat ten minste drie jaar bestrijkt en een lijst productgroepen bevat waarvoor zij gedelegeerde handelingen wil vaststellen, evenals de productaspecten waarvoor zij horizontaal toepasselijke gedelegeerde handelingen wil vaststellen. De Commissie moet haar prioritering baseren op een reeks criteria die voornamelijk betrekking hebben op de mogelijke bijdrage van de gedelegeerde handelingen aan de klimaat-, milieu- en energiedoelstellingen van de Unie en hun potentieel om de geselecteerde productaspecten te verbeteren zonder onevenredige kosten voor het publiek en marktdeelnemers. Gezien hun belang voor het behalen van de energiedoelstellingen van de Unie moeten de werkplannen voldoende acties in verband met energiegerelateerde producten bevatten. Lidstaten en belanghebbenden moeten bovendien worden geraadpleegd in het forum inzake ecologisch ontwerp. Vanwege de complementariteit tussen deze verordening en Verordening (EU) 2017/1369 voor energiegerelateerde producten moeten de tijdschema’s voor het werkplan op grond van deze verordening en het tijdschema van artikel 15 van Verordening (EU) 2017/1369 op elkaar worden afgestemd.

(43)In deze verordening moeten wat betreft bouwproducten uitsluitend vereisten voor eindproducten worden vastgesteld indien de verplichtingen van [de herziene bouwproductenverordening] en de uitvoering ervan waarschijnlijk niet toereikend zijn om de doelstellingen op het gebied van milieuduurzaamheid uit deze verordening te behalen. Bij het opstellen van werkplannen moet de Commissie er bovendien rekening mee houden dat [de herziene bouwproductenverordening] in navolging van de huidige praktijk voor energiegerelateerde producten die ook bouwproducten zijn voorrang moet verlenen aan duurzaamheidseisen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld. Dit zou bijvoorbeeld het geval moeten zijn voor verwarmingstoestellen, boilers, warmtepompen, toestellen voor water- en ruimteverwarming, ventilatoren, koel- en ventilatiesystemen en fotovoltaïsche producten (met uitzondering van fotovoltaïsche panelen). Indien nodig kan voor deze producten voornamelijk wat betreft veiligheidsaspecten complementair worden opgetreden uit hoofde van [de herziene bouwproductenverordening], waarbij ook rekening wordt gehouden met andere Uniewetgeving inzake producten zoals gastoestellen, laagspanning en machines.

(44)Teneinde zelfregulering te stimuleren als geldig alternatief voor een regelgevingsaanpak, moet de industrie in deze verordening, in navolging van Richtlijn 2009/125/EG, de mogelijkheid worden geboden zelfreguleringsmaatregelen in te dienen. De Commissie moet de door de industrie voorgestelde zelfreguleringsmaatregelen, samen met de door de ondertekenaars verstrekte informatie en bewijsmaterialen, onder meer beoordelen in het licht van de internationale handelsverplichtingen van de Unie en de noodzaak om coherentie met het Unierecht te waarborgen. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen en actualiseren van een handeling met daarin de zelfreguleringsmaatregelen die als geldige alternatieven voor een gedelegeerde handeling tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp worden beschouwd. Het is ook passend dat de Commissie, bijvoorbeeld met het oog op relevante technologische of marktontwikkelingen binnen de betrokken productgroep, om een herziene versie van de zelfreguleringsmaatregelen kan verzoeken wanneer zij dit nodig acht. Zodra een zelfreguleringsmaatregel is opgenomen in een uitvoeringshandeling, hebben marktdeelnemers een gewettigd vertrouwen dat de Commissie geen gedelegeerde handeling tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor deze specifieke productgroep zal vaststellen. Het is echter niet uitgesloten dat de Commissie voor de productaspecten die in die zelfreguleringsmaatregel niet aan de orde komen horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp vaststelt die ook gelden voor producten die onder een erkende zelfreguleringsmaatregel vallen. Indien de Commissie van mening is dat een zelfreguleringsmaatregel niet langer aan de criteria uit deze verordening voldoet, verwijdert zij deze uit de uitvoeringshandeling die de erkende zelfreguleringsmaatregelen bevat. Dientengevolge kunnen er vervolgens in overeenstemming met deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld voor de productgroepen die eerder aan bod kwamen in de zelfreguleringsmaatregel.

(45)Micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) zouden enorm kunnen profiteren van een stijgende vraag naar duurzame producten, maar zouden ook te maken kunnen krijgen met kosten en problemen met bepaalde vereisten. De lidstaten en de Commissie moeten binnen het gebied waarvoor zij verantwoordelijk zijn relevante informatie verstrekken, zorgen voor gerichte en gespecialiseerde opleiding en, onder andere op financieel gebied, specifieke hulp en ondersteuning bieden aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen die producten maken waarvoor vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld. Die verrichtingen hebben bijvoorbeeld betrekking op de berekening van de milieuvoetafdruk van producten en de technische uitvoering van het productpaspoort. De lidstaten moeten hun verrichtingen uitvoeren in overeenstemming met de geldende staatssteunregels.

(46)De vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen, zoals textiel en schoeisel, door marktdeelnemers is een wijdverspreid milieuprobleem in de hele Unie aan het worden, voornamelijk door toedoen van de snelle groei van de onlineverkoop. Dit brengt het verlies van waardevolle economische hulpbronnen met zich mee, daar de goederen worden geproduceerd en vervoerd en vervolgens worden vernietigd zonder voor het beoogde doel te zijn gebruikt. Het is derhalve voor de milieubescherming noodzakelijk dat in deze verordening een kader wordt vastgesteld om de vernietiging van niet-verkochte producten die overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad 69 hoofdzakelijk zijn bestemd voor consumenten te voorkomen, met inbegrip van producten die door een consument zijn teruggezonden op grond van zijn herroepingsrecht overeenkomstig Richtlijn (EU) 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad 70 . Met dit kader wordt het milieueffect van die producten verkleind, doordat minder afvalstoffen worden geproduceerd en overproductie wordt ontmoedigd. Gezien het feit dat verschillende lidstaten nationale wetgeving over de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen hebben ingevoerd, waardoor de marktverstoringen zijn opgetreden, zijn hierover bovendien geharmoniseerde regels nodig, zodat dezelfde regels en stimuleringsmaatregelen gelden voor distributeurs, detailhandelaren en andere marktdeelnemers in alle lidstaten.

(47)Om de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen te ontmoedigen en meer gegevens over deze praktijk te genereren, moet in deze verordening een transparantieverplichting worden ingevoerd voor marktdeelnemers die consumptiegoederen in de Unie bezitten, op basis waarvan zij informatie over het aantal niet-verkochte consumptiegoederen dat per jaar wordt verwijderd openbaar moeten maken. De marktdeelnemer moet het producttype of de productcategorie, de redenen voor verwijdering van de goederen en de levering ervan voor latere afvalverwerkingsverrichtingen vermelden. Hoewel marktdeelnemers zelf mogen bepalen hoe zij die informatie openbaar maken op een wijze die bij hun onderneming past, wordt het als beste praktijk beschouwd om de gevraagde informatie indien passend op te nemen in een publiekelijk beschikbare niet-financiële verklaring die is opgesteld in overeenstemming met artikel 19 bis van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad 71 .

(48)Indien de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen wijdverspreid is, moet om dit te voorkomen de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door de vernietiging van dergelijke producten te verbieden. Gezien het brede gamma aan producten dat mogelijk vernietigd kan worden zonder ooit te worden verkocht of gebruikt, is het noodzakelijk om deze bevoegdheid in deze verordening vast te stellen. Het verbod dat in de gedelegeerde handelingen is vastgesteld, moet echter gelden voor specifieke productgroepen die worden bepaald op basis van een beoordeling van de Commissie over de mate waarin de vernietiging van dergelijke producten in de praktijk plaatsvindt, met inachtneming van de informatie die marktdeelnemers eventueel openbaar hebben gemaakt. Om te waarborgen dat deze verplichting evenredig is, moet de Commissie specifieke vrijstellingen overwegen voor gevallen waarin het vernietigen van niet-verkochte consumptiegoederen toegestaan kan zijn, bijvoorbeeld met het oog op de volksgezondheid en de veiligheid. Voor het monitoren van de doeltreffendheid van dit verbod en het ontmoedigen van omzeiling, moeten marktdeelnemers openbaar maken hoeveel niet-verkochte consumptiegoederen zij op grond van geldende vrijstellingen vernietigen en wat de redenen hiervoor zijn. Om onnodige administratieve lasten voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te voorkomen, moeten zij worden vrijgesteld van de verplichting om hun verwijderde niet-verkochte producten openbaar te maken en van het verbod om in gedelegeerde handelingen vastgestelde specifieke productgroepen te verwijderen. Als er echter redelijk bewijs is dat micro-, kleine en middelgrote ondernemingen worden gebruikt om deze verplichtingen te omzeilen, moet de Commissie in die gedelegeerde handelingen voor bepaalde productgroepen kunnen vereisten dat deze verplichtingen ook voor deze ondernemingen gelden.

(49)Marktdeelnemers moeten verantwoordelijk zijn voor de overeenstemming van producten met de vereisten inzake ecologisch ontwerp in het kader van deze verordening in verband met hun respectieve rol in het toeleveringsketen, teneinde het vrije verkeer van die producten op de interne markt te waarborgen en deze duurzamer te maken. Marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen moeten passende maatregelen treffen om te waarborgen dat zij uitsluitend producten in de handel brengen die overeenstemmen met deze verordening en de uit hoofde daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen.

(50)De fabrikant, die op de hoogte is van de details van het ontwerp- en productieproces, is het best in staat om de conformiteitsbeoordelingsprocedure uit te voeren. De verplichting voor de conformiteitsbeoordeling moet daarom uitsluitend op de fabrikant blijven rusten.

(51)Om de werking van de interne markt te waarborgen, moet worden gegarandeerd dat producten uit derde landen die de Uniemarkt binnenkomen aan deze verordening en de uit hoofde daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen voldoen, ongeacht of deze worden ingevoerd als producten, onderdelen of tussenproducten. Er moet in het bijzonder worden verzekerd dat fabrikanten de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedures hebben uitgevoerd voor deze producten. Derhalve moet worden bepaald dat importeurs ervoor moeten zorgen dat de producten die zij in de handel brengen aan die vereisten voldoen en dat de CE-markering en de door de fabrikanten opgestelde documenten ter inspectie beschikbaar zijn voor de bevoegde nationale autoriteiten. Verder moet worden bepaald dat importeurs er indien nodig voor moeten zorgen dat er een productpaspoort beschikbaar is voor die producten.

(52)Wanneer importeurs een product in de handel brengen, moeten zij hierop hun naam, geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk en hun postadres vermelden, alsook in voorkomend geval een manier waarop op elektronische wijze contact met de importeur kan worden opgenomen. Er moet worden voorzien in uitzonderingen hierop wanneer dit door de omvang van het product niet mogelijk is. Een dergelijk geval is bijvoorbeeld wanneer de importeur de verpakking zou moeten openen om de naam en het adres op het product te vermelden of indien het product te klein is om deze informatie aan te brengen.

(53)Aangezien de distributeur een product op de markt aanbiedt nadat de fabrikant of importeur het in de handel heeft gebracht, moet hij de nodige zorgvuldigheid betrachten in verband met de geldende vereisten inzake ecologisch ontwerp. De distributeur moet er eveneens voor zorgen dat de wijze waarop hij met het product omgaat geen negatieve invloed heeft op de conformiteit ervan met de vereisten uit deze verordening of de op grond hiervan vastgestelde gedelegeerde handelingen.

(54)Omdat distributeurs en importeurs dicht bij de markt staan en belangrijk zijn voor het waarborgen van de productconformiteit, moeten zij worden betrokken bij de markttoezichttaken van de bevoegde nationale autoriteiten en moeten zij bereid zijn actief medewerking te verlenen door die autoriteiten alle nodige informatie over het desbetreffende product te verstrekken.

(55)Aangezien de handelaar een product voor verkoop, huur of huurkoop aanbiedt aan of uitstalt voor klanten of installateurs, moet hij garanderen dat zijn klanten effectieve toegang hebben tot de op grond van deze verordening vereiste informatie, ook in geval van onlineverkoop op afstand. In deze verordening moeten handelaars worden verplicht te waarborgen dat het productpaspoort toegankelijk is voor hun klanten en dat de etiketten duidelijk zijn getoond, in overeenstemming met de geldende vereisten. De handelaar moet elke keer dat het product te huur wordt aangeboden aan deze verplichting voldoen.

(56)Om de keuze voor duurzamere producten te vergemakkelijken, moeten vereiste etiketten duidelijk zichtbaar en herkenbaar worden getoond. Deze moeten herkenbaar zijn als het etiket dat bij het desbetreffende product hoort, zonder dat de klant de merknaam en het modelnummer op het etiket hoeft te lezen. Etiketten moeten de aandacht trekken van klanten die de getoonde producten uitzoeken. Om te waarborgen dat het etiket toegankelijk is voor klanten die een aankoop overwegen, moeten zowel de handelaar als de verantwoordelijke marktdeelnemer het etiket tonen als zij reclame voor het product maken, ook in geval van (online)verkoop op afstand.

(57)Elke importeur of distributeur die een product dat onder een uit hoofde van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling valt onder zijn eigen naam of handelsmerk in de handel brengt of een dergelijk product zodanig wijzigt dat de overeenstemming met deze verordening of met de relevante gedelegeerde handeling in het gedrang kan komen, moet als fabrikant worden beschouwd en moet de verplichtingen van de fabrikant overnemen.

(58)Elektronische marktplaatsen zijn cruciaal voor de toeleveringsketen, daar zij marktdeelnemers in staat stellen veel klanten te bereiken. Gezien hun belangrijke rol bij het bemiddelen in de verkoop van producten tussen marktdeelnemers en klanten, zouden elektronische marktplaatsen verantwoordelijkheid moeten nemen voor het aanpakken van de verkoop van producten die niet aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp voldoen en zouden zij moeten samenwerken met de markttoezichtautoriteiten. In Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad 72 zijn het algemene kader voor elektronische handel en bepaalde verplichtingen voor onlineplatformen vastgesteld. In Verordening […/…] betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG 73 worden de verantwoordelijkheid en de verantwoordingsplicht van online-aanbieders van tussenhandelsdiensten met betrekking tot illegale inhoud gereguleerd, met inbegrip van producten die niet aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp voldoen. Voortbouwend op dit algemene kader moeten er specifieke vereisten voor het aanpakken van de onlineverkoop van non-conforme producten worden ingevoerd.

(59)Het is essentieel dat elektronische marktplaatsen nauw samenwerken met de markttoezichtautoriteiten. Artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad 74 bevat de verplichting voor aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij om samen te werken met markttoezichtautoriteiten in verband met producten die onder die verordening vallen, met inbegrip van producten waarvoor vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld. Om de samenwerking verder te verbeteren en zo illegale inhoud in verband met non-conforme producten aan te pakken, moet deze verordening concrete verplichtingen bevatten om deze samenwerking in de praktijk te brengen met betrekking tot elektronische marktplaatsen. Markttoezichtautoriteiten verbeteren bijvoorbeeld voortdurend de technologische hulpmiddelen die zij voor onlinemarkttoezicht gebruiken om non-conforme producten die online worden verkocht te identificeren. Om deze hulpmiddelen te kunnen gebruiken, moeten elektronische marktplaatsen toegang verlenen tot hun interfaces. Bovendien kan het voor markttoezichtautoriteiten nodig zijn om gegevens van de elektronische marktplaatsen te scrapen.

(60)Op grond van artikel 14, lid 4, Verordening (EU) 2019/1020 hebben markttoezichtautoriteiten de bevoegdheid om, wanneer er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico weg te nemen, de verwijdering van inhoud in verband met non-conforme producten van een online-interface te gelasten of de expliciete vermelding te vereisen van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online-interface. De bevoegdheden die in artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1020 aan markttoezichtautoriteiten zijn toevertrouwd, zijn ook van toepassing op deze verordening. Voor doeltreffend markttoezicht in het kader van deze verordening en om te voorkomen dat er non-conforme producten aanwezig zijn op de markt van de Unie, moet deze bevoegdheid echter in alle noodzakelijke en evenredige gevallen gelden, ook voor producten die een minder ernstig risico inhouden. Deze bevoegdheid moet worden uitgeoefend in overeenstemming met [artikel 8] van de [wet inzake digitale diensten].

(61)Indien de traceerbaarheid van een product in de gehele toeleveringsketen wordt gewaarborgd, vergemakkelijkt dit de taak van de markttoezichtautoriteiten om marktdeelnemers te traceren die non-conforme producten in de handel hebben gebracht of op de markt hebben aangeboden. Marktdeelnemers moeten daarom worden verplicht de informatie over hun transacties gedurende een bepaalde periode te bewaren.

(62)Om de controle van de conformiteit van in de handel gebrachte producten te versnellen en te vergemakkelijken, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door verantwoordelijke marktdeelnemers te verplichten waar nodig specifieke delen van de technische documentatie digitaal beschikbaar stellen aan zowel de bevoegde autoriteiten als aan de Commissie. Dit zou bevoegde nationale autoriteiten in staat moeten stellen om zonder verzoek toegang tot deze informatie te verkrijgen, terwijl zij de bescherming van handelsgeheimen blijven garanderen. Enkele mogelijke manieren om deze informatie digitaal beschikbaar te stellen, zijn in principe een productpaspoort of de opname in het conformiteitsgedeelte van de productendatabank waarnaar wordt verwezen in Verordening (EU) 2017/1369 of op een website van de marktdeelnemer. Een dergelijke verplichting niet afdoen aan het recht van de bevoegde nationale autoriteiten om op verzoek toegang te krijgen tot andere delen van de technische documentatie.

(63)Om de marktpenetratie van relevante producten beter te kunnen inschatten, om betere informatie te verlenen aan onderzoeken die worden gebruikt voor het opstellen of actualiseren van vereisten inzake ecologisch ontwerp en werkplannen, en om het marktaandeel van specifieke productgroepen vast te stellen en zo de formulering of herziening van vereisten inzake ecologisch ontwerp te versnellen, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door de verzameling van adequate en betrouwbare gegevens over de verkoop van producten verplicht te stellen en toe te staan dat dergelijke gegevens door of namens de Commissie rechtstreeks worden verzameld van fabrikanten of detailhandelaren. Bij het vaststellen van regels inzake monitoring en verslaglegging, moet de Commissie rekening houden met de noodzaak om de beschikbare gegevens over marktpenetratie te maximaliseren en om de administratieve lasten voor marktdeelnemers tot een minimum te beperken.

(64)Voor het verbeteren van de toekomstige vereisten inzake ecologisch ontwerp en het vertrouwen van eindgebruikers bij het vaststellen en corrigeren van de energie in de gebruiksfase en andere prestatieparameters onder testomstandigheden en tijdens de echte werking, moet de Commissie toegang hebben tot het daadwerkelijke energieverbruik van producten in gebruik en indien van toepassing tot andere prestatieparameters. Daarvoor moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door voor individuele producten en wegvoertuigen te verplichten om hun energieverbruik tijdens het gebruik en andere relevante prestatieparameter te bepalen en deze aan de eindgebruiker te tonen. Voor met het internet verbonden producten moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door marktdeelnemers te verplichten dergelijke gegevens tijdens de gebruiksfase op afstand te verzamelen en hierover verslag aan de Commissie uit te brengen, daar dit essentieel is om te bepalen hoe de producten presteren en het publiek te informeren. Voor producten waarvan de prestaties tijdens de gebruiksfase ook aanzienlijk afhankelijk zijn van klimatologische of geografische omstandigheden, moet bovendien klimatologische of geografische informatie worden verzameld, geanonimiseerd en gemeld.

(65)Voor het waarborgen van de doeltreffende en geharmoniseerde toepassing van vereisten inzake ecologisch ontwerp die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, onder meer over aspecten zoals energieverbruik of -efficiëntie, duurzaamheid en betrouwbaarheid, en gerecyclede inhoud, moet de naleving van die vereisten worden gemeten met gebruik van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende, geavanceerde methoden. Gedelegeerde handelingen tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten moeten in principe de specificaties voor tests, metingen of berekeningen bevatten die nodig zijn om de naleving vast te stellen of te controleren. Bovendien moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door het gebruik van online-instrumenten waarbij toepasselijke berekeningsvoorschriften in aanmerking zijn genomen verplicht te stellen om de geharmoniseerde toepassing ervan te waarborgen.

(66)Om te garanderen dat de vereisten inzake ecologisch ontwerp hun beoogde effect hebben, moeten in deze verordening alomvattende en overkoepelende bepalingen uiteengezet worden die van toepassing zijn op alle producten die onder vereisten inzake ecologisch ontwerp vallen, waarbij het omzeilen van dergelijke vereisten wordt verboden. Derhalve moet elke praktijk die leidt tot een ongerechtvaardigde verandering van de prestatie van het product tijdens conformiteitsproeven of kort nadat het product in gebruik is genomen, wat resulteert in een verklaarde prestatie die niet overeenkomt met de daadwerkelijke prestatie van het product in de gebruiksfase, worden verboden.

(67)Indien van toepassing kan in gedelegeerde handelingen tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten worden verwezen naar het gebruik van normen om de naleving vast te stellen of te controleren. Om te waarborgen dat er geen belemmeringen voor de handel op de interne markt zijn, moeten dergelijke normen op Unieniveau worden geharmoniseerd. Zodra een verwijzing naar een dergelijke norm is vastgesteld in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad 75  en is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, moeten producten die in overeenstemming zijn met dergelijke normen, waarvoor op grond van deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld, worden geacht overeen te stemmen met die vereisten voor zover deze onder de desbetreffende geharmoniseerde normen vallen. Op dezelfde wijze moeten test-, meet- en berekeningsmethoden die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen, worden geacht in overeenstemming te zijn met de test-, meet- en berekeningsvoorschriften die zijn vastgesteld in de relevante gedelegeerde handelingen met vereisten inzake ecologisch ontwerp, voor zover die onder de desbetreffende geharmoniseerde normen vallen.

(68)Indien er geen geharmoniseerde normen zijn, moeten gemeenschappelijke specificaties als terugvaloplossing worden gebruikt om de fabrikant te helpen voldoen aan zijn verplichting de vereisten inzake ecologisch ontwerp na te leven, bijvoorbeeld als het normalisatieproces stilligt omdat belanghebbenden niet tot een consensus komen of er onnodige vertragingen optreden bij het opstellen van de geharmoniseerde norm. Dergelijke vertragingen kunnen bijvoorbeeld optreden als de vereiste kwaliteit niet wordt gerealiseerd. Bovendien moet deze oplossing kunnen worden ingezet indien de Commissie de referenties van de betrokken geharmoniseerde normen heeft beperkt of ingetrokken in overeenstemming met artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1025/2012. Indien de gemeenschappelijke specificaties worden nageleefd, geldt er eveneens een vermoeden van conformiteit.

(69)Om marktdeelnemers in staat te stellen aan te tonen dat op de markt aangeboden producten voldoen aan de op grond van deze verordening vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp en de bevoegde autoriteiten in staat te stellen dit te controleren, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door conformiteitsbeoordelingsprocedures vast te stellen die passen bij en evenredig zijn met de aard van het desbetreffende product en de gereguleerde productparameters. Om coherentie met andere Uniewetgeving te waarborgen, moeten de conformiteitsbeoordelingsprocedures worden gekozen uit de module voor interne productiecontrole uit deze verordening en de modules uit Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad 76 , uiteenlopend van de minst tot de meest stringente procedure. Om er verder voor te zorgen dat de toepasselijke module past bij en evenredig is met de aard van het desbetreffende product en de gereguleerde productparameters, moet de Commissie de gekozen module indien nodig aanpassen aan die aard.

(70)Fabrikanten moeten een EU-conformiteitsverklaring opstellen om informatie over de overeenstemming van producten met deze verordening te verschaffen. Fabrikanten kunnen ook op grond van andere Uniewetgeving verplicht zijn een EU-conformiteitsverklaring op te stellen. Om effectieve toegang tot informatie voor markttoezichtdoeleinden te waarborgen, moet voor alle Uniehandelingen één enkele EU-conformiteitsverklaring worden opgesteld. Ter vermindering van de administratieve lasten voor marktdeelnemers zou die EU-conformiteitsverklaring moeten kunnen bestaan uit een dossier van relevante afzonderlijke conformiteitsverklaringen.

(71)Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad 77  bevat regels voor de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, een kader voor het markttoezicht op producten en voor de controle van producten uit derde landen, en algemene beginselen van de CE-markering. Die verordening moet van toepassing zijn op de producten waarop deze verordening betrekking heeft, opdat producten die onder het vrije verkeer van goederen binnen de Unie vallen, voldoen aan vereisten die een hoog niveau van bescherming waarborgen van maatschappelijke belangen zoals volksgezondheid, veiligheid en het milieu. Indien er voor een product vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld, moet de CE-markering aangegeven dat het desbetreffende product conform deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp is, voor zover deze betrekking hebben op het product. In Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn algemene beginselen voor het gebruik van de CE-markering en de relatie daarvan tot andere markeringen vastgesteld. Gezien het feit dat op basis van deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld voor een breed gamma aan producten, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door alternatieve of specifiekere regels over de conformiteitsverklaring of conformiteitsmarkering in verband met vereisten inzake ecologisch ontwerp uiteen te zetten en zo coherentie met vereisten uit Uniewetgeving die van toepassing is op de desbetreffende producten te waarborgen, verwarring met andere markeringen of verklaringen te voorkomen en de administratieve last voor marktdeelnemers tot een minimum te beperken.

(72)In sommige conformiteitsbeoordelingsmodules uit Besluit nr. 768/2008/EG spelen conformiteitsbeoordelingsinstanties een rol. De lidstaten moeten deze instanties aanmelden bij de Commissie om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening.

(73)Om bij de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling een samenhangend kwaliteitsniveau te kunnen waarborgen, moeten vereisten worden vastgesteld voor de aanmeldende autoriteiten die betrokken zijn bij de beoordeling en aanmelding van en bij het toezicht op aangemelde instanties. Er moet in het bijzonder worden verzekerd dat de aanmeldende autoriteit objectief en onpartijdig is ten aanzien van haar activiteiten. Bovendien moeten aanmeldende autoriteiten verplicht zijn de informatie die zij verkrijgen vertrouwelijk te behandelen, en toch in staat zijn om informatie over aangemelde instanties uit te wisselen met nationale autoriteiten, de aanmeldende autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie om te zorgen voor consistentie in de conformiteitsbeoordeling. Om de bekwaamheid en onafhankelijkheid van aanvragende instanties effectief vast te stellen en te monitoren, moeten aanmeldende autoriteiten alleen de precieze juridische entiteit die om aanmelding verzoekt als basis nemen en de kwalificaties van moeder- of zusterondernemingen buiten beschouwing laten. Om dezelfde reden moeten zij aanvragende instanties ten aanzien van alle relevante vereisten en conformiteitsbeoordelingstaken beoordelen, op basis van geharmoniseerde normen voor de vereisten en taken die onder die normen vallen.

(74)Gezien hun centrale rol bij het waarborgen van de betrouwbaarheid van conformiteitsbeoordelingen in verband met vereisten inzake ecologisch ontwerp, is het essentieel dat aanmeldende autoriteiten over voldoende bekwame personeelsleden en toereikende financiering beschikken om hun taken naar behoren uit te voeren. Indien tijdens de uitvoering van deze verordening blijkt dat aanmeldende autoriteiten aangemelde instanties niet doeltreffend controleren en monitoren vanwege een gebrek aan bekwaam personeel, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vastleggen van een minimumaantal voltijdequivalenten waarover aanmeldende autoriteiten moeten beschikken, indien nodig gekoppeld aan specifieke conformiteitsbeoordelingstaken.

(75)Het is van belang dat alle aangemelde instanties hun werk op hetzelfde niveau en onder voorwaarde van gelijkwaardige mededinging en autonomie uitoefenen. Daarom moeten er vereisten worden vastgesteld voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die de status van aangemelde instantie willen verkrijgen om conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit te voeren. Die vereisten moeten van toepassing blijven om de bekwaamheid van de aangemelde instantie te behouden. Om haar autonomie te behouden, zijn de aangemelde instantie en het personeel dat zij in dienst heeft verplicht onafhankelijk te blijven van marktdeelnemers in de waardeketen van de producten waarvoor zij is aangemeld en van andere ondernemingen, met inbegrip van ondernemersorganisaties en moeder- en dochterondernemingen.

(76)Indien een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de in geharmoniseerde normen vastgelegde criteria, moet zij worden geacht te voldoen aan de overeenkomstige vereisten van deze verordening.

(77)Conformiteitsbeoordelingsinstanties besteden veelal een deel van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit of maken gebruik van een dochteronderneming. Om te waarborgen dat producten die in de Unie in de handel worden gebracht, voldoen aan vereisten inzake ecologisch ontwerp, moeten onderaannemers en dochterondernemingen bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken op grond van deze verordening aan dezelfde vereisten voldoen als aangemelde instanties.

(78)Om aanmeldende autoriteiten in staat te stellen de bekwaamheid en onafhankelijkheid van aanvragende instanties effectief vast te stellen en te monitoren, moeten die instanties autonoom zijn en blijven. Daarom moeten bepaalde activiteiten en besluitvormingsprocessen, zowel met betrekking tot de conformiteitsbeoordeling van producten als andere interne activiteiten van de aangemelde instantie, uitsluitend door de aangemelde instantie zelf worden uitgevoerd.

(79)Om het proces van het vaststellen en monitoren van de bekwaamheid en onafhankelijkheid van aanvragende instanties te vergemakkelijken, moeten aanvragende instanties een kwalificatiematrix opstellen en deze regelmatig bijwerken. In deze matrix worden het personeel en hun kwalificaties gekoppeld aan specifieke conformiteitsbeoordelingstaken, waardoor de aanmeldende autoriteit de toereikendheid van het personeel en de aanhoudende autonomie van de aangemelde instantie doeltreffender kan beoordelen.

(80)Omdat de diensten van aangemelde instanties in een lidstaat betrekking kunnen hebben op producten die op de gehele markt van de Unie worden aangeboden, moeten de andere lidstaten en de Commissie in staat worden gesteld bezwaar te maken tegen een aangemelde instantie. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om corrigerende maatregelen te nemen indien een aangemelde instantie niet of niet meer aan de vereisten van deze verordening voldoet.

(81)Voor het vergemakkelijken en versnellen van de conformiteitsbeoordelingsprocedure en om de gelijke behandeling van marktdeelnemers te waarborgen, is het cruciaal dat de aangemelde instanties de conformiteitsbeoordelingsprocedures consistent toepassen zonder onnodige lasten voor marktdeelnemers te creëren.

(82)Voordat het definitieve besluit over het verstrekken van een conformiteitsverklaring voor een product wordt genomen, moet de marktdeelnemer die dat product in de handel wil brengen slechts eenmalig de kans krijgen de relevante documentatie aan te vullen. Deze beperking is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat aangemelde instanties fabrikanten niet kunnen helpen bij het doorvoeren van veranderingen tot conformiteit is bereikt, omdat dit zou betekenen dat de geleverde dienst op een adviesdienst lijkt en in de praktijk het openbare belang van de taken van aangemelde instanties zou kunnen vervagen. Waar nodig moeten aangemelde instanties in staat zijn certificaten of goedkeuringsbesluiten te beperken, op te schorten of in te trekken.

(83)Om gevallen van non-conformiteit van aangemelde instanties, fabrikanten of producten eenvoudiger vast te stellen en op te lossen, moeten aangemelde instanties relevante informatie waarover zij beschikken proactief doorsturen naar aanmeldende autoriteiten of markttoezichtautoriteiten.

(84)Het is essentieel dat aangemelde instanties en markttoezichtautoriteiten, waaronder die van andere lidstaten, informatie efficiënt uitwisselen. Daarom moeten aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties ervoor zorgen dat er wordt gereageerd op verzoeken om informatie van markttoezichtautoriteiten.

(85)De Commissie moet passende coördinatie en samenwerking tussen aangemelde instanties mogelijk maken. Voor de geharmoniseerde toepassing van vereisten inzake ecologisch ontwerp, moeten aangemelde instanties mogelijke verschillen bespreken en coördineren. Zij hanteren daarbij documenten die zijn geproduceerd door de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde groep voor administratieve samenwerking van markttoezichtautoriteiten als algemene richtsnoeren.

(86)Om consumenten te stimuleren duurzamere keuzes te maken, voornamelijk wanneer duurzamere producten niet betaalbaar genoeg zijn, moet worden voorzien in regelingen zoals ecozegels en milieubelastingen. Indien lidstaten ervoor kiezen gebruik te maken van stimulansen voor het belonen van producten met de beste prestaties waarvoor in de gedelegeerde handelingen op grond van deze verordening prestatieklassen zijn vastgesteld, moeten zij dit doen door die stimulansen te richten op de hoogste twee prestatieklassen, tenzij in de desbetreffende gedelegeerde handeling anders is bepaald. Lidstaten mogen echter niet verbieden een product in de handel te brengen op basis van zijn prestatieklasse. Om dezelfde reden moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door verder te specificeren op welke productparameters of daaraan gerelateerde prestatieniveaus de stimulansen van lidstaten betrekking hebben indien er in de toepasselijke gedelegeerde handeling geen prestatieklasse is bepaald of indien er prestatieklassen in verband met meerdere productparameters zijn vastgesteld. De invoering van stimulansen van lidstaten mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de staatssteunregels van de Unie.

(87)Overheidsopdrachten zijn goed voor 14 % van het bbp van de Unie. Om bij te dragen aan de doelstelling voor het verwezenlijken van klimaatneutraliteit, het verbeteren van de energie- en hulpbronnenefficiëntie en de overgang naar een circulaire economie die de volksgezondheid en biodiversiteit beschermt, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij waar nodig aanbestedende diensten en entiteiten zoals gedefinieerd in Richtlijn 2014/24/EU 78 en Richtlijn 2014/25/EU 79 van het Europees Parlement en de Raad kan verplichten hun aanbesteding af te stemmen op specifieke criteria voor groene overheidsopdrachten of doelstellingen, die moeten worden vastgelegd in de gedelegeerde handelingen die op grond van deze verordening worden vastgesteld. De criteria of doelstellingen die in gedelegeerde handelingen voor specifieke productgroepen zijn vastgesteld, moeten niet alleen worden nageleefd indien deze producten rechtstreeks worden aangeschaft in overheidsopdrachten voor leveringen, maar ook in overheidsopdrachten voor werken en diensten indien deze producten worden gebruikt voor activiteiten die het onderwerp van die contracten vormen. In tegenstelling tot met een vrijwillige benadering, wordt er met verplichte criteria of doelstellingen gezorgd voor een optimaal hefboomeffect van overheidsuitgaven om de vraag naar beter presterende producten te stimuleren. De criteria moeten transparant, objectief en niet-discriminerend zijn.

(88)De doeltreffende handhaving van vereisten inzake ecologisch ontwerp is essentieel om gelijkwaardige mededinging op de Uniemarkt te garanderen en om ervoor te zorgen dat de verwachte voordelen en bijdrage aan het behalen van de klimaat-, energie- en circulariteitsdoelstellingen van de Unie worden verwezenlijkt. Daarom moet Verordening (EU) 2019/1020, waarin een horizontaal kader is vastgesteld voor markttoezicht en controle van producten die de markt van de Unie binnenkomen, van toepassing zijn op producten waarvoor uit hoofde van deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld, voor zover deze verordening geen specifieke bepalingen met hetzelfde doel, dezelfde aard of hetzelfde effect bevat. Om de problematische mate van non-conformiteit van producten die onder op grond van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde uitvoeringsmaatregelen vallen te verlagen, beter te voorkomen dat toekomstige vereisten inzake ecologisch ontwerp niet worden nageleefd, en rekening te houden met de bredere reikwijdte en de verhoogde ambitie van deze verordening in vergelijking met Richtlijn 2009/125/EG, moet deze verordening bovendien specifieke aanvullende regels bevatten ter aanvulling van het kader dat is gecreëerd in Verordening (EU) 2019/1020. Deze specifieke aanvullende regels moeten gericht zijn op de verdere planning, coördinatie en ondersteuning van de inspanningen van lidstaten en moeten de Commissie aanvullende instrumenten bieden om te waarborgen dat markttoezichtautoriteiten voldoende actie ondernemen om te voorkomen dat vereisten inzake ecologisch ontwerp niet worden nageleefd.

(89)Naast markttoezichtautoriteiten spelen ook douaneautoriteiten een belangrijke rol bij de handhaving van deze verordening met betrekking tot ingevoerde goederen en hiervoor kunnen zij zich baseren op Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad 80 .

(90)Om te waarborgen dat er op passende schaal controles in verband met vereisten inzake ecologisch ontwerp worden uitgevoerd, stellen de lidstaten een specifiek actieplan op met de producten of vereisten die in deze verordening als prioriteiten voor markttoezicht zijn geïdentificeerd en de geplande activiteiten om de non-conformiteit van relevante producten of met relevante vereisten inzake ecologisch ontwerp te beperken. Dit actieplan moet indien van toepassing deel uitmaken van de nationale strategieën voor markttoezicht van de lidstaten die zijn vastgesteld op grond van artikel 13 van Verordening (EU) 2019/1020.

(91)Prioriteiten voor markttoezicht op grond van deze verordening moeten worden geïdentificeerd op basis van objectieve criteria, zoals de waargenomen mate van niet-naleving of de milieueffecten van niet-naleving. De geplande activiteiten voor het aanpakken van die prioriteiten moeten op hun beurt evenredig zijn met de feiten die de aanleiding voor de prioritering vormen. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om te bepalen welke producten en vereisten lidstaten als prioriteiten voor markttoezicht moeten beschouwen in hun actieplannen voor het identificeren van prioriteiten voor markttoezicht op grond van deze verordening en de geplande activiteiten voor het beperken van de niet-naleving.

(92)Indien er ondanks de verbeterde planning, coördinatie en ondersteuning uit deze verordening een problematische mate van niet-naleving van de vereisten inzake ecologisch ontwerp wordt waargenomen, moet de Commissie kunnen optreden om te waarborgen dat markttoezichtautoriteiten op passende schaal controles uitvoeren. Om de doeltreffende handhaving van vereisten inzake ecologisch ontwerp zeker te stellen, moet derhalve de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij voor specifieke producten of vereisten een minimumaantal uit te voeren controles kan vastleggen. Deze bevoegdheid vormt een aanvulling op de bevoegdheidsdelegatie van artikel 11, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1020.

(93)De Commissie moet op basis van gegevens uit het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht een verslag opstellen met informatie over de aard van en het aantal controles dat gedurende de twee voorgaande kalenderjaren is uitgevoerd, over de geconstateerde mate van niet-naleving en over de aard en zwaarte van de boetes die voor deze kalenderjaren zijn opgelegd met betrekking tot vereisten inzake ecologisch ontwerp. In de verslagen moeten de activiteiten van de lidstaten worden vergeleken met de geplande activiteiten en indicatieve benchmarks voor markttoezichtautoriteiten.

(94)Om de coördinatie van markttoezichtautoriteiten nog verder te verbeteren, moet de groep voor administratieve samenwerking (ADCO) die is opgezet op grond van Verordening (EU) 2019/1020 voor het vaststellen van de producten of vereisten die op grond van deze verordening als prioriteiten voor markttoezicht worden geïdentificeerd en de geplande activiteiten om de niet-naleving te beperken, regelmatig bijeenkomen en gemeenschappelijke prioriteiten voor markttoezicht waarmee rekening moet worden gehouden in de actieplannen van de lidstaten, prioriteiten voor steun van de Unie en vereisten inzake ecologisch ontwerp die verschillend worden geïnterpreteerd met marktverstoring tot gevolg, identificeren.

(95)Voor het ondersteunen van de inspanningen van lidstaten om ervoor te zorgen dat er voldoende actie wordt ondernomen om niet-naleving van vereisten inzake ecologisch ontwerp te voorkomen, moet de Commissie waar nodig gebruikmaken van de steunmaatregelen uit Verordening (EU) 2019/1020. De Commissie moet projecten betreffende gemeenschappelijk markttoezicht en testprojecten op gebieden van algemeen belang, gemeenschappelijke investeringen in capaciteit voor markttoezicht en gemeenschappelijke opleidingen voor het personeel van markttoezichtautoriteiten, aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties organiseren en waar nodig financieren. Bovendien moet de Commissie indien nodig richtsnoeren opstellen voor de wijze waarop vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten worden toegepast en gehandhaafd om de geharmoniseerde toepassing ervan te waarborgen.

(96)Producten mogen uitsluitend in de handel worden gebracht als zij geen risico inhouden. Om producten beter af te stemmen op de specifieke aard van vereisten inzake ecologisch ontwerp en te waarborgen dat markttoezichtactiviteiten zijn gericht op de niet-naleving van die vereisten, moet een product dat een risico inhoudt voor de toepassing van deze verordening worden gedefinieerd als een product dat negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu of andere maatschappelijke belangen die door de desbetreffende vereisten worden beschermd, door niet-naleving van een vereiste inzake ecologisch ontwerp of omdat een verantwoordelijke marktdeelnemer niet aan een vereiste inzake ecologisch ontwerp voldoet. Deze specifiekere definitie moet worden gehanteerd bij de toepassing van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EU) 2019/1020.

(97)Er moet een procedure bestaan om belanghebbenden te informeren over voorgenomen maatregelen tegen producten die een risico inhouden. Deze procedure moet ook markttoezichtautoriteiten in de lidstaten in staat stellen samen met de betrokken marktdeelnemers eerder tegen dergelijke producten op te treden. Daarom moet de vrijwaringsclausule die op dit moment is opgenomen in Richtlijn 2009/125/EG worden bijgewerkt en afgestemd op de vrijwaringsprocedures uit andere harmonisatiewetgeving van de Unie en uit Besluit nr. 768/2008. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om te bepalen of nationale maatregelen met betrekking tot non-conforme producten al dan niet gerechtvaardigd zijn.

(98)De markttoezichtautoriteiten moeten het recht hebben te vereisten dat marktdeelnemers corrigerende maatregelen treffen op basis van bevindingen dat een product niet voldoet aan vereisten inzake ecologisch ontwerp of dat de marktdeelnemer de regels voor het in de handel brengen of op de markt aanbieden van producten of andere regels die voor hem gelden, heeft overtreden.

(99)Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 290 VWEU, is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, tot passende raadpleging overgaat in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 81 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(100)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor: a) het bepalen van de uitvoeringsregelingen voor de verbinding van het register waarnaar wordt verwezen in artikel 12 en het EU-douane-éénloketsysteem voor de uitwisseling van certificaten; b) het instellen van gemeenschappelijke vereisten voor de opmaak van etiketten; c) het vaststellen van een lijst van zelfreguleringsmaatregelen die zijn vastgesteld als geldige alternatieven voor een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling; d) het bepalen van het formaat voor de bekendmaking van niet-verkochte consumptiegoederen die zijn verwijderd; e) het vastleggen, wijzigen of intrekken van gemeenschappelijke specificaties voor vereisten inzake ecologisch ontwerp, de essentiële vereisten voor productpaspoorten of voor test-, meet- of berekeningsmethoden; f) het vastleggen van een minimumaantal voltijdequivalenten dat als toereikend wordt beschouwd voor een passend toezicht op aangemelde instanties; g) het vereisen dat een lidstaat corrigerende maatregelen treft, en zo nodig de aanmelding intrekken, voor non-conforme aangemelde instanties; h) het opstellen van een lijst van de producten of vereisten die de lidstaten ten minste als prioriteiten voor markttoezicht moeten beschouwen, en i) het besluiten op grond van de vrijwaringsprocedure van de Unie of een nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 82 .

(101)Om het vertrouwen in in de handel gebrachte producten te verbeteren, met name wat betreft het voldoen aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp ervan, moet het publiek zeker weten dat er sancties worden opgelegd aan marktdeelnemers die non-conforme producten in de handel brengen. De lidstaten moeten in hun nationaal recht daarom in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voorzien ter bestraffing van de niet-naleving van deze verordening.

(102)De Commissie moet een evaluatie van deze verordening uitvoeren. Overeenkomstig punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven, moet die evaluatie worden uitgevoerd op basis van de vijf criteria doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde van de EU, en vormt die evaluatie de basis voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. De Commissie moet een verslag over de uitvoering van deze verordening en de gevolgen ervan voor de milieuduurzaamheid van producten en de werking van de interne markt indienen bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Indien nodig moet bij het verslag een voorstel voor de wijziging van relevante bepalingen van deze verordening worden gevoegd.

(103)Vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten op een zo breed mogelijk gamma aan producten van toepassing zijn, en niet uitsluitend op energiegerelateerde producten, en de definitie ervan moet zo worden verbreed dat deze betrekking heeft op alle aspecten van circulariteit. Bovendien moet deze verordening worden afgestemd op het nieuwe wetgevingskader uit Verordening (EG) nr. 765/2008/EG en Besluit nr. 768/2008/EG en moeten de bepalingen in verband met markttoezicht worden verbeterd. Richtlijn 2009/125/EG moet daarom worden vervangen. Om vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening rechtszekerheid voor alle marktdeelnemers te waarborgen en gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijven die op de interne markt actief zijn te garanderen, moeten de bepalingen over transparantieverplichtingen in verband met het verwijderen van niet-verkochte consumptiegoederen, omzeiling en markttoezicht uniform van toepassing zijn op alle marktdeelnemers in de Unie. Richtlijn 2009/125/EG moet daarom worden vervangen door een verordening.

(104)Om rechtszekerheid en continuïteit te garanderen voor producten die in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn genomen in overeenstemming met uitvoeringsmaatregelen die op grond van Richtlijn 2009/125/EG zijn vastgesteld, in de versie die op de datum van toepassing van deze verordening van toepassing is, blijven die maatregelen na die datum van kracht totdat deze bij een uit hoofde van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling worden ingetrokken. Om dezelfde redenen moet een aantal bepalingen uit Richtlijn 2009/125/EG van kracht blijven bij de toepassing van deze uitvoeringsmaatregelen. Dit geldt voornamelijk voor bepalingen uit Richtlijn 2009/125/EG waarbij middelen voor het vervoer van personen of goederen worden uitgesloten van het toepassingsgebied, definities worden vastgesteld die relevant zijn voor uitvoeringsmaatregelen, verantwoordelijkheden van marktdeelnemers in verband met in de handel gebrachte producten worden vastgesteld, de bijzonderheden van de relevante conformiteitsbeoordelingsprocedures en de EG-conformiteitsverklaring worden gespecificeerd, een vermoeden van overeenstemming voor producten met de EU-milieukeur wordt vastgesteld en de nodige handelingen in verband met geharmoniseerde standaarden mogelijk worden gemaakt. Gelet op het belang van het waarborgen van het vrije verkeer van goederen, het uitbannen van praktijken die de prestaties van producten op illegale wijze veranderen om een gunstiger resultaat te verkrijgen en het garanderen van de goede handhaving van vereisten inzake ecologisch ontwerp, moeten relevante bepalingen uit deze verordening van toepassing zijn op energiegerelateerde producten die op grond van uitvoeringshandelingen uit hoofde van Richtlijn 2009/125/EG in de handel worden gebracht.

(105)Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de verbetering van de milieuduurzaamheid van producten en de waarborging van het vrije verkeer van producten waarvoor vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld op de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, uitsluitend op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals bedoeld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van deze doelstelling,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I — Algemene bepalingen

Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied

1.Bij deze verordening wordt een kader vastgesteld om de milieuduurzaamheid van producten te verbeteren en het vrije verkeer van producten binnen de interne markt te waarborgen door vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen waaraan producten moeten voldoen om in de handel te worden gebracht of in gebruik te worden genomen. Deze vereisten inzake ecologisch ontwerp, die de Commissie verder zal uitwerken in gedelegeerde handelingen, hebben betrekking op:

a)de duurzaamheid en betrouwbaarheid van producten;

b)de herbruikbaarheid van producten;

c)de verbeterbaarheid, de repareerbaarheid, het onderhoud en het opknappen van producten;

d)de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten;

e)de energie- en hulpbronnenefficiëntie;

f)het gehalte aan gerecycled materiaal in producten;

g)de herproductie en recycling van producten;

h)de koolstof- en ecologische voetafdrukken van producten;

i)de hoeveelheid afvalstoffen die producten naar verwachting produceren.

Bij deze verordening wordt ook een digitaal productpaspoort (hierna “het productpaspoort”) ingevoerd, wordt voorzien in de vaststelling van verplichte criteria inzake groene overheidsopdrachten en wordt een kader gecreëerd om te voorkomen dat niet-verkochte consumptiegoederen worden vernietigd.

2.Deze verordening is van toepassing op alle fysieke goederen die in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen, met inbegrip van onderdelen en tussenproducten. Zij is echter niet van toepassing op:

a)levensmiddelen zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002;

b)diervoeders zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Verordening (EG) nr. 178/2002;

c)geneesmiddelen voor menselijk gebruik zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 2, van Richtlijn 2001/83/EG;

d)diergeneesmiddelen zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) 2019/6;

e)levende planten, dieren en micro-organismen;

f)producten van menselijke oorsprong;

g)producten van planten en dieren, rechtstreeks verband houdend met toekomstige vermeerdering ervan.

Artikel 2
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)“product”: elk fysiek goed dat in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen;

2)“onderdeel”: product dat bedoeld is om in een ander product te worden ingebouwd;

3)“tussenproduct”: product dat verdere vervaardiging of verwerking behoeft, zoals menging, coating of assemblage, om het geschikt te maken voor eindgebruikers;

4)“energiegerelateerd product”: elk product dat tijdens het gebruik een effect heeft op het energieverbruik;

5)“productgroep”: reeks producten die soortgelijke doeleinden hebben en vergelijkbaar zijn in termen van gebruik, of functionele eigenschappen en die vergelijkbaar zijn in termen van perceptie van de consument;

6)“ecologisch ontwerp”: integratie van overwegingen inzake ecologische duurzaamheid in de kenmerken van een product en de processen die in de hele waardeketen van het product plaatsvinden;

7)“vereiste inzake ecologisch ontwerp”: prestatie- of informatievereiste die bedoeld is om een product ecologisch duurzamer te maken;

8)“prestatievereiste”: al dan niet kwantitatieve vereiste voor of in verband met een product om voor een in bijlage I vermelde productparameter een bepaald prestatieniveau te bereiken;

9)“informatievereiste”: verplichting een product vergezeld te laten gaan van de in artikel 7, lid 2, gespecificeerde informatie;

10)“toeleveringsketen”: alle upstreamactiviteiten en -processen in de waardeketen van het product, totdat het product de eindgebruiker bereikt; 

11)“waardeketen”: alle activiteiten en processen die deel uitmaken van de levenscyclus van een product en de eventuele herproductie ervan;

12)“levenscyclus”: de opeenvolgende en onderling met elkaar verbonden stadia gedurende de levensduur van een product, te weten de verwerving van grondstoffen of de opwekking daarvan uit natuurlijke hulpbronnen, de voorbehandeling, de opslag, de distributie, de installatie, het gebruik, het onderhoud, de reparatie, het upgraden, het opknappen, het hergebruik, en het einde van de levensduur;

13)“einde van de levensduur”: stadium van de levenscyclus dat begint als een product wordt verwijderd en eindigt als het product als afvalproduct aan de natuur wordt teruggegeven of in de levenscyclus van een ander product terechtkomt; 

14)“milieueffect”: elke negatieve of positieve verandering in het milieu die geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een product tijdens de levenscyclus ervan;

15)“prestatieklasse”: bereik van prestatieniveaus in verband met een of meer in bijlage I vermelde productparameters, in opeenvolgende stappen om productdifferentiatie mogelijk te maken;

16)herproductie”: industrieel proces waarin een product wordt geproduceerd van voorwerpen die afval, producten of onderdelen zijn en waarin ten minste een wijziging is aangebracht die van invloed is op de veiligheid, de prestatie, het doel of de soort van het product dat doorgaans met een commerciële garantie in de handel wordt gebracht; 

17)“upgraden”: verbeteren van de functionaliteit, prestatie, capaciteit of esthetiek van een product;

18)“opknappen”: voorbereiden of wijzigen van een voorwerp dat afval of een product is, om de prestaties of functionaliteit daarvan, binnen het beoogde gebruik en het prestatie- en onderhoudsbereik zoals tijdens de ontwerpfase bedoeld, te herstellen of om aan de geldende technische normen of regelgevingsvereisten te voldoen, met de vervaardiging van een volledig functioneel product tot gevolg;

19)“onderhoud”: handeling die wordt uitgevoerd om een product in een staat te houden waarin het naar behoren kan functioneren;

20)“reparatie”: een gebrekkig product of afval terugbrengen in een staat waarin het geschikt is voor het beoogde gebruik ervan;

21)duurzaamheid”: vermogen van een product om onder gespecificeerde gebruiks-, onderhouds- en reparatievoorwaarden naar behoren te functioneren tot een beperkende gebeurtenis dit verhindert;

22)betrouwbaarheid”: waarschijnlijkheid dat een product onder bepaalde omstandigheden gedurende een bepaalde tijd zonder beperkende gebeurtenis naar behoren functioneert;

23)“milieuvoetafdruk”: kwantificering van de milieueffecten van een product, in verband met één milieueffectcategorie of een geaggregeerde reeks effectcategorieën, op basis van de milieuvoetafdrukmethode;

24)“milieuvoetafdrukmethode”: beoordelingsmethode van de levenscyclus om de milieueffecten van producten te kwantificeren als vastgesteld in Aanbeveling (EU) 2021/2279;

25)koolstofvoetafdruk”: totaal aan broeikasgasemissies en broeikasgasverwijderingen in een productsysteem, uitgedrukt in CO2-equivalent en gebaseerd op een levenscyclusbeoordeling, waarbij alleen gebruik wordt gemaakt van de effectcategorie “klimaatverandering”;

26)“overheidsopdracht”: overheidsopdracht zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Richtlijn 2014/24/EU;

27)“stof”: stof zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

28)“zorgwekkende stof”: stof die:

a)voldoet aan de criteria van artikel 57 en wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, of

b)in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 is ingedeeld in een van de volgende gevarencategorieën: 

kankerverwekkend van de categorieën 1 en 2;

mutageniteit in geslachtscellen van de categorieën 1 en 2;

voortplantingstoxiciteit van de categorieën 1 en 2, [in de loop van de wetgevingsprocedure toevoegen zodra Verordening (EG) nr. 1272/2008 deze gevarenklassen bevat: persistent, bioaccumulerend en toxisch (PBT), zeer persistent en zeer bioaccumulerend (zPzB); persistent, mobiel en toxisch (PMT), zeer persistent en zeer mobiel (zPzM); hormoonontregelend];

sensibilisatie van de luchtwegen van categorie 1;

sensibilisatie van de huid van categorie 1;

chronisch gevaar voor het aquatisch milieu van categorieën 1 t/m 4;

gevaarlijk voor de ozonlaag;

specifieke doelorgaantoxiciteit — herhaalde blootstelling van de categorieën 1 en 2;

specifieke doelorgaantoxiciteit — eenmalige blootstelling van de categorieën 1 en 2, of

c)een negatieve invloed heeft op het hergebruik en de recycling van materialen in het product waarin de stof aanwezig is;

29)“productpaspoort”: gegevensreeks die bij een product hoort, de informatie bevat die is gespecificeerd in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling, en overeenkomstig hoofdstuk III elektronisch toegankelijk is via een gegevensdrager;

30)“gegevensdrager”: streepjescode, tweedimensionaal symbool of ander medium voor het automatisch identificeren en lezen van gegevens dat met een apparaat kan worden afgelezen;

31)“unieke productidentificatiecode”: unieke reeks tekens voor de identificatie van producten waarmee het ook mogelijk is een weblink naar het productpaspoort te maken;

32)“unieke identificatiecode voor marktdeelnemers”: unieke reeks tekens voor de identificatie van actoren die betrokken zijn bij de waardeketen van producten;

33)“unieke identificatiecode voor faciliteiten”: unieke reeks tekens voor de identificatie van locaties of gebouwen die betrokken zijn bij de waardeketen van een product of worden gebruikt door actoren die betrokken zijn bij de waardeketen van een product;

34)“verwerking”: verwerking zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EU) 2018/1807;

35)“vernietiging”: het opzettelijk beschadigen of verwijderen van een product als afval, met uitzondering van verwijdering met als enige doel het afleveren van een product ter voorbereiding voor hergebruik of herproductie;

36)“consumptiegoed”: product dat geen onderdeel of tussenproduct is en dat hoofdzakelijk bestemd is voor consumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn (EU) 2019/771;

37)“niet-verkocht consumptiegoed”: consumptiegoed dat niet is verkocht of door een consument is teruggezonden op grond van zijn herroepingsrecht overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2011/83/EU;

38)“zelfreguleringsmaatregel”: vrijwillige overeenkomst of gedragscode die industriesectoren op eigen initiatief hebben gesloten en die zij moeten handhaven;

39)“op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

40)“in de handel brengen”: een product voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden;

41)“ingebruikneming”: eerste gebruik van een product in de Unie, overeenkomstig het gebruiksdoel;

42)“fabrikant”: natuurlijke of rechtspersoon die een product vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen en het onder zijn naam of handelsmerk verhandelt, of, indien een dergelijke persoon of importeur ontbreekt, een natuurlijke of rechtspersoon die een product in de handel brengt en/of in gebruik neemt;

43)“gemachtigde vertegenwoordiger”: in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen in verband met de verplichtingen van de fabrikant uit hoofde van deze verordening;

44)“importeur”: in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die een product uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

45)“distributeur”: natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, anders dan de fabrikant of de importeur, die een product op de markt aanbiedt;

46)“marktdeelnemer”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur, de distributeur, de handelaar en de fulfilmentdienstverlener;

47)“technische specificatie”: document waarin wordt voorgeschreven aan welke technische vereisten een product, een proces of een dienst moet voldoen;

48)“geharmoniseerde norm”: norm zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

49)“CE-markering”: markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het desbetreffende product in overeenstemming is met alle toepasselijke vereisten van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet;

50)“accreditatie”: accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

51)“nationale accreditatie-instantie”: nationale accreditatie-instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

52)“conformiteitsbeoordeling”: proces waarmee wordt aangetoond of voldaan is aan de vereisten die zijn vastgesteld in de relevante uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

53)“conformiteitsbeoordelingsinstantie”: instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals ijken, testen, certificeren en inspecteren;

54)“aangemelde instantie”: conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig hoofdstuk IX van deze verordening is aangemeld;

55)“onlinemarktplaats”: aanbieder van een tussenhandelsdienst die gebruikmaakt van software, bijvoorbeeld een website, een deel van een website of een applicatie, waarmee consumenten in staat worden gesteld om op afstand overeenkomsten te sluiten met marktdeelnemers voor de verkoop van producten die onder de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vallen;

56)“handelaar”: detailhandelaar of andere natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van een commerciële activiteit, al dan niet tegen betaling, producten aan klanten voor verkoop, huur of huurkoop aanbiedt, of voor hen uitstalt;

57)“verkoop op afstand”: het online of via een andere methode voor verkoop op afstand aanbieden van producten voor verkoop, huur of huurkoop, waarbij de potentiële klant geen fysieke toegang tot het aangeboden product heeft;

58)“product dat een risico inhoudt”: product dat, door niet te voldoen aan een andere vereiste dan de in artikel 65, lid 1, vermelde vereisten die is vastgesteld in of uit hoofde van deze verordening, negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu of andere maatschappelijke belangen die met de desbetreffende vereiste worden beschermd;

59)“product dat een ernstig risico inhoudt”: product dat een risico inhoudt waarvoor de markttoezichtautoriteiten gezien de mate van de desbetreffende niet-naleving of de hiermee samenhangende schade op basis van een beoordeling worden geacht snel te moeten ingrijpen, ook indien de gevolgen van de niet-naleving zich niet onmiddellijk voordoen.

Daarnaast zijn de definities van “afvalstof”, “gevaarlijke afvalstof”, “hergebruik”, “nuttige toepassing”, “voorbereiding voor hergebruik” en “recycling” van artikel 3, punten 1, 2, 13, 15, 16 en 17, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad 83 van toepassing.

De definities van “markttoezicht”, “markttoezichtautoriteit”, “fulfilmentdienstverlener”, “online interface”, “corrigerende maatregel”, “eindgebruiker”, “terugroepen”, “uit de handel nemen”, “douaneautoriteiten” en “in het vrije verkeer brengen” van artikel 3, punten 3, 4, 11, 15, 16, 21, 22, 23, 24 en 25, van Verordening (EU) 2019/1020 zijn eveneens van toepassing.

De definities van “kleine, middelgrote en micro-ondernemingen”, “kleine ondernemingen” en “micro-ondernemingen” van artikel 2, leden 1, 2 en 3, van bijlage I bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 84 zijn eveneens van toepassing.

Artikel 3
Vrij verkeer

1.Producten worden uitsluitend in de handel gebracht of in gebruik genomen indien deze voldoen aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp uit de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen die van toepassing zijn op die producten.

2.De lidstaten mogen het in de handel brengen of in gebruik nemen van producten die voldoen aan de prestatievereisten van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen niet verbieden, beperken of belemmeren vanwege de niet-naleving van nationale prestatievereisten in verband met productparameters zoals bedoeld in bijlage I, die worden bestreken door de prestatievereisten die in dergelijke gedelegeerde handelingen zijn opgenomen.

De lidstaten mogen het in de handel brengen of in gebruik nemen van producten die voldoen aan de informatievereisten van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen niet verbieden, beperken of belemmeren vanwege de niet-naleving van nationale informatievereisten in verband met de in bijlage I vermelde productparameters, die worden bestreken door de informatievereisten die in dergelijke gedelegeerde handelingen zijn opgenomen.

3.Lid 2 weerhoudt lidstaten er niet van om overeenkomstig artikel 4, lid 1, en artikel 8 van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad 85 minimumvereisten voor de energieprestatie, respectievelijk systeemvereisten vast te stellen.

4.De lidstaten mogen het in de handel brengen of in gebruik nemen van producten niet verbieden, beperken of belemmeren vanwege de niet-naleving van nationale vereisten in verband met de in bijlage I vermelde productparameters waarvoor in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling is bepaald dat er geen prestatievereisten, geen informatievereisten of noch prestatie- noch informatievereisten nodig zijn.

5.De lidstaten verhinderen niet dat op beurzen, exposities en vergelijkbare evenementen producten tentoon worden gesteld die niet voldoen aan uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, mits op een zichtbaar en duidelijk is aangegeven dat zij hier niet aan voldoen en niet te koop zijn voordat zij hiermee in overeenstemming zijn gebracht.

Hoofdstuk II — Vereisten inzake ecologisch ontwerp

Artikel 4
Bevoegdheden om gedelegeerde handelingen vast te stellen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 66 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor of in verband met producten en zo de ecologische duurzaamheid van die producten te verbeteren. Deze vereisten moeten de in bijlage VI vermelde elementen omvatten en worden vastgesteld in overeenstemming met de artikelen 5, 6 en 7 en hoofdstuk III. De bevoegdheid om vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen, omvat de bevoegdheid om te bepalen dat er voor bepaalde in bijlage I bedoelde productparameters geen prestatievereisten, geen informatievereisten of noch prestatie- noch informatievereisten nodig zijn.

Wanneer de Commissie de vereisten inzake ecologisch ontwerp bij de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen vaststelt, vult zij deze verordening ook aan door overeenkomstig artikel 36 aan te geven welke modules van bijlage IV bij deze verordening en bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn, met de aanpassingen die gezien het product of de desbetreffende vereisten inzake ecologisch ontwerp noodzakelijk zijn.

Bij in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen kan deze verordening ook worden aangevuld door:

a)fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs te verplichten delen van de technische documentatie met betrekking tot het betrokken product zonder verzoek digitaal beschikbaar te stellen aan de Commissie of markttoezichtautoriten, overeenkomstig artikel 30, lid 3;

b)fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs te verplichten om de Commissie informatie te doen toekomen over de hoeveelheid van een onder die gedelegeerde handelingen vallend product dat in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen, overeenkomstig artikel 31, lid 1;

c)te vereisen dat producten die in de handel worden gebracht tijdens het gebruik ervan hun energieverbruik of prestaties met betrekking tot andere relevante productparameters als bedoeld in bijlage I kunnen meten, overeenkomstig artikel 31, lid 2;

d)fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs te verplichten de in punt c) bedoelde gegevens tijdens het gebruik te verzamelen, te anonimiseren of aan de Commissie te melden, overeenkomstig artikel 31, lid 3;

e)te vereisen dat er voor het berekenen van de prestaties van een product met betrekking tot een in bijlage I bedoelde productparameter online-instrumenten worden gebruikt, overeenkomstig artikel 32, lid 2;

f)alternatieve regels vast te stellen inzake de conformiteitsverklaring of markeringen waaruit in afwijking van de artikelen 37 en 39 conformiteit met de vereisten inzake ecologisch ontwerp blijkt, overeenkomstig artikel 40;

g)regels vast te stellen voor stimulansen van de lidstaten, overeenkomstig artikel 57;

h)vereisten voor overheidsopdrachten vast te stellen, met inbegrip van de uitvoering van, het toezicht op en de verslaglegging over die vereisten door de lidstaten. Die vereisten worden gebaseerd op de in bijlage I vermelde productparameters en worden vastgesteld overeenkomstig artikel 58.

Artikel 5
Vereisten inzake ecologisch ontwerp

1.De Commissie stelt, op een wijze die past bij de desbetreffende productgroepen en naar behoren rekening houdend met alle stadia van hun levenscyclus, vereisten inzake ecologisch ontwerp vast om de volgende productaspecten te verbeteren:

a)duurzaamheid;

b)betrouwbaarheid;

c)herbruikbaarheid;

d)verbeterbaarheid;

e)repareerbaarheid;

f)mogelijkheden voor onderhoud en opknappen;

g)aanwezigheid van zorgwekkende stoffen;

h)energieverbruik of energie-efficiëntie;

i)hulpbronnenverbruik en hulpbronnenefficiëntie;

j)gerecyclede inhoud;

k)mogelijkheden voor herproductie en recycling;

l)mogelijkheden voor nuttige toepassing van materialen;

m)milieueffecten, waaronder koolstof- en milieuvoetafdrukken;

n)verwachte productie van afvalstoffen.

2.Vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld voor een specifieke productgroep.

Indien twee of meer productgroepen technische overeenkomsten vertonen waardoor een in lid 1 bedoeld productaspect op basis van een gemeenschappelijke vereiste kan worden verbeterd, kunnen er voor die productgroepen echter horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld.

Een horizontale vereiste inzake ecologisch ontwerp die op grond van de tweede alinea is vastgesteld, kan betrekking hebben op producten die onder een uit hoofde van artikel 18, lid 3, als geldig alternatief vastgestelde zelfreguleringsmaatregel vallen indien de Commissie van mening is dat die zelfreguleringsmaatregel geen betrekking heeft op het productaspect dat door die horizontale vereiste inzake ecologisch ontwerp wordt bestreken. 

3.De vereisten inzake ecologisch ontwerp omvatten, waar nodig:

a)de prestatievereisten als vastgesteld in artikel 6;

b)de informatievereisten als vastgesteld in artikel 7.

4.Bij het opstellen van de vereisten inzake ecologisch ontwerp:

a)houdt de Commissie rekening met de volgende elementen:

i)de prioriteiten van de Unie op het gebied van klimaat, milieu en energie-efficiëntie, en andere daaraan gerelateerde prioriteiten van de Unie;

ii)de relevante Uniewetgeving, en de mate waarin de relevante in lid 1 vermelde productaspecten daarin aan de orde komen;

iii)de in artikel 18 vermelde zelfreguleringsmaatregelen;

iv)de relevante nationale milieuwetgeving;

v)relevante Europese en internationale normen;

b)voert de Commissie een effectbeoordeling uit op basis van de beste beschikbare gegevens en analysen en indien van toepassing op basis van de resultaten van aanvullende studies en onderzoeken in het kader van Europese financieringsprogramma’s. Hierbij waarborgt de Commissie dat de grondigheid van de analyse van de in lid 1 vermelde productaspecten in verhouding staat tot het belang van die aspecten. Het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor de belangrijkste in lid 1 opgesomde productaspecten mag niet onnodig worden vertraagd door onzekerheid omtrent de mogelijkheid om vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen om andere aspecten van het product te verbeteren;

c)houdt de Commissie rekening met relevante technische informatie die als uitgangspunt wordt gebruikt voor of is afgeleid van wetgeving of instrumenten van de Unie, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 66/2010, Richtlijn 2010/75/EU, technische screeningcriteria die zijn vastgesteld uit hoofde van Verordening (EU) 2020/852 en de criteria voor groene overheidsopdrachten;

d)houdt de Commissie rekening met de standpunten van het in artikel 17 bedoelde forum inzake ecologisch ontwerp.

5.De vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten aan de volgende criteria voldoen:

a)er is, vanuit het oogpunt van de gebruiker, geen significant nadelig effect op de werking van het product;

b)er zijn geen negatieve gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van personen;

c)er zijn geen aanzienlijke negatieve gevolgen voor consumenten wat betreft de betaalbaarheid van relevante producten, waarbij ook rekening wordt gehouden met de toegang tot tweedehands producten en de duurzaamheid en levenscycluskosten van producten;

d)er zijn geen onevenredige negatieve gevolgen voor het concurrentievermogen van marktdeelnemers, in elk geval van kmo’s;

e)er wordt geen eigendomstechnologie opgelegd aan fabrikanten of andere marktdeelnemers;

f)er zijn geen onevenredige administratieve lasten voor fabrikanten of andere marktdeelnemers.

6.De Commissie eist waar nodig van actoren in de toeleveringsketen dat zij:

a)fabrikanten, aangemelde instanties en bevoegde nationale autoriteiten op verzoek beschikbare informatie in verband met hun leveringen of diensten verstrekken die relevant is om de naleving van de vereisten inzake ecologisch ontwerp te controleren;

b)indien de in punt a) bedoelde informatie niet beschikbaar is, fabrikanten toestaan hun leveringen of diensten te beoordelen om de naleving van de vereisten inzake ecologisch ontwerp te controleren en die fabrikanten toegang tot relevante documenten of faciliteiten te verlenen;

c)aangemelde instanties en bevoegde nationale autoriteiten in staat stellen te beoordelen of de informatie met betrekking tot hun activiteiten die relevant is om te beoordelen of aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp wordt voldaan juist is.

7.De Commissie wijst indien nodig passende middelen aan om specifieke vereisten inzake ecologisch ontwerp te controleren, onder meer direct op het product of op basis van de technische documentatie.

8.De Commissie maakt de relevante studies en analysen die zijn gebruikt om overeenkomstig deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen openbaar.

Artikel 6
Prestatievereisten

1.Producten moeten voldoen aan de prestatievereisten met betrekking tot de in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten, zoals neergelegd in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2.De in lid 1 bedoelde prestatievereisten worden gebaseerd op de in bijlage I vermelde productparameters en bevatten waar nodig:

a)minimum- of maximumniveaus in verband met een specifieke in bijlage I vermelde productparameter of een combinatie daarvan;

b)niet-kwantitatieve vereisten voor het verbeteren van de prestaties in verband met een of meerdere in bijlage I vermelde productparameters;

c)vereisten in verband met de functionele werking van een product.

3.Prestatievereisten op basis van de productparameter van bijlage I, punt f), mogen de aanwezigheid van stoffen in producten niet beperken op gronden die hoofdzakelijk te maken hebben met chemische veiligheid.

4.Bij het vaststellen van prestatievereisten volt de Commissie de procedure van bijlage II.

Artikel 7
Informatievereisten

1.Producten moeten voldoen aan de informatievereisten met betrekking tot de in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten, zoals neergelegd in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2.Voor de in lid 1 bedoelde informatievereisten geldt dat zij:

a)ten minste vereisten met betrekking tot het in hoofdstuk III bedoelde productpaspoort en vereisten met betrekking tot de in lid 5 bedoelde zorgwekkende stoffen omvatten, en

b)in voorkomend geval vereisen dat producten vergezeld gaan van:

i)informatie over de prestaties van het product met betrekking tot de in bijlage I bedoelde productparameters;

ii)informatie voor consumenten en andere eindgebruikers over de wijze waarop het product moet worden geïnstalleerd, gebruikt, onderhouden en gerepareerd om het milieueffect ervan tot een minimum te beperken en optimale duurzaamheid te waarborgen, alsook over de wijze waarop het product aan het einde van de levensduur moet worden geretourneerd of verwijderd;

iii)informatie voor afvalbehandelingscentra over de demontage, recycling of verwijdering aan het einde van de levensduur;

iv)overige informatie die van invloed kan zijn op de wijze waarop het product door andere partijen dan de fabrikant wordt behandeld, ter verbetering van de prestaties met betrekking tot de in bijlage I bedoelde productparameters.

Indien een gedelegeerde handeling horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp bevat voor twee of meer productgroepen als bedoeld in artikel 5, lid 2, tweede alinea, is punt a), van dit lid niet van toepassing.

3.Informatievereisten die zijn gebaseerd op de in bijlage I, punt f), vermelde productparameters houden geen verplichtingen in ten aanzien van de etikettering van stoffen of mengsels om redenen die voornamelijk verband houden met de gevaren ervan voor de gezondheid of het milieu.

4.De Commissie bepaalt bij het vaststellen van de in lid 2, punt b), i), bedoelde informatievereisten, in voorkomend geval, prestatieklassen.

Deze prestatieklassen stemmen overeen met statistisch significante verbeteringen in de prestatieniveaus.

5.De in lid 1 bedoelde informatievereisten maken het mogelijk gedurende de levenscyclus van producten alle zorgwekkende stoffen te traceren, tenzij dergelijke tracering reeds mogelijk wordt gemaakt door een andere uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling met betrekking tot de betrokken producten, en omvatten ten minste de volgende gegevens:

a)de naam van de zorgwekkende stoffen die in het product voorkomen;

b)de locatie van de zorgwekkende stoffen in het product;

c)de concentratie, de maximumconcentratie of het concentratiebereik van de zorgwekkende stoffen, op het niveau van het product, de belangrijkste onderdelen of de reserveonderdelen;

d)relevante instructies voor het veilige gebruik van het product;

e)informatie die relevant is voor demontage.

Wanneer de Commissie informatievereisten vaststelt in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling:

a)stelt zij voor de opgenomen productgroepen vast welke stoffen onder de definitie in artikel 2, lid 28, punt c), vallen;

b)stelt zij uiterste termijnen vast voor de inwerkingtreding van de in de eerste alinea bedoelde informatievereisten, met eventueel een onderscheid tussen stoffen; en

c)verleent zij vrijstellingen voor zorgwekkende stoffen of informatie-elementen van de in de eerste alinea bedoelde informatievereisten.

De in de tweede alinea, punt c), bedoelde vrijstellingen kunnen worden verleend op basis van de technische haalbaarheid of het belang van het traceren van zorgwekkende stoffen, de noodzaak om vertrouwelijke bedrijfsinformatie te beschermen, en in andere naar behoren gerechtvaardigde gevallen.

Zorgwekkende stoffen die onder de definitie in artikel 2, lid 28, punt a), vallen, worden niet van de in de eerste alinea bedoelde informatievereisten vrijgesteld indien zij in de desbetreffende producten, de belangrijkste onderdelen of reserveonderdelen voorkomen in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtspercent.

6.In de informatievereisten wordt aangegeven op welke wijze de vereiste informatie beschikbaar moet worden gesteld.

De vereiste informatie wordt, in voorkomend geval, op ten minste een van de volgende manieren verstrekt:

a)op het product zelf;

b)op de verpakking van het product;

c)in het in artikel 8 bedoelde productpaspoort;

d)op een in artikel 14 bedoeld etiket;

e)in een handleiding;

f)op een gratis toegankelijke website of toepassing.

Informatie om de traceerbaarheid van stoffen te waarborgen overeenkomstig artikel 5 wordt ofwel op het product gegeven, of is toegankelijk via een gegevensdrager op het product.

7.De op grond van informatievereisten te verstrekken informatie wordt verstrekt in een taal die consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, zoals bepaald door de lidstaat waarin het product in de handel zal worden gebracht of in gebruik zal worden genomen.

Hoofdstuk III — Digitaal productpaspoort

Artikel 8
Productpaspoort

1.In de in artikel 7, lid 1, bedoelde informatievereisten wordt bepaald dat producten alleen in de handel mogen worden gebracht of in gebruik mogen worden genomen als er een productpaspoort beschikbaar is in overeenstemming met de toepasselijke overeenkomstig artikel 4 en de artikelen 9 en 10 vastgestelde gedelegeerde handeling.

2.In de vereisten voor het productpaspoort die worden vastgesteld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen wordt, voor zover passend voor de daaronder vallende productgroepen, het volgende bepaald:

a)de informatie die overeenkomstig bijlage III in het productpaspoort moet worden opgenomen;

b)de te gebruiken soorten gegevensdragers;

c)de opmaak waarin de gegevensdrager wordt gepresenteerd en de positionering ervan;

d)of het productpaspoort met het niveau van het model, de partij of het artikel moet overeenkomen;

e)de wijze waarop het productpaspoort toegankelijk wordt gemaakt voor consumenten voordat zij zijn gebonden aan een verkoopovereenkomst, ook in geval van verkoop op afstand;

f)welke actoren toegang hebben tot de informatie in het productpaspoort en tot welke informatie zij toegang hebben, met inbegrip van consumenten, eindgebruikers, fabrikanten, importeurs en distributeurs, handelaars, reparateurs, herproducenten, recyclers, de bevoegde nationale autoriteiten, maatschappelijke belangenorganisaties en de Commissie, of organisaties die namens hen handelen;

g)welke actoren de informatie in het productpaspoort mogen opnemen of bijwerken, ook indien een nieuw productpaspoort moet worden aangemaakt, en welke informatie zij erin mogen opnemen of bijwerken, met inbegrip van fabrikanten, reparateurs, onderhoudsprofessionals, herproducenten, recyclers, de bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie, of organisaties die namens hen handelen;

h)de periode waarin het productpaspoort beschikbaar blijft.

3.Met de in lid 2 bedoelde voorwaarden:

a)wordt ervoor gezorgd dat actoren in de waardeketen, met name consumenten, marktdeelnemers en de bevoegde nationale autoriteiten, toegang hebben tot de productinformatie die voor hen van belang is;

b)wordt de beoordeling van de productconformiteit door de bevoegde nationale autoriteiten vergemakkelijkt, en

c)wordt de traceerbaarheid van producten in de waardeketen verbeterd.

4.Bij het vaststellen van de vereisten met betrekking tot het productpaspoort kan de Commissie productgroepen vrijstellen van de vereiste in lid 1 van dit artikel indien:

a)er geen technische specificaties beschikbaar zijn met betrekking tot de essentiële vereisten van artikel 10, of

b)andere Uniewetgeving een systeem bevat voor de digitale verstrekking van informatie met betrekking tot een productgroep waarmee volgens de Commissie de in lid 3, punten a) en b), bedoelde doelstellingen worden verwezenlijkt.

Artikel 9
Algemene vereisten voor het productpaspoort

1.Een productpaspoort voldoet aan de volgende voorwaarden:

a)het is via een gegevensdrager verbonden aan een unieke productidentificatiecode;

b)de gegevensdrager is fysiek aanwezig op het product, de verpakking ervan of op de documentatie bij het product, zoals vermeld in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

c)de gegevensdrager en de unieke productidentificatiecode voldoet aan de norm (“ISO/IEC”) 15459:2015;

d)alle informatie in het productpaspoort is gebaseerd op open normen die in een interoperabel formaat zijn ontwikkeld en is machinaal leesbaar, gestructureerd en doorzoekbaar, in overeenstemming met de essentiële vereisten van artikel 10;

e)de informatie in het productpaspoort verwijst naar het productmodel, de partij of het artikel zoals vermeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

f)de toegang tot de informatie in het productpaspoort wordt in overeenstemming met de essentiële vereisten van artikel 10 gereguleerd en de specifieke toegangsrechten op het niveau van de productgroep worden vastgesteld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

De Commissie is overeenkomstig artikel 66 bevoegd om in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde lid 1, punt c), van dit artikel te wijzigen door de in dat punt bedoelde norm te vervangen of andere Europese of internationale normen toe te voegen waarmee de gegevensdrager en de unieke identificatiecodes in overeenstemming moeten zijn om aan de voorwaarden van dit artikel te voldoen.

2.Indien andere Uniewetgeving vereist of toestaat dat er specifieke informatie in het productpaspoort wordt opgenomen, kan die informatie worden toegevoegd aan de informatie die in het productpaspoort moet worden opgenomen op grond van de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

3.De marktdeelnemer die het product in de handel brengt, doet handelaars een digitale kopie van de gegevensdrager toekomen om hen in staat te stellen deze ter beschikking van consumenten te stellen indien zij geen fysieke toegang hebben tot het product. De marktdeelnemer verstrekt die digitale kopie kosteloos en binnen vijf werkdagen na het verzoek van de handelaar.

Artikel 10
Technische ontwerp en werking van het productpaspoort

Het technische ontwerp en de werking van het productpaspoort voldoen aan de volgende essentiële vereisten: 

a)de productpaspoorten zijn volledig interoperabel met andere productpaspoorten die vereist zijn op grond van uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen met betrekking tot de technische, semantische en organisatorische aspecten van eind-tot-eindcommunicatie en gegevensoverdracht; 

b)consumenten, marktdeelnemers en andere relevante actoren hebben kosteloze toegang tot het productpaspoort op basis van hun respectieve toegangsrechten zoals vastgesteld in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;    

c)de in het productpaspoort opgenomen gegevens worden bewaard door de marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor het aanmaken ervan of door marktdeelnemers die gemachtigd zijn om namens hen te handelen;

d)indien de in het productpaspoort opgenomen gegevens worden bewaard of anderszins verwerkt door marktdeelnemers die gemachtigd zijn om namens hen te handelen, mogen die marktdeelnemers die gegevens niet verkopen, hergebruiken of verwerken voor andere doeleinden dan hetgeen noodzakelijk is voor het verlenen van de desbetreffende bewaar- of verwerkingsdiensten;

e)het productpaspoort blijft beschikbaar voor de periode zoals vermeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling, ook na een insolventie, een liquidatie of een beëindiging van de activiteit in de Unie van de marktdeelnemer die het productpaspoort heeft aangemaakt; 

f)de rechten op toegang en om de informatie in het productpaspoort op te nemen, te wijzigen of bij te werken zijn beperkt op basis van de toegangsrechten zoals vermeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

g)de authenticatie, betrouwbaarheid en integriteit van de gegevens worden gewaarborgd;

h)productpaspoorten worden ontworpen en gebruikt om een hoog niveau van beveiliging en privacy te waarborgen en fraude te voorkomen.

Artikel 11
Unieke identificatiecode voor marktdeelnemers en unieke identificatiecode voor faciliteiten

1.De in bijlage III, punten g) en h), bedoelde unieke identificatiecode voor marktdeelnemers en de in bijlage III, punt i), bedoelde unieke identificatiecode voor faciliteiten voldoen aan de ISO/IEC-norm 15459:2015.

2.Indien nog geen unieke identificatiecode voor marktdeelnemers zoals bedoeld in bijlage III, punt h), beschikbaar is, vraagt de marktdeelnemer die het productpaspoort aanmaakt een unieke identificatiecode voor marktdeelnemers aan namens de betrokken actor.

Voordat de marktdeelnemer die het productpaspoort aanmaakt de in de eerste alinea vermelde aanvraag indient, vraagt hij de betrokken actor om bevestiging dat er geen unieke identificatiecode voor marktdeelnemers bestaat en verstrekt hij de betrokken actor in de toeleveringsketen alle gegevens van de vrijgegeven unieke identificatiecode voor marktdeelnemers.

3.Indien nog geen unieke identificatiecode voor faciliteiten zoals bedoeld in bijlage III, punt i), beschikbaar is, vraagt de marktdeelnemer die het productpaspoort aanmaakt een unieke identificatiecode voor faciliteiten aan namens de actor die verantwoordelijk is voor de betrokken locatie of het betrokken gebouw.

Voordat de marktdeelnemer die het productpaspoort aanmaakt de in de eerste alinea vermelde aanvraag indient, vraagt hij de verantwoordelijke actor om bevestiging dat er geen unieke identificatiecode voor faciliteiten bestaat en verstrekt hij de verantwoordelijke actor alle gegevens van de vrijgegeven unieke identificatiecode voor faciliteiten.

4.De Commissie is overeenkomstig artikel 66 bevoegd om in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde lid 1 van dit artikel te wijzigen door de in dat lid bedoelde norm te vervangen of Europese of internationale normen toe te voegen waarmee de in bijlage III, punten g) en h), bedoelde unieke identificatiecodes voor marktdeelnemers en de in bijlage III, punt i), bedoelde unieke identificatiecodes voor faciliteiten in overeenstemming moeten zijn om aan de voorwaarden van dit artikel te voldoen.

Artikel 12
Register van productpaspoorten

1.De Commissie ontwikkelt en onderhoudt een register voor het bewaren van in de productpaspoorten opgenomen informatie zoals vereist door de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Het in de eerste alinea vermelde register bevat ten minste een lijst van de gegevensdragers en unieke productidentificatiecodes als bedoeld in artikel 9, lid 1.

De Commissie ziet erop toe dat de informatie die wordt bewaard in het in de eerste alinea bedoelde register veilig en overeenkomstig het Unierecht, waaronder de toepasselijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, wordt verwerkt.

2.De Commissie geeft in de uit hoofd van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen aan welke informatie niet alleen in het productpaspoort wordt opgenomen, maar ook wordt bewaard in het in lid 1 bedoelde register, daarbij rekening houdend met ten minste de volgende criteria:

a)de noodzaak om het mogelijk te maken de authenticiteit van het productpaspoort te verifiëren;

b)het belang van informatie voor het verbeteren van de doeltreffendheid en doelmatigheid van markttoezichtcontroles en douanecontroles met betrekking tot producten die vallen onder uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

c)de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

3.De Commissie wordt met betrekking tot haar verantwoordelijkheid om het in lid 1 bedoelde register in te stellen en te beheren en tot de verwerking van persoonsgegevens die uit die activiteit kunnen voortvloeien gezien als verwerkingsverantwoordelijke zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725.

4.De marktdeelnemer die het product in de handel brengt of in gebruik neemt, uploadt de in lid 2 bedoelde informatie in het in lid 1 bedoelde register.

5.De Commissie, de bevoegde nationale autoriteiten en de douaneautoriteiten hebben toegang tot het in dit artikel bedoelde register om hun taken overeenkomstig de Uniewetgeving uit te voeren.

Artikel 13
Douanecontroles met betrekking tot het productpaspoort

1.De Commissie verbindt het in artikel 12, lid 1, bedoelde register met het EU-douane-éénloketsysteem voor de uitwisseling van certificaten (EU CSW-CERTEX), waarmee het mogelijk wordt gemaakt om automatisch informatie uit te wisselen met de nationale douanesystemen via de EU-éénloketomgeving voor de douane die is ingesteld bij Verordening (EU) …/…

De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast ter bepaling van de bijzonderheden van de uitvoeringsregelingen van de in de eerste alinea bedoelde verbinding.

Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

De in de eerste alinea bedoelde verbinding wordt binnen vier jaar na de datum van vaststelling van de in de tweede alinea bedoelde uitvoeringshandeling tot stand gebracht.

De leden 3 tot en met 6 van dit artikel zijn van toepassing vanaf het moment dat de verbinding tot stand is gebracht.

2.Aangevers zoals gedefinieerd in artikel 5, punt 15, van Verordening (EU) 952/2013 nemen de in artikel 9, lid 1, punt a), bedoelde unieke productidentificatiecode op in de douaneaangifte voor het vrije verkeer van producten die vallen onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

Dit lid is van toepassing vanaf het moment dat het in artikel 12, lid 1, bedoelde register operationeel is.

3.Voordat de douaneautoriteiten producten vrijgeven voor het vrije verkeer, verifiëren zij of de unieke productidentificatiecode die de aangever overeenkomstig lid 2 heeft opgegeven overeenkomt met een productidentificatiecode in het in artikel 12, lid 1, bedoelde register.

4.Indien in het productpaspoort opgenomen informatie ook wordt bewaard in het in artikel 12, lid 1, bedoelde register, kan de Commissie in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen bepalen dat de douaneautoriteiten, naast de in lid 3 van dit artikel bedoelde verificatie, ook de samenhang tussen de in het register bewaarde informatie en de douaneaangifte verifiëren alvorens het product vrij te geven voor het vrije verkeer. In dat geval houdt de Commissie rekening met ten minste de volgende criteria:

a)de noodzaak om de conformiteit van producten die in de Unie in de handel zijn gebracht met de vereisten inzake ecologisch ontwerp te verbeteren;

b)de noodzaak om onevenredige lasten voor de douaneautoriteiten te vermijden.

Indien de douaneautoriteiten aan de hand van de in dit lid neergelegde verificatie vaststellen dat er discrepanties bestaan tussen de in het register bewaarde informatie en de douaneaangifte, weigeren zij dat product vrij te geven voor het vrije verkeer. De douaneautoriteiten kunnen andere maatregelen nemen die zij passend achten in overeenstemming met de douanewetgeving, en de weigering ook registreren in het in artikel 12, lid 1, bedoelde register en de bevoegde nationale autoriteiten van de weigering in kennis stellen.

Vrijgave van een product voor het vrije verkeer geldt niet als bewijs voor conformiteit van dat product met het Unierecht.

5.De in de leden 3 en 4 bedoelde verificatie vindt elektronisch en automatisch plaats via de EU-éénloketomgeving voor de douane.

6.De douaneautoriteiten kunnen de in het productpaspoort en het in artikel 12, lid 1, bedoelde register opgenomen informatie inwinnen en gebruiken voor het uitvoeren van hun taken in overeenstemming met de Uniewetgeving, onder andere voor risicobeheer overeenkomstig de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 952/2013.

Hoofdstuk IV — Etiketten

Artikel 14
Etiketten

1.Terwijl de in artikel 7, lid 1, bedoelde informatievereisten bepalen dat informatie moet worden opgenomen in een etiket overeenkomstig artikel 7, lid 6, punt d), bepaalde de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling:

a)de inhoud van het etiket;

b)de opmaak van het etiket, rekening houdend met zichtbaarheid en leesbaarheid;

c)de wijze waarop het etiket aan consumenten wordt getoond, ook in geval van verkoop op afstand, rekening houdend met de in artikel 26 vastgestelde vereisten en de gevolgen voor de betrokken marktdeelnemers;

d)in voorkomend geval, elektronische middelen voor het genereren van etiketten.

2.Indien een informatievereiste inhoudt dat op een etiket de prestatieklasse van een product als bedoeld in artikel 7, lid 4, moet worden vermeld, maakt het in lid 1, punt b), genoemde uiterlijk van het etiket het voor consumenten mogelijk om productprestaties gemakkelijk te vergelijken met betrekking tot de desbetreffende productparameter, en om voor producten met betere prestaties te kiezen.

3.In voorkomend geval kan de Commissie, na te zijn nagegaan wat de beste manier is om over de bewuste informatie te communiceren, voor energiegerelateerde producten, waarbij informatie over een relevante productparameter, zoals de in artikel 7, lid 4, bedoelde prestatieklassen, niet kan worden opgenomen in het overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1369 ingestelde energie-etiket, vereisen dat er een etiket wordt ingesteld in overeenstemming met deze verordening.

4.Bij het vaststellen van de in lid 1 bedoelde informatievereisten vereist de Commissie, in voorkomend geval, dat het etiket wordt voorzien van gegevensdragers of andere middelen die consumenten toegang verschaffen tot aanvullende informatie over het product, met inbegrip van middelen die toegang bieden tot het in artikel 8 bedoelde productpaspoort.

5.De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot instelling van gemeenschappelijke vereisten voor het uiterlijk van de etiketten die zijn vereist op grond van artikel 7, lid 6, punt d).

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 15
Nagebootste etiketten

Indien producten op grond van uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen niet van een etiket hoeven te zijn voorzien, mogen die producten niet in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen indien zij etiketten verstrekken of tonen die consumenten waarschijnlijk zullen misleiden of in verwarring zullen brengen met betrekking tot de in artikel 14 bedoelde etiketten.

Hoofdstuk V — Prioritering, planning en raadpleging

Artikel 16
Prioritering en planning

1.De Commissie houdt bij het prioriteren van producten die overeenkomstig deze verordening onder vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten vallen, rekening met hun mogelijke bijdrage aan de verwezenlijking van de klimaat-, milieu- en energiedoelstellingen van de Unie, alsook met de volgende criteria:

a)het potentieel voor het verbeteren van de in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten zonder onevenredige kosten te genereren, waarbij met name rekening wordt gehouden met:

i)het feit dat Unierecht ontbreekt of ontoereikend is en de doelstelling niet passend wordt aangepakt door de marktkrachten of de overeenkomstig artikel 18 vastgestelde zelfreguleringsmaatregelen, en

ii)de verschillen in de prestaties van op de markt beschikbare producten met een gelijkwaardige werking met betrekking tot de in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten;

b)de omvang van de verkoop van en de handel in het product binnen de Unie;

c)de verdeling van de milieueffecten, het energieverbruik en de afvalproductie in de waardeketen, met name of zij binnen de Unie plaatsvinden;

d)de noodzaak om uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen regelmatig te herzien en aan te passen in het licht van technologische en marktontwikkelingen.

2.De Commissie stelt voor een periode van ten minste drie jaar een werkplan op en werkt dit regelmatig bij, met daarin een lijst van productgroepen waarvoor zij voornemens is overeenkomstig deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen. Die lijst bevat in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten waarvoor de Commissie voornemens is horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp goed te keuren die zijn vastgesteld op grond van artikel 5, lid 2, tweede alinea.

Bij het vaststellen of bijwerken van het in de eerste alinea bedoelde werkplan houdt de Commissie rekening met de in lid 1 van dit artikel uiteengezette criteria en raadpleegt zij het in artikel 17 bedoelde forum inzake ecologisch ontwerp.

Artikel 17
Forum inzake ecologisch ontwerp

De Commissie draagt er zorg voor dat zij bij de uitvoering van haar activiteiten oog heeft voor een evenwichtige deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten en alle belanghebbende partijen van dat product of die productgroep zoals het bedrijfsleven, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, de ambachtelijke industrie, handelaars, kleinhandelaars, importeurs, milieuorganisaties en consumentenorganisaties. Zij dragen met name bij tot de voorbereiding van vereisten inzake ecologisch ontwerp, de beoordeling van de doeltreffendheid van de gevestigde markttoezichtmechanismen en de evaluatie van zelfreguleringsmaatregelen.

Hiertoe richt de Commissie een deskundigengroep op waarin die partijen bijeenkomen, het “forum inzake ecologisch ontwerp”.

Artikel 18
Zelfreguleringsmaatregelen

1.Twee of meer marktdeelnemers kunnen een zelfreguleringsmaatregel tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten bij de Commissie indienen als een alternatief voor een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling. Die marktdeelnemers tonen aan dat aan de in lid 3, punten a) tot en met e), bedoelde criteria is voldaan. Met betrekking tot lid 3, punt a), bestaat dat bewijs uit een gestructureerde technische, economische en milieuanalyse die de vereisten inzake ecologisch ontwerp en de doelstellingen van de zelfreguleringsmaatregel rechtvaardigt en aan de hand waarvan de effecten van de in die zelfreguleringsmaatregel vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp worden beoordeeld.

2.De zelfreguleringsmaatregel bevat de volgende informatie:

a)een lijst van de marktdeelnemers die ondertekenaars bij de zelfreguleringsmaatregel zijn;

b)de vereisten inzake ecologisch ontwerp die van toepassing zijn op producten die onder de zelfreguleringsmaatregel vallen;

c)een gedetailleerd, transparant en objectief toezichtplan, met duidelijk omlijnde verantwoordelijkheden voor inspecteurs van de bedrijfstak en onafhankelijke inspecteurs, waarin de in bijlage VII, punt 6, vastgestelde criteria zijn opgenomen;

d)regels over de informatie die ondertekenaars moeten melden en over tests en inspecties.

De in dit lid bedoelde informatie wordt actueel gehouden en is beschikbaar op een openbaar toegankelijke website.

3.De Commissie beoordeelt de voorgestelde zelfreguleringsmaatregel en wint, in voorkomend geval, wetenschappelijk advies in bij gedecentraliseerde agentschappen in de Unie. Zij stelt op basis van die beoordeling vast of de zelfreguleringsmaatregel een geldig alternatief is voor een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling indien aan de volgende criteria is voldaan:

a)de zelfreguleringsmaatregel draagt bij tot de verbetering van de milieuduurzaamheid van producten en waarborgt het vrije verkeer van producten in de interne markt sneller of tegen lagere kosten dan een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

b)het marktaandeel uitgedrukt in hoeveelheden van de ondertekenaars bij de zelfreguleringsmaatregel met betrekking tot de onder die maatregel vallende producten bedraagt ten minste 80 % van de in de handel gebrachte of in gebruik genomen eenheden;

c)de zelfreguleringsmaatregel voldoet aan de criteria van bijlage VII;

d)het door de zelfreguleringsmaatregel bestreken product valt niet binnen het toepassingsgebied van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

e)de zelfreguleringsmaatregel is in overeenstemming met de Uniewetgeving en de internationale handelsverplichtingen van de Unie.

De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast met een lijst van zelfreguleringsmaatregelen die zijn vastgesteld als geldige alternatieven voor een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

4.De Commissie kan de ondertekenaars van een zelfreguleringsmaatregel op elk moment verzoeken een herziene en geactualiseerde versie van die maatregel in te dienen met het oog op relevante technologische of marktontwikkelingen binnen de betrokken productgroep of indien zij reden heeft om aan te nemen dat niet langer aan de criteria van lid 3 wordt voldaan.

5.Wanneer een zelfreguleringsmaatregel eenmaal in een overeenkomstig lid 3, tweede alinea, vastgestelde uitvoeringshandeling is opgenomen, brengen de ondertekenaars bij die maatregel volgens een in die uitvoeringshandeling vastgesteld interval regelmatig verslag uit aan de Commissie over de vooruitgang die is geboekt met de verwezenlijking van de doelstellingen van de zelfreguleringsmaatregelen en om aan te tonen dat nog wordt voldaan aan de in lid 3, punten a) tot en met e), vastgestelde criteria. Die verslagen zullen ook op een openbaar toegankelijke website ter beschikking worden gesteld.

6.Indien de Commissie, op basis van de overeenkomstig lid 4 of 5 ontvangen informatie van oordeel is dat een zelfreguleringsmaatregel niet langer aan de criteria van lid 3 voldoet, verwijdert zij deze van de in dat lid bedoelde lijst. In dergelijke gevallen kan de Commissie besluiten vereisten inzake ecologisch ontwerp goed te keuren die van toepassing zijn op het product dat onder die zelfreguleringsmaatregel valt.

Artikel 19
Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

1.In het kader van programma’s ten behoeve van kmo’s houdt de Commissie rekening met initiatieven die dergelijke ondernemingen helpen met het integreren van milieuduurzaamheidsaspecten, inclusief energie-efficiëntie, in hun waardeketen.

2.Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 4 vergezelt de Commissie, in voorkomend geval, die handelingen van richtsnoeren betreffende specifieke kenmerken van kmo’s die actief zijn in de betrokken productsector of productgroepsector, teneinde de toepassing van deze richtlijn door kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken.

3.De lidstaten nemen passende maatregelen om kmo’s te helpen de in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen gestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp toe te passen.

Die maatregelen omvatten ten minste de waarborg dat er éénloketsystemen of vergelijkbare mechanismen zijn om bewustzijn te kweken en om netwerkmogelijkheden voor kmo’s te creëren zodat zij zich aan vereisten kunnen aanpassen.

Onverminderd de toepasselijke staatssteunregels kunnen dergelijke maatregelen bovendien het volgende omvatten:

a)financiële steun, onder andere door belastingvoordelen toe te kennen en in fysieke en digitale infrastructuur te investeren;

b)toegang tot financiering;

c)gespecialiseerd beheer en opleiding van personeel;

d)organisatorische en technische bijstand.

Hoofdstuk VI — Vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen

Artikel 20 
Vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen

1.Een marktdeelnemer die niet-verkochte consumptiegoederen zelf of namens een andere marktdeelnemer verwijdert, maakt de volgende informatie bekend:

a)het aantal niet-verkochte consumptiegoederen dat jaarlijks wordt verwijderd, uitgesplitst naar productsoort of -categorie;

b)de redenen voor het verwijderen van producten;

c)de levering van verwijderde producten om deze voor te bereiden op hergebruik, herproductie, recycling, energiewinning en storting in overeenstemming met de afvalhiërarchie zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG.

De marktdeelnemer maakt die informatie bekend op een vrij toegankelijke website of maakt die informatie anderszins openbaar beschikbaar, totdat een overeenkomstig lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling van toepassing wordt op de categorie niet-verkochte consumptiegoederen die door de betrokken marktdeelnemer zijn verwijderd.

2.De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin het formaat voor de bekendmaking van de in lid 1 bedoelde informatie wordt bepaald, met inbegrip van de productsoort of -categorie en de wijze waarop de informatie moet worden geverifieerd.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 66 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door marktdeelnemers te verbieden niet-verkochte consumptiegoederen te vernietigen in de Unie, indien de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen die tot een bepaalde productgroep behoren significante milieueffecten heeft.

De Commissie stelt in de overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde gedelegeerde handelingen bepaalde vrijstellingen van dit verboden vast, wanneer dit passend is met het oog op:

a)de volksgezondheid en de veiligheid;

b)beschadiging van producten als gevolg van de behandeling ervan of die wordt waargenomen nadat een product door een consument is geretourneerd;

c)geschiktheid van het product voor het doel waarvoor het is bestemd, in voorkomend geval, rekening houdend met het Unierecht en het interne recht en met technische normen;

d)weigering van producten voor donatie, voorbereiding voor hergebruik of herproductie.

4.Bij het voorbereiden van een overeenkomstig lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling:

a)beoordeelt de Commissie hoe vaak specifieke consumptiegoederen worden vernietigd en wat de milieueffecten daarvan zijn; 

b)houdt de Commissie rekening met de informatie die overeenkomstig lid 1 door marktdeelnemers wordt meegedeeld;

c)voert de Commissie een effectbeoordeling uit op basis van de beste beschikbare gegevens en analysen, en indien nodig van aanvullende studies.

De Commissie raadpleegt het in artikel 17 bedoelde forum inzake ecologisch ontwerp en neemt zijn standpunten ten aanzien van de eventuele in lid 3 bedoelde verboden op de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen in aanmerking alvorens de gedelegeerde handelingen waarin die verboden worden vastgesteld voor te bereiden.

5.Indien niet-verkochte consumptiegoederen worden vernietigd in het kader van een in lid 3, tweede alinea, bedoelde vrijstelling, maakt de verantwoordelijke marktdeelnemer de volgende informatie bekend op een vrij toegankelijke website of maakt hij die informatie anderszins publiek toegankelijk:

a)het aantal vernietigde niet-verkochte consumptiegoederen;

b)de redenen voor de vernietiging ervan, onder verwijzing naar de toepasselijke vrijstelling;

c)de levering van de vernietigde producten met het oog op recycling, energiewinning en verwijdering in overeenstemming met de afvalhiërarchie zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG.

De details en het formaat voor de bekendmaking van informatie in de overeenkomstig lid 2 vastgestelde uitvoeringshandeling zijn van toepassing op de informatie die overeenkomstig dit lid moet worden meegedeeld, tenzij in de overeenkomstig lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling anders is bepaald.

6.Dit artikel is niet van toepassing op kleine en middelgrote ondernemingen.

De Commissie kan in de overeenkomstig lid 3 vastgestelde gedelegeerde handelingen echter bepalen dat het in lid 3 bedoelde verbod om niet-verkochte consumptiegoederen te vernietigen of de in lid 4 bedoelde openbaarmakingsplicht van toepassing zijn op:

a)middelgrote ondernemingen, indien er voldoende bewijs is dat zij goed zijn voor een aanzienlijk deel van de niet-verkochte consumptiegoederen die worden vernietigd;

b)micro-ondernemingen, kleine tot middelgrote ondernemingen, indien er voldoende bewijs is dat zij kunnen worden gebruikt om het in lid 3 bedoelde verbod op de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen of de in lid 4 bedoelde openbaarmakingsplicht te omzeilen.

Hoofdstuk VII – Verplichtingen van marktdeelnemers

Artikel 21
Verplichtingen van fabrikanten

1.Bij het in de handel brengen of in gebruik nemen van producten waarop een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling van toepassing is, waarborgen fabrikanten dat:

a)die producten zijn ontworpen en gefabriceerd overeenkomstig de vereisten van artikel 6 en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

b)die producten vergezeld gaan van de overeenkomstig artikel 7 en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vereiste informatie;

c)er een productpaspoort beschikbaar is overeenkomstig artikel 8 en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2.Voordat fabrikanten een product in de markt brengen of in gebruik nemen dat onder een overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling valt, voeren zij de in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen bedoelde conformiteitsbeoordeling uit en stellen zij de vereiste technische documentatie op, of laten zij dit namens hen uitvoeren.

Wanneer uit die beoordeling blijkt dat een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product aan de toepasselijke vereisten voldoet, stellen fabrikanten een EU-conformiteitsverklaring op overeenkomstig artikel 37 en wordt op dat product de CE-markering aangebracht overeenkomstig artikel 39. Indien de Commissie uit hoofde van artikel 4, derde alinea, punt f), echter alternatieve regels heeft vastgesteld, stelt de fabrikant in overeenstemming met die regels een conformiteitsverklaring op en brengt hij een conformiteitsmarkering aan.

3.Fabrikanten bewaren de technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring gedurende tien jaar nadat het product in de handel is gebracht of in gebruik is genomen. In uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen kan een periode van meer of minder dan tien jaar worden bepaald om rekening te houden met de aard van de betrokken producten of vereisten.

4.Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van hun serieproductie met de toepasselijke vereisten te blijven waarborgen. Veranderingen in het productieproces, het ontwerp of de eigenschappen van een product, alsook veranderingen in de geharmoniseerde normen, gemeenschappelijke specificaties of andere technische specificaties waarnaar in de conformiteitsverklaring van het product wordt verwezen of die worden toegepast om de conformiteit ervan te verifiëren, worden door fabrikanten naar behoren in aanmerking genomen en, indien fabrikanten tot de bevinding komen dat de productconformiteit wordt aangetast, voeren zij een herbeoordeling uit volgens de conformiteitsbeoordeling als bedoeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, of laten zij dit namens hen uitvoeren.

5.Fabrikanten zorgen ervoor dat op hun producten een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel is aangebracht, of wanneer dit door de omvang of aard van het product niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij het product gevoegd document is vermeld.

6.Fabrikanten vermelden op het product hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam, het postadres en in voorkomend geval de elektronische wijze waarop contact met hen kan worden opgenomen of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking, in een bij het product gevoegd document of, indien beschikbaar, in een productpaspoort. Het adres moet één enkele plaats aangeven waarop de fabrikant kan worden gecontacteerd. De contactgegevens zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar.

7.Fabrikanten zien erop toe dat een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product vergezeld gaat van instructies op basis waarvan consumenten en andere eindgebruikers het product veilig kunnen monteren, installeren, gebruiken, bewaren, onderhouden, repareren en verwijderen, in een taal die gemakkelijk te begrijpen is door consumenten en andere eindgebruikers, zoals bepaald door de betrokken lidstaat. Die instructies zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar en bevatten ten minste de in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen en artikel 7, lid 2, punt b), ii), bedoelde informatie.

8.Fabrikanten die vinden of reden hebben om aan te nemen dat een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product dat zij in de handel hebben gebracht of in gebruik hebben genomen niet overeenstemt met de vereisten in die gedelegeerde handelingen, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om dat product, in voorkomend geval, in overeenstemming te brengen, uit de handel te nemen of terug te roepen.

Fabrikanten stellen in de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden onmiddellijk de markttoezichtautoriteiten in kennis van de vermeende niet-naleving en van de eventueel genomen corrigerende maatregelen.

9.Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het product aan te tonen, met inbegrip van de technische documentatie, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt. De relevante documenten worden binnen tien dagen na ontvangst van een verzoek van een bevoegde nationale autoriteit beschikbaar gesteld.

Fabrikanten werken samen met de bevoegde nationale autoriteit aan alle maatregelen die worden genomen om gevallen van niet-naleving van de vereisten als bedoeld in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waaronder het betrokken product valt te verhelpen.

Artikel 22
Gemachtigde vertegenwoordigers

1.Een fabrikant kan bij schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen.

De verplichtingen uit hoofde van artikel 21, lid 1, en de opstelling van technische documentatie maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

2.Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten:

a)de EU-conformiteitsverklaring en de technische documentatie ter beschikking van de nationale markttoezichtautoriteiten houden gedurende tien jaar nadat een product waarop een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling van toepassing is in de handel is gebracht of in gebruik is genomen;

b)op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten medewerking verlenen aan eventuele maatregelen die zijn getroffen met betrekking tot niet-naleving van het onder het mandaat van de gemachtigde vallende product;

c)op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie verstrekken om de conformiteit van het product aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen;

d)op een verzoek van een bevoegde nationale autoriteit relevante documenten beschikbaar stellen binnen tien dagen na de ontvangst van dat verzoek;

e)het mandaat beëindigen indien de fabrikant in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling handelt.

Artikel 23
Verplichtingen van importeurs

1.Importeurs brengen alleen onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallende producten in de handel die voldoen aan de vereisten van de toepasselijke gedelegeerde handelingen.

2.Voordat importeurs producten waarop een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling van toepassing is in de handel brengen of in gebruik nemen, zien zij erop toe dat:

a)de fabrikant de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd en de technische documentatie heeft opgesteld;

b)producten vergezeld gaan van de in artikel 7 en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vereiste informatie;

c)er een productpaspoort beschikbaar is overeenkomstig artikel 8 en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

De importeur ziet er voorts op toe dat het product is voorzien van de in artikel 38 bedoelde vereiste CE-markering, of van de alternatieve conformiteitsmarkering als neergelegd in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling, derde alinea, punt f), en dat het vergezeld gaat van de vereiste documenten, en hij verzekert dat de fabrikant zich aan de vereisten van artikel 21, leden 5 en 6, heeft gehouden.

Indien importeurs vinden of reden hebben om aan te nemen dat een product niet aan de vereisten van de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen voldoet, brengen zij het product niet in de handel, noch nemen zij het in gebruik, totdat het in overeenstemming is gebracht.

3.Importeurs vermelden op het product hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam, het postadres en in voorkomend geval de elektronische wijze waarop contact met hen kan worden opgenomen of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking, in een bij het product gevoegd document of, indien beschikbaar, in een productpaspoort. De contactgegevens zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar.

4.Importeurs zien erop toe dat het product vergezeld gaat van instructies op basis waarvan consumenten het product kunnen monteren, installeren, gebruiken, bewaren, onderhouden, repareren en verwijderen, in een taal die gemakkelijk te begrijpen is door consumenten en andere eindgebruikers, zoals bepaald door de betrokken lidstaat. Die instructies zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar en bevatten tenminste de in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen bedoelde informatie.

5.De importeur zorgt gedurende de periode dat het product onder zijn verantwoordelijkheid valt voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de overeenstemming met de voorschriften van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waaronder het product valt niet in het gedrang komt.

6.Importeurs die vinden of reden hebben om aan te nemen dat een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product dat zij in de handel hebben gebracht of in gebruik hebben genomen niet overeenstemt met de vereisten in die handeling, nemen onmiddellijk de corrigerende maatregelen die nodig zijn om dat product, in voorkomend geval, in overeenstemming te brengen, uit de handel te nemen of terug te roepen.

Importeurs stellen in de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden onmiddellijk de markttoezichtautoriteiten in kennis van de vermeende niet-naleving en van de eventueel genomen corrigerende maatregelen.

7.Importeurs houden gedurende tien jaar of de in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling bepaalde periode een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

8.Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit alle benodigde informatie en documentatie aan die autoriteit om de conformiteit van een product aan te tonen, met inbegrip van technische documentatie, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt. De relevante documenten worden binnen tien dagen na ontvangst van een verzoek van de bevoegde autoriteit van een lidstaat beschikbaar gesteld.

Importeurs werken samen met de bevoegde nationale autoriteit aan alle maatregelen die worden genomen om gevallen van niet-naleving van de vereisten als bedoeld in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waaronder het betrokken product valt te verhelpen.

Artikel 24
Verplichtingen van distributeurs

1.Distributeurs betrachten bij het in de handel brengen van een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product de nodige zorgvuldigheid in verband met de in die handeling vastgestelde vereisten.

2.Distributeurs controleren voordat zij een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product in de handel brengen het volgende:

a)het product is voorzien van de CE-markering overeenkomstig de artikelen 38 en 39 of een overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt f), goedgekeurde alternatieve conformiteitsmarkering en is, in voorkomend geval, voorzien van een etiket of gekoppeld aan een productpaspoort in overeenstemming met die gedelegeerde handelingen;

b)het product gaat vergezeld van de vereiste documenten en van instructies, op basis waarvan consumenten het product kunnen monteren, installeren, gebruiken, bewaren, onderhouden en verwijderen, in een taal die gemakkelijk te begrijpen is door consumenten en andere eindgebruikers, zoals bepaald door de betrokken lidstaat waarin het product op de markt beschikbaar moet worden gesteld, en die instructies zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar en bevatten ten minste de in artikel 7, lid 2, punt b), ii), vastgestelde informatie, zoals neergelegd in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

c)de fabrikant en de importeur hebben voldaan aan de vereisten van artikel 21, leden 5 en 6, en artikel 23, lid 3.

3.Indien een distributeur, voordat hij een product op de markt aanbiedt, vindt of reden heeft om aan te nemen dat het product niet conform is of de fabrikant ervan zich niet aan de vereisten van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling houdt, biedt hij het product niet op de markt aan voordat het product in overeenstemming is gebracht of de fabrikant aan de vereisten voldoet.

De distributeur zorgt gedurende de periode dat het product onder zijn verantwoordelijkheid valt, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de overeenstemming met de voorschriften van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling niet in het gedrang komt.

4.Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden product niet conform is met de vereisten van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

Distributeurs stellen in de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden onmiddellijk de markttoezichtautoriteiten in kennis van de vermeende niet-naleving en van de eventueel genomen corrigerende maatregelen.

5.Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan die autoriteit alle informatie en documentatie waartoe zij toegang hebben en die relevant is om de conformiteit van een product aan te tonen. Deze informatie en documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt.

Distributeurs werken samen met die autoriteit aan alle corrigerende maatregelen die worden genomen om gevallen van niet-naleving van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waaronder het betrokken product valt te verhelpen.

Artikel 25
Verplichtingen van handelaars

1.Handelaars waarborgen dat hun klanten toegang hebben tot alle relevante informatie die op grond van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vereist is, ook in geval van verkoop op afstand.

2.Handelaars waarborgen dat het productpaspoort gemakkelijk toegankelijk is voor klanten, ook in geval van verkoop op afstand, zoals bepaald in artikel 8 en in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen die van toepassing zijn op het product.

3.Handelaars:

a)tonen klanten, op zichtbare wijze, ook voor onlineverkoop op afstand, de etiketten als bedoeld in artikel 26, lid 2 of 3;

b)verwijzen in visuele advertenties of in technisch promotiemateriaal voor een bepaald model naar de overeenkomstig artikel 26, lid 2 of 3, op de etiketten te verstrekken informatie, in overeenstemming met de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen die op het product van toepassing zijn;

c)verstrekken of tonen geen andere etiketten, merktekens, symbolen of opschriften die klanten waarschijnlijk misleiden of verwarren wat de informatie op het etiket betreft.

Artikel 26
Verplichtingen in verband met etiketten

1.Indien een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vereist dat producten zijn voorzien van een etiket als bedoeld in artikel 14, zorgt de marktdeelnemer die het product in de handel brengt of in gebruik neemt ervoor dat alle afzonderlijke eenheden van producten overeenkomstig die gedelegeerde handeling kosteloos vergezeld gaan van afgedrukte etiketten.

2.Indien een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vereist dat producten zijn voorzien van een etiket als bedoeld in artikel 14, verstrekt de marktdeelnemer die het product in de handel brengt of in gebruik neemt kosteloos, onverwijld en in elk geval binnen vijf werkdagen na het verzoek van de handelaar afgedrukte etiketten of digitale kopieën van het etiket aan de handelaar.

3.Indien een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vereist dat producten zijn voorzien van een etiket als bedoeld in artikel 14, zorgt de marktdeelnemer die het product in de handel brengt of in gebruik neemt ervoor dat zijn etiketten accuraat zijn en produceert hij, in het kader van de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure, technische documentatie op basis waarvan de juistheid kan worden beoordeeld.

4.Indien een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vereist dat producten zijn voorzien van een etiket als bedoeld in artikel 14, verwijst de marktdeelnemer die het product in de handel brengt of in gebruik neemt:

a)naar de informatie op het etiket, in visuele advertenties of in technisch promotiemateriaal voor een bepaald model, in overeenstemming met de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde relevante gedelegeerde handeling;

b)verstrekken of tonen geen andere etiketten, merktekens, symbolen of opschriften die klanten waarschijnlijk misleiden of verwarren wat de informatie op het etiket betreft.

Artikel 27
Verplichtingen van fulfilmentdienstverleners

Fulfilmentdienstverleners zorgen ervoor dat, voor de producten die zij behandelen en die onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallen, de opslag-, verpakkings-, adresserings- en verzendingsomstandigheden de overeenstemming van de producten met de vereisten van die gedelegeerde handeling niet in gevaar brengen.

Artikel 28
Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Voor de toepassing van deze verordening wordt een importeur of distributeur als fabrikant beschouwd en onderworpen aan de verplichtingen van een fabrikant op grond van artikel 21, indien hij:

1)een product waarop een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling van toepassing is onder zijn naam of handelsmerk in de handel brengt;

2)een reeds in de handel gebracht product zodanig wijzigt dat dit gevolgen heeft voor de naleving van de vereisten die zijn uiteengezet in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder het product valt.

Artikel 29
Verplichtingen van elektronische marktplaatsen en zoekmachines

1.De in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde samenwerking omvat, met betrekking tot elektronische marktplaatsen en voor de toepassing van deze verordening, met name:

a)samenwerken om doeltreffende maatregelen inzake markttoezicht te waarborgen, onder andere door geen belemmeringen voor die maatregelen op te werpen;

b)markttoezichtautoriteiten in kennis stellen van eventuele actie die is ondernomen;

c)een regelmatige en gestructureerde uitwisseling tot stand brengen van informatie over aanbiedingen die op basis van dit artikel door elektronische marktplaatsen zijn verwijderd;

d)door markttoezichtautoriteiten beheerde online-instrumenten toegang tot hun interfaces bieden om non-conforme producten te identificeren;

e)wanneer elektronische marktplaatsen of onlineverkopers technische belemmeringen hebben opgeworpen voor de extractie van gegevens van hun online-interfaces, op verzoek van markttoezichtautoriteiten die autoriteiten toestaan om dergelijke gegevens voor productconformiteitsdoeleinden te scrapen op basis van de identificatieparameters die de verzoekende markttoezichtautoriteiten hebben verstrekt.

2.Voor de vereisten van [artikel 22, lid 7] van Verordening (EU) …/… [de wet inzake digitale diensten] ontwerpen en organiseren elektronische marktplaatsen hun online-interface op een wijze die handelaars in staat stelt hun verplichtingen uit hoofde van artikel 25 na te komen en marktdeelnemers in staat stelt hun verplichtingen uit hoofde van artikel 30, lid 1, van deze verordening na te komen.

De informatie kan worden verstrekt voor elk product dat wordt aangeboden of getoond of anderszins gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt voor klanten.

Met name indien uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vereisen dat visuele onlineadvertenties voor bepaalde producten vergezeld moeten gaan van elektronische online-informatie die op het weergavemechanisme moet worden weergegeven, stellen elektronische marktplaatsen handelaars in staat om die weer te geven. Deze verplichting is ook van toepassing op zoekmachines en andere onlineplatforms die visuele online-advertenties voor de betrokken producten verstrekken.

3.Wat betreft de bevoegdheden die de lidstaten verlenen overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2019/1020, verlenen de lidstaten hun markttoezichtautoriteiten voor alle producten die onder een relevante overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallen de bevoegdheid om een elektronische marktplaats te bevelen specifieke illegale inhoud die verwijst naar een non-conform product van zijn online-interface te verwijderen, de toegang hiertoe uit te schakelen of een expliciete waarschuwing voor eindgebruikers weer te geven als zij deze bezoeken. Dergelijke bevelen voldoen aan [artikel 8, lid 1] van Verordening (EU) …/… [de wet inzake digitale diensten].

4.Elektronische marktplaatsen treffen de maatregelen die nodig zijn om de in lid 2 bedoelde bevelen te ontvangen en te verwerken overeenkomstig [artikel 8] van Verordening (EU) …/… [de wet inzake digitale diensten].

5.Elektronische marktplaatsen stellen één enkel contactpunt vast voor de directe communicatie met de markttoezichtautoriteiten van lidstaten in verband met de naleving van deze verordening en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Dit contactpunt kan hetzelfde contactpunt zijn als dat in [artikel 20, lid 1] van Verordening (EU) …/… [de verordening inzake algemene productveiligheid] of [artikel 10, lid 1] van Verordening (EU) …/… [de wet inzake digitale diensten] wordt bedoeld.

Artikel 30
Informatieverplichtingen van marktdeelnemers

1.Wanneer de desbetreffende marktdeelnemers producten online of via andere vormen van verkoop op afstand op de markt aanbieden, moet het desbetreffende productaanbod ten minste de volgende informatie duidelijk en zichtbaar vermelden:

a)de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk van de fabrikant, evenals het post- of e-mailadres waarop hij bereikbaar is;

b)indien de fabrikant niet in de Unie is gevestigd, de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mailadres van de in de Unie gevestigde marktdeelnemer in de zin van artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020;

c)informatie voor het identificeren van het product, waaronder het type en, indien beschikbaar, het partij- of serienummer en eventuele andere productidentificatie.

2.Op verzoek voorzien marktdeelnemers de markttoezichtautoriteiten van:

a)de naam van elke marktdeelnemer die hen een product heeft geleverd dat binnen het toepassingsgebied van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling valt;

b)elke marktdeelnemer waaraan zij dergelijke producten hebben geleverd, alsook de hoeveelheden en exacte modellen.

Marktdeelnemers kunnen deze informatie tien jaar nadat zij de betrokken producten hebben ontvangen en tien jaar nadat zij die producten hebben geleverd verstrekken. De Commissie kan bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 4 een periode van korter of langer dan tien jaar bepalen om rekening te houden met de aard van de betrokken producten of vereisten.

3.Wanneer de Commissie fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs verplicht om delen van de technische documentatie met betrekking tot het betrokken product digitaal beschikbaar te stellen overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt a), houdt zij rekening met de volgende criteria:

a)de noodzaak om de verificatie van de naleving van de toepasselijke vereisten door markttoezichtautoriteiten te vergemakkelijken;

b)de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

De Commissie geeft aan op welke wijze de relevante delen van de technische documentatie beschikbaar moeten worden gesteld. In voorkomend geval wordt de technische documentatie beschikbaar gesteld via het productpaspoort.

Artikel 31
Toezicht- en verslagleggingsverplichtingen van marktdeelnemers

1.Wanneer de Commissie fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs verplicht om haar informatie over de hoeveelheden van een onder overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt b), vastgestelde gedelegeerde handelingen vallend product te doen toekomen, houdt zij rekening met de volgende criteria:

a)de beschikbaarheid van gegevens over de marktaandelen van het betrokken product om de herziening van uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen die op dat product van toepassing zijn te vergemakkelijken;

b)de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

De Commissie geeft aan op welke periode de in de eerste alinea bedoelde informatie betrekking heeft. Die informatie wordt per productmodel gedifferentieerd.

De Commissie ziet erop toe dat de daaruit voortvloeiende gegevens veilig en in overeenstemming met het Unierecht worden verwerkt.

De Commissie geeft in die gedelegeerde handelingen aan op welke manieren de relevante informatie beschikbaar wordt gesteld en hoe vaak dat moet gebeuren.

2.Wanneer de Commissie vereist dat een product overeenkomstig artikel 4, derde linea, punt c), tijdens het gebruik zijn energieverbruik of prestaties meet met betrekking tot andere relevante productparameters als bedoeld in bijlage I, houdt zij rekening met de volgende criteria:

a)het nut van gegevens tijdens het gebruik zodat eindgebruikers het energieverbruik of de prestaties van het product kunnen inzien en beheren;

b)de technische haalbaarheid van het registreren van gegevens tijdens het gebruik;

c)de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

Producten waarop een vereiste van artikel 4, derde alinea, punt c), van toepassing is registreren de daaruit voortvloeiende gegevens tijdens het gebruik en maken die zichtbaar voor de eindgebruiker.

3.Wanneer de Commissie fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs verplicht om de in lid 2 bedoelde gegevens tijdens het gebruik te verzamelen, te anonimiseren of aan haar te melden overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt d), houdt zij rekening met de volgende criteria:

a)het nut van gegevens tijdens het gebruik voor de Commissie bij het herzien van vereisten inzake ecologisch ontwerp of het bijstaan van markttoezichtautoriteiten met statistische gegevens voor hun op risico’s gebaseerde analyse;

b)de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

Die in de eerste alinea bedoelde vereisten kunnen met name bestaan uit:

a)het verzamelen van de gegevens tijdens het gebruik als die op afstand toegankelijk zijn via het internet, tenzij de eindgebruiker uitdrukkelijk weigert die gegevens beschikbaar te stellen;

b)het anonimiseren van de overeenkomstig punt a) verzamelde gegevens en het ten minste eenmaal per jaar melden van die gegevens bij de Commissie. De marktdeelnemer vermeldt het identificatienummer uit de productendatabank van het model als bedoeld in artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) 2017/1369 en, indien van belang voor hun prestaties, geografische informatie over de producten.

De Commissie bepaalt de details en het formaat voor het melden van de gegevens tijdens het gebruik als bedoeld in de tweede alinea, punt b).

4.De Commissie beoordeelt periodiek de overeenkomstig lid 3 ontvangen gegevens tijdens het gebruik en publiceert, in voorkomend geval, geaggregeerde gegevensreeksen.

Hoofdstuk VIII — Conformiteit van producten

Artikel 32
Test-, meet- en berekeningsmethoden

1.Voor de naleving van en de verificatie van de naleving van vereisten inzake ecologisch ontwerp, worden tests, metingen en berekeningen uitgevoerd met gebruikmaking van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende, geavanceerde methoden. Die methoden voldoen aan de vereisten inzake testen, meten en berekenen als bedoeld in de relevante uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2.Indien dit nodig is om de naleving van de in de uit hoofde van artikel 4, derde alinea, punt e), vastgestelde gedelegeerde handelingen bepaalde vereisten inzake ecologisch ontwerp te waarborgen, kan de Commissie vereisen dat er voor het berekenen van de prestaties van producten met betrekking tot de in bijlage I bedoelde relevante productparameter gebruik wordt gemaakt van online-instrumenten, waarbij de toepasselijke berekeningsvoorschriften in aanmerking zijn genomen.

De Commissie houdt bij het vaststellen van de vereisten voor het gebruik van online-instrumenten rekening met de volgende criteria:

a)de noodzaak om de geharmoniseerde toepassing van berekeningsvoorschriften te waarborgen;

b)de noodzaak om de administratieve last voor marktdeelnemers die aan de desbetreffende vereisten voldoen tot een minimum te beperken.

Online-instrumenten zijn kosteloos beschikbaar voor marktdeelnemers die aan de relevante vereisten voldoen.

Artikel 33
Omzeiling

1.Producten die binnen het toepassingsgebied van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallen, worden niet in de handel gebracht of in gebruik genomen als zij zijn ontworpen om hun gedrag of eigenschappen aan te passen wanneer zij worden getest met als doel een gunstiger resultaat te verkrijgen voor een van de productparameters die wordt gereglementeerd bij uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder de producten vallen.

Voor de toepassing van dit lid zijn producten die ontworpen zijn om te kunnen detecteren dat zij worden getest en daarom automatisch hun prestaties kunnen aanpassen en producten die vooraf zijn ingesteld om bij tests hun prestaties aan te passen producten die zijn ontworpen om hun gedrag of eigenschappen aan te passen wanneer zij worden getest.

2.Marktdeelnemers die een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product in de handel brengen, schrijven geen instructies voor het testen voor die het gedrag of de eigenschappen van producten veranderen om een gunstiger resultaat te verkrijgen voor een van de productparameters die wordt gereglementeerd in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder de producten vallen.

Voor de toepassing van dit lid zijn instructies die leiden tot een handmatige aanpassing van het product voorafgaand aan een test die de prestaties van het product veranderen specifiek voor het testen bestemde instructies die het gedrag of de eigenschappen van producten veranderen.

3.Producten die binnen het toepassingsgebied van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallen, worden niet in de handel gebracht of in gebruik genomen als zij zijn ontworpen om binnen korte tijd nadat zij in gebruik zijn genomen hun gedrag of eigenschappen aan te passen met als gevolg dat hun prestaties verslechteren met betrekking tot een van de productparameters die wordt gereglementeerd in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder de producten vallen of met betrekking tot hun functionele werking vanuit het oogpunt van de gebruiker.

4.Software- of firmware-updates mogen niet leiden tot verslechtering van de productprestaties met betrekking tot een van de productparameters die wordt gereglementeerd in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder de producten vallen of met betrekking tot hun functionele werking vanuit het oogpunt van de gebruiker, als gemeten met de testmethode die wordt gebruikt voor de conformiteitsbeoordeling, behalve met uitdrukkelijke toestemming van de eindgebruiker voorafgaand aan de update. Als de update wordt geweigerd, mogen de prestaties niet veranderen.

Software- of firmware-updates mogen niet leiden tot verslechtering van de in de eerste alinea bedoelde prestatieswaardoor het product niet langer voldoet aan de vereisten van uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen die van toepassing zijn op het moment dat het product in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen.

Artikel 34
Vermoeden van conformiteit

1.De in artikel 32 bedoelde test-, meet- en berekeningsmethoden, die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten van dat artikel en met de test-, meet- en berekeningsvereisten die zijn vastgesteld in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, voor zover die vereisten onder die geharmoniseerde normen of delen daarvan vallen.

2.Producten die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten inzake ecologisch ontwerp die zijn vastgesteld in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, voor zover die vereisten onder die geharmoniseerde normen of delen daarvan vallen.

3.Producten die onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallen en waaraan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 66/2010 de EU-milieukeur is toegekend, worden geacht te voldoen aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp van die gedelegeerde handeling, voor zover de criteria van de EU-milieukeur in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 66/2010 op die vereisten van toepassing zijn.

Artikel 35
Gemeenschappelijke specificaties

1.De Commissie kan in de volgende gevallen uitvoeringshandelingen vaststellen waarin gemeenschappelijke specificaties voor vereisten inzake ecologisch ontwerp, de essentiële vereisten voor de in artikel 10 bedoelde productpaspoorten of voor de in artikel 32 bedoelde test-, meet- of berekeningsmethoden worden vastgelegd:

a)zij heeft een of meer Europese normalisatieorganisaties verzocht een geharmoniseerde norm op te stellen met betrekking tot een vereiste of methode inzake ecologisch ontwerp die niet onder een geharmoniseerde norm of een deel daarvan valt, waarvan de referenties zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, en ofwel de normalisatieprocedure heeft onnodige vertraging opgelopen, of de aanvraag is door geen van de Europese normalisatieorganisaties aanvaard;

b)zij heeft overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 besloten om de referenties van de geharmoniseerde normen of de delen daarvan, die op een vereiste of methode inzake ecologisch ontwerp van toepassing zijn, te handhaven met beperkingen dan wel in te trekken.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.De in artikel 32 bedoelde test-, meet- en berekeningsmethoden, die in overeenstemming zijn met gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan, worden geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten van dat artikel en met de test-, meet- en berekeningsvoorschriften die zijn vastgesteld in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, voor zover die voorschriften onder die gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan vallen.

3.Producten die in overeenstemming zijn met gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan worden geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten inzake ecologisch ontwerp van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waaronder die producten vallen, voor zover die vereisten onder die gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan vallen.

Artikel 36 
Conformiteitsbeoordeling

1.Bij het vaststellen van de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure overeenkomstig 4, tweede alinea, houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a)of de betrokken module geschikt is voor het soort product en in verhouding staat tot het nagestreefde algemene belang;

b)de aard van de in bijlage I bedoelde productparameters waarop de desbetreffende vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn gebaseerd, met name of de prestaties met betrekking tot die productparameters op het product zelf kunnen worden geverifieerd;

c)wanneer het verplicht is een derde partij erbij te betrekken, de noodzaak van een keuzemogelijkheid voor de fabrikant tussen modules voor kwaliteitsborging en productcertificatie, zoals beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG.

2.De dossiers en de briefwisseling aangaande de conformiteitsbeoordeling worden, in voorkomend geval, opgesteld in een officiële taal van de lidstaat waarin de bij de in lid 1 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures betrokken aangemelde instantie is gevestigd, of in een door die instantie aanvaarde taal.

Artikel 37
EU-conformiteitsverklaring

1.Uit de EU-conformiteitsverklaring blijkt dat aan de in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vastgelegde vereisten inzake ecologisch ontwerp is voldaan.

2.De EU-conformiteitsverklaring heeft de structuur van het model in bijlage V, bevat de in de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure vastgestelde elementen en een verwijzing naar de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen. Zij wordt voortdurend bijgewerkt. Zij wordt vertaald in de taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar het product in de handel wordt gebracht of wordt aangeboden.

3.Indien voor een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product uit hoofde van meer dan één handeling van de Unie een EU-conformiteitsverklaring vereist is, wordt één EU-conformiteitsverklaring met betrekking tot al die handelingen van de Unie opgesteld. In die verklaring wordt aangegeven om welke handelingen van de Unie het gaat en worden de publicatiereferenties van die handelingen vermeld. De verklaring mag een dossier met relevante afzonderlijke EU-conformiteitsverklaringen zijn.

4.Met het opstellen van de EU-conformiteitsverklaring neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteit van het product.

Artikel 38
Algemene beginselen van de CE-markering

De CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.

Artikel 39
Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering

1.De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op het product aangebracht. Wanneer dit gezien de aard van het product niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is, wordt de stuurwielmarkering aangebracht op de verpakking en in de begeleidende documenten.

2.De CE-markering wordt aangebracht voordat het product in de handel wordt gebracht.

3.Voor een product in de conformiteitsbeoordeling waaraan een aangemelde instantie deelneemt, wordt de CE-markering gevolgd door het identificatienummer van die aangemelde instantie.

Het identificatienummer van de aangemelde instantie wordt aangebracht door die instantie zelf dan wel overeenkomstig haar instructies door de fabrikant of diens gemachtigde.

4.Na de CE-markering en in voorkomend geval het identificatienummer van de aangemelde instantie, kan een pictogram of een ander teken dat een bijzonder risico of gebruik aanduidt, worden aangebracht.

5.De lidstaten bouwen voort op bestaande mechanismen om te zorgen voor een juiste toepassing van de voorschriften voor de CE-markering en nemen passende maatregelen tegen oneigenlijk gebruik van het merkteken.

Artikel 40
Alternatieve conformiteitsverklaringen en -markeringen

De Commissie houdt bij het vaststellen van alternatieve regels inzake de aanmelding van de conformiteitsverklaring of van markeringen waaruit conformiteit met de toepasselijke vereisten uit hoofde van het Unierecht uit hoofde van artikel 4, derde alinea, punt f), blijkt, rekening met de volgende criteria:

a)de noodzaak om administratieve lasten voor marktdeelnemers tot een minimum te beperken; 

b)de noodzaak om te zorgen voor samenhang met andere conformiteitsverklaringen en -markeringen die op een bepaald product van toepassing zijn;

c)de noodzaak om verwarring over de betekenis van conformiteitsverklaringen en -markeringen uit hoofde van ander Unierecht te voorkomen.

Hoofdstuk IX — Aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties

Artikel 41
Aanmelding

De instanties die bevoegd zijn om de conformiteitsbeoordelingstaken van derden als bedoeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen te verrichten, worden door de lidstaten bij de Commissie en de andere lidstaten aangemeld.

Artikel 42
Aanmeldende autoriteiten

1.De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van de naleving van artikel 47.

2.De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening.

3.Wanneer de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de vereisten die zijn vastgesteld in artikel 43. Voorts treft deze instantie maatregelen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken.

4.De aanmeldende autoriteit is volledig aansprakelijk voor de taken die de in lid 3 vermelde instantie verricht.

Artikel 43
Vereisten ten aanzien van aanmeldende autoriteiten

1.Een aanmeldende autoriteit is zodanig opgericht dat er zich geen belangenconflicten met conformiteitsbeoordelingsinstanties of aangemelde instanties voordoen.

2.Een aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn.

3.Een aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt genomen door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht.

4.Een aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door conformiteitsbeoordelingsinstanties en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie.

5.Een aanmeldende autoriteit waarborgt dat de door haar verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld. Zij zal op verzoek echter informatie over aangemelde instanties uitwisselen met de Commissie, met de aanmeldende autoriteiten van andere lidstaten en met andere bevoegde nationale autoriteiten.

6.Een aanmeldende autoriteit neemt als uitgangspunt voor de aanmelding slechts de specifieke conformiteitsbeoordelingsinstantie die om aanmelding verzoekt en neemt de capaciteiten of het personeel van moeder- of zusterondernemingen niet in aanmerking. De autoriteit beoordeelt die instantie ten aanzien van alle vereisten en conformiteitsbeoordelingstaken.

7.Een aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden en toereikende financiering om haar taken naar behoren uit te voeren.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin een minimumaantal voltijdequivalenten wordt vastgelegd dat als toereikend wordt beschouwd voor een passend toezicht op aangemelde instanties, in voorkomend geval met betrekking tot specifieke conformiteitsbeoordelingstaken. Indien het toezicht wordt uitgevoerd door een nationale accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 42, lid 3, is dit minimumaantal op die instantie van toepassing.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 44
Informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op aangemelde instanties, en van alle wijzigingen daarvan.

De Commissie maakt die informatie openbaar.

Artikel 45
Vereisten in verband met aangemelde instanties

1.Om te kunnen worden aangemeld moeten conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de vereisten in de leden 2 tot en met 11 voldoen.

2.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is naar het nationaal recht van een lidstaat opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid.

3.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of producten. Zij heeft geen economische banden met organisaties die belang hebben bij de producten die zij beoordeelt, in het bijzonder fabrikanten, hun handelspartners en hun investeerders met aandelen. Dit belet de conformiteitsbeoordelingsinstantie niet om conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor concurrerende fabrikanten uit te voeren.

4.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, importeur, distributeur, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door hen beoordeelde producten, noch de vertegenwoordiger van een van deze partijen. Dit vormt echter geen beletsel voor het gebruik van beoordeelde producten die nodig zijn voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of voor het gebruik van de producten voor persoonlijke doeleinden.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze producten. Zij oefenen geen activiteiten uit die de onafhankelijkheid van hun oordeel of hun integriteit met betrekking tot de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld, in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt in het bijzonder voor adviesdiensten.

Conformiteitsbeoordelingsinstanties zorgen ervoor dat de activiteiten van hun ouder- of zusterondernemingen, dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.

De invoering van en het toezicht op interne procedures, algemeen beleid, gedragscodes of andere interne regels, de toewijzing van personeel aan specifieke taken en de conformiteitsbeoordelingsbeslissingen mogen niet aan een onderaannemer of dochteronderneming worden uitbesteed.

5.Conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische en wetenschappelijke bekwaamheid op de specifieke gebieden. Zij zijn ook vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, met name van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van die activiteiten.

6.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die op grond van de relevante uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling aan haar zijn toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

De conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elke soort of elke categorie producten waarvoor zij is aangemeld, over:

a)het nodige personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten. Personeel dat verantwoordelijk is voor het nemen van beoordelingsbeslissingen wordt door de conformiteitsbeoordelingsinstantie in dienst genomen op grond van het interne recht van de aanmeldende lidstaat, heeft geen andere potentiële belangenconflicten, is bevoegd om de door andere personeelsleden, externe deskundigen of onderaannemers gemaakte beoordelingen te verifiëren. Het aantal van die personeelsleden is toereikend om de bedrijfscontinuïteit te waarborgen en conformiteitsbeoordelingen op een consistente wijze aan te pakken;

b)de nodige beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie van deze procedures en de mogelijkheid om ze te reproduceren worden gewaarborgd. Dit is met inbegrip van een kwalificatiematrix die het betrokken personeel en hun respectieve status en taken binnen de conformiteitsbeoordelingsinstantie in overeenstemming brengt met de conformiteitsbeoordelingstaken met betrekking waartoe de instantie wil worden aangemeld;

c)passend beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen de taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten;

d)procedures voor de uitoefening van haar activiteiten die naar behoren rekening houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin deze actief is, haar structuur, de mate van complexiteit van de producttechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

De instantie beschikt over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de conformiteitsbeoordeling op adequate wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten.

7.Het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling beschikt over:

a)een gedegen technische en beroepsopleiding die alle conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld;

b)een bevredigende kennis van de vereisten inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren, met inbegrip van voldoende kennis over en inzicht in de relevante wetgeving, test-, meet- en berekeningsvoorschriften, van de toepasselijke geharmoniseerde normen of gemeenschappelijke specificaties en van de relevante bepalingen van deze verordening en van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

c)de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht.

8.De onpartijdigheid van de conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun hoogste leidinggevenden en hun beoordelingspersoneel moet worden gewaarborgd.

De bezoldiging van de hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie mag niet afhangen van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

9.Conformiteitsbeoordelingsinstanties sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de staat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

10.Het personeel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van de conformiteitsbeoordelingstaken uit hoofde van de desbetreffende uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, behalve ten opzichte van de aanmeldende autoriteiten en andere nationale autoriteiten van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd.

11.Conformiteitsbeoordelingsinstanties nemen deel aan, of zorgen ervoor dat hun beoordelingspersoneel op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en hanteren de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.

Artikel 46
Vermoeden van conformiteit van conformiteitsbeoordelingsinstanties

Indien een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de vereisten in artikel 45 te voldoen, voor zover die vereisten door de toepasselijke geharmoniseerde normen worden bestreken.

Artikel 47
Dochterondernemingen en uitbesteding door aangemelde instanties

1.Indien de aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt aan een onderaannemer of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de vereisten in artikel 45 voldoet, en brengt zij de aanmeldende autoriteit hiervan op de hoogte.

2.Aangemelde instanties nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar deze gevestigd zijn. De desbetreffende aangemelde instanties stellen procedures in voor het lopende toezicht op de bevoegdheid, activiteiten en prestaties van hun onderaannemers of dochterondernemingen, rekening houdend met de in artikel 45, lid 6, bedoelde kwalificatiematrix.

3.Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed aan onderaannemers of door een dochteronderneming worden uitgevoerd.

4.Aangemelde instanties houden alle relevante documenten over de beoordeling van en het toezicht op de kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door de onderaannemer of dochteronderneming uit hoofde van de relevante uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende autoriteit.

Artikel 48
Verzoek om aanmelding

1.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is.

2.Dat verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s) en het product of de producten waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn, de in artikel 45, lid 6, bedoelde kwalificatiematrix en, indien dit bestaat, van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de vereisten van artikel 45. Het accreditatiecertificaat heeft uitsluitend betrekking op de specifieke juridische entiteit die om aanmelding verzoekt en wordt, naast de desbetreffende geharmoniseerde normen, gebaseerd op de specifieke vereisten en conformiteitsbeoordelingstaken die zijn vastgelegd in de relevante uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

3.Wanneer de betrokken conformiteitsbeoordelingsinstantie geen accreditatiecertificaat kan overleggen, verschaft zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die nodig zijn om haar conformiteit met de vereisten van artikel 45 te verifiëren en te erkennen en daar geregeld toezicht op te houden.

Artikel 49
Aanmeldingsprocedure

1.Aanmeldende autoriteiten melden uitsluitend keuringsinstanties aan die aan de vereisten in artikel 45 hebben voldaan.

2.Zij verrichten de aanmelding bij de Commissie en de andere lidstaten door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

3.Bij de aanmelding worden de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s), het product of de producten en de bekwaamheidsattestatie uitvoerig beschreven.

4.Wanneer een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in artikel 48, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten de bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de conformiteitsbeoordelingsinstantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat de instantie regelmatig wordt gecontroleerd en zal blijven voldoen aan de vereisten van artikel 45.

5.De betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie en de andere lidstaten binnen twee weken na een aanmelding indien een accreditatiecertificaat wordt gebruikt, of binnen twee maanden na een aanmelding indien geen accreditatiecertificaat wordt gebruikt, geen bezwaren indienen.

Alleen een dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze verordening als aangemelde instantie beschouwd.

6.De aanmelding wordt geldig op de dag nadat de instantie door de Commissie is opgenomen in de in artikel 50, lid 2, bedoelde lijst van aangemelde instanties. De betrokken instantie kan de activiteiten van een aangemelde instantie pas uitvoeren als de aanmelding geldig is geworden.

De Commissie maakt een aanmelding niet bekend als zij ervan op de hoogte is of raakt dat de desbetreffende aangemelde instantie niet aan de vereisten van artikel 45 voldoet.

7.De Commissie en de andere lidstaten worden in kennis gesteld van alle relevante latere wijzigingen in de aanmelding.

Artikel 50
Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1.De Commissie kent aan aangemelde instanties een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één nummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse handelingen van de Unie is aangemeld.

2.De Commissie maakt de lijst van de uit hoofde van deze verordening aangemelde instanties openbaar, met vermelding van de toegekende identificatienummers en de activiteiten waarvoor de instanties zijn aangemeld.

De Commissie zorgt voor de actualisering van deze lijst.

Artikel 51
Wijzigingen in de aanmelding

1.Wanneer een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de vereisten van artikel 45 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, geschorst of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan die vereisten of het niet-nakomen van die verplichtingen. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2.Indien de aanmelding wordt beperkt, geschorst of ingetrokken, of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 52
Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1.De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij eraan twijfelt of een aangemelde instantie bekwaam is of nog aan de vereisten voldoet en haar verantwoordelijkheden nog nakomt, of waarin zij in kennis wordt gesteld van twijfels daaromtrent.

2.De aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken instantie.

3.Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

4.Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarin zij de aanmeldende lidstaat verzoekt de nodige corrigerende maatregelen te nemen en zo nodig de aanmelding in te trekken. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De Commissie werkt binnen twee weken na de vaststelling van de uitvoeringshandeling de in artikel 50, lid 2, bedoelde lijst van aangemelde instantie bij.

Artikel 53
Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1.Aangemelde instanties voeren conformiteitsbeoordelingen uit volgens de conformiteitsbeoordelingsprocedures in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2.De conformiteitsbeoordelingen worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij voorkomen wordt dat marktdeelnemers onnodig worden belast. De conformiteitsbeoordelingsinstantie houdt bij de uitoefening van haar activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve technologische complexiteit van de producten en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Hierbij eerbiedigt zij echter de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat het product voldoet aan de relevante bepalingen.

3.Indien een aangemelde instantie van oordeel is dat een fabrikant niet aan de relevante vereisten of overeenkomstige geharmoniseerde normen, gemeenschappelijke specificaties of andere technische specificaties voldoet, eist zij dat die fabrikant passende corrigerende maatregelen treft met het oog op een tweede en definitieve conformiteitsbeoordeling, tenzij de tekortkomingen niet kunnen worden hersteld, in welk geval zij geen certificaat afgeeft, noch een goedkeuringsbesluit neemt.

4.Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een certificaat of goedkeuringsbesluit vaststelt dat een product of de fabrikant niet of niet meer conform is, eist zij dat de fabrikant passende corrigerende maatregelen treft; zo nodig schorst zij het certificaat of goedkeuringsbesluit, of trekt zij dit in.

5.Indien geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten of goedkeuringsbesluiten door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, geschorst of ingetrokken.

6.De aangemelde instantie passen bij het nemen van conformiteitsbeoordelingsbeslissingen, alsook bij het nemen van beslissingen over de noodzaak om een certificaat op te schorten of in te trekken, of van goedkeuringsbesluiten in het licht van mogelijke gevallen van niet-naleving, duidelijke en vooraf bepaalde criteria toe.

7.Aangemelde instanties zorgen voor roulatie van het personeel dat verschillende conformiteitsbeoordelingstaken verricht.

Artikel 54
Informatieplicht voor aangemelde instanties

1.Aangemelde instanties brengen de aanmeldende autoriteit op de hoogte van:

a)elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van certificaten;

b)omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor aanmelding;

c)informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen;

d)op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en onderaanneming.

2.Aangemelde instanties verstrekken de andere uit hoofde van deze verordening aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde producten verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.

3.Indien de Commissie of de markttoezichtautoriteit van een lidstaat bij een op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde aangemelde instantie een verzoek indient in verband met een door die aangemelde instantie verrichte conformiteitsbeoordeling, stuurt zij een kopie van dat verzoek aan de aanmeldende autoriteit van die andere lidstaat. De betrokken aangemelde instantie reageert onverwijld, en uiterlijk binnen 15 dagen, op het verzoek. De aanmeldende autoriteit ziet erop toe dat beslissingen over dergelijke verzoeken door de aangemelde instantie worden genomen, tenzij er een geldige reden is om dit niet te doen.

4.Indien aangemelde instanties bewijs hebben of krijgen dat:

a)een andere aangemelde instantie niet aan de vereisten van artikel 45 of aan haar verplichtingen voldoet; of

b)een in de handel gebracht product niet voldoet aan de vereisten die zijn uiteengezet in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder dat product valt; of

c)het aannemelijk is dat een in de handel gebracht product vanwege zijn fysieke toestand een ernstig risico inhoudt;

waarschuwen en delen zij dat bewijs naargelang het geval met de desbetreffende markttoezichtautoriteit of aanmeldende autoriteit.

Artikel 55
Uitwisseling van ervaringen

De Commissie organiseert de uitwisseling van ervaringen tussen de autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid.

Artikel 56
Coördinatie van aangemelde instanties

1.De Commissie zorgt voor passende coördinatie en samenwerking tussen instanties die zijn aangemeld uit hoofde van deze verordening in de vorm van een groep of groepen van aangemelde instanties, in voorkomend geval met inbegrip van groepen van instanties die zijn aangemeld uit hoofde van dezelfde uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling of met betrekking tot vergelijkbare conformiteitsbeoordelingstaken.

Aangemelde instanties nemen rechtstreeks of via aangewezen vertegenwoordigers deel aan de werkzaamheden van elke relevante groep.

2.Aangemelde instanties passen als algemene richtsnoeren alle relevante documenten toe die zijn voortgekomen uit de werkzaamheden van de in lid 1 bedoelde groepen.

3.De coördinatie en samenwerking in de in lid 1 bedoelde groepen zijn erop gericht de geharmoniseerde toepassing van deze verordening en van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen te waarborgen. Daarbij hanteren de groepen als algemene richtsnoeren alle relevante documenten die worden geproduceerd door de groep voor administratieve samenwerking die overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 wordt opgericht.

Hoofdstuk X — Stimulansen

Artikel 57
Stimulansen van de lidstaten

1.Stimulansen van de lidstaten met betrekking tot producten die vallen onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waarin overeenkomstig artikel 7, lid 4, prestatieklassen zijn vastgesteld met betrekking tot een in bijlage I vermelde productparameter, hebben betrekking op de twee hoogste op het niveau van de Unie bevolkte prestatieklassen of in voorkomend geval op producten met een EU-milieukeur, tenzij in die gedelegeerde handeling anders is bepaald.

2.Indien in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 7, lid 4, prestatieklassen met betrekking tot meer dan één in bijlage I vermelde productparameter worden vastgesteld, of indien prestatieklassen worden vastgesteld uit hoofde van zowel Verordening (EU) 2017/1369 als deze verordening, kan de Commissie in de uit hoofde van artikel 4, derde alinea, punt g), vastgestelde gedelegeerde handelingen vaststellen op welke productparameters de stimulansen van de lidstaten betrekking hebben.

Daarbij houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a)het aantal producten in elke prestatieklasse;

b)de relatieve betaalbaarheid van de producten in elke prestatieklasse;

c)de noodzaak om voor voldoende vraag naar ecologisch duurzamere producten te zorgen.

3.Indien in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling geen prestatieklassen zijn vastgesteld, kan de Commissie in de uit hoofde van artikel 4, derde alinea, punt g), vastgestelde gedelegeerde handelingen vereisten met betrekking tot productparameters vaststellen waaraan de producten waarop de stimulansen van de lidstaten van toepassing zijn, moeten voldoen.

Daarbij houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a)de relatieve betaalbaarheid van de producten die aan die vereisten voldoen;

b)de noodzaak om voor voldoende vraag naar ecologisch duurzamere producten te zorgen.

Artikel 58
Groene overheidsopdrachten

1.Vereisten overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt h), voor overheidsopdrachten die worden gegund door aanbestedende diensten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2014/24/EU of artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU, of aanbestedende instanties zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU, kunnen al naargelang het geval de vorm aannemen van verplichte technische specificaties, selectiecriteria, gunningscriteria, clausules voor de uitvoering van de opdracht of streefdoelen.

2.Bij het vaststellen van vereisten voor overheidsopdrachten overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt h), houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a)de waarde en omvang van overheidsopdrachten die voor die bepaalde productgroep, of voor de diensten of werken waarbij die bepaalde productgroep wordt gebruikt, worden gegund;

b)de noodzaak om voor voldoende vraag naar ecologisch duurzamere producten te zorgen.

c)de economische haalbaarheid voor aanbestedende diensten of aanbestedende entiteiten om ecologisch duurzamere producten aan te kopen zonder dat dit onevenredige kosten met zich meebrengt.

Hoofdstuk XI — Markttoezicht

Artikel 59
Actieplannen inzake markttoezicht

1.Onverminderd artikel 13 van Verordening (EU) 2019/1020, stelt elke lidstaat ten minste elke twee jaar een actieplan op met een uiteenzetting van de geplande markttoezichtactiviteiten om ervoor te zorgen dat er met betrekking tot deze verordening en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen op voldoende grote schaal passende controles worden uitgevoerd. Elke lidstaat stelt het eerste van die actieplannen uiterlijk op [16 juli 2024] op.

Het in lid 1 bedoelde actieplan omvat ten minste:

a)de producten of vereisten die voor markttoezicht als prioriteiten worden geïdentificeerd, rekening houdend met de gemeenschappelijke prioriteiten die zijn geïdentificeerd door de groep voor administratieve samenwerking overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt a), en in overeenstemming met de in lid 5 bedoelde uitvoeringshandelingen;

b)de geplande markttoezichtactiviteiten om niet-naleving te beperken voor de producten of vereisten die als prioriteiten zijn geïdentificeerd, met inbegrip van de aard en het minimumaantal controles dat moet worden uitgevoerd in de door het actieplan bestreken periode.

2.De in lid 1, punt a), bedoelde prioriteiten voor markttoezicht worden geïdentificeerd op basis van objectieve criteria, zoals:

a)de op de markt waargenomen niveaus van niet-naleving;

b)de milieueffecten van niet-naleving;

c)het aantal relevante producten dat op de nationale markten wordt aangeboden, en

d)het aantal relevante marktdeelnemers dat op die markten actief is.

3.De aard van en het aantal geplande controles overeenkomstig lid 1, punt b), staan in verhouding tot de objectieve criteria die worden gebruikt om de prioriteiten in overeenstemming met lid 2 te identificeren.

4.De lidstaten delen hun actieplannen mee aan de Commissie en de andere lidstaten via het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem.

5.De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststelling waarin de producten of vereisten worden opgenomen die de lidstaten ten minste beschouwen als prioriteiten voor markttoezicht overeenkomstig lid 1, punt a).

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 60
Minimumaantal controles

1.De Commissie is overeenkomstig artikel 66 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen, door het minimumaantal controles vast te stellen dat door de markttoezichtautoriteiten van elke lidstaat moet worden uitgevoerd op specifieke producten die onder uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vallen of met betrekking tot de specifieke vereisten die in die gedelegeerde handelingen zijn vastgelegd. In de gedelegeerde handeling kunnen, in voorkomend geval, de aard van de vereiste controles en de te gebruiken methoden worden gespecificeerd.

Het minimumaantal controles wordt vastgesteld op basis van de volgende criteria:

a)de in artikel 59, lid 2, vermelde criteria;

b)de in de actieplannen van de lidstaten geplande activiteiten;

c)de door de groep voor administratieve samenwerking geïdentificeerde gemeenschappelijke prioriteiten in overeenstemming met artikel 62, lid 1, punt a);

d)in voorkomend geval, de prioriteiten in de in artikel 59, lid 5, bedoelde uitvoeringshandelingen.

2.Markttoezichtautoriteiten hebben het recht de kosten van de documentencontrole en de fysieke tests van producten terug te vorderen van de verantwoordelijke marktdeelnemer indien de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen niet zijn nageleefd.

Artikel 61
Verslaglegging en benchmarking

1.Markttoezichtautoriteiten voeren in het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem informatie in over de aard en zwaarte van boetes die worden opgelegd met betrekking tot niet-naleving van deze verordening.

2.De Commissie stelt elke twee jaar uiterlijk op 30 juni een verslag op dat gebaseerd is op de informatie die markttoezichtautoriteiten in het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem hebben ingevoerd. Het eerste van deze verslagen wordt uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen: twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening] gepubliceerd.

Dat verslag bevat:

a)informatie over de aard van en het aantal controles dat gedurende de twee voorgaande kalenderjaren door markttoezichtautoriteiten wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 34, leden 4 en 5, van Verordening (EU) 2019/1020;

b)informatie over de geconstateerde mate van niet-naleving en over de aard en zwaarte van de boetes die voor de twee voorgaande kalenderjaren zijn opgelegd met betrekking tot producten die vallen onder uit hoofde van artikel 4 van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen;

c)een vergelijking van deze informatie met de activiteiten die gepland zijn in het kader van de overeenkomstig artikel 59, lid 1, opgestelde actieplannen;

d)indicatieve benchmarks voor markttoezichtautoriteiten met betrekking tot de frequentie van controles en de aard en zwaarte van de opgelegde boetes.

3.De Commissie publiceert het in lid 2 van dit artikel bedoelde verslag in het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem en maakt een samenvatting van het verslag openbaar.

Artikel 62
Coördinatie en ondersteuning van markttoezicht

1.Voor de toepassing van deze verordening komt de overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 opgerichte groep voor administratieve samenwerking (ADCO) regelmatig en, in voorkomend geval, op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie of twee of meer deelnemende markttoezichtautoriteiten bijeen.

In de context van het uitvoeren van haar taken zoals uiteengezet in artikel 32 van Verordening (EU) 2019/1020, ondersteunt de ADCO de uitvoering van de overeenkomstig artikel 59, lid 1, opgestelde actieplannen en identificeert zij:

a)gemeenschappelijke prioriteiten voor markttoezicht als bedoeld in artikel 59, lid 1, punt a), op basis van de in artikel 59, lid 2, bedoelde objectieve criteria;

b)prioriteiten voor steun van de Unie overeenkomstig lid 2;

c)de in overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen bepaalde vereisten die anders worden toegepast of geïnterpreteerd en die prioriteiten zouden moeten zijn voor de organisatie van gemeenschappelijke opleidingen of de vaststelling van richtsnoeren overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

2.Op basis van de door de ADCO geïdentificeerde prioriteiten:

a)organiseert de Commissie projecten betreffende gemeenschappelijk markttoezicht en testprojecten op gebieden van algemeen belang;

b)organiseert de Commissie gemeenschappelijke investeringen in capaciteit voor markttoezicht, met inbegrip van apparatuur en IT-instrumenten;

c)organiseert de Commissie gemeenschappelijke opleidingen voor het personeel van markttoezichtautoriteiten, aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties, onder andere over de juiste interpretatie en toepassing van de in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen gestelde vereisten en over de methoden en technieken die van belang zijn voor het toepassen of verifiëren van de naleving daarvan;

d)stelt de Commissie richtsnoeren op voor de toepassing en handhaving van de in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen gestelde vereisten, met inbegrip van gemeenschappelijke praktijken en methoden voor doeltreffend markttoezicht.

De Unie financiert, in voorkomend geval, de in de punten a) tot en met c) vermelde acties.

3.De Commissie verleent technische en logistieke ondersteuning om te waarborgen dat de ADCO haar in artikel 32 van Verordening (EU) 2019/1020 en dit artikel uiteengezette taken vervult.

Hoofdstuk XII — Vrijwaringsprocedures

Artikel 63
Procedure voor producten die op nationaal niveau een risico opleveren

1.Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product een risico vormt, voeren zij een beoordeling uit in het licht van alle met het risico verband houdende relevante vereisten die in deze verordening of in de desbetreffende gedelegeerde handeling zijn vastgelegd. De desbetreffende marktdeelnemers werken zo nodig samen met de markttoezichtautoriteiten.

Indien de markttoezichtautoriteiten bij die beoordeling vaststellen dat het product niet voldoet aan de in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vastgelegde vereisten, eisen zij onverwijld dat de desbetreffende marktdeelnemer passende en evenredige corrigerende maatregelen treft, binnen een redelijke termijn die door de markttoezichtautoriteiten wordt voorgeschreven en die evenredig is met de aard van en, in voorkomend geval, de mate van niet-naleving, om een einde aan de niet-naleving te maken. De corrigerende maatregel die door de marktdeelnemer moet worden genomen kan de acties omvatten als bedoeld in artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1020.

De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte.

2.Indien de markttoezichtautoriteiten van oordeel zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer hebben vereist.

3.De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle betrokken producten die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden aan alle passende corrigerende maatregelen worden onderworpen.

4.Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn corrigerende maatregelen neemt of de niet-naleving voortduurt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van het betrokken product te verbieden of te beperken, dan wel het product in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

Zij brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze maatregelen op de hoogte.

5.De in lid 4 bedoelde informatie voor de Commissie en de andere lidstaten wordt meegedeeld via het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem en omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het non-conforme product te identificeren en om de oorsprong van dat product, de aard van de veronderstelde non-conformiteit en van het risico, de aard en de duur van de genomen nationale maatregelen, alsmede de door de betrokken marktdeelnemer aangevoerde argumenten in kaart te brengen. De markttoezichtautoriteiten vermelden ook of de non-conformiteit een van de volgende oorzaken heeft:

a)het product voldoet niet aan de in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling gestelde vereisten, of

b)tekortkomingen in de in de artikelen 34 en 35 bedoelde geharmoniseerde normen of gemeenschappelijke specificatie die een vermoeden van conformiteit rechtvaardigen.

6.De andere lidstaten dan die welke de procedure in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de non-conformiteit van het betrokken product, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

7.Indien binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 4 bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is gemaakt door een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn. In het kader van maatregelen kan een periode van meer of minder dan drie maanden worden bepaald om rekening te houden met de bijzonderheden van de betrokken producten of vereisten.

8.De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van het betrokken product of de betrokken fabrikant onverwijld passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van dit product.

Artikel 64
Vrijwaringsprocedure van de Unie

1.Wanneer na voltooiing van de procedure in artikel 63, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat de nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en beoordeelt zij de nationale maatregel. Op grond van de resultaten van die evaluatie besluit de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte.

Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om het non-conforme product uit de handel te nemen en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat de maatregel in.

3.Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van het product wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 34 van deze verordening, past de Commissie de procedure van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 toe.

4.Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van het product wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de gemeenschappelijke specificaties zoals bedoeld in artikel 35, stelt de Commissie onverwijld uitvoeringshandelingen vast tot wijziging of intrekking van de betrokken gemeenschappelijke specificaties.

De in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 65
Formele non-conformiteit

1.Wanneer een lidstaat een van de volgende feiten vaststelt, eist die lidstaat dat de betrokken marktdeelnemer een einde maakt aan de desbetreffende non-conformiteit:

a)de CE-markering is in strijd met artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of met artikel 39 van de onderhavige verordening aangebracht;

b)de CE-markering is niet aangebracht;

c)het identificatienummer van de aangemelde instantie is in strijd met artikel 39 aangebracht of is niet aangebracht, ondanks dat dit vereist is;

d)er is geen EU-conformiteitsverklaring opgesteld;

e)de EU-conformiteitsverklaring is niet correct opgesteld;

f)de technische documentatie is niet beschikbaar, is onvolledig of bevat fouten;

g)de gegevens als bedoeld in artikel 21, lid 6, of artikel 23, lid 3, ontbreken, zijn onjuist of zijn onvolledig;

h)er is niet voldaan aan een andere administratieve vereiste in artikel 21 of artikel 23 of in de toepasselijke overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

2.Wanneer de in lid 1 bedoelde non-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken lidstaat alle passende maatregelen om het op de markt aanbieden van het product te beperken of te verbieden, of het product terug te roepen of uit de handel te nemen.

Hoofdstuk XIII — Gedelegeerde bevoegdheden en comitéprocedure

Artikel 66
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 4, artikel 9, lid 1, tweede alinea, artikel 11, lid 4, artikel 20, lid 3, en artikel 61, lid 1, vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van zes jaar vanaf [één maand na de inwerkingtreding van deze handeling]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zes jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, artikel 9, lid 1, tweede alinea, artikel 11, lid 4, artikel 20, lid 3, en artikel 61, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen die handelen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 4, artikel 9, lid 1, tweede alinea, artikel 11, lid 4, artikel 20, lid 3, en artikel 61, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 67
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Hoofdstuk XIV — Slotbepalingen

Artikel 68 
Sancties

De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, rekening houdend met de mate van niet-naleving en de hoeveelheden non-conforme producten die in de Unie in de handel zijn gebracht. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [een jaar na de datum van toepassing van deze verordening] van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

Artikel 69
Evaluatie

De Commissie voert niet eerder dan [acht jaar na de datum van toepassing van deze verordening] een evaluatie van deze verordening uit, alsook van de bijdrage ervan aan de werking van de interne markt en de verbetering van de ecologische duurzaamheid van producten. De Commissie dient bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s een verslag in over de belangrijkste bevindingen. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dit verslag.

Indien de Commissie dit passend acht, gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

Artikel 70
Intrekking en overgangsbepalingen

1.Richtlijn 2009/125/EG wordt ingetrokken.

2.Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens concordantietabel in bijlage VIII.

3.Artikel 1, lid 3, artikel 2, artikel 3, lid 1, de artikelen 4, 5 en 8, artikel 9, lid 3, en artikel 10 van en de bijlagen IV, V en VI bij Richtlijn 2009/125/EG, zoals van toepassing op [PB: gelieve de dag vóór de datum van toepassing van deze verordening in te voegen] blijven van toepassing op uitvoeringsmaatregelen die worden vastgesteld uit hoofde van artikel 15 van die richtlijn.

4.De artikelen 3, 33 en 59 tot en met 65 van deze verordening zijn van toepassing op uitvoeringsmaatregelen die worden vastgesteld uit hoofde van artikel 15 van Richtlijn 2009/125/EG.

5.Voor producten die vóór de datum van toepassing van een uit hoofde van artikel 4 van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling die op diezelfde producten van toepassing is in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG, stelt de fabrikant binnen tien dagen na ontvangst van een verzoek daartoe van de markttoezichtautoriteiten of de Commissie een elektronische versie van de documentatie met betrekking tot de conformiteitsbeoordeling en de conformiteitsverklaring voor een periode van tien jaar vanaf de vervaardiging van het laatste van die producten ter beschikking voor inspectie.

Artikel 71
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

1.4.4.Prestatie-indicatoren

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

03 — interne markt

09 — milieu en klimaatactie

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

 een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 86  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

De doelstellingen van deze verordening zijn het verbeteren van de ecologische duurzaamheid van producten en het waarborgen van het vrije verkeer in de interne markt van producten waarvoor duurzaamheidseisen zijn vastgesteld.

Daartoe wordt voorzien in de vaststelling van gedelegeerde handelingen die vereisten bevatten met betrekking tot de duurzaamheid, herbruikbaarheid, verbeterbaarheid en repareerbaarheid van producten, de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten, de energie-efficiëntie van producten en hulpbronnenefficiëntie, het gehalte aan gerecyclede materialen in producten, herproductie en hoogwaardige recycling van producten, en in de vermindering van de koolstof- en milieuvoetafdrukken van producten. Tevens wordt voorzien in de invoering van een digitaal productpaspoort (hierna: “het productpaspoort”) en in de vaststelling van verplichte criteria inzake groene overheidsopdrachten, en wordt een kader vastgesteld om te voorkomen dat niet-verkochte consumptiegoederen worden vernietigd.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

In navolging van de algemene doelstelling zijn de specifieke doelstellingen:

·het verbeteren van de ecologische duurzaamheid van producten en de toegang tot informatie over duurzaamheid in de toeleveringsketen;

·het stimuleren van duurzamere producten en bedrijfsmodellen om het waardebehoud te verbeteren;

·zorgen voor een betere toepassing van het wetgevingskader inzake duurzame producten.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

De uitvoering van deze verordening heeft de volgende verwachte resultaten en gevolgen:

met betrekking tot de verbeterde ecologische duurzaamheid van producten en de toegang tot informatie over duurzaamheid in de toeleveringsketen:

·groter aantal (non-food)producten in het toepassingsgebied;

·productvereisten die de waardeketen van producten, circulariteit en de toegang tot informatie over duurzaamheid beter bestrijken;

·minder milieueffecten, betere energie- en hulpbronnenefficiëntie in de levenscyclus van producten, onder andere door de levensduur van producten en de gebruikte materialen aan te pakken;

met betrekking tot stimulansen voor duurzamere producten en bedrijfsmodellen:

·meer investeringen in het ontwerp, de productie en de service na verkoop van duurzamere producten, voor een hoger marktaandeel van dit producten;

·hogere economische waarde van de sectoren recycling en reparatie en hergebruik;

met betrekking tot een betere toepassing van het wetgevingskader inzake duurzame producten:

·groter aantal producten waarop duurzaamheidseisen van toepassing zijn;

·productvereisten die de waardeketen van producten, circulariteit en de toegang tot informatie over duurzaamheid beter bestrijken;

·minder van niet-naleving van duurzaamheidseisen voor in de EU in de handel gebrachte producten.

Voor bedrijven die ook buiten de EU actief zijn, zullen geharmoniseerde vereisten op EU-niveau de totale nalevingskosten waarschijnlijk verlagen, aangezien zij in de plaats komen van verschillende bestaande of geplande nationale vereisten. Het concurrentievermogen van bedrijven zal hier ook rechtstreeks van profiteren, onder andere doordat zal worden overgegaan van de verwerking van primaire naar secundaire grondstoffen en van de productie van producten naar onderhoud, hergebruik, opknappen, reparatie en tweedehandsverkoop, hetgeen naar verwachting zeer gunstig zal zijn voor kmo’s, aangezien zij actiever zijn in deze sectoren.

Deze verordening zal naar verwachting het consumentengedrag gaan veranderen. Zij vormt een antwoord op het geconstateerde probleem dat het voor marktdeelnemers en burgers nog steeds te moeilijk is om voor duurzame aankopen te kiezen, aangezien relevante informatie hierover en betaalbare opties om dat te doen ontbreken. Zij zal consumenten leiden naar milieuvriendelijkere aankopen door de minst duurzame producten uit de sluiten van de markt (en daarmee de keuzes van consumenten te vergemakkelijken) en door duidelijkere en beter toegankelijke informatie te verstrekken, met voor bepaalde producten ook hun prestatieklassen en mogelijk bijbehorende etiketten. Het digitale productpaspoort zal zorgen voor nog meer beschikbare informatie en de toegang daartoe vergemakkelijken. Hierdoor kunnen particuliere aanbieders apps en diensten ontwikkelingen die ervoor zorgen dat consumenten producten beter kunnen beoordelen en vergelijken.

Het digitale productpaspoort maakt ook relevante productinformatie digitaal beschikbaar voor markttoezichtautoriteiten en wellicht douaneautoriteiten, waardoor de conformiteit gemakkelijker kan worden geverifieerd en de doeltreffendheid van handhavingsactiviteiten door de lidstaten wordt verbeterd. Het uitgebreide toepassingsgebied van het kader inzake ecologisch ontwerp met hogere ambities op het gebied van duurzaamheid kan echter alleen succesvol zijn als de hulpmiddelen van zowel de Europese Commissie als van de lidstaten worden verhoogd tot een niveau dat in verhouding staat tot de ambities.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

De volgende kernreeks van indicatoren zal worden gebruikt om toezicht te houden op de uitvoering van deze verordening en de gevolgen ervan:

met betrekking tot de verbeterde ecologische duurzaamheid van producten en de toegang tot informatie over duurzaamheid in de toeleveringsketen:

·aantal productgroepen dat onder gedelegeerde handelingen valt overeenkomstig artikel 5;

·geraamde verandering in emissies van verontreinigende stoffen en broeikasgasemissies (onder andere via verwijderingen) van de waardeketens van verwerkende bedrijven die gereguleerde producten leveren aan de interne markt van de EU;

·geraamde veranderingen in het energie- en waterverbruik en de energie- en waterefficiëntie van relevante gereguleerde producten die op de interne markt van de EU in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn genomen; hulpbronnenproductiviteit (efficiëntie van materialen);

·de gemiddelde levensduur van relevante gereguleerde producten als een gevolg van (1) hun intrinsieke duurzaamheid, (2) de onderhouds-, reparatie- en upgradeactiviteiten die zij hebben ondergaan, en (3) het aantal achtereenvolgende gebruikers ervan;

·de bijdrage van na verbruik gerecycled materiaal aan de vraag naar grondstoffen op de interne markt voor niet-edele metalen, kritieke grondstoffen, en kunststoffen;

·het gebruikspercentage van circulaire materialen: het aandeel van de vraag naar materialen waarin wordt voorzien door secundaire grondstoffen (% van het totale gebruik van materialen);

met betrekking tot stimulansen voor duurzamere producten en bedrijfsmodellen:

·toegevoegde waarde en de onderdelen ervan per activiteit;

·groene overheidsopdrachten: het aandeel aanbestedingsprocedures boven de EU-drempels (in aantal en waarde) dat milieu-elementen omvat;

·effect op consumenten door veranderingen in de kosten van producten en waardeverandering als gevolg van het gebruik ervan;

·“Bruto-investeringen in materiële goederen”, “Aantal werkzame personen” en “Toegevoegde waarde tegen factorkosten” in de recyclingsector en de sector reparatie en hergebruik;

met betrekking tot een betere toepassing van het wetgevingskader inzake duurzame producten:

·soorten vastgestelde vereisten, waaronder ingestelde digitale productpaspoorten;

·percentage van niet-naleving van de vereisten voor producten waarop gedelegeerde handelingen van toepassing zijn.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het voorstel bouwt voort op een reeds bestaande richtlijn en structuur die ruim vijftien jaar lang gebruikt zijn voor de regulering van energiegerelateerde producten door middel van secundaire wetgeving. Evenzo zijn de meeste maatregelen die bij deze verordening worden ingevoerd niet meteen van toepassing, maar moeten zij volgen op de vaststelling van de rechtshandeling door middel van de vaststelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Alleen maatregelen inzake omzeiling en betreffende de bekendmaking van de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen zijn onmiddellijk van toepassing.

De Commissie neemt na de vaststelling van de rechtshandeling een werkplan aan met een indicatieve lijst van de productgroepen waarvoor zij voornemens is uit hoofde van artikel 4 gedelegeerde handelingen vast te stellen. Dit werkplan zal de aanhoudende werkzaamheden uit hoofde van de bestaande richtlijn overnemen die in de nieuwe verordening zullen worden opgenomen.

Bij deze gedelegeerde handelingen zullen vereisten inzake ecologisch ontwerp worden ingesteld die van toepassing zijn op specifieke productgroepen of op een reeks productgroepen waarbij die productgroepen gelijkenissen vertonen op basis waarvan gemeenschappelijke vereisten inzake ecologisch ontwerp kunnen worden vastgesteld. Deze gedelegeerde handelingen kunnen vereisten bevatten die van toepassing zijn op overheidsopdrachten en de invoering van digitale productpaspoorten.

Er kunnen ook gedelegeerde handelingen worden vastgesteld betreffende het verbod op het verwijderen van niet-verkochte consumptiegoederen en het aantal controles dat moeten worden verricht door markttoezichtautoriteiten.

Er kunnen uitvoeringshandelingen worden vastgesteld om het formaat te bepalen van de bekendmaking van de informatie over de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen en om een lijst op te stellen van de producten of vereisten die de lidstaten ten minste als prioriteiten moeten beschouwen voor markttoezichtactiviteiten.

Er zullen gedelegeerde handelingen en, in voorkomend geval, uitvoeringshandelingen worden vastgesteld na een grondige beoordeling van de effecten en raadpleging van de belanghebbenden, in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving.

Er zullen gedelegeerde handelingen over vereisten inzake ecologisch ontwerp en over het verbod op het verwijderen van niet-verkochte consumptiegoederen worden uitgevoerde door marktdeelnemers, met name fabrikanten, importeurs en distributeurs. De industrie zal worden ondersteund door het verstrekken van richtsnoeren over circulaire bedrijfsmodellen die worden gesteund door een EU-brede hub die de omarming van circulaire bedrijfsmodellen ondersteunt, informatie en diensten kanaliseert, waaronder voorlichting, samenwerking, het aanbieden van opleiding, uitwisseling van beste praktijken enz.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)

Net als in het geval van de bestaande wetgeving inzake ecologisch ontwerp zouden de lidstaten alleen niet de mogelijkheid hebben om passende maatregelen te nemen zonder verschillen in de vereisten voor marktdeelnemers te creëren, alsook obstakels voor het vrije verkeer van producten, regeldruk en buitensporige kosten voor marktdeelnemers. Bovendien zouden de lidstaten alleen onvermijdelijk instrumenten ontwikkelen die tot uiteenlopende en meer gecompliceerde keuzes van de consument zouden leiden. Als de lidstaten afzonderlijk van elkaar zouden optreden, zou de kans groot zijn dat daar verschillende concurrerende systemen uit zouden voortkomen, op basis van verschillende methoden en benaderingen, met name producten die in de interne markt worden verhandeld, wat versnippering van de markt veroorzaakt en waarschijnlijk zou leiden tot ongelijke voorlichting en informatie over de milieuprestaties van producten in de gehele EU en bijkomende kosten voor bedrijven die over de grenzen heen handelen.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post)

Het is doeltreffender om actie te ondernemen op het niveau van de Unie dan op nationaal niveau, omdat alleen met acties van de EU geharmoniseerde gemeenschappelijke productvereisten en informatievereisten inzake duurzaamheidskenmerken kunnen worden vastgesteld tot waarborging van het vrije verkeer van goederen en om consumenten in staat te stellen over juiste en betrouwbare informatie over de duurzaamheidskenmerken en circulaire kenmerken van producten te beschikken, ongeacht in welke lidstaat die producten worden aangeschaft. De vaststelling van gemeenschappelijke vereisten op EU-niveau levert een duidelijke meerwaarde op, aangezien dit in alle lidstaten een geharmoniseerde en goed functionerende interne markt waarborgt en derhalve gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijven die op de interne markt actief zijn. Met geharmoniseerde minimum- en informatievereisten op EU-niveau zullen duurzame producten en circulaire praktijken in alle lidstaten worden bevorderd, wat een grotere en efficiëntere markt creëert en de industrie dus meer stimuleert om die te ontwikkelen. Ten slotte biedt de omvang van de interne markt een kritieke massa die de EU in staat stelt duurzaamheid van producten te bevorderen en invloed uit te oefenen op het ontwerp van producten en het beheer van waardeketens wereldwijd. 

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Er is jarenlange ervaring opgedaan met het reguleren van eerst energieverbruikende en later energiegerelateerde producten op het niveau van de EU. De huidige Richtlijn 2009/125, de richtlijn inzake ecologisch ontwerp, legt de basis voor de productspecifieke maatregelen die zijn vastgesteld. De voordelen zijn gedocumenteerd in boekhoudkundige jaarverslagen over de impact van ecologisch ontwerp waaruit de hoofdzakelijk energetische voordelen blijken, vergezeld van andere emissievoordelen en voordelen in verband met hulpbronnen.

Hoewel uit een aantal evaluaties van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp duidelijk is gebleken dat deze relevant en doeltreffend is als regelgevend instrument, wordt erin ook gewezen op het potentieel om de uitvoering en handhaving van de richtlijn te verbeteren. In een evaluatie uit 2012 werd bijvoorbeeld het volgende opgemerkt: “hoewel algemeen wordt erkend dat de aspecten betreffende energie-efficiëntie van het actieplan voor duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid en van het beleid inzake hulpbronnenefficiëntie van de EU door de richtlijn inzake ecologisch ontwerp en de uitvoeringsmaatregelen kunnen worden gediend, wordt door de vertegenwoordigers van sommige lidstaten en door ngo’s op milieugebied ook gesuggereerd dat er kansen zijn gemist als gevolg van de beperkte dekking van andere milieuaspecten in de uitvoeringsmaatregelen”. Ook is het onbenutte potentieel van de richtlijn om aspecten aan te pakken die verder gaan dan energie-efficiëntie benadrukt, waarbij in dezelfde evaluatie werd geconcludeerd dat “er mogelijk niet-energetische verbeteringen zijn geweest die niet zijn aangepakt als gevolg van de productomschrijving, beleidskeuzes of de onderliggende technische analyse”. Hoewel er ongetwijfeld mogelijkheden voor verdere actie zijn, moet dit altijd worden gezien in de context van de beschikbare middelen en het feit dat altijd naar grootste voordelen wordt gekeken.

In maart 2019 heeft de Commissie een werkdocument van haar diensten gepubliceerd getiteld “Sustainable Products in a Circular Economy — Towards an EU Product Policy Framework contributing to the Circular Economy” (Duurzame producten in een circulaire economie — Naar een EU-beleidskader voor producten dat bijdraagt tot de circulaire economie). Hierin werd onderzocht in hoeverre EU-beleid met gevolgen voor producten bijdraagt tot de overgang naar een circulaire economie, en of er mogelijkheden zijn voor een sterkere bijdrage – bijvoorbeeld door middel van een samenhangender uitvoering, betere synergieën tussen beleidsinterventies of een betere dekking van producten door beleidsinstrumenten – en werd met name dieper ingegaan op een aantal specifieke productgroepen. Er werd geconstateerd dat er geen overkoepelend, geïntegreerd EU-beleidsinstrument bestaat dat de duurzame productie en het duurzame verbruik van alle producten en/of de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van informatie over deze producten voor consumenten bestrijkt. In plaats daarvan werd een grote verscheidenheid aan instrumenten geïdentificeerd die, hoewel daarmee wel bepaalde aspecten in verband met de circulariteit van producten kunnen worden aangepakt, niettemin ruimte biedt voor werk dat nog moet wordt gedaan. In het document wordt ook opgemerkt dat er in bepaalde zeer relevante sectoren (zoals textiel en meubilair) geen instrumenten waren die systematisch op circulariteit zijn gericht, en dat het succes van het beleid inzake ecologisch ontwerp om circulariteit voor energiegerelateerde producten te stimuleren nog in andere relevante sectoren moet worden toegepast.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De Europese Unie heeft een groot herstelplan goedgekeurd dat gebaseerd is op een versterkte langetermijnbegroting voor het volgende meerjarige financiële kader en een nieuw herstelinstrument, NextGenerationEU.

Het initiatief is een van de vele onder de Europese Green Deal, die de leidraad vormt voor de herstelstrategie van de EU. In de Europese Green Deal worden de voordelen van investeringen in onze concurrerende duurzaamheid door de totstandbrenging van een eerlijker, groener en digitaler Europa erkend. Dit houdt ook in dat derde landen en handelspartners bij het proces moeten worden betrokken om de duurzaamheid van mondiale waardeketens te waarborgen en ervoor te zorgen dat de Europese emissiereducties bijdragen tot een wereldwijde daling van de emissies, in plaats van dat de koolstofintensieve productie buiten Europa wordt verplaatst. Dit zal de burgers ten goede komen, doordat zij worden voorzien van kwalitatief hoogwaardige producten die efficiënt en betaalbaar zijn, langer meegaan en beter voor het milieu zijn.

Het initiatief valt onder rubriek 1 (Interne markt, innovatie en digitaal beleid), titel 3 (Interne markt) en rubriek 3 (Natuurlijke hulpbronnen en milieu), titel 9 (Milieu en klimaatactie) van het meerjarig financieel kader. Zoals hieronder wordt uiteengezet, zullen voor de uitvoering van deze wetgeving aanvullende personele middelen en ondersteunende uitgaven nodig zijn.

Andere beleidsterreinen zullen steun bieden, met name EU-financiering die wordt verstrekt voor innovatie en investeringen voor bedrijven. Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling vormt door middel van slimme specialisatie, LIFE en Horizon Europa een aanvulling op de particuliere financiering van innovatie en ondersteunt de hele innovatiecyclus om oplossingen voor de markt te brengen. In het kader van het programma Digitaal Europa zal naar verwachting eind 2022 een gecoördineerde actie van 18 maanden worden gestart om aan relevante belanghebbenden het ontwerp en prototypen van het digitale productpaspoort in drie sectoren voor te stellen en met hen overeen te komen, met inbegrip van vereisten voor sectoroverschrijdende interoperabiliteit. Het Innovatiefonds is een van de grootste financieringsprogramma’s ter wereld voor het demonstreren van innovatieve koolstofarme technologieën en oplossingen. Het zal in de periode 2020-2030 ongeveer 10 miljard EUR verstrekken met als doel industriële oplossingen naar de markt te brengen om Europa koolstofvrij te maken en de transitie van Europa naar klimaatneutraliteit te ondersteunen.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

De gevolgen voor de begroting worden voornamelijk veroorzaakt door de volgende factoren:

de herziening, tussen 2022 en 2026, van 33 verordeningen van de Commissie en de vaststelling van vijf nieuwe verordeningen in 2022-2023 op grond van de huidige richtlijn inzake ecologisch ontwerp, die niet kan worden uitgevoerd door alleen het personeel dat momenteel aan de uitvoering van ecologisch ontwerp is toegewezen; de 14 in 2021 herziene verordeningen van de Commissie blijven ook gevolgen voor het personeel hebben voor taken als standaardisering en de begeleiding van belanghebbenden;

de voorbereiding en vaststelling van maximaal 18 nieuwe gedelegeerde handelingen tussen 2024 en 2027; het meerjarige werkplan is een belangrijke stap voor het definiëren en prioriteren van productgroepen; wij gaan uit van een geleidelijke invoering van vier producten in 2024, zes in 2025 en vier in elk jaar vanaf 2026 om de IDP-doelstellingen te verwezenlijken en daarbij in de loop van de tijd in de behoefte aan hulpbronnen te voorzien. Tussen 2028 en 2030 zouden ook twaalf gedelegeerde handelingen moeten worden vastgesteld, met gevolgen voor personeel en begroting in 2025-2027;

het voorbereiden van uitvoeringshandelingen (gemiddeld één per jaar vanaf 2024) indien dit nodig is om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, bijvoorbeeld met betrekking tot markttoezicht, openbaarmaking van informatie over de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen of de erkenning van zelfreguleringsmaatregelen, en

de uitvoering van horizontale taken met betrekking tot het digitale productpaspoort, markttoezicht en douanecontrole, en een Europese hub voor circulair ondernemen ter ondersteuning van de uitwisseling van ervaringen tussen marktdeelnemers bij het integreren van circulariteit in het ontwerp en de vervaardiging van producten.

Voor de herziening van bestaande verordeningen is een redelijke, op ervaring gebaseerde raming dat gemiddeld ongeveer 0,5 vte (+ ondersteuning door assistenten) nodig is om één product te bestrijken, met inbegrip van standaardiseringswerkzaamheden, maar uitgezonderd de bij de herziening horende technische beoordeling, die wordt uitbesteed. De 11,5 voltijdequivalenten (vte’s) die momenteel aan ecologisch ontwerp zijn toegewezen in de drie DG’s zijn niet voldoende om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. Er zijn aanvullende middelen van 13 vte’s in 2022, 24 vte’s in 2023 en vervolgens geleidelijk afnemend tot 19 vte’s in 2027 aangevraagd naast herschikking en de uitbesteding van onderzoeken.

Met betrekking tot nieuwe productgroepen in het kader van het initiatief voor duurzame producten, leidde de analyse van nieuwe vereisten en beoordelingstaken tot de raming van ongeveer 0,9 vte (+ ondersteuning door assistenten) per nieuw product. De effectbeoordelingsanalyse heeft geleid tot een raming van ongeveer dertig nieuwe productgroepen of horizontale maatregelen die door het initiatief voor duurzame producten moeten worden besteken. Dit leidt tot een geraamde behoefte aan 16 vte’s in 2023 en een geleidelijke stijging tot 28,5 vte’s in 2027, naast de herschikking van 8,5 vte’s die momenteel zijn toegewezen aan de voorbereiding van IDP- of andere taken in de drie leidende DG’s. De volgende tabel geeft de ramingen voor aanvullende behoeften van jaar tot jaar.

2022

2023

2024

2025

2026

2027 en later.

Ecologisch ontwerp bestaande producten, incl.

13

24

23

21

20

19

DG GROW

4,5

7

6,5

5,5

4,5

3,5

DG ENV

4

5

4,5

3,5

3,5

3,5

DG ENER

4,5

12

12

12

12

12

IDP nieuwe producten, incl.

0

16

21,5

23,5

25,5

28,5

DG GROW

0

7

10

11

12

13,5

DG ENV

0

7

10

11

12

13,5

DG ENER

0

2

1,5

1,5

1,5

1,5

Digitaal productpaspoort, incl.

0,5

2

2

2

2

2

DG GROW

0

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

DG ENV

0,5

1

1

1

1

1

DG ENER

0

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

Ondersteuning van markttoezicht, incl.

0,5

0,5

2

2

2

2

DG GROW

0

0

0,5

0,5

0,5

0,5

DG ENV

0

0

0,5

0,5

0,5

0,5

DG ENER

0,5

0,5

1

1

1

1

Ondersteuning van douanecontrole (DG TAXUD)

0

1,5

2

2

2

2

Hub voor circulaire bedrijfsmodellen (DG GROW)

0

0

0,5

0,5

0,5

0,5

Totaal

14

44

51

51

52

54

In het effectbeoordelingsverslag zijn verschillende vormen van de administratieve opzet gepland voor de uitvoering van het nieuwe wetgevingskader.

Een optie zou zijn om binnen de Europese Commissie een “centrum voor duurzame producten” op te zetten. Het verschil zou erin zitten dat het personeel dat aan het beleid inzake duurzame producten worden toegewezen zou functioneren in het kader van een virtueel “centrum voor duurzame producten” binnen de Europese Commissie. Hoewel de werknemers van de Europese Commissie onder hun oorspronkelijke DG zouden blijven, zouden zij tevens deel uitmaken van een permanent centrum/permanente taskforce, met een algemene coördinatie waarmee het delen van kennis wordt gewaarborgd, en met verantwoordelijkheid voor horizontale taken. Deze optie zou ook kunnen voortbouwen en optimaal gebruikmaken van de technische knowhow van JRC die reeds bijdraagt aan voorbereidende studies naar ecologisch ontwerp en horizontale/methodologische werkzaamheden inzake de consumptievoetafdruk, strategieën voor een circulaire economie, en koolstof- en milieuvoetafdrukken. Het JRC kan gebruikmaken van die ervaring en deskundigheid in het kader van het centrum voor duurzame producten. Het JRC zou bijdragen aan de wetenschappelijk-technische dimensie van de samenhang tussen methodiek en gegevens door nieuwe soorten productvereisten en prioritering van producten voor te stellen. In de context van dit financieel memorandum werd deze optie wat de benodigde middelen betreft niet als wezenlijk anders dan de huidige situatie beschouwd.

Met de ramingen van dit financieel memorandum is voortgebouwd op de huidige situatie, waarbij de bevoegdheden over drie DG’s zijn verspreid en extra personeel en financiële middelen worden ingezet in overeenstemming met de toename van het aantal productgroepen en aanvullende vereisten. Met betrekking tot mogelijke uitbesteding wordt in de huidige situatie reeds in hoge mate gebruikgemaakt van externe ondersteuning voor de voorbereiding van regelgevingsmaatregelen (voorbereidende studies en evaluaties) en voor de ondersteuning van effectbeoordelingen. Er word aanvullende externe ondersteuning beoogd voor de hub voor circulair ondernemen en voor de ondersteuning van markttoezichtautoriteiten, maar dit verandert niets aan de behoefte aan extra (interne) personele middelen voor de kerntaken betreffende de uitvoering van de wetgeving, die niet kunnen worden uitbesteed.

Er zijn ook extra middelen nodig om het douanesysteem te ondersteunen bij de handhaving van nieuwe vereisten voor ingevoerde producten. Dit omvat de analyse van het effect van het initiatief voor duurzame producten op het ecosysteem TAXUD IT, met name het éénloketsysteem; opgelegde business case, het modelleren van bedrijfsprocessen, coördinatie met de douaneautoriteiten van de lidstaten, voorbereiding op ontwerp en uitvoering, ondersteuning van de beproeving van conformiteit en de uitrol, onderhoud, het leiden van de groepen voor douanezaken, bijdragen aan het strategisch meerjarenplan voor de douane MASP-C en aan vergaderingen van de ECCG.

Bij het ramen van de in dit financieel memorandum vermelde bijkomende middelen is een zorgvuldige beoordeling gemaakt van de mogelijke herschikking van personeel binnen elk DG, naast de hertoewijzing van personeel dat reeds aan de invoering van ecologisch ontwerp en de voorbereiding van het wetgevingsvoorstel werkt. De zeldzame mogelijkheden of herschikking zijn in de ramingen meegenomen. Wat het type benodigde personele middelen betreft, wordt voor een groot deel verzocht om arbeidscontractanten (AC), met name in de eerste jaren van de periode, en vanaf 2023 wordt om drie extra gedetacheerde nationaal deskundigen (END) verzocht, beide om de geleidelijke aanwerving van vast personeel te vergemakkelijken, van 26,5 vte’s in 2023 tot 45 in 2027. Niettemin is vast personeel nodig om besluitvormingsprocedures te coördineren, de instelling te vertegenwoordigen en contractbeheer te waarborgen. Dit personeel bestaat voor 87 % uit administrateurs (AD) en 13 % assistenten (AST).

Met betrekking tot andere administratieve uitgaven dan voor personeel, wordt de volgende berekeningsgrondslag gebruikt, waarin de verdubbeling van het aantal bestreken producten tot uiting komt:

de kosten van missies zijn geraamd op basis van de huidige begrotingen (zonder het effect van de gezondheidscrisis) en een verdubbeling tussen 2024 en 2027, wat overeenkomt met de uitbreiding van het toepassingsgebied van het nieuwe kader en de noodzaak om dit kader aan belanghebbenden te presenteren en toe te lichten;

de kosten voor bijeenkomsten van het forum inzake ecologisch ontwerp zijn gebaseerd op de huidige kosten in DG ENER, met een toenemend aantal bijeenkomsten van gemiddeld zes tot negen per jaar vanwege de toename van het aantal bestreken producten;

de kosten voor deskundigengroepen zijn gebaseerd op de huidige kosten in verband met het comité voor ecologisch ontwerp, met hetzelfde toenemende aantal bijeenkomsten en de kosten van comitébijeenkomsten, met betrekking tot uitvoeringshandelingen, indien geraamd op basis van vergelijkbare kosten in DG ENV, voor de periode 2024 tot 2026 wanneer er uitvoeringshandelingen voorbereid zouden moeten worden.

Met betrekking tot beleidsuitgaven zijn de volgende hypothesen opgesteld:

voor elke herziening een ondersteunende studie ten bedrage van 300 000 EUR, op basis van de huidige kosten in het kader van ecologisch ontwerp; voor elk nieuw product een ondersteunende studie ten bedrage van 400 000 EUR, die naar verwachting ingewikkelder zal zijn dan de huidige voorbereidende studies in het kader van ecologisch ontwerp, en indien nodig nog eens 800 000 EUR aan kosten voor de voorbereiding van regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie, wat wordt verwacht voor de helft van de nieuwe producten — het tijdpad voor herzieningen en voorbereidende studies volgt dezelfde hypothesen als voor personeel, maar de overeenkomstige begroting wordt twee jaar vóór de geplande datum van goedkeuring vastgelegd;

horizontale studies, bijvoorbeeld over de methodologie, het werkplan, markttoezicht, zijn geraamd op ongeveer 1 miljoen EUR per jaar tussen 2022 en 2024, verdeeld tussen DG GROW en DG ENV;

voor de voorbereiding van het digitale productpaspoort zullen door DG GROW gecoördineerde specifieke studies moeten worden uitgevoerd: drie ondersteunende studies en IT-ontwikkelingen met betrekking tot gegevensdragers, toegangsrechten en beveiliging, gegevensbeheer en -registratie: 1 miljoen EUR van 2022 tot en met 2024; het onderhoud van het register van productpaspoorten wordt geraamd op 0,1 miljoen EUR van 2025 tot en met 2026; voor de voorbereiding van het digitale productpaspoort kunnen ook IT-ontwikkelingen nodig zijn voor de SCIP-databank van zeer zorgwekkende stoffen, maar bij het opstellen van dit financieel memorandum was dit nog niet nauwkeurig geëvalueerd; voor keuzes inzake IT-ontwikkeling en overheidsopdrachten zal voorafgaande goedkeuring vereist zijn van de raad voor informatietechnologie en cyberbeveiliging van de Europese Commissie;

de administratieve en technische ondersteuning van de hub voor circulaire bedrijfsmodellen wordt geraamd op 0,5 miljoen EUR van 2024 tot en met 2027, in het begrotingsonderdeel DG GROW;

de ondersteuning van markttoezicht en de douane zal de vorm aannemen van richtsnoeren en uitvoeringshandelingen (worden tot de horizontale studies gerekend), maar ook projecten, bv. om opleiding te verstrekken, technische ondersteuning voor samenwerking, ondersteuning van gezamenlijke conformiteitsproeven; een begroting die toeneemt van 3 miljoen EUR in 2024 tot 9 miljoen EUR in 2027, verdeeld tussen de drie leidende DG’s, moet tussen 2024 en 2027 jaarlijks worden toegekend aan drie tot tien projecten;

voor de nieuwe productvereisten kunnen ook IT-ontwikkelingen nodig zijn voor activiteiten in het kader van het EU-éénloketsysteem voor douane-CERTEX voor DG TAXUD, waarvoor in totaal 1,25 miljoen EUR nodig zou zijn van 2023 tot en met 2027, en vanaf de ingebruikneming een jaarlijkse onderhoudsvergoeding van 0,16 miljoen EUR. voor keuzes inzake IT-ontwikkeling en overheidsopdrachten zal voorafgaande goedkeuring vereist zijn van de raad voor informatietechnologie en cyberbeveiliging van de Europese Commissie;

Voor sommige actiegebieden wordt door middel van dienstenovereenkomsten deskundigheid van het JRC betrokken, binnen de ramingen en middelen van dit financieel memorandum.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

Van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2022 tot en met 2027,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 87   

 Direct beheer door de Commissie

☑ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

◻ door de uitvoerende agentschappen;

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Dit financieel memorandum omvat personeelsuitgaven, overheidsopdrachten en eventuele administratieve regelingen. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De beheersvorm voor het initiatief is direct beheer door de Commissie. De Commissie zal worden bijgestaan door een deskundigengroep met vertegenwoordigers van de lidstaten en belanghebbenden: het forum inzake ecologisch ontwerp. De Commissie zal ook worden bijgestaan door een comité.

Voor het initiatief zijn in het algemeen personeelsuitgaven, overheidsopdrachten en eventuele administratieve regelingen vereist. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Voor het initiatief zijn in het algemeen personeelsuitgaven, overheidsopdrachten en eventuele administratieve regelingen vereist. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

Voor de meeste aspecten van het initiatief worden de standaardprocedures voor het verkrijgen van technische ondersteuning gevolgd, waarbij belanghebbenden en de vaststelling van secundaire wetgeving een rol spelen. Zoals in het verleden al is gebleken, is het grootste risico dat er niet genoeg personele middelen zijn voor het uitvoeren van werkplannen. Ook bestaat het risico dat de vastgestelde productwetgeving wordt aangevochten voor de rechter.

Er kunnen nieuwe risico’s ontstaan als gevolg van nieuwe aspecten van het IDP-kader, zoals de instelling en het gebruik van het digitale productpaspoort, en vereisten met al dan niet rechtstreekse gevolgen voor toeleveringsketens buiten de EU.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

Voor het initiatief zijn in het algemeen personeelsuitgaven, overheidsopdrachten en eventuele administratieve regelingen vereist. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

Voor het initiatief zijn in het algemeen personeelsuitgaven, overheidsopdrachten en eventuele administratieve regelingen vereist. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

Het grootste risico op fraude heeft betrekking op het door marktdeelnemers opzettelijk omzeilen van de productvereisten. Om dit te voorkomen moeten markttoezichtactiviteiten en douanecontroles worden versterkt.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgaven

Bijdrage

Nummer  

GK/NGK 88  

van EVA-landen 89

van kandidaat-lidstaten 90

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

GK/NGK

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

1

03.02.01.01 Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

GK

JA

NEE 91

NEE6

NEE

3

09.02.02 LIFE Circulaire economie en levenskwaliteit

GK

JA

JA

JA

NEE

3

09.02.04 LIFE Overgang naar schone energie

GK

JA

JA

JA

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
uitgaven

Bijdrage

Nummer  

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

·    Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

·    Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Nummer

Rubriek 1 (Interne markt, innovatie en digitaal beleid);

DG: GROW

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Na 2027

TOTAAL

 Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel 92  03.02.01.01 — Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

Vastleggingen

(1a)

3,402

4,056

3,770

3,370

4,370

4,370

23,338

Betalingen

(2a)

1,021

2,237

3,709

3,764

3,830

3,970

4,807

23,338

Begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1b)

Betalingen

(2b)

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 93

Begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten 
voor DG GROW

Vastleggingen

=1a+1b +3

3,402

4,056

3,770

3,370

4,370

4,370

23,338

Betalingen

=2a+2b

+3

1,021

2,237

3,709

3,764

3,830

3,970

4,807

23,338

 



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

3,402

4,056

3,770

3,370

4,370

4,370

23,338

Betalingen

(5)

1,021

2,237

3,709

3,764

3,830

3,970

4,807

23,338

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 1 
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

3,402

4,056

3,770

3,370

4,370

4,370

23,338

Betalingen

=5+ 6

1,021

2,237

3,709

3,764

3,830

3,970

4,807

23,338

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Nummer

Rubriek 3 (Natuurlijke hulpbronnen en milieu)

DG: ENV

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Na 2027

TOTAAL

• Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel 94  09.02.02 LIFE Circulaire economie en levenskwaliteit

Vastleggingen

(1a)

2,276

2,948

2,180

2,680

3,680

3,680

17,444

Betalingen

(2a)

0,683

1,567

2,449

2,637

2,780

3,280

4,048

17,444

Begrotingsonderdeel 09.02.02 LIFE Circulaire economie en levenskwaliteit 95

Vastleggingen

(1b)

0

0

0,400

0,350

0,350

0,150

1,250

Betalingen

(2b)

0

0

0,280

0,365

0,350

0,210

0,450

1,250

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 96  

Begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten 
voor DG ENV

Vastleggingen

=1a+1b +3

2,276

2,948

2,580

3,030

4,030

3,830

18,694

Betalingen

=2a+2b

+3

0,683

1,567

2,729

3,002

3,130

3,490

4,093

18,694

 

DG: ENER

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Na 2027

TOTAAL

• Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel 97  09.02.04 LIFE Overgang naar schone energie

Vastleggingen

(1a)

1,622

1,596

4,250

5,250

6,250

6,250

25,218

Betalingen

(2a)

0,487

0,965

2,403

3,488

5,150

5,850

6,875

25,218

Begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1b)

Betalingen

(2b)

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 98  

Begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten 
voor DG ENER

Vastleggingen

=1a+1b +3

1,622

1,596

4,250

5,250

6,250

6,250

25,218

Betalingen

=2a+2b

+3

0,487

0,965

2,403

3,488

5,150

5,850

6,875

25,218



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

3,898

4,544

6,830

8,280

10,280

10,080

43,912

Betalingen

(5)

1,170

2,532

5,132

6,490

8,280

9,340

10,968

43,912

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 3 
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

3,898

4,544

6,830

8,280

10,280

10,080

43,912

Betalingen

=5+ 6

1,170

2,532

5,132

6,490

8,280

9,340

10,968

43,912

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere beleidsrubrieken, herhaal bovenstaand deel:

• TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

Vastleggingen

(4)

7,300

8,600

10,600

11,650

14,650

14,450

67,250

Betalingen

(5)

2,191

4,769

8,841

10,254

12,110

13,310

15,775

67,250

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

(6)

TOTAAL kredieten voor de RUBRIEKEN 1 tot en met 6 
van het meerjarige financiële kader 
(referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+ 6

7,300

8,600

10,600

11,650

14,650

14,450

67,250

Betalingen

=5+ 6

2,191

4,769

8,841

10,254

12,110

13,310

15,775

67,250





Rubriek van het meerjarig financieel kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

DG: GROW

• Personele middelen

0,383

1,740

2,325

2,469

2,541

2,656

12,113

 Andere administratieve uitgaven

0,005

0,005

0,096

0,097

0,097

0,090

0,390

TOTAAL DG GROW

Kredieten

0,388

1,745

2,421

2,566

2,638

2,746

12,503

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

DG: ENV

• Personele middelen

0,671

1,756

2,227

2,371

2,528

2,656

12,208

• Andere administratieve uitgaven

0,005

0,005

0,097

0,096

0,097

0,090

0,390

TOTAAL DG ENV

Kredieten

0,676

1,761

2,324

2,467

2,625

2,746

12,598

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

DG: ENER

• Personele middelen

0,713

2,070

2,214

2,214

2,214

2,214

11,639

• Andere administratieve uitgaven

0,005

0,005

0,097

0,097

0,096

0,090

0,390

TOTAAL DG ENER

Kredieten

0,718

2,075

2,311

2,311

2,310

2,304

12,029

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

DG: TAXUD

• Personele middelen

0,000

0,236

0,314

0,314

0,314

0,314

1,492

• Andere administratieve uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

TOTAAL DG TAXUD

Kredieten

0,000

0,236

0,314

0,314

0,314

0,314

1,492

TOTAAL kredieten 
voor RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

1,781

5,816

7,370

7,658

7,887

8,109

38,621

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten voor de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

9,081

14,416

17,970

19,308

22,537

22,559

105,871

Betalingen

3,972

10,585

16,211

17,912

19,997

21,419

15,775

105,871

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten 

Specifieke doelstellingen:

Nr. 1: de ecologische duurzaamheid van producten en de toegang tot informatie over duurzaamheid in de toeleveringsketen verbeteren

Nr. 2: duurzamere producten en bedrijfsmodellen stimuleren om het waardebehoud te verbeteren

Nr. 3:    zorgen voor een betere toepassing van het wetgevingskader inzake duurzame producten

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027 en later

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 99

Gem. kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 100

De ecologische duurzaamheid van producten en de toegang tot informatie over duurzaamheid in de toeleveringsketen te verbeteren

- Output

Gedelegeerde handelingen (herzieningen)

0,300

-

-

7

2,100

6

1,800

5

1,500

5

1,500

23

6,900

- Output

Gedelegeerde handelingen (nieuwe producten)

0,800

-

-

4

3,200

6

4,800

4

3,200

12

9,600

26

20,800

- Output

Uitvoeringshandelingen (markttoezicht, niet-verkochte goederen)

1,000

-

-

1

1,000

1

1,000

1

1,000

3

3,000

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

-

-

12

6,300

13

7,600

10

5,700

17

11,100

52

30,700

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 2

duurzamere producten en bedrijfsmodellen te stimuleren om het waardebehoud te verbeteren

- Output

Ondersteuning hub voor circulair ondernemen 101

0,500 per jaar

-

-

-

-

1

0,500

1

0,500

1

0,500

1

0,500

4

2,000

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

-

-

-

-

1

0,500

1

0,500

1

0,500

1

0,500

4

2,000

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3

zorgen voor een betere toepassing van het wetgevingskader inzake duurzame producten

- Output

Projecten ter ondersteuning van markttoezicht

1,000 per project

-

-

-

-

3

3,000

6

6,000

9

9,000

9

9,000

27

27,000

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3

-

-

-

-

3

3,000

6

6,000

9

9,000

9

9,000

27

27,000

TOTAAL

-

-

-

-

16

9,800

20

14,100

20

15,200

27

20,600

83

59,700

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

·    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

·    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

1,766

5,801

7,080

7,368

7,597

7,839

37,451

Andere administratieve uitgaven

0,015

0,015

0,290

0,290

0,290

0,270

1,170

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader

1,781

5,816

7,370

7,658

7,887

8,109

38,621

Buiten RUBRIEK 7 102 van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal buiten RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

1,781

5,816

7,370

7,658

7,887

8,109

38,621

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

 

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

·    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

·    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027 en later

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

8

28,5

38

42

44

45

incl. DG GROW

0

7

11

13

14

15

DG ENV

4

9

12

14

15

15

DG ENER

4

11

13

13

13

13

DG TAXUD

0

1,5

2

2

2

2

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) 103   

20 02 01 (AC, END, SNE van de “totale financiële middelen”)

6

15,5

13,0

9,0

8,0

9,0

incl. DG GROW

4,5

7,5

7

5

4

3,5

DG ENV

0,5

4

4

2

2

3,5

DG ENER

1

4

2

2

2

2

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz   104

- zetel

- delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)

01 01 01 12 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

14

44,0

51,0

51,0

52,0

54,0

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG moeten worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Voor desk officers:

voorbereiding van externe contracten ter ondersteuning van voorbereidende studies, effectbeoordeling, beoordeling geharmoniseerde normen (taakomschrijving of AA, evaluatie, toezicht);

toezicht op voorbereidende studies, evaluaties of andere studies ter voorbereiding op het werkplan, uitvoeringshandelingen, gedelegeerde handelingen;

raadpleging van het forum inzake ecologisch ontwerp, raadpleging van de WTO, interne goedkeuringsprocedure;

follow-up van gedelegeerde handelingen, met inbegrip van het normalisatiemandaat, het toezicht en de bekendmaking van geharmoniseerde normen;

richtsnoeren voor de industrie met betrekking tot de uitvoering en voor markttoezichtautoriteiten met betrekking tot toezichtactiviteiten;

bijdrage aan horizontale taken zoals de evaluatie van resultaten, de presentatie van de wetgeving aan belanghebbenden, de voorbereiding van briefings, correspondentie enz.

Voor assistenten:

het organiseren van vergaderingen (agenda’s, uitnodigingen, administratieve follow-up, notulen, register van deskundigengroepen);

besluitvormingsprocedures (inschrijvingen in Decide, verzoeken om input, comités, voorbereiding van documenten, waaronder juridische verwerking, vertaalaanvragen en bekendmaking);

financiële procedures (voorbereiding van het beheersplan, van aanbestedingen of aanvragen voor diensten of AA’s, evaluaties, verzoeken om vastleggingen en betalingen, verslaglegging).

Extern personeel

Toezicht op voorbereidende studies, evaluaties of andere studies ter voorbereiding op het werkplan, uitvoeringshandelingen, gedelegeerde handelingen;

raadpleging van het forum inzake ecologisch ontwerp, raadpleging van de WTO;

follow-up van gedelegeerde handelingen, met inbegrip van het normalisatiemandaat, het toezicht en de bekendmaking van geharmoniseerde normen;

richtsnoeren voor de industrie met betrekking tot de uitvoering en voor markttoezichtautoriteiten met betrekking tot toezichtactiviteiten;

bijdrage aan horizontale taken zoals de evaluatie van resultaten, de presentatie van de wetgeving aan belanghebbenden, correspondentie enz.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

Het voorstel/initiatief:

·kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

De studies, aanbestedingen of projecten die de uitvoering van de wetgeving ondersteunen zullen worden gefinancierd door bestaande programma’s en bestaande begrotingsmiddelen ter ondersteuning van de uitvoering van beleid, voor de Rubrieken 1 en 3 van het MFK. Herprogrammering is niet nodig. Begrotingsbehoeften worden opgenomen in jaarlijkse beheersplannen en volgen standaardprocedures.

De betrokken begrotingsonderdelen zijn de begrotingsonderdelen waarmee reeds de uitvoering van de richtlijn inzake ecologisch ontwerp wordt ondersteund in de betrokken DG’s:

03.02.01.01 Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten voor DG GROW

09.02.02 LIFE Circulaire economie en levenskwaliteit voor DG ENV

09.02.04 LIFE Overgang naar schone energie voor DG ENER

·    hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

·    hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

·    voorziet niet in medefinanciering door derden

·    voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 105

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

·    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

·    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

·    voor de eigen middelen

·    voor overige ontvangsten

·Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 106

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

(1)    Zoals is bepaald in artikel 46 van Verordening (EU) nr. 952/2013 betreffende het douanewetboek van de Unie.
(2)    COM(2020) 98 final.
(3)    COM(2022) 141 final.
(4)    COM(2022) 144 final.
(5)    COM(2022) 143 final.
(6)    Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).
(7)    COM(2019) 640 final.
(8)    COM(2020) 102 final.
(9)    COM(2021) 350 final.
(10)    Ook in synergie met maatregelen uit het actieplan Verontreiniging naar nul, COM(2021) 400 final.
(11)    Uiteengezet in Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie van 15 december 2021 betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus.
(12)    COM(2022) 71 final.
(13)    Zoals het “Fit for 55”-pakket: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_21_3541
(14)    SWD(2019) 92 final.
(15)     Evaluation of the Ecodesign Directive (2009/125/EC) , Centre for Strategy and Evaluation Services (CSES), 2012; Evaluation of the Energy Labelling Directive and specific aspects of the Ecodesign Directive , Ecofys, juni 2014; EU-maatregelen op het gebied van ecologisch ontwerp en energie-etikettering: aanzienlijke vertragingen en niet-naleving doen afbreuk aan belangrijke bijdrage tot grotere energie-efficiëntie , Europese Rekenkamer, Speciaal verslag 01/2020.
(16)     Mededeling over het actieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid .
(17)     Evaluation of the Ecodesign Directive blz. 19.
(18)     https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12567-Sustainable-products-initiative_nl
(19)    COM(2022) 71 final.
(20)    PB L 123 van 12.5. 2016, blz. 1.
(21)     https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/final_opinion_2021_sbgr2_10_ecodesign.pdf
(22)    De hub ondersteunt de omarming van circulaire bedrijfsmodellen, kanaliseert informatie en diensten, waaronder voorlichting, samenwerking, opleiding en uitwisseling van best praktijken. Deze bouwt voort op de deskundigheid en de aangeboden diensten van bestaande EU-acties, voornamelijk het Europees stakeholdersplatform voor de circulaire economie, de duurzaamheidsadviseurs van het Enterprise Europe Network en het netwerk van Europese groene-technologieclusters.
(23)    Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
(24)    PB C , blz. .
(25)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, De Europese Green Deal (COM(2019) 640 final).
(26)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa (COM(2020) 98 final).
(27)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Een nieuwe industriestrategie voor Europa (COM(2020) 102 final).
(28)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa (COM(2021) 350 final).
(29)    Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
(30)    P9_TA(2020)0318.
(31)     P9_TA(2021)0040 .
(32)    13852/20.
(33)    Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).
(34)    Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(35)     https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_21_3541  
(36)    Richtlijn (EU) 2018/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 houdende wijziging van Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 210).
(37)    Volgens de effectbeoordeling bij het klimaatdoelstellingsplan (Een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030: investeren in een klimaatneutrale toekomst voor ons allemaal, COM(2020) 562 final) en het [voorstel voor de energie-efficiëntierichtlijn].
(38)    Besluit (EU) 2022/…. van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende een algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030 [verwijzing toevoegen na bekendmaking in PB — trialoogovereenkomst 2 december 2021].
(39)    Zoals uiteengezet is in EU-actieplan Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul (COM(2021) 400 final) en de Strategie voor duurzame chemische stoffen (COM(2020) 667 final), waarin wordt opgeroepen tot het aannemen van de doelstellingen om verontreiniging bij productie en consumptie tot nul terug te dringen.
(40)    Met inbegrip van specifieke streefdoelen uit doelstellingen 12 (“Verantwoorde consumptie en productie”).
(41)    Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).
(42)    Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).
(43)    Mededeling “Overheidsopdrachten voor een beter milieu” (COM(2008) 400 definitief) https://ec.europa.eu/environment/gpp/eu_gpp_criteria_en.htm
(44)    Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(45)    Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).
(46)    Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PB L 4 van 7.1.2019, blz. 43).
(47)    COM(2021) 802 final.
(48)    Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
(49)    Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen, tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002 en Verordening (EG) nr. 1223/2009, en tot intrekking van Richtlijnen 90/385/EEG en 93/42/EEG van de Raad (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 1).
(50)    Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en tot intrekking van Richtlijn 98/79/EG en Besluit 2010/227/EU van de Commissie (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 176).
(51)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de tenuitvoerlegging van het pakket circulaire economie: opties om te werken aan het snijvlak van chemicaliën-, product- en afvalwetgeving (COM(2018) 32 final).
(52)    Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1).
(53)    Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
(54)    Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(55)    Mededeling “Overheidsopdrachten voor een beter milieu” (COM(2008) 400 definitief).
(56)    Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie van 15 december 2021 betreffende het gebruik van milieuvoetafdrukmethoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus.
(57)    Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).
(58)    Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
(59)    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(60)    Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59).
(61)    Verordening (EU) 2017/746 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek en tot intrekking van Richtlijn 98/79/EG en Besluit 2010/227/EU van de Commissie (PB L 117 van 5.5.2017, blz. 176).
(62)    Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1).
(63)    Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88).
(64)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Strategie voor duurzame chemische stoffen Op weg naar een gifvrij milieu COM(2020) 667 final.
(65)    Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(66)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(67)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(68)    Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(69)    Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG (PB L 136 van 22.5.2019, blz. 6).
(70)    Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
(71)    Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(72)    Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (“Richtlijn inzake elektronische handel”) ( PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
(73)    [Verwijzing toevoegen na het vaststellen van het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (COM(2020) 825 final)].
(74)    Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
(75)    Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(76)    Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).
(77)    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de vereisten inzake accreditatie en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(78)    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(79)    Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(80)    Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).
(81)    PB L 123 van 12.5. 2016, blz. 1.
(82)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren ( PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13 ).
(83)    Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(84)    Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(85)    Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).
(86)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(87)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(88)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(89)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(90)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(91)    Onderhandelingen over de deelname van kandidaat-lidstaten en derde landen aan het programma voor de interne markt zijn nog gaande.
(92)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(93)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(94)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(95)    Het voorstel voorziet in IT-ontwikkelingen in de douaneomgeving van het EU-éénloketsysteem om de handhaving van productvereisten voor ingevoerde producten te vergemakkelijken en de interoperabiliteit met het digitale productpaspoort te waarborgen. Voor dergelijke werkzaamheden moeten financiële middelen ter beschikking van DG TAXUD worden gesteld. Momenteel kan het niveau van passende middelen voor dergelijke werkzaamheden niet met zekerheid worden bepaald, maar naar schatting zal een geraamde begroting van maximaal 1,25 miljoen EUR voor de periode 2024-2027 nodig zijn, terwijl daarna jaarlijks een onderhoudsvergoeding van 0,16 miljoen EUR nodig zal zijn. voor keuzes inzake IT-ontwikkeling en overheidsopdrachten zal voorafgaande goedkeuring vereist zijn van de raad voor informatietechnologie en cyberbeveiliging van de Europese Commissie;
(96)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(97)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(98)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(99)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(100)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)...”
(101)    De Europese hub voor circulair ondernemen zou de uitwisseling tussen marktdeelnemers van ervaring met het integreren van circulariteit in het ontwerp en de vervaardiging van producten moeten ondersteunen.
(102)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(103)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundigen in delegaties).
(104)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(105)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(106)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 30.3.2022

COM(2022) 142 final

BIJLAGEN

bij het

voorstel van de Commissie voor een

verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG

{SEC(2022) 165 final} - {SWD(2022) 81 final} - {SWD(2022) 82 final} - {SWD(2022) 83 final}


BIJLAGE I

Productparameters

De volgende parameters kunnen, waar van toepassing en zo nodig aangevuld met andere parameters, worden gebruikt als uitgangspunt voor het verbeteren van de in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten:

a)duurzaamheid en betrouwbaarheid van het product of onderdelen ervan, op grond van: de gegarandeerde levensduur, de technische levensduur en het gemiddelde storingsvrije interval van het product, vermelding van informatie over het werkelijke gebruik op het product, belastingsweerstand of verouderingsmechanismen van het product;

b)gemak van reparatie en onderhoud, op grond van: kenmerken, beschikbaarheid en levertijd van reserveonderdelen, modulariteit, verenigbaarheid met gemakkelijk verkrijgbare reserveonderdelen, beschikbaarheid van reparatie- en onderhoudsinstructies, aantal gebruikte materialen en onderdelen, gebruik van standaardonderdelen, gebruik van coderingsnormen ter identificatie van onderdelen en materialen, aantal en complexiteit van de benodigde processen en gereedschappen, gemak waarmee niet-destructieve demontage en montage plaatvinden, voorwaarden voor toegang tot productgegevens, voorwaarden voor toegang tot of het gebruik van de benodigde hardware en software;

c)gemak van upgraden, hergebruik, herproductie en opknappen, op grond van: aantal gebruikte materialen en onderdelen, gebruik van standaardonderdelen, gebruik van coderingsnormen ter identificatie van onderdelen en materialen, aantal en complexiteit van de benodigde processen en gereedschappen, gemak waarmee niet-destructieve demontage en montage plaatvinden, voorwaarden voor toegang tot productgegevens, voorwaarden voor toegang tot of het gebruik van de benodigde hardware en software; voorwaarden voor toegang tot testprotocollen of niet gemakkelijk verkrijgbare testapparatuur, de beschikbaarheid van garanties specifiek voor geherproduceerde of opgeknapte producten, voorwaarden voor toegang tot of het gebruik van technologieën die worden beschermd door intellectuele-eigendomsrechten, modulariteit;

d)gemak waarmee recycling plaatsvindt en de kwaliteit ervan, op grond van: gebruik van gemakkelijk recyclebare materialen, veilige, gemakkelijke en niet-destructieve toegang tot recyclebare onderdelen en materialen of onderdelen en materialen die gevaarlijke stoffen bevatten, samenstelling en homogeniteit van materialen, mogelijkheid van sorteren op hoge zuiverheidsgraad, aantal gebruikte materialen en onderdelen, gebruik van standaardonderdelen, gebruik van coderingsnormen ter identificatie van onderdelen en materialen, aantal en complexiteit van de benodigde processen en gereedschappen, gemak waarmee niet-destructieve demontage en montage plaatvinden, voorwaarden voor toegang tot productgegevens, voorwaarden voor toegang tot of het gebruik van de benodigde hardware en software;

e)vermijding van technische oplossingen die schadelijk zijn voor het hergebruiken, upgraden, repareren, onderhouden, opknappen, produceren en recyclen van producten en onderdelen;

f)gebruik van stoffen, afzonderlijk, als componenten van stoffen of in mengsels, tijdens het productieproces van producten, of leidend tot hun aanwezigheid in producten, ook wanneer deze producten afval worden;

g)verbruik van energie, water en andere hulpbronnen in één of meer stadia van de levenscyclus van het product, met inbegrip van het effect van fysieke factoren of software- en firmware-updates op de productefficiëntie en met inbegrip van het effect op ontbossing;

h)gebruik van of gehalte aan gerecyclede materialen;

i)gewicht en volume van het product en de verpakking ervan, en de verhouding tussen product en verpakking;

j)inbouw van gebruikte onderdelen;

k)hoeveelheid, kenmerken en beschikbaarheid van de verbruiksgoederen die nodig zijn voor correct gebruik en onderhoud;

l)milieuvoetafdruk van het product, af te meten aan een kwantificering, overeenkomstig de toepasselijke gedelegeerde handeling, van de milieueffecten van producten gedurende de levenscyclus, in verhouding tot een of meer milieueffectcategorieën of een geaggregeerde reeks effectcategorieën;

m)koolstofvoetafdruk van het product;

n)vrijkomen van microplastics;

o)emissies in de lucht, het water of de bodem in een of meer levenscyclusfasen van het product;

p)hoeveelheden geproduceerde afvalstoffen, met inbegrip van kunststofafval en verpakkingsafval en het gemak waarmee zij kunnen worden hergebruikt, en hoeveelheden geproduceerde gevaarlijke afvalstoffen;

q)gebruiksvoorwaarden.

BIJLAGE II

Procedure voor het vaststellen van prestatievereisten

De prestatievereisten worden als volgt vastgesteld.

1.Door middel van een technische, milieutechnische en economische analyse wordt een aantal in de handel zijnde representatieve modellen van het product of de producten in kwestie geselecteerd en wordt vastgesteld welke technische opties er zijn om de productprestaties te verbeteren met betrekking tot de in bijlage I vermelde parameters — met het oog op productspecifieke of horizontale vereisten —, waarbij rekening wordt gehouden met de economische haalbaarheid van de opties en wordt vermeden dat de prestaties of het nut voor de consument significant afnemen.

Door middel van de technische, economische en milieuanalyse zal ook worden vastgesteld welke van de op de markt beschikbare producten en technologieën voor de betreffende parameter de beste prestaties leveren.

Gedurende de in de eerste alinea genoemde analyse en bij het vaststellen van de vereisten wordt rekening gehouden met de prestaties van producten die op internationale markten worden aangeboden en met referentiepunten die zijn vastgesteld in de wetgeving van andere landen.

Op basis van deze analyse en rekening houdend met de economische en technische haalbaarheid, waaronder de beschikbaarheid van belangrijke hulpbronnen en technologieën alsook het potentieel voor verbetering, worden de niveaus van deze niet-kwantitatieve vereisten bepaald.

Alle concentratielimieten voor de in bijlage I, punt f), bedoelde stoffen worden gebaseerd op een grondige analyse van de duurzaamheid van de stoffen en de geïdentificeerde alternatieven ervan en hebben geen significante negatieve effecten op de menselijke gezondheid of het milieu. Bij alle prestatievereisten voor stoffen als bedoeld in bijlage I, punt f), wordt rekening gehouden met bestaande chemischeveiligheidsbeoordelingen die voor de betrokken stoffen door de bevoegde organen van de Unie zijn uitgevoerd, alsook met door de Commissie vastgestelde criteria voor veilig en duurzaam ontwerpen voor chemische stoffen en materialen. Bij de voorgestelde concentratielimieten wordt ook rekening gehouden met aspecten in verband met uitvoerbaarheid, zoals analytische detectielimieten.

In voorkomend geval wordt bij de in de eerste alinea bedoelde analyse rekening gehouden met de waarschijnlijke effecten van klimaatverandering op het product tijdens de verwachte levensduur ervan, en met het potentieel van het product om tijdens de levenscyclus de klimaatveerkracht te verbeteren.

Er wordt een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd betreffende de relevante elementen, zoals de prijs van energie of andere hulpbronnen, de kosten van grondstoffen en noodzakelijke technologieën, de productiekosten, kortingen, en, waar dit zinvol is, het in aanmerking nemen van externe milieukosten, inclusief vermeden broeikasgasemissies.

2.Voor de ontwikkeling van de technische, milieutechnische en economische analyses wordt rekening gehouden met de relevante informatie die beschikbaar is in het kader van andere activiteiten van de Unie en wordt technische informatie opgenomen die wordt gebruikt als uitgangspunt voor of is afgeleid van Verordening (EG) nr. 66/2010, Richtlijn 2010/75/EU en criteria voor groene overheidsopdrachten.

Dat geldt ook voor informatie die wordt verkregen via bestaande programma’s die in andere delen van de wereld worden toegepast voor het vaststellen van specifieke vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten die met de economische partners van de Unie worden verhandeld.

3.Voor de datum van inwerkingtreding van de prestatievereisten wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met de tijd die nodig is om het productontwerp en de productieprocessen aan te passen.

BIJLAGE III

Digitaal productpaspoort

(zoals bedoeld in artikel 8)

In de vereisten in verband met het productpaspoort die worden vastgesteld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen wordt bepaald welke van de volgende informatie in het productpaspoort moet of kan worden opgenomen:

a)informatie die vereist is op grond van artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 2, of op grond van ander Unierecht dat op de desbetreffende productgroep van toepassing is;

b)de unieke productidentificatiecode op het niveau dat wordt aangegeven in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

c)het Global Trade Identification Number, als bedoeld in de norm ISO/IEC 154596 of een gelijkwaardige norm, van producten of onderdelen ervan;

d)relevante goederencodes, zoals een Taric-code als gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad 1 ;

e)conformiteitsdocumentatie en informatie die vereist is op grond van deze verordening of ander Unierecht dat op het product van toepassing is, zoals de conformiteitsverklaring, technische documentatie of conformiteitscertificaten;

f)handleidingen, instructies, waarschuwingen of veiligheidsinformatie, indien die zijn vereist op grond van andere Uniewetgeving die op het product van toepassing is;

g)informatie met betrekking tot de fabrikant, zoals zijn unieke identificatiecode voor marktdeelnemers en de in artikel 21, lid 7, bedoelde informatie;

h)andere unieke identificatiecodes voor marktdeelnemers dan die van de fabrikant;

i)unieke identificatiecodes voor faciliteiten;

j)informatie met betrekking tot de importeur, met inbegrip van de in artikel 23, lid 3, bedoelde informatie en zijn EORI-nummer;

k)de naam, de contactgegevens en de unieke identificatiecode voor marktdeelnemers van de in de Unie gevestigde marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de taken als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020, of artikel 15 van Verordening (EU) […/…] inzake algemene productveiligheid, of van vergelijkbare taken overeenkomstig andere Uniewetgeving die op het product van toepassing is.

In de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen wordt informatie met betrekking tot vereisten inzake ecologisch ontwerp geïdentificeerd die fabrikanten in hun productpaspoort kunnen opnemen naast de informatie die vereist is op grond van artikel 8, lid 2, punt a), met inbegrip van informatie over specifieke vrijwillige etiketten die op het product van toepassing zijn. In die informatie wordt onder meer vermeld of er overeenkomstig Verordening (EG) nr. 66/2010 een EU-milieukeur aan het product is toegekend.

BIJLAGE IV

Interne productiecontrole

(Module A)

1.Met “interne productiecontrole” wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de punten 2, 3 en 4 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat het product aan de vereisten van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling voldoet.

2.Technische documentatie

De fabrikant stelt de technische documentatie samen. De documentatie maakt het mogelijk de conformiteit van het product te beoordelen aan de hand van de vereisten van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling. In de technische documentatie worden de toepasselijke vereisten vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en de werking van het product. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen:

een algemene beschrijving van het product en van het beoogde gebruik;

ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema’s van onderdelen, subeenheden, schakelingen enz.;

beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema’s en van de werking van het product;

een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen, gemeenschappelijke specificaties of andere relevante technische specificaties waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de wijze waarop aan de vereisten is voldaan. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast;

berekeningsverantwoordingen, uitgevoerde controles enz.;

de resultaten van metingen die in verband met de vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn uitgevoerd, met inbegrip van gegevens betreffende de conformiteit van deze metingen met de vereisten inzake ecologisch ontwerp die in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling zijn vastgesteld;

proefverslagen, en

een kopie van de informatie die is verstrekt in overeenstemming met de in artikel 7 bedoelde informatievereisten uit hoofde.

3.Fabricage

De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de conformiteit van de producten met de in punt 2 bedoelde technische documentatie en met de vereisten van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling door het fabricageproces en het toezicht daarop wordt gewaarborgd.

4.CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

De fabrikant brengt de vereiste conformiteitsmarkering aan op elk afzonderlijk product dat voldoet aan de vereisten van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

De fabrikant stelt overeenkomstig artikel 37 voor elk productmodel een conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring, samen met de technische documentatie, tot tien jaar na het in de handel brengen of in gebruik nemen van het product ter beschikking van de bevoegde nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring wordt het product beschreven.

Een kopie van de conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de bevoegde autoriteiten verstrekt.

5.Gemachtigde vertegenwoordiger

De in punt 4 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat deze in het mandaat gespecificeerd zijn.

BIJLAGE V

EU-conformiteitsverklaring

(zoals bedoeld in artikel 37)

De EU-conformiteitsverklaring bevat de onderstaande elementen:

1.Nr. ... (uniek identificatienummer van het product)

2.naam en adres van de fabrikant en, indien van toepassing, zijn gemachtigde;

3.Deze EU-conformiteitsverklaring wordt verstrekt onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van de fabrikant.

4.Voorwerp van de verklaring (beschrijving aan de hand waarvan het product op ondubbelzinnige wijze kan worden geïdentificeerd en getraceerd; deze kan, indien nodig voor de identificatie van het product, een afbeelding omvatten);

5.Het hierboven beschreven voorwerp is conform deze verordening, de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling en, indien van toepassing, andere harmonisatiewetgeving van de Unie;

6.vermelding van de toegepaste relevante geharmoniseerde normen of van de gebruikte gemeenschappelijke specificaties of van de andere technische specificaties waarop de conformiteitsverklaring betrekking heeft;

7.(indien van toepassing) De aangemelde instantie … (naam, nummer) heeft een … (werkzaamheden beschrijven) uitgevoerd en certificaat of goedkeuringsbesluit… (nummer) verstrekt;

8.in voorkomend geval, de referentie van andere toegepaste Uniewetgeving die voorziet in de aanbrenging van de CE-markering, en

9.de identiteit en handtekening van de persoon die bevoegd is om de fabrikant of zijn gevolmachtigde te binden.

10.Aanvullende informatie:

Ondertekend voor en namens:

(plaats en datum van afgifte):

(naam, functie) (handtekening):

BIJLAGE VI

Inhoud van gedelegeerde handelingen

(zoals bedoeld in artikel 4)

In de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen moeten de volgende technische elementen worden gespecificeerd:

1.de definitie van de opgenomen productgroepen;

2.de vereisten inzake ecologisch ontwerp voor de opgenomen productgroepen, overeenkomstig artikel 4 en gebaseerd op de in bijlage I bedoelde parameters;

3.indien van toepassing: de in bijlage I bedoelde parameters ten aanzien waarvan geen vereisten inzake ecologisch ontwerp gelden;

4.de test-, meet- of berekeningsnormen of -methoden die overeenkomstig artikel 32 moeten worden gebruikt;

5.indien van toepassing: de overgangsmethoden, de geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, of de gemeenschappelijke specificaties die moeten worden gebruikt;

6.de conformiteitsbeoordelingsmodule die moet worden gebruikt overeenkomstig artikel 4, tweede alinea, zoals uiteengezet in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG. Indien de toe te passen module verschilt van de in bijlage IV beschreven module: de factoren die tot de selectie van die specifieke procedure hebben geleid.

Indien overeenkomstig andere Uniewetgeving voor hetzelfde product verschillende conformiteitsbeoordelingsmodulen, als bedoeld in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG, moeten worden gebruikt, prevaleert de module die is bepaald in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling voor de desbetreffende eis inzake ecologisch ontwerp;

7.vereisten met betrekking tot de informatie die moet worden verstrekt door fabrikanten, met inbegrip van de elementen van de technische documentatie om te kunnen verifiëren of het product in overeenstemming is met de vereisten inzake ecologisch ontwerp. Indien van toepassing, eventuele aanvullende informatievereisten overeenkomstig de artikelen 30 en 31;

8.uitvoeringsdata en een eventuele gefaseerde of overgangsmaatregel of -periode, met inachtneming van eventuele consequenties voor kleine en middelgrote ondernemingen of voor specifieke productgroepen die in hoofdzaak door kleine en middelgrote ondernemingen worden vervaardigd;

9.de duur van de overgangsperiode gedurende welke de lidstaten moeten toestaan dat producten op de markt worden geïntroduceerd of in gebruik worden genomen die voldoen aan de voorschriften die op de datum van goedkeuring van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen op hun grondgebied van kracht zijn;

10.de datum voor de evaluatie en de eventuele herziening van de gedelegeerde handeling, rekening houdend met de technologische vooruitgang.

BIJLAGE VII

Criteria voor zelfreguleringsmaatregelen

(zoals bedoeld in artikel 18)

De volgende niet-uitputtende lijst van indicatieve criteria kan worden gebruikt ter beoordeling van zelfreguleringsmaatregelen als een alternatief voor een uit hoofde van artikel 4 van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling:

1.    Openstelling voor deelname

Zelfreguleringsmaatregelen moeten zowel in de voorbereidings- als in de uitvoeringsfase openstaan voor deelname door marktdeelnemers die een product in de handel brengen waarop de zelfreguleringsmaatregel van toepassing is, met inbegrip van marktdeelnemers uit derde landen. Marktdeelnemers die voornemens zijn een zelfreguleringsmaatregel op te stellen, moeten, voordat zij met dat proces beginnen, hun voornemen dit te doen openbaar maken.

2.    Duurzaamheid en toegevoegde waarde

Zelfreguleringsmaatregelen moeten verenigbaar zijn met de beleidsdoelstellingen van deze verordening en moeten aansluiten bij de economische en sociale dimensies van duurzame ontwikkeling. Voor zelfreguleringsmaatregelen is een geïntegreerde aanpak nodig voor de bescherming van de consument, gezondheid, levenskwaliteit en economische belangen.

3.    Representativiteit

Bedrijven en hun samenwerkingsverbanden die aan een zelfreguleringsmaatregel deelnemen, moeten representatief zijn voor verreweg het grootste deel van de desbetreffende economische sector, in overeenstemming met artikel 18, lid 3, eerste alinea, punt b). Er moet voor worden gezorgd dat de mededingingswetgeving van de Unie wordt nageleefd, met name artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betreffende mededingingbeperkende overeenkomsten.

4.    Gekwantificeerde en gefaseerde doelstellingen

De door de ondertekenaars in hun zelfreguleringsmaatregelen vastgestelde doelstellingen moeten op een duidelijke en ondubbelzinnige wijze, uitgaande van een vastomlijnd referentiekader, zijn geformuleerd. Indien de zelfreguleringsmaatregel een lange looptijd heeft, moeten er tussentijdse streefwaarden in worden opgenomen. Het moet mogelijk zijn op basis van duidelijke en betrouwbare indicatoren op betaalbare en geloofwaardige wijze na te gaan in hoeverre de doelstellingen en (tussentijdse) streefwaarden in acht worden genomen.

5.    Betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld

Ter wille van de transparantie moeten alle zelfreguleringsmaatregelen worden gepubliceerd, ook online en via andere elektronische middelen voor de verspreiding van informatie.

Alle belanghebbenden — het bedrijfsleven, niet-gouvernementele organisaties op het gebied van het milieu en consumentenorganisaties — moeten de mogelijkheid krijgen om commentaar op een zelfreguleringsmaatregel te geven.

6.    Toezicht en verslaglegging

Een onafhankelijke verificateur moet controleren of de ondertekenaars de zelfreguleringsmaatregel naleven. De zelfreguleringsmaatregel moet de onafhankelijke verificateur machtigen de naleving van de vereisten van de zelfreguleringsmaatregel te controleren. Hierin moet ook de procedure worden vastgesteld voor de selectie van een onafhankelijke verificateur en moet worden bepaald hoe wordt gegarandeerd dat de verificateur vrij is van belangenconflicten en over de nodige vaardigheden ter controle van de naleving van de in de zelfreguleringsmaatregel neergelegde voorschriften beschikt.

Elke ondertekenaar moet jaarlijks alle informatie en gegevens rapporteren die de onafhankelijke inspecteur nodig heeft om na te gaan of de ondertekenaar zich aan de zelfreguleringsmaatregel heeft gehouden.

De onafhankelijke inspecteur moet aan het eind van elke verslagperiode van een jaar een nalevingsverslag opstellen.

Indien een ondertekenaar zich niet aan de vereisten van de zelfreguleringsmaatregelen heeft gehouden, moet hij corrigerende maatregelen treffen.

7.    Kosteneffectiviteit van het beheer van een zelfreguleringsmaatregel

De kosten van het beheer van de zelfreguleringsmaatregel — met name met betrekking tot de controle — mogen, hun doelstellingen in aanmerking genomen en in vergelijking met andere beschikbare beleidsinstrumenten, geen onevenredige administratieve belasting tot gevolg hebben.

BIJLAGE VIII

Concordantietabel

Richtlijn 2009/125/EG

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

-

Artikel 4

Artikel 23

Artikel 5

Artikelen 37 tot en met 39

Artikel 6

Artikel 3

Artikel 7

Artikelen 63 tot en met 65

Artikel 8

Artikelen 21 en 36

Artikel 9

Artikel 34

Artikel 10

-

Artikel 11

Artikel 5, lid 6

Artikel 12

Artikel 62

Artikel 13

Artikel 19

Artikel 14

Artikel 7

Artikel 15

Artikelen 4 en 5

-

Artikelen 8 tot en met 15

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18

Artikel 17

-

Artikel 20

Artikel 22

Artikelen 24 tot en met 33

Artikel 35

Artikelen 40 tot en met 61

Artikel 66

Artikel 19

Artikel 67

Artikel 20

Artikel 68

Artikel 21

Artikel 69

Artikel 22

-

Artikel 23

-

Artikel 24

Artikel 70

Artikel 25

Artikel 71

Artikel 26

-

BIJLAGE I

Artikelen 5 en 7, BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE II

-

BIJLAGE III

BIJLAGE III

-

BIJLAGE IV

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

-

BIJLAGE VI

BIJLAGE V

BIJLAGE VII

BIJLAGE VI

BIJLAGE VIII

BIJLAGE VII

BIJLAGE IX

-

BIJLAGE X

BIJLAGE VIII

(1)    Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
Top