Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021AR4548

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de wijziging van de energie-efficiëntierichtlijn om de nieuwe klimaatdoelstellingen voor 2030 te halen

    COR 2021/04548

    PB C 301 van 5.8.2022, p. 139–183 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    5.8.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 301/139


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de wijziging van de energie-efficiëntierichtlijn om de nieuwe klimaatdoelstellingen voor 2030 te halen

    (2022/C 301/15)

    Rapporteur:

    Rafał Kazimierz TRZASKOWSKI (PL/EVP), burgemeester van Warschau

    Referentiedocumenten:

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende energie-efficiëntie (herschikking)

    COM(2021) 558 — 2021/0203 (COD)

    SEC(2021) 558 — 2021/0203 (COD)

    SWD(2021) 623 — 2021/0203 (COD)

    SWD(2021) 624 — 2021/0203 (COD)

    SWD(2021) 625 — 2021/0203 (COD)

    SWD(2021) 626 — 2021/0203 (COD)

    SWD(2021) 627 — 2021/0203 (COD)

    I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

    Wijzigingsvoorstel 1

    Overweging 16

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Een eerlijke transitie naar een klimaatneutrale Unie tegen 2050 staat centraal in de Europese Green Deal. Energiearmoede is een belangrijk concept dat is vastgelegd in het wetgevingspakket “Schone energie voor alle Europeanen” en dat bedoeld is om een rechtvaardige energietransitie te versnellen. Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad (1) heeft de Commissie indicatieve richtsnoeren verstrekt met passende indicatoren voor het meten van energiearmoede en de definitie van een “aanzienlijk aantal huishoudens dat kampt met energiearmoede” (2). Krachtens Richtlijn (EU) 2019/944 en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om energiearmoede aan te pakken waar deze wordt vastgesteld, met inbegrip van maatregelen om de bredere context van armoede aan te pakken.

    Een eerlijke transitie naar een klimaatneutrale Unie tegen 2050 staat centraal in de Europese Green Deal. Energiearmoede is een belangrijk concept dat is vastgelegd in het wetgevingspakket “Schone energie voor alle Europeanen” en dat bedoeld is om een rechtvaardige energietransitie te versnellen. Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad (4) heeft de Commissie indicatieve richtsnoeren verstrekt met passende indicatoren voor het meten van energiearmoede en de definitie van een “aanzienlijk aantal huishoudens dat kampt met energiearmoede” (5). Krachtens Richtlijn (EU) 2019/944 en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om energiearmoede aan te pakken waar deze wordt vastgesteld, of hier nu kwetsbare huishoudens, kwetsbare ondernemingen, met name micro- en kleine ondernemingen, of kwetsbare mobiliteitsgebruikers door getroffen worden; maatregelen om de bredere context van armoede aan te pakken moeten er ook deel van uitmaken .

    Wijzigingsvoorstel 2

    Overweging 17

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Huishoudens met een laag of gemiddeld inkomen, kwetsbare afnemers, met inbegrip van eindgebruikers, mensen die geconfronteerd worden met energiearmoede of risico daarop lopen, en mensen die in sociale woningen wonen, moeten profiteren van de toepassing van het beginsel “energie-efficiëntie eerst”. Energie-efficiëntiemaatregelen moeten prioritair ten uitvoer worden gelegd om de situatie van die mensen en huishoudens te verbeteren of om energiearmoede terug te dringen. Voor een alomvattende aanpak van de beleidsvorming en de uitvoering van beleidsinitiatieven en maatregelen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat andere beleidsinitiatieven en maatregelen geen negatieve gevolgen hebben voor die mensen en huishoudens.

    Huishoudens met een laag of gemiddeld inkomen, micro- en kleine ondernemingen, kwetsbare afnemers, met inbegrip van eindgebruikers, mensen die geconfronteerd worden met energie - en mobiliteits armoede of risico daarop lopen, en mensen die in sociale woningen wonen, moeten profiteren van de toepassing van het beginsel “energie-efficiëntie eerst”. Energie-efficiëntiemaatregelen moeten prioritair ten uitvoer worden gelegd om de situatie van die mensen en huishoudens te verbeteren of om energiearmoede terug te dringen. Voor een alomvattende aanpak van de beleidsvorming en de uitvoering van beleidsinitiatieven en maatregelen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat andere beleidsinitiatieven en maatregelen direct of indirect geen negatieve gevolgen hebben voor die mensen en huishoudens.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 3

    Overweging 25

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Het verdient de voorkeur dat het energie-efficiëntiestreefcijfer bereikt wordt als resultaat van de cumulatieve verwezenlijking van specifieke nationale en Europese maatregelen ter bevordering van de energie-efficiëntie in verschillende domeinen. Lidstaten moeten verplicht worden nationale beleidsinitiatieven en maatregelen inzake energie-efficiëntie vast te stellen. Deze beleidsinitiatieven en maatregelen en de individuele inspanningen van elke lidstaat dienen te worden geëvalueerd door de Commissie, samen met gegevens over de gemaakte vorderingen, om na te gaan hoe waarschijnlijk het is dat het globale streefcijfer van de Unie gehaald wordt en in hoeverre de individuele inspanningen volstaan om het gemeenschappelijke doel te bereiken.

    Het verdient de voorkeur dat het energie-efficiëntiestreefcijfer bereikt wordt als resultaat van de cumulatieve verwezenlijking van specifieke lokale, regionale, nationale en Europese maatregelen ter bevordering van de energie-efficiëntie in verschillende domeinen. Lidstaten moeten verplicht worden nationale beleidsinitiatieven en maatregelen inzake energie-efficiëntie vast te stellen. Deze beleidsinitiatieven en maatregelen en de individuele inspanningen van elke lidstaat dienen te worden geëvalueerd door de Commissie, samen met gegevens over de gemaakte vorderingen, om na te gaan hoe waarschijnlijk het is dat het globale streefcijfer van de Unie gehaald wordt en in hoeverre de individuele inspanningen volstaan om het gemeenschappelijke doel te bereiken.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 4

    Overweging 28

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Om aan hun verplichting te voldoen, moeten de lidstaten zich richten op het eindenergieverbruik van alle openbare diensten en installaties van overheidsinstanties. Om te bepalen welke adressaten binnen het toepassingsgebied vallen, moeten de lidstaten de definitie van aanbestedende diensten in Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) gebruiken. Aan deze verplichting kan worden voldaan door het eindenergieverbruik in alle mogelijke overheidssectoren terug te dringen, met inbegrip van vervoer, openbare gebouwen, gezondheidszorg, ruimtelijke ordening, waterbeheer en afvalwaterzuivering, riolering en waterzuivering, afvalbeheer, stadsverwarming en -koeling, energiedistributie, -levering en -opslag, openbare verlichting en infrastructuurplanning. Om de administratieve lasten voor overheidsinstanties te verminderen, moeten de lidstaten digitale platforms of instrumenten opzetten om de geaggregeerde verbruiksgegevens van overheidsinstanties te verzamelen, openbaar te maken en aan de Commissie te rapporteren.

    Om aan hun verplichting te voldoen, moeten de lidstaten zich richten op het eindenergieverbruik van alle openbare diensten en installaties van overheidsinstanties. Om te bepalen welke adressaten binnen het toepassingsgebied vallen, moeten de lidstaten de definitie van aanbestedende diensten in Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) gebruiken. Aan deze verplichting kan worden voldaan door het eindenergieverbruik in alle mogelijke overheidssectoren terug te dringen, met inbegrip van vervoer, openbare gebouwen, gezondheidszorg, ruimtelijke ordening, waterbeheer en afvalwaterzuivering, riolering en waterzuivering, afvalbeheer, stadsverwarming en -koeling, energiedistributie, -levering en -opslag, openbare verlichting en infrastructuurplanning. Om de administratieve lasten voor lokale en regionale overheden en andere overheidsinstanties te verminderen, moeten de lidstaten digitale platforms of instrumenten opzetten om de geaggregeerde verbruiksgegevens van alle overheidsinstanties te verzamelen, openbaar te maken en aan de Commissie te rapporteren. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat lokale en regionale overheden en andere overheidsinstanties voldoende toegerust zijn voor het verzamelen van dergelijke gegevens.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 5

    Overweging 29

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De lidstaten moeten een voorbeeldfunctie vervullen door ervoor te zorgen dat alle energieprestatiecontracten en energiebeheersystemen in de overheidssector worden uitgevoerd in overeenstemming met Europese of internationale normen, of dat energie-audits grotendeels worden uitgevoerd in de intensieve energieverbruikende delen van de overheidssector.

    De lidstaten , regio’s en lokale overheden moeten een voorbeeldfunctie vervullen door ervoor te zorgen dat alle energieprestatiecontracten en energiebeheersystemen in de overheidssector worden uitgevoerd in overeenstemming met Europese of internationale normen, of dat energie-audits grotendeels worden uitgevoerd in de intensieve energieverbruikende delen van de overheidssector. Om dit doel te bereiken, zullen de lidstaten duidelijke richtsnoeren en procedures voor het gebruik van deze instrumenten moeten verschaffen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 6

    Overweging 30

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Overheden worden aangemoedigd om steun te verkrijgen van entiteiten zoals agentschappen voor duurzame energie die, waar van toepassing, op regionaal of lokaal niveau zijn opgericht. De organisatie van deze agentschappen weerspiegelt gewoonlijk de individuele behoeften van overheidsinstanties in een bepaalde regio of van overheidsinstanties die actief zijn in een bepaald gebied van de openbare sector. Gecentraliseerde agentschappen kunnen beter in de behoeften voorzien en doeltreffender werken in andere opzichten, bijvoorbeeld in kleinere of gecentraliseerde lidstaten of met betrekking tot complexe of regio-overschrijdende aspecten zoals stadsverwarming en -koeling. Agentschappen voor duurzame energie kunnen fungeren als centrale aanspreekpunten in de zin van artikel 21. Deze agentschappen zijn vaak verantwoordelijk voor de ontwikkeling van lokale of regionale decarbonisatieplannen, die ook andere decarbonisatiemaatregelen kunnen omvatten, zoals de vervanging van verwarmingsketels op fossiele brandstoffen, en voor het ondersteunen van overheidsinstanties bij de uitvoering van energiegerelateerde beleidsmaatregelen. Agentschappen voor duurzame energie of andere entiteiten die regionale en lokale overheden bijstaan, kunnen duidelijke bevoegdheden, doelstellingen en middelen op het gebied van duurzame energie hebben. Agentschappen voor duurzame energie zouden kunnen worden aangemoedigd om initiatieven die zijn genomen in het kader van het Burgemeestersconvenant, dat lokale overheden samenbrengt die zich vrijwillig inzetten voor de tenuitvoerlegging van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie, alsook andere bestaande initiatieven voor dit doel te overwegen. De decarbonisatieplannen moeten worden gekoppeld aan territoriale ontwikkelingsplannen en rekening houden met de uitgebreide beoordeling die de lidstaten moeten uitvoeren.

    Overheden worden aangemoedigd om steun te verkrijgen van entiteiten zoals agentschappen voor duurzame energie die, waar van toepassing, op regionaal of lokaal niveau zijn opgericht. De organisatie van deze agentschappen weerspiegelt gewoonlijk de individuele behoeften van overheidsinstanties in een bepaalde regio of van overheidsinstanties die actief zijn in een bepaald gebied van de openbare sector. Gecentraliseerde agentschappen kunnen beter in de behoeften voorzien en doeltreffender werken in andere opzichten, bijvoorbeeld in kleinere of gecentraliseerde lidstaten of met betrekking tot complexe of regio-overschrijdende aspecten zoals stadsverwarming en -koeling. Agentschappen voor duurzame energie kunnen fungeren als centrale aanspreekpunten in de zin van artikel 21. Deze agentschappen zijn vaak verantwoordelijk voor de ontwikkeling van lokale of regionale decarbonisatieplannen, die ook andere decarbonisatiemaatregelen kunnen omvatten, zoals de vervanging van verwarmingsketels op fossiele brandstoffen, en voor het ondersteunen van overheidsinstanties bij de uitvoering van energiegerelateerde beleidsmaatregelen. Agentschappen voor duurzame energie of andere entiteiten die regionale en lokale overheden bijstaan, kunnen duidelijke bevoegdheden, doelstellingen en middelen op het gebied van duurzame energie hebben. Agentschappen voor duurzame energie zouden kunnen worden aangemoedigd om initiatieven die lokale en regionale overheden in hun strijd tegen klimaatverandering nemen, hetzij op grond van een wettelijk mandaat, hetzij op vrijwillige basis, waaronder in het kader van het Burgemeestersconvenant, dat lokale overheden samenbrengt die zich vrijwillig inzetten voor de tenuitvoerlegging van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie, alsook andere bestaande initiatieven voor dit doel te overwegen. De plannen voor de bestrijding van de klimaatverandering moeten worden gekoppeld aan territoriale ontwikkelingsplannen en rekening houden met de uitgebreide beoordeling die de lidstaten moeten uitvoeren. Deze plannen moeten ook worden meegenomen bij de energie- en klimaatplanning op nationaal niveau, om te beginnen bij de periodieke herziening van de nationale energie- en klimaatplannen. Verordening 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie moet dienovereenkomstig worden aangepast.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 7

    Overweging 31

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De lidstaten moeten overheidsinstanties ondersteunen bij het plannen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, ook op regionaal en lokaal niveau, door richtsnoeren te verstrekken ter bevordering van competentieontwikkelings- en opleidingsmogelijkheden en door samenwerking tussen overheidsinstanties, ook tussen agentschappen, aan te moedigen. Daartoe kunnen de lidstaten nationale kenniscentra oprichten voor complexe kwesties, zoals het adviseren van lokale of regionale energieagentschappen over stadsverwarming of -koeling.

    De lidstaten moeten lokale en regionale overheden en andere overheidsinstanties ondersteunen bij het plannen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, ook op regionaal en lokaal niveau, door financiële en technische steun te geven en plannen op te stellen voor de aanpak van het tekort aan arbeidskrachten en gekwalificeerde vakmensen die nodig zijn in alle stadia van de groene transitie, zoals ambachtslieden, hoogopgeleide deskundigen op het gebied van groene technologieën, mensen onderlegd in toegepaste wetenschappen en innovators. De lidstaten moeten overheidsinstanties ondersteunen om rekening te houden met de ruimere voordelen van energie-efficiëntie naast energiebesparingen, zoals een gezond binnenklimaat met een betere binnenluchtkwaliteit alsmede een betere milieukwaliteit en een betere levenskwaliteit, met name voor scholen, dagverblijven, voorzieningen voor begeleid wonen, verpleeghuizen en ziekenhuizen. De lidstaten moeten richtsnoeren verstrekken ter bevordering van competentieontwikkelings- en opleidingsmogelijkheden en samenwerking tussen overheidsinstanties, ook tussen agentschappen, aanmoedigen. Daartoe kunnen de lidstaten nationale en regionale kenniscentra oprichten voor complexe kwesties, zoals het adviseren van lokale of regionale energieagentschappen over stadsverwarming of -koeling.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 8

    Overweging 32

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Gebouwen en vervoer zijn, naast de industrie, de grootste energieverbruikers en de belangrijkste emissiebronnen (9). Gebouwen zijn goed voor ongeveer 40 % van het totale energieverbruik van de Unie en voor 36 % van haar broeikasgasemissies uit energie (10). In de mededeling van de Commissie “Renovatiegolf” (11) wordt ingegaan op de tweeledige uitdaging van energie- en hulpbronnenefficiëntie en betaalbaarheid ervan in de bouwsector en wordt ernaar gestreefd het renovatietempo te verdubbelen. De mededeling focust op de slechtst presterende gebouwen, energiearmoede en openbare gebouwen. Bovendien zijn gebouwen van cruciaal belang om de Uniedoelstelling te halen die erin bestaat in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Gebouwen die eigendom zijn van de overheid vormen een aanzienlijk aandeel van het gebouwenbestand en zijn erg zichtbaar in het openbare leven. Het is dan ook passend om een jaarlijks renovatietempo te bepalen voor gebouwen die eigendom zijn van overheidsinstanties op het grondgebied van een lidstaat, teneinde hun energieprestaties te verbeteren. De lidstaten wordt verzocht een hoger renovatietempo vast te stellen wanneer dit kosteneffectief is voor de renovatie van hun gebouwenbestand in het kader van hun langetermijnrenovatiestrategieën of nationale renovatieprogramma’s. Dit renovatietempo mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen met betrekking tot bijna-energieneutrale gebouwen (“BENG”), vastgelegd in Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad (12). Bij de volgende herziening van Richtlijn 2010/31/EU moet de Commissiebeoordelen welke vooruitgang de lidstaten hebben geboekt met de renovatie van gebouwen van overheidsinstanties. De Commissie moet overwegen om een wetgevingsvoorstel in te dienen ter herziening van het renovatietempo, rekening houdend met de door de lidstaten geboekte vooruitgang, substantiële economische of technische ontwikkelingen, of waar nodig met de toezeggingen van de Unie inzake decarbonisatie en nulverontreiniging. De uit deze richtlijn voortvloeiende verplichting om gebouwen van overheidsinstanties te renoveren, is een aanvulling op die richtlijn, die de lidstaten ertoe verplicht ervoor te zorgen dat, wanneer bestaande gebouwen een ingrijpende renovatie ondergaan, de energieprestaties ervan worden verbeterd, zodat zij voldoen aan de BENG-vereisten.

    Gebouwen en vervoer zijn, naast de industrie, de grootste energieverbruikers en de belangrijkste emissiebronnen (13). Gebouwen zijn goed voor ongeveer 40 % van het totale energieverbruik van de Unie en voor 36 % van haar broeikasgasemissies uit energie (14). In de mededeling van de Commissie “Renovatiegolf” (15) wordt ingegaan op de tweeledige uitdaging van energie- en hulpbronnenefficiëntie en betaalbaarheid ervan in de bouwsector en wordt ernaar gestreefd het renovatietempo te verdubbelen. De mededeling focust op de slechtst presterende gebouwen, energiearmoede en openbare gebouwen. Bovendien zijn gebouwen van cruciaal belang om de Uniedoelstelling te halen die erin bestaat in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Gebouwen die eigendom zijn van de overheid vormen een aanzienlijk aandeel van het gebouwenbestand en zijn erg zichtbaar in het openbare leven. Het is dan ook passend om een jaarlijks renovatietempo te bepalen voor gebouwen die eigendom zijn van overheidsinstanties op het grondgebied van een lidstaat, teneinde hun energieprestaties te verbeteren. De lidstaten wordt verzocht een hoger renovatietempo vast te stellen wanneer dit kosteneffectief is voor de renovatie van hun gebouwenbestand in het kader van hun langetermijnrenovatiestrategieën of nationale renovatieprogramma’s. Dit renovatietempo mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen met betrekking tot bijna-energieneutrale gebouwen (“BENG”), vastgelegd in Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad (16). Bij de volgende herziening van Richtlijn 2010/31/EU moet de Commissiebeoordelen welke vooruitgang de lidstaten hebben geboekt met de renovatie van gebouwen van overheidsinstanties. De Commissie moet overwegen om een wetgevingsvoorstel in te dienen ter herziening van het renovatietempo, rekening houdend met de door de lidstaten geboekte vooruitgang, substantiële economische of technische ontwikkelingen, of waar nodig met de toezeggingen van de Unie inzake decarbonisatie en nulverontreiniging. De uit deze richtlijn voortvloeiende verplichting om gebouwen van overheidsinstanties te renoveren, is een aanvulling op die richtlijn, die de lidstaten ertoe verplicht ervoor te zorgen dat, wanneer bestaande gebouwen een ingrijpende renovatie ondergaan, de energieprestaties ervan worden verbeterd, zodat zij voldoen aan de BENG-vereisten indien van toepassing . De Europese Commissie en de lidstaten zullen aanvullende richtsnoeren verstrekken voor de grondige renovatie van gebouwen met historische waarde. Er komen specifieke initiatieven, waaronder verschillende soorten energieprestatiemaatregelen, ter ondersteuning van de renovatie van dergelijke gebouwen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 9

    Overweging 34

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    In 2020 woonde meer dan de helft van de wereldbevolking in stedelijke gebieden. Verwacht wordt dat dit cijfer tegen 2050 zal stijgen tot 68 % (17). Bovendien moet de helft van de stedelijke infrastructuur van 2050 nog worden gebouwd (18). Steden en grootstedelijke gebieden zijn centra van economische activiteit, kennisvergaring, innovatie en nieuwe technologieën. Steden beïnvloeden de levenskwaliteit van de burgers die er wonen of werken. De lidstaten moeten gemeenten technisch en financieel ondersteunen. Een aantal gemeenten en andere overheidsinstanties in de lidstaten hebben al geïntegreerde benaderingen voor energiebesparing en -voorziening doorgevoerd, bijvoorbeeld middels actieplannen voor duurzame energie, zoals degene die ontwikkeld werden onder het initiatief “ Burgemeestersconvenant”, evenals geïntegreerde stedelijke benaderingen die verder gaan dan individuele interventies in gebouwen of vervoerwijzen.

    In 2020 woonde meer dan de helft van de wereldbevolking in stedelijke gebieden. Verwacht wordt dat dit cijfer tegen 2050 zal stijgen tot 68 % (19). Bovendien moet de helft van de stedelijke infrastructuur van 2050 nog worden gebouwd (20). Steden en grootstedelijke gebieden zijn centra van economische activiteit, kennisvergaring, innovatie en nieuwe technologieën. Steden beïnvloeden de levenskwaliteit van de burgers die er wonen of werken. De lidstaten moeten lokale overheden technisch en financieel ondersteunen. Een aantal lokale en regionale overheden en andere overheidsinstanties in de lidstaten hebben al geïntegreerde benaderingen voor energiebesparing en -voorziening en duurzame mobiliteit doorgevoerd op grond van een wettelijk mandaat of op vrijwillige basis , bijvoorbeeld middels actieplannen voor duurzame energie, zoals degene die ontwikkeld werden in het kader van het Burgemeestersconvenant, evenals geïntegreerde stedelijke benaderingen , zoals die welke ontwikkeld werden in het kader van de plannen voor duurzame stedelijke mobiliteit, die verder gaan dan individuele interventies in gebouwen of vervoerwijzen. Verdere inspanningen zijn nodig op het gebied van de verbetering van de energie-efficiëntie van de stedelijke mobiliteit, zowel wat het passagiers- als het goederenvervoer betreft. Gezien de aanzienlijke extra inspanningen die gevraagd worden van lokale en regionale overheden, die een vooraanstaande rol spelen in de energietransitie, moet ervoor gezorgd worden dat deze lokale en regionale overheden gemakkelijk toegang hebben tot de nodige financiële steun uit de Europese instrumenten voor de uitvoering van hun plannen voor actie op het gebied van duurzame energie en klimaat, duurzame stedelijke mobiliteit en een groene transitie. Daartoe zal bijzondere aandacht worden besteed aan de uitvoering van maatregelen die reeds binnen het huidige rechtskader bestaan. Belangrijk hierbij is bijvoorbeeld de tenuitvoerlegging van de Europese fondsen, zoals het MFK en NextGenerationEU, met inbegrip van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, de structuurfondsen en de cohesiebeleidsfondsen, het Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Fonds voor een rechtvaardige transitie, alsmede de financiële instrumenten en technische bijstand die in het kader van InvestEU beschikbaar zijn. Het is van cruciaal belang dat de regio’s en, in voorkomend geval, de lokale overheden actief worden betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van de partnerschapsovereenkomsten en de operationele programma’s, dat rechtstreekse steun wordt verleend voor duurzame stedelijke ontwikkeling en dat voldoende middelen beschikbaar worden gesteld in het kader van de beleidsdoelstelling om tot een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa te komen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 10

    Overweging 36

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Alle overheidsinstanties die via aanbestedingen openbare middelen investeren, moeten bij de gunning van opdrachten en concessies het goede voorbeeld geven door producten, diensten en gebouwen met de hoogste energie-efficiëntieprestaties te kiezen, ook met betrekking tot aanbestedingen waarvoor geen specifieke eisen uit hoofde van Richtlijn 2009/30/EG gelden. In dat verband moet bij alle procedures voor de gunning van overheidsopdrachten en concessies met een waarde boven de drempelwaarden die zijn vastgesteld in de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad (21), artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (22) en de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad, rekening worden gehouden met de energie-efficiëntieprestaties van de producten, gebouwen en diensten die zijn vastgesteld in het Unierecht of het nationale recht, door in de aanbestedingsprocedures het beginsel “energie-efficiëntie eerst” als prioriteit te beschouwen.

    Alle overheidsinstanties die via aanbestedingen openbare middelen investeren, moeten bij de gunning van opdrachten en concessies het goede voorbeeld geven door producten, diensten en gebouwen met de hoogste energie-efficiëntieprestaties te kiezen, ook met betrekking tot aanbestedingen waarvoor geen specifieke eisen uit hoofde van Richtlijn 2009/30/EG gelden; de criteria voor groene en circulaire overheidsopdrachten moeten in dit verband als leidraad worden gebruikt . In dat verband moet bij alle procedures voor de gunning van overheidsopdrachten en concessies met een waarde boven de drempelwaarden die zijn vastgesteld in de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad (23), artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (24) en de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad, rekening worden gehouden met de energie-efficiëntieprestaties van de producten, gebouwen en diensten die zijn vastgesteld in het Unierecht of het nationale recht, door in de aanbestedingsprocedures het beginsel “energie-efficiëntie eerst” als prioriteit te beschouwen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 11

    Overweging 39

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Het is belangrijk dat de lidstaten overheidsinstanties de nodige ondersteuning bieden bij het toepassen van energie-efficiëntievereisten bij overheidsopdrachten en, in voorkomend geval, het gebruik van groene overheidsopdrachten, door de nodige richtsnoeren en methodologieën te verstrekken voor de beoordeling van levenscycluskosten en milieueffecten en -kosten. Goed ontworpen instrumenten, met name digitale instrumenten, zullen naar verwachting de aanbestedingsprocedures vergemakkelijken en de administratieve lasten verminderen, met name in kleinere lidstaten die wellicht niet over voldoende capaciteit beschikken om aanbestedingen voor te bereiden. In dit verband moeten de lidstaten het gebruik van digitale instrumenten en de samenwerking tussen aanbestedende diensten, ook over de grenzen heen, actief bevorderen om ervoor te zorgen dat beste praktijken worden uitgewisseld.

    Het is belangrijk dat de lidstaten lokale overheden, regionale overheden en andere overheidsinstanties de nodige ondersteuning bieden bij het toepassen van energie-efficiëntievereisten bij overheidsopdrachten en, in voorkomend geval, het gebruik van groene overheidsopdrachten, door de nodige richtsnoeren en methodologieën te verstrekken voor de beoordeling van levenscycluskosten en milieueffecten en -kosten. Goed ontworpen instrumenten, met name digitale instrumenten, zullen naar verwachting de aanbestedingsprocedures vergemakkelijken en de administratieve lasten verminderen, met name in kleinere lidstaten die wellicht niet over voldoende capaciteit beschikken om aanbestedingen voor te bereiden. In dit verband moeten de lidstaten het gebruik van digitale instrumenten en de samenwerking tussen aanbestedende diensten, ook over de grenzen heen, actief bevorderen om ervoor te zorgen dat beste praktijken worden uitgewisseld. Daarnaast moeten er specifieke maatregelen voor capaciteitsopbouw worden getroffen om te waarborgen dat overheden, ongeacht hun omvang, toegang tot dezelfde instrumenten en mogelijkheden hebben, ook in het kader van het REPowerEU-plan.

    De lidstaten moeten de productie van biogas uit organisch stedelijk afval in gemeenten en verenigingen van gemeenten bevorderen, alsook de installatie van fotovoltaïsche panelen op openbare gebouwen.

    Verenigingen van irrigatiegemeenschappen moeten ook worden bevorderd als producenten en leveranciers van fotovoltaïsche energie aan het algemene elektriciteitsnet.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 12

    Overweging 61

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    In deze richtlijn is het begrip kwetsbare afnemers opgenomen, dat de lidstaten overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/944 moeten definiëren. Overeenkomstig Richtlijn 2012/27/EU verduidelijkt het begrip “eindgebruiker” naast het begrip “eindafnemer” dat het recht op facturerings- en verbruiksinformatie ook van toepassing is op consumenten zonder individuele of rechtstreekse overeenkomsten met de leverancier van energie die wordt gebruikt voor collectieve verwarmings-, koelings- of warmwaterproductiesystemen in appartementsgebouwen en multifunctionele gebouwen. Het begrip kwetsbare afnemer garandeert niet noodzakelijkerwijs dat maatregelen op eindgebruikers betrekking hebben. Om ervoor te zorgen dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen alle personen en huishoudens bereiken die zich in een kwetsbare situatie bevinden, moeten de lidstaten daarom niet alleen afnemers in strikte zin, maar ook eindgebruikers betrekken bij hun definitie van kwetsbare afnemers.

    In deze richtlijn is het begrip kwetsbare afnemers opgenomen, dat de lidstaten overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/944 moeten definiëren. Overeenkomstig Richtlijn 2012/27/EU verduidelijkt het begrip “eindgebruiker” naast het begrip “eindafnemer” dat het recht op facturerings- en verbruiksinformatie ook van toepassing is op consumenten zonder individuele of rechtstreekse overeenkomsten met de leverancier van energie die wordt gebruikt voor collectieve verwarmings-, koelings- of warmwaterproductiesystemen in appartementsgebouwen en multifunctionele gebouwen. Het begrip kwetsbare afnemer garandeert niet noodzakelijkerwijs dat maatregelen op eindgebruikers betrekking hebben. Om ervoor te zorgen dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen alle personen en huishoudens bereiken die zich in een kwetsbare situatie bevinden, moeten de lidstaten daarom niet alleen afnemers in strikte zin, maar ook eindgebruikers betrekken bij hun definitie van kwetsbare afnemers. Het begrip kwetsbare micro- en kleine ondernemingen, zoals gedefinieerd in het Sociaal Klimaatfonds, valt ook binnen de werkingssfeer van de richtlijn.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 13

    Overweging 69

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Het is van essentieel belang om alle burgers van de Unie bewust te maken over de voordelen van grotere energie-efficiëntie en accurate informatie te verstrekken over de wijze waarop deze kan worden bereikt. Burgers van alle leeftijden moeten ook bij de energietransitie worden betrokken via het Europees klimaatpact en de Conferentie over de toekomst van Europa. Grotere energie-efficiëntie is ook zeer belangrijk voor de voorzieningszekerheid van de Unie omdat dit haar minder afhankelijk maakt van de invoer van brandstoffen uit derde landen.

    Het is van essentieel belang om alle burgers van de Unie bewust te maken over de voordelen van grotere energie-efficiëntie en accurate informatie te verstrekken over de wijze waarop deze kan worden bereikt. Burgers van alle leeftijden moeten ook bij de energietransitie worden betrokken via het Europees klimaatpact , het programma Erasmus+ en de Conferentie over de toekomst van Europa. Grotere energie-efficiëntie is ook zeer belangrijk voor de voorzieningszekerheid van de Unie omdat dit haar minder afhankelijk maakt van de invoer van brandstoffen uit derde landen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 14

    Overweging 71

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Bij de uitvoering van deze richtlijn en het nemen van andere maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie dienen de lidstaten speciale aandacht te besteden aan synergieën tussen energie-efficiëntiemaatregelen en het efficiënte gebruik van natuurlijke hulpbronnen volgens de beginselen van de circulaire economie.

    Bij de uitvoering van Richtlijn 2012/27/EU, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, en het nemen van andere maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie dienen de lidstaten speciale aandacht te besteden aan synergieën tussen energie-efficiëntiemaatregelen en het efficiënte gebruik van natuurlijke hulpbronnen in lijn met het streven om de verontreiniging naar nul terug te brengen volgens de beginselen van de circulaire economie en om de natuur en de biodiversiteit te beschermen .

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 15

    Overweging 80 (nieuwe paragraaf)

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    (80 bis)

    Bij de beoordeling van het potentieel voor efficiënte verwarming en koeling houden de lidstaten rekening met bredere milieu-, gezondheids- en veiligheidsaspecten. Omdat warmtepompen een belangrijke rol spelen bij het realiseren van energie-efficiëntie op het gebied van verwarming en koeling, zouden de negatieve milieueffecten van persistente, bioaccumulerende of toxische koelmiddelen tot een minimum moeten kunnen worden beperkt.

    Wijzigingsvoorstel 16

    Overweging 92

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Er moet worden erkend dat hernieuwbare-energiegemeenschappen, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (25), en energiegemeenschappen van burgers, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/944, bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal en het klimaatdoelstellingsplan 2030. De lidstaten moeten daarom rekening houden met de rol van hernieuwbare-energiegemeenschappen en energiegemeenschappen van burgers en deze bevorderen. Deze gemeenschappen kunnen de lidstaten helpen de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken door de energie-efficiëntie op lokaal niveau of op het niveau van huishoudens te verbeteren. Zij kunnen consumenten slagvaardiger maken en activeren, en kunnen het mogelijk maken dat bepaalde groepen huishoudelijke afnemers, onder meer in landelijke en afgelegen gebieden, deelnemen aan energie-efficiëntieprojecten en -maatregelen. Energiegemeenschappen kunnen energiearmoede helpen bestrijden door energie-efficiëntieprojecten te bevorderen en het energieverbruik en de leveringstarieven te verlagen.

    Er moet worden erkend dat hernieuwbare-energiegemeenschappen, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (26), en energiegemeenschappen van burgers, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/944, bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal en het klimaatdoelstellingsplan 2030. De lidstaten moeten daarom rekening houden met de rol van hernieuwbare-energiegemeenschappen en energiegemeenschappen van burgers en deze bevorderen. Deze gemeenschappen kunnen de lidstaten helpen de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken en het beginsel “energie-efficiëntie eerst” toe te passen door de energie-efficiëntie op lokaal niveau of op het niveau van huishoudens alsook in overheidsgebouwen in samenwerking met lokale overheden te verbeteren. Zij kunnen consumenten slagvaardiger maken en activeren, en kunnen het mogelijk maken dat bepaalde groepen huishoudelijke afnemers, onder meer in landelijke en afgelegen gebieden, deelnemen aan energie-efficiëntieprojecten en -maatregelen. Energiegemeenschappen kunnen energiearmoede helpen bestrijden door energie-efficiëntieprojecten te bevorderen en het energieverbruik en de leveringstarieven te verlagen. Hiertoe dienen de lidstaten de uitvoeringswetgeving en -procedures zodanig te herzien dat onnodige hindernissen en knelpunten uit de weg worden geruimd. Ambtenaren op alle niveaus moeten in dezen goed worden opgeleid. Zulke inspanningen zullen ook bijdragen tot een grotere energiezekerheid in de EU.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 17

    Overweging 97

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Openbare middelen die op nationaal en Unieniveau beschikbaar zijn, moeten strategisch worden geïnvesteerd in maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, met name ten behoeve van kwetsbare afnemers, mensen die met energiearmoede kampen en mensen die in sociale woningen wonen. De lidstaten moeten gebruikmaken van de financiële bijdragen die zij eventueel ontvangen uit het sociaal klimaatfonds [verordening betreffende het Europees sociaal klimaatfonds] en van de inkomsten uit emissierechten uit het Europees emissiehandelssysteem. Deze inkomsten zullen de lidstaten helpen bij het nakomen van hun verplichting om energie-efficiëntiemaatregelen en beleidsmaatregelen in het kader van de energiebesparingsverplichting prioritair uit te voeren ten gunste van kwetsbare afnemers en mensen die in energiearmoede leven, waaronder mogelijkerwijs personen die in landelijke en afgelegen gebieden wonen.

    Openbare middelen die op nationaal en Unieniveau beschikbaar zijn, moeten strategisch worden geïnvesteerd in maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, met name ten behoeve van kwetsbare afnemers, mensen die met energiearmoede kampen en mensen die in sociale woningen wonen. De lidstaten moeten in nauwe samenwerking met de lokale en regionale overheden gebruikmaken van de financiële bijdragen die zij eventueel ontvangen uit het sociaal klimaatfonds [verordening betreffende het Europees sociaal klimaatfonds] en van de inkomsten uit emissierechten uit het Europees emissiehandelssysteem. Deze inkomsten zullen de lidstaten helpen bij het nakomen van hun verplichting om energie-efficiëntiemaatregelen en beleidsmaatregelen in het kader van de energiebesparingsverplichting prioritair uit te voeren ten gunste van kwetsbare afnemers en mensen die in energiearmoede leven, waaronder mogelijkerwijs personen die in landelijke en afgelegen gebieden wonen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 18

    Overweging 98 (nieuwe paragraaf)

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    Gedragsveranderingen op lange termijn in het energieverbruik kunnen worden bereikt door burgers meer invloed te geven. Energiegemeenschappen kunnen bijdragen tot energiebesparingen op langere termijn, met name bij huishoudens, en kunnen leiden tot meer duurzame investeringen van burgers en kleine ondernemingen. De lidstaten moeten dit soort acties van burgers stimuleren door energieprojecten en -organisaties van gemeenschappen te ondersteunen.

    Wijzigingsvoorstel 19

    Overweging 108

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Lidstaten en regio’s moeten aangemoedigd worden om voluit gebruik te maken van de Europese middelen die beschikbaar zijn in het kader van het MFK en NextGenerationEU, inclusief de herstel- en veerkrachtfaciliteit, de fondsen van het cohesiebeleid, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Fonds voor een rechtvaardige transitie, alsook de financiële instrumenten en technische bijstand die beschikbaar zijn in het kader van InvestEU, om de aanzet te geven tot particuliere en openbare investeringen in maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie. Investeringen in energie-efficiëntie kunnen bijdragen aan de economische groei, werkgelegenheid, innovatie en de vermindering van energiearmoede in huishoudens, en leveren daardoor een positieve bijdrage aan de economische, sociale en territoriale cohesie en het groene herstel. Potentiële gebieden voor financiering zijn onder meer energie-efficiëntiemaatregelen in overheidsgebouwen en sociale woningbouw en de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden om de werkgelegenheid in de energie-efficiëntiesector te stimuleren. De Commissie zal zorgen voor synergieën tussen de verschillende financieringsinstrumenten, in het bijzonder tussen de fondsen in gedeeld beheer en de fondsen in direct beheer (zoals de centraal beheerde programma’s Horizon Europa of LIFE), alsook tussen subsidies, leningen en technische bijstand om hun hefboomwerking op particuliere financiering en hun impact op de verwezenlijking van de doelstellingen van het energie-efficiëntiebeleid te maximaliseren.

    Lidstaten, regio’s , steden en gemeenten moeten aangemoedigd worden om voluit gebruik te maken van de Europese middelen die beschikbaar zijn in het kader van het MFK en NextGenerationEU, inclusief de herstel- en veerkrachtfaciliteit, de fondsen van het cohesiebeleid, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Fonds voor een rechtvaardige transitie, alsook de financiële instrumenten en technische bijstand die beschikbaar zijn in het kader van InvestEU, om de aanzet te geven tot particuliere en openbare investeringen in maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie , met name op lokaal niveau . Er moet in dit verband voor worden gezorgd dat lokale overheden actief bij de ontwikkeling en uitvoering van de partnerschapsovereenkomsten en de operationele programma’s worden betrokken, dat aan hen rechtstreekse steun wordt verleend voor duurzame stedelijke ontwikkeling en dat voldoende middelen beschikbaar worden gesteld in het kader van de beleidsdoelstelling om tot een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie te komen. Investeringen in energie-efficiëntie kunnen bijdragen aan de economische groei, werkgelegenheid, innovatie en de vermindering van energiearmoede in huishoudens, en leveren daardoor een positieve bijdrage aan de economische, sociale en territoriale cohesie en het groene herstel. Potentiële gebieden voor financiering zijn onder meer energie-efficiëntiemaatregelen in overheidsgebouwen en sociale woningbouw en de opleiding, om- en bijscholing van vakmensen, met name voor banen die verband houden met de renovatie van gebouwen, om de werkgelegenheid in de energie-efficiëntiesector te stimuleren. Daartoe moeten op Europees en nationaal niveau meer inspanningen worden geleverd om lokale en regionale overheden beter in staat te stellen om te gaan met de Europese fondsen en zo de totale absorptiecapaciteit van regio’s en steden in de EU te vergroten. De Commissie zal ernaar streven dat de centraal beheerde programma’s gemakkelijk toegankelijk zijn voor steden en regio’s en dat meer middelen rechtstreeks kunnen worden ontvangen. Zij zal zorgen voor synergieën tussen de verschillende financieringsinstrumenten, in het bijzonder tussen de fondsen in gedeeld beheer en de fondsen in direct beheer (zoals de centraal beheerde programma’s Horizon Europa of LIFE), alsook tussen subsidies, leningen en technische bijstand om hun hefboomwerking op particuliere financiering en hun impact op de verwezenlijking van de doelstellingen van het energie-efficiëntiebeleid te maximaliseren.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 20

    Overweging 109

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De lidstaten moeten het gebruik van financieringsfaciliteiten aanmoedigen om de doelstellingen van deze richtlijn te realiseren. Deze financieringsfaciliteiten kunnen bestaan in financiële bijdragen en boetes in verband met het niet naleven van een aantal bepalingen van deze richtlijn; middelen die krachtens artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (27) aan energie-efficiëntie worden toegewezen; middelen die aan energie-efficiëntie worden toegewezen in de Europese fondsen en programma’s en specifieke Europese financiële instrumenten, zoals het Europees Fonds voor energie-efficiëntie.

    De lidstaten moeten het gebruik van financieringsfaciliteiten aanmoedigen om de doelstellingen van deze richtlijn te realiseren. Deze financieringsfaciliteiten kunnen bestaan in financiële bijdragen en boetes in verband met het niet naleven van een aantal bepalingen van deze richtlijn; middelen die krachtens artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (28) aan energie-efficiëntie worden toegewezen; middelen die aan energie-efficiëntie worden toegewezen in de Europese fondsen en programma’s en specifieke Europese financiële instrumenten, zoals het Europees Fonds voor energie-efficiëntie.

    Daartoe zullen de Europese Commissie en de lidstaten moeten werken aan het creëren van platforms voor de bundeling van kleine en middelgrote projecten, met het oog op de vorming van pools van projecten die gefinancierd kunnen worden.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 21

    Overweging 113

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De beschikbare financieringsprogramma’s, financieringsinstrumenten en innovatieve financieringsmechanismen van de Unie dienen te worden ingezet om een praktische uitwerking te geven aan de doelstelling de energieprestatie van de gebouwen van overheidsinstanties te verbeteren. In dat opzicht kunnen de lidstaten, op vrijwillige basis en rekening houdend met de nationale begrotingsregels, hun inkomsten uit de jaarlijkse emissieruimten op grond van Beschikking 406/2009/EG gebruiken voor de ontwikkeling van dergelijke mechanismen.

    De beschikbare financieringsprogramma’s, financieringsinstrumenten en innovatieve financieringsmechanismen van de Unie dienen te worden ingezet om een praktische uitwerking te geven aan de doelstelling de energieprestatie van de gebouwen van overheidsinstanties te verbeteren. In dat opzicht kunnen de lidstaten, op vrijwillige basis en rekening houdend met de nationale begrotingsregels, hun inkomsten uit de jaarlijkse emissieruimten op grond van Beschikking 406/2009/EG gebruiken voor de ontwikkeling van dergelijke mechanismen.

    De Europese Commissie en de lidstaten zullen de regionale en lokale overheden adequaat moeten voorlichten en opleiden waar het gaat om dergelijke programma’s, zodat zij beter in staat zijn om financiële middelen aan te trekken. Dit zou onder meer via het platform van het Burgemeestersconvenant kunnen gebeuren, ook in het kader van het REPowerEU-plan, alsmede met andere instrumenten die zijn ingesteld bij bestaande wetgeving inzake klimaatverandering op regionaal en lokaal niveau.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 22

    Overweging 119

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De lokale en regionale autoriteiten moeten een leidende rol krijgen bij de ontwikkeling en het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van de in deze richtlijn vastgelegde maatregelen, zodat zij op adequate wijze kunnen inspelen op de specifieke kenmerken van hun klimaat, cultuur en samenleving.

    De lokale en regionale autoriteiten moeten een leidende rol krijgen bij de ontwikkeling en het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van de in deze richtlijn vastgelegde maatregelen, zodat zij op adequate wijze kunnen inspelen op de specifieke kenmerken van hun klimaat, cultuur en samenleving.

    De Europese Commissie zal nauw samenwerken met het Europees Comité van de Regio’s om lokale en regionale overheden hierbij te helpen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 23

    Artikel 2, punt 49

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    (49)

    “energiearmoede”: het gebrek aan toegang van een huishouden tot essentiële energiediensten die de basis vormen voor een behoorlijke levensstandaard en gezondheid, met inbegrip van voldoende warmte, koeling, verlichting en energie voor toestellen, binnen een relevante nationale context en gezien bestaand sociaal en ander relevant beleid;

    (49)

    “energiearmoede”: het gebrek aan toegang tot essentiële energiediensten die de basis vormen voor een behoorlijke levensstandaard , werk- en gezondheid ssituatie , met inbegrip van voldoende warmte, koeling, warm water voor huishoudelijk gebruik, verlichting , mobiliteit en energie voor toestellen, binnen een relevante nationale context en gezien bestaand sociaal en ander relevant beleid;

     

    (49a)

    “kwetsbare huishoudens”: huishoudens die in energiearmoede verkeren, of huishoudens, met inbegrip van huishoudens met een lager middeninkomen, die aanzienlijke gevolgen ondervinden van de prijseffecten van de opneming van gebouwen in het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG, huishoudens die kwetsbaar zijn voor energiearmoede vanwege stijgende energieprijzen en inefficiënte eigen energieprestaties en niet over de middelen beschikken om het gebouw waarin zij wonen te renoveren;

     

    (49b)

    “mobiliteitsgebruikers”: huishoudens of ondernemingen, waaronder micro-ondernemingen, die gebruikmaken van verschillende vervoers- en mobiliteitsopties;

     

    (49c)

    “kwetsbare mobiliteitsgebruikers”: vervoergebruikers, met inbegrip van vervoergebruikers uit huishoudens met een lager middeninkomen, die aanzienlijke gevolgen ondervinden van de prijseffecten van de opneming van wegvervoer in het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG en niet over de middelen beschikken om emissievrije of emissiearme voertuigen te kopen of over te stappen op alternatieve duurzame vervoermiddelen, met inbegrip van openbaar vervoer, met name in afgelegen en plattelandsgebieden;

     

    (49d)

    “micro-onderneming”: onderneming waar minder dan tien personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal, berekend overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie, niet meer dan 2 miljoen EUR bedraagt;

     

    (49d bis)

    “kleine onderneming”: onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet en/of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan 10 miljoen EUR bedraagt;

     

    (49e)

    “kwetsbare micro- en kleine ondernemingen”: micro- en kleine ondernemingen die aanzienlijke gevolgen ondervinden van de prijseffecten van de opneming van gebouwen in het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG en niet over de middelen beschikken om hun bedrijfsgebouw te renoveren;

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 24

    Artikel 4, lid 1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De lidstaten zorgen gezamenlijk voor een vermindering van het energieverbruik met ten minste 9 % in 2030 ten opzichte van de prognoses van het in 2020 vastgestelde referentiescenario, zodat in 2030 het eindenergieverbruik van de Unie niet meer dan 787 Mtoe bedraagt en het primaire energieverbruik van de Unie niet meer dan 1 023  Mtoe bedraagt.

    De lidstaten zorgen gezamenlijk voor een vermindering van het energieverbruik met ten minste 9 % in 2030 ten opzichte van de prognoses van het in 2020 vastgestelde referentiescenario, zodat in 2030 het eindenergieverbruik van de Unie niet meer dan 787 Mtoe bedraagt en het primaire energieverbruik of het cumulatieve energieverbruik van de Unie niet meer dan 1 023  Mtoe bedraagt.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 25

    Artikel 4, lid 2

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Elke lidstaat stelt nationale bijdragen inzake energie-efficiëntie vast met betrekking tot primair energieverbruik en eindenergieverbruik om collectief te voldoen aan het in lid 1 van dit artikel vastgesteld bindend streefcijfer van de Unie. De lidstaten delen deze bijdragen, alsook een indicatief traject voor deze bijdragen, aan de Commissie mee als onderdeel van de actualiseringen van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2018/1999 en in het kader van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, als bedoeld in en overeenkomstig de procedure van artikel 3 en de artikelen 7 tot en met 12 van Verordening (EU) 2018/1999. De lidstaten gebruiken de in bijlage I bij deze richtlijn gedefinieerde formule en leggen daarbij uit hoe en op basis van welke gegevens de bijdragen zijn berekend.

    Elke lidstaat stelt indicatieve nationale bijdragen inzake energie-efficiëntie vast met betrekking tot primair energieverbruik en eindenergieverbruik om collectief te voldoen aan het in lid 1 van dit artikel vastgesteld bindend streefcijfer van de Unie. De lidstaten delen deze bijdragen, alsook een indicatief traject met mijlpalen voor deze bijdragen, aan de Commissie mee als onderdeel van de actualiseringen van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2018/1999 en in het kader van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, als bedoeld in en overeenkomstig de procedure van artikel 3 en de artikelen 7 tot en met 12 van Verordening (EU) 2018/1999. De lidstaten gebruiken de in bijlage I bij deze richtlijn gedefinieerde formule en leggen daarbij uit hoe en op basis van welke gegevens de bijdragen zijn berekend.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 26

    Artikel 4, lid 2, punt d)

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    […]

    […]

    iv bis)

    de continuïteit van de energievoorziening;

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 27

    Artikel 5

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Leidende rol voor overheidssector op het gebied van energie-efficiëntie

    Leidende rol voor overheidssector op het gebied van energie-efficiëntie

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat het totale eindenergieverbruik van alle overheidsinstanties samen ieder jaar met ten minste 1,7  % wordt verminderd ten opzichte van het jaar X-2 (waarbij X het jaar is waarin deze richtlijn in werking treedt).

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat het totale eindenergieverbruik van alle overheidsinstanties samen ieder jaar met 1,7  % wordt verminderd ten opzichte van het jaar X-2 (waarbij X het jaar is waarin deze richtlijn in werking treedt).

    De lidstaten kunnen bij de berekening van het eindenergieverbruik van hun overheidsinstanties rekening houden met klimaatverschillen binnen de lidstaat.

    De lidstaten kunnen bij de berekening van het eindenergieverbruik van hun overheidsinstanties rekening houden met klimaatverschillen binnen de lidstaat.

    2.   De lidstaten nemen in hun nationale energie- en klimaatplannen en actualiseringen daarvan overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 een lijst op van overheidsinstanties die moeten bijdragen tot de nakoming van de in lid 1 van dit artikel vastgestelde verplichting, de mate waarin elk van die instanties haar energieverbruik moet verminderen en de maatregelen die zij plannen om dat te bereiken. Als onderdeel van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatverslagen uit hoofde van artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1999 brengen de lidstaten aan de Commissie verslag uit over de jaarlijks bereikte vermindering van het eindenergieverbruik.

    2.   De lidstaten nemen in hun nationale energie- en klimaatplannen en actualiseringen daarvan overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 een lijst op van overheidsinstanties die moeten bijdragen tot de nakoming van de in lid 1 van dit artikel vastgestelde verplichting, de mate waarin elk van die instanties haar energieverbruik moet verminderen en de maatregelen die zij plannen om dat te bereiken. Als onderdeel van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatverslagen uit hoofde van artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1999 brengen de lidstaten aan de Commissie verslag uit over de jaarlijks bereikte vermindering van het eindenergieverbruik.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat regionale en lokale autoriteiten in hun decarbonisatieplannen specifieke energie-efficiëntiemaatregelen opnemen na raadpleging van belanghebbenden en het publiek, met inbegrip van de specifieke groepen die een groter risico van energiearmoede lopen of gevoeliger zijn voor de negatieve effecten van energiearmoede, zoals vrouwen, personen met een beperking, ouderen, kinderen, en personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat regionale en lokale autoriteiten in hun decarbonisatieplannen specifieke energie-efficiëntiemaatregelen opnemen na raadpleging van belanghebbenden en het publiek, met inbegrip van de specifieke groepen die een groter risico van energiearmoede lopen of gevoeliger zijn voor de negatieve effecten van energiearmoede, zoals vrouwen, personen met een beperking, ouderen, kinderen, en personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren.

    4.   De lidstaten ondersteunen overheidsinstanties bij het uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, ook op regionaal en lokaal niveau, door richtsnoeren te verstrekken ter bevordering van competentieontwikkelings- en opleidingsmogelijkheden en door samenwerking tussen overheidsinstanties aan te moedigen .

    4.   De lidstaten ondersteunen regionale en lokale overheden en andere overheidsinstanties bij het uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, ook op regionaal en lokaal niveau, door financiële en technische steun te geven en plannen op te stellen voor de aanpak van het tekort aan arbeidskrachten die nodig zijn in alle stadia van de groene transitie, zoals ambachtslieden, hoogopgeleide deskundigen op het gebied van groene technologieën, mensen onderlegd in toegepaste wetenschappen en innovators. De lidstaten moedigen overheidsinstanties aan om rekening te houden met de ruimere voordelen van energie-efficiëntie naast energiebesparingen, zoals binnenlucht- en milieukwaliteit en een betere levenskwaliteit, met name voor scholen, dagverblijven, voorzieningen voor begeleid wonen, verpleeghuizen en ziekenhuizen. De lidstaten verstrekken richtsnoeren , bevorderen competentieontwikkelings- en opleidingsmogelijkheden , onder meer m.b.t. energiesanering met gebruikmaking van energieprestatiecontracten en publiek-private partnerschappen, en moedigen samenwerking tussen overheidsinstanties aan.

    5.   De lidstaten moedigen overheidsinstanties aan om bij hun investerings- en beleidsactiviteiten rekening te houden met koolstofemissies gedurende de levenscyclus.

    5.   De lidstaten moedigen overheidsinstanties aan om bij hun investerings- en beleidsactiviteiten rekening te houden met koolstofemissies gedurende de levenscyclus en verstrekken in dit verband specifieke richtsnoeren .

     

    6.     De lidstaten steunen de regionale en lokale autoriteiten en andere overheidsinstanties bij het verkrijgen van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van de richtlijn door middel van specifieke financieringslijnen en door maatregelen inzake capaciteitsopbouw op het gebied van fondsenwerving.

    Motivering

    Er is onvoldoende beoordeeld wat het potentieel en het effect is van het cijfer van 1,7 %. Het cijfer van 1,7 % kan aanvaardbaar zijn als uitgangspunt, maar de context van de lidstaat en de effectbeoordeling moeten in aanmerking worden genomen.

    Wijzigingsvoorstel 28

    Artikel 5 (nieuw)

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    Partnerschappen voor de energietransitie

     

    1.     De Commissie zet Europese sectorspecifieke partnerschappen voor de energietransitie op door op inclusieve en representatieve wijze belangrijke belanghebbenden uit sectoren zoals ICT, vervoer, financiën en gebouwen samen te brengen. De Commissie wijst een voorzitter aan voor elk Europees sectorspecifiek partnerschap voor de energietransitie, dat binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn moet worden opgericht.

     

    2.     De partnerschappen faciliteren klimaatdialogen en stimuleren de sectoren om “routekaarten voor de energietransitie” op te stellen teneinde de beschikbare maatregelen en technologische opties voor het realiseren van energiebesparingen in kaart te brengen, zich voor te bereiden op hernieuwbare energie en koolstofvrij te worden. Deze routekaarten kunnen de sectoren op een waardevolle manier helpen bij de planning van de investeringen die nodig zijn om de doelstellingen van deze richtlijn en het EU-klimaatdoelstellingsplan te halen, en kunnen grensoverschrijdende samenwerking tussen betrokkenen vergemakkelijken en zo de interne markt van de Unie versterken.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 29

    Artikel 5 (nieuw)

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    Eénloketsystemen voor energie-efficiëntie

    1.     De lidstaten werken samen met relevante overheden en particuliere belanghebbenden om speciale lokale, regionale of nationale unieke loketten voor energie-efficiëntie op te zetten. Deze unieke loketten zijn sectoroverschrijdend en interdisciplinair en dragen bij tot lokaal ontwikkelde projecten door:

    i.

    advies en gestroomlijnde informatie over technische en financiële mogelijkheden en oplossingen te verstrekken aan micro- en kleine ondernemingen, regionale en lokale overheden en andere overheidsinstanties en huishoudens;

    ii.

    potentiële projecten, met name kleinschaligere projecten, te koppelen aan marktspelers;

    iii.

    consumenten te stimuleren zelf actief te worden door advies te geven over hun energieconsumptiegedrag;

    iv.

    informatie te verstrekken over onderwijs- en opleidingsprogramma’s teneinde op het gebied van energie-efficiëntie het aantal vakmensen te verhogen en ervoor te zorgen dat vakmensen zich bij- en omscholen, om aan de behoeften van de markt te voldoen;

    v.

    goede praktijkvoorbeelden van verschillende soorten gebouwen, woningen en bedrijven te promoten;

    vi.

    geaggregeerde typologische gegevens over energie-efficiëntieprojecten te verzamelen en aan de Commissie toe te sturen. De Commissie moet deze informatie om de twee jaar in een verslag delen om met het oog op de uitwisseling van ervaringen en om de grensoverschrijdende samenwerking tussen de lidstaten te vergroten.

     

    2.     Deze unieke loketten creëren sterke en betrouwbare partnerschappen met lokale en regionale particuliere betrokkenen, zoals kmo’s, leveranciers van energiediensten, installateurs, adviesbureaus, projectontwikkelaars, en financiële instellingen die diensten kunnen verlenen op het gebied van onder meer energieaudits, financieringsoplossingen en de uitvoering van energierenovaties.

     

    3.     De lidstaten werken met de lokale en regionale overheden samen om deze éénloketsystemen te bevorderen.

     

    4.     De Commissie verstrekt de lidstaten richtsnoeren voor de ontwikkeling van deze éénloketsystemen om voor een geharmoniseerde aanpak in heel Europa te zorgen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 30

    Artikel 6

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Voorbeeldfunctie van de gebouwen van overheidsinstanties

    Voorbeeldfunctie van de gebouwen van overheidsinstanties

    1.   Onverminderd artikel 7 van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad (1) zorgt elke lidstaat ervoor dat jaarlijks minstens 3 % van de totale vloeroppervlakte van verwarmde en/of gekoelde gebouwen die eigendom zijn van overheidsinstanties, wordt gerenoveerd en getransformeerd tot bijna-energieneutrale gebouwen overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2010/31/EU.

    1.   Onverminderd artikel 7 van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad (1) zorgt elke lidstaat ervoor dat jaarlijks minstens 3 % van de totale vloeroppervlakte van verwarmde en/of gekoelde gebouwen die eigendom zijn van overheidsinstanties, wordt gerenoveerd en getransformeerd tot bijna-energieneutrale gebouwen overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2010/31/EU , teneinde het totale energiebesparingspotentieel te verwezenlijken voor zover dit kostenefficiënt en technisch en economisch haalbaar is . De lidstaten sluiten sociale woningen uit van de verplichting om 3 % van de totale vloeroppervlakte te renoveren als de renovaties niet kostenneutraal zijn en voor de mensen die in de sociale woningen wonen zullen leiden tot aanzienlijke huurverhogingen die hoger zijn dan de economische besparingen op de energierekening.

    Wanneer overheidsinstanties een gebouw gebruiken dat zij niet bezitten, oefenen zij hun contractuele rechten zoveel mogelijk uit en moedigen zij de eigenaar van het gebouw aan het gebouw te renoveren tot een bijna-energieneutraal gebouw overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2010/31/EU. Wanneer zij een nieuw contract sluiten voor de ingebruikneming van een gebouw dat zij niet bezitten, streven overheidsinstanties ernaar dat dat gebouw in de hoogste twee energie-efficiëntieklassen van het energieprestatiecertificaat valt.

    Wanneer overheidsinstanties een gebouw gebruiken dat zij niet bezitten, moedigen zij de eigenaar van het gebouw aan het gebouw grondig of gefaseerd grondig te renoveren tot een bijna-energieneutraal gebouw overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2010/31/EU , teneinde het totale energiebesparingspotentieel te verwezenlijken voor zover dit kostenefficiënt en technisch haalbaar is . Wanneer zij een nieuw contract sluiten voor de ingebruikneming van een gebouw dat zij niet bezitten, streven overheidsinstanties ernaar dat dat gebouw in de hoogste twee energie-efficiëntieklassen van het energieprestatiecertificaat valt of een ander prestatieniveau bereikt dat voor de lidstaat relevant is .

    Het percentage van minstens 3 % wordt berekend over de totale vloeroppervlakte van de gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 250 m2, die eigendom zijn van overheidsinstanties van de betrokken lidstaat en die op 1 januari 2024 geen bijna-energieneutrale gebouwen zijn.

    Het percentage van gemiddeld minstens 3 % over een periode van telkens vijf jaar wordt berekend over de totale vloeroppervlakte van de gebouwen met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 250 m2, die eigendom zijn van overheidsinstanties van de betrokken lidstaat en die op 1 januari 2024 geen bijna-energieneutrale gebouwen zijn.

    2.   In uitzonderlijke gevallen mogen de lidstaten nieuwe gebouwen die overheidsinstanties bezitten ter vervanging van specifieke gebouwen die in de voorgaande twee jaren zijn gesloopt, meetellen bij het jaarlijkse renovatiepercentage van gebouwen. Dergelijke uitzonderingen zijn alleen van toepassing indien dit qua energie- en CO2-emissies tijdens de levenscyclus kosteneffectiever en duurzamer zou zijn dan het renoveren van dergelijke gebouwen. De algemene criteria, werkwijzen en procedures aan de hand waarvan dergelijke uitzonderingen kunnen worden bepaald, worden door elke lidstaat duidelijk vastgesteld en gepubliceerd.

    2.    De lidstaten kunnen besluiten minder strenge eisen toe te passen op de volgende categorieën gebouwen:

     

    a)

    gebouwen die officieel beschermd zijn als onderdeel van een daartoe aangewezen omgeving, dan wel vanwege hun bijzondere architectonische of historische waarde, voor zover de toepassing van bepaalde minimumeisen inzake energieprestatie hun karakter of aanzicht op onaanvaardbare wijze zou veranderen;

    b)

    gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten.

    In beide gevallen moeten de verantwoordelijke autoriteiten aantonen dat de BENG-vereisten onverenigbaar zijn met de gebouwen die onder de vrijstelling vallen.

    3.    Voor de toepassing van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat een inventaris publiek beschikbaar wordt gesteld van de verwarmde en/of gekoelde gebouwen van overheidsinstanties met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 250 m2. Die inventaris wordt minstens eenmaal per jaar geactualiseerd. De inventaris dient ten minste de volgende gegevens te bevatten:

    a)

    de vloeroppervlakte in m2;

    b)

    het energieprestatiecertificaat van elk gebouw, afgegeven in overeenstemming met artikel 12 van Richtlijn 2010/31/EU.

    3.    In uitzonderlijke gevallen mogen de lidstaten nieuwe gebouwen die overheidsinstanties bezitten ter vervanging van specifieke gebouwen die in de voorgaande twee jaren zijn gesloopt, meetellen bij het jaarlijkse renovatiepercentage van gebouwen. Dergelijke uitzonderingen zijn alleen van toepassing indien dit qua energie- en CO2-emissies tijdens de levenscyclus kosteneffectiever en duurzamer zou zijn dan het renoveren van dergelijke gebouwen. De algemene criteria, werkwijzen en procedures aan de hand waarvan dergelijke uitzonderingen kunnen worden bepaald, worden door elke lidstaat duidelijk vastgesteld en gepubliceerd.

    4.    Voor de toepassing van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat vóór XX/XX/XXXX een inventaris publiek beschikbaar wordt gesteld van de verwarmde en/of gekoelde gebouwen van overheidsinstanties met een totale bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 250 m2. Die inventaris wordt minstens eenmaal per jaar geactualiseerd. De inventaris dient ten minste de volgende gegevens te bevatten:

    a)

    de vloeroppervlakte in m2;

    b)

    het energieprestatiecertificaat van elk gebouw, afgegeven in overeenstemming met artikel 12 van Richtlijn 2010/31/EU.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 31

    Artikel 6 (nieuw)

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    1 bis.     Indien een lidstaat in een bepaald jaar meer dan 3 % van de totale vloeroppervlakte van gebouwen van overheidsinstanties renoveert, hoeft hij de daaropvolgende jaren minder te renoveren om het over een periode van vijf jaar berekende jaarlijkse gemiddelde te halen. Indien een lidstaat in een bepaald jaar minder dan 3 % van de totale vloeroppervlakte van gebouwen van overheidsinstanties renoveert, moet hij in andere jaren meer renoveren om het over een periode van vijf jaar berekende jaarlijkse gemiddelde te halen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 32

    Artikel 6 (nieuw)

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    3 bis.     Bij het plannen van uitvoeringsmaatregelen uit hoofde van dit artikel geven de lidstaten financiële en technische steun en stellen zij plannen op voor de aanpak van het tekort aan arbeidskrachten en gekwalificeerde vakmensen die nodig zijn in alle stadia van de groene transitie, zoals ambachtslieden, hoogopgeleide deskundigen op het gebied van groene technologieën, mensen onderlegd in toegepaste wetenschappen en innovators. De lidstaten ondersteunen de regionale en lokale autoriteiten en andere overheidsinstanties om rekening te houden met de ruimere voordelen van energie-efficiëntie naast energiebesparingen, zoals een gezond binnenklimaat met een betere binnenluchtkwaliteit alsmede een betere milieukwaliteit en een betere levenskwaliteit, met name voor scholen, dagverblijven, voorzieningen voor begeleid wonen, verpleeghuizen en ziekenhuizen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 33

    Artikel 7

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties, bij het gunnen van overheidsopdrachten en concessies met een waarde gelijk aan of groter dan de in artikel 8 van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 4 van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 15 van Richtlijn 2014/25/EU vastgestelde drempelwaarden, uitsluitend producten, diensten, werken en gebouwen kopen met hoge energie-efficiëntieprestaties in overeenstemming met de eisen van bijlage IV bij deze richtlijn.

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties , met inachtneming van het beginsel van lokaal zelfbestuur uit artikel 4 VEU, bij het gunnen van overheidsopdrachten en concessies met een waarde gelijk aan of groter dan de in artikel 8 van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 4 van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 15 van Richtlijn 2014/25/EU vastgestelde drempelwaarden, producten, diensten, werken en gebouwen kopen met hoge energie-efficiëntieprestaties, voor zover dit in overeenstemming is met de kosteneffectiviteit, de economische haalbaarheid, de duurzaamheid in een breder verband, de technische geschiktheid, alsmede met de aanwezigheid van voldoende mededinging, in het streven om te voldoen aan de criteria van bijlage IV bij deze richtlijn.

    5.   De lidstaten kunnen eisen dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties bij het plaatsen van overheidsopdrachten in voorkomend geval rekening houden met bredere sociale aspecten, duurzaamheids- en milieuaspecten en aspecten van de circulaire economie, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van decarbonisatie en nulverontreiniging. In voorkomend geval, en in overeenstemming met de vereisten van bijlage IV, eisen de lidstaten dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties rekening houden met de criteria voor groene overheidsopdrachten van de Unie.

    5.   De lidstaten moeten eisen dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties bij het plaatsen van overheidsopdrachten in voorkomend geval rekening houden met bredere sociale aspecten, duurzaamheids- en milieuaspecten en aspecten van de circulaire economie, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van decarbonisatie en nulverontreiniging. In voorkomend geval, en in overeenstemming met de vereisten van bijlage IV, eisen de lidstaten dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties rekening houden met de criteria voor groene en circulaire overheidsopdrachten van de Unie.

    Om transparantie te waarborgen bij de toepassing van energie-efficiëntievereisten in het aanbestedingsproces, maken de lidstaten informatie openbaar over de energie-efficiëntiegevolgen van opdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan de in lid 1 bedoelde drempelwaarden. Aanbestedende diensten kunnen besluiten om van inschrijvers te verlangen dat deze informatie verstrekken over het aardopwarmingsvermogen gedurende de levenscyclus van een nieuw gebouw en kunnen deze informatie openbaar maken voor de opdrachten, met name voor nieuwe gebouwen met een vloeroppervlakte van meer dan 2 000  vierkante meter.

    Om transparantie te waarborgen bij de toepassing van energie-efficiëntievereisten in het aanbestedingsproces, maken de lidstaten informatie openbaar over de energie-efficiëntiegevolgen van opdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan de in lid 1 bedoelde drempelwaarden. Aanbestedende diensten kunnen besluiten om van inschrijvers te verlangen dat deze informatie verstrekken over het aardopwarmingsvermogen gedurende de levenscyclus van een nieuw gebouw en kunnen deze informatie openbaar maken voor de opdrachten, met name voor nieuwe gebouwen met een vloeroppervlakte van meer dan 2 000  vierkante meter.

    De lidstaten ondersteunen aanbestedende diensten en aanbestedende instanties bij de toepassing van energie-efficiëntievereisten, onder meer op regionaal en lokaal niveau, door duidelijke regels en richtsnoeren vast te stellen, met inbegrip van methodologieën voor de beoordeling van levenscycluskosten en milieueffecten en -kosten, door kennisondersteuningscentra op te zetten, door samenwerking tussen aanbestedende diensten, ook over de grenzen heen, aan te moedigen en door waar mogelijk gebruik te maken van samengestelde aanbestedingen en digitale aanbestedingen.

    De lidstaten ondersteunen aanbestedende diensten en aanbestedende instanties bij de toepassing van energie-efficiëntievereisten, onder meer op regionaal en lokaal niveau, door duidelijke regels en richtsnoeren vast te stellen, met inbegrip van methodologieën voor de beoordeling van levenscycluskosten en milieueffecten en -kosten, door kennisondersteuningscentra op te zetten, door samenwerking tussen aanbestedende diensten, ook over de grenzen heen, aan te moedigen en door waar mogelijk gebruik te maken van samengestelde aanbestedingen en digitale aanbestedingen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 34

    Artikel 8

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    3)   De lidstaten voeren verplichtingsregelingen voor energie-efficiëntie, alternatieve beleidsmaatregelen, of een combinatie van beide, of programma’s of maatregelen die worden gefinancierd uit een nationaal fonds voor energie-efficiëntie, prioritair uit bij mensen die met energiearmoede kampen, kwetsbare afnemers en, indien van toepassing, mensen die in sociale woningen wonen. De lidstaten zien erop toe dat beleidsmaatregelen die overeenkomstig dit artikel worden uitgevoerd, geen nadelige gevolgen hebben voor deze personen. Indien van toepassing maken de lidstaten optimaal gebruik van financiering, met inbegrip van overheidsfinanciering, op Unieniveau opgezette financieringsfaciliteiten en inkomsten uit emissierechten overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt b), teneinde nadelige effecten weg te nemen en een rechtvaardige en inclusieve energietransitie te waarborgen.

    3)   De lidstaten voeren verplichtingsregelingen voor energie-efficiëntie, alternatieve beleidsmaatregelen, of een combinatie van beide, of programma’s of maatregelen die worden gefinancierd uit een nationaal fonds voor energie-efficiëntie, prioritair uit bij mensen die met energiearmoede kampen, kwetsbare afnemers en, indien van toepassing, mensen die in sociale woningen wonen alsmede kwetsbare micro- en kleine ondernemingen en kwetsbare mobiliteitsgebruikers . De lidstaten zien erop toe dat beleidsmaatregelen die overeenkomstig dit artikel worden uitgevoerd, geen nadelige gevolgen hebben voor deze personen. Indien van toepassing maken de lidstaten optimaal gebruik van financiering, met inbegrip van overheidsfinanciering, op Unieniveau opgezette financieringsfaciliteiten en inkomsten uit emissierechten overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt b), teneinde nadelige effecten weg te nemen en een rechtvaardige en inclusieve energietransitie te waarborgen.

    Bij het ontwerpen van dergelijke beleidsmaatregelen houden de lidstaten rekening met en bevorderen zij de rol die hernieuwbare-energiegemeenschappen en energiegemeenschappen van burgers kunnen spelen bij de uitvoering van die beleidsmaatregelen.

    Bij het ontwerpen van dergelijke beleidsmaatregelen houden de lidstaten rekening met en bevorderen zij de rol die hernieuwbare-energiegemeenschappen en energiegemeenschappen van burgers kunnen spelen bij de uitvoering van die beleidsmaatregelen.

    Een deel van de vereiste hoeveelheid cumulatieve besparingen op het eindenergieverbruik realiseren de lidstaten bij mensen die met energiearmoede kampen en, in voorkomend geval, mensen die in sociale woningen wonen. Dit aandeel is ten minste gelijk aan het aandeel huishoudens in energiearmoede zoals beoordeeld in hun overeenkomstig artikel 3, lid 3, punt d), van Verordening (EU) 2018/1999 opgestelde nationale energie- en klimaatplan. Indien een lidstaat geen melding heeft gemaakt van het aandeel huishoudens in energiearmoede zoals beoordeeld in zijn nationale energie- en klimaatplan, is het aandeel van de vereiste cumulatieve besparingen op het eindenergieverbruik dat wordt gerealiseerd bij kwetsbare afnemers en, in voorkomend geval, mensen die in sociale woningen wonen, ten minste gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de volgende indicatoren voor het jaar 2019 of, indien niet beschikbaar voor 2019, voor de lineaire extrapolatie van hun waarden voor de laatste drie jaar die beschikbaar zijn:

    Een deel van de vereiste hoeveelheid cumulatieve besparingen op het eindenergieverbruik realiseren de lidstaten bij mensen die met energiearmoede kampen en, in voorkomend geval, mensen die in sociale woningen wonen alsmede kwetsbare micro- en kleine ondernemingen en kwetsbare mobiliteitsgebruikers . Dit aandeel is ten minste gelijk aan het aandeel huishoudens in energiearmoede zoals beoordeeld in hun overeenkomstig artikel 3, lid 3, punt d), van Verordening (EU) 2018/1999 opgestelde nationale energie- en klimaatplan. Indien een lidstaat geen melding heeft gemaakt van het aandeel huishoudens in energiearmoede zoals beoordeeld in zijn nationale energie- en klimaatplan, is het aandeel van de vereiste cumulatieve besparingen op het eindenergieverbruik dat wordt gerealiseerd bij kwetsbare afnemers en, in voorkomend geval, mensen die in sociale woningen wonen, ten minste gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van de volgende indicatoren voor het jaar 2019 of, indien niet beschikbaar voor 2019, voor de lineaire extrapolatie van hun waarden voor de laatste drie jaar die beschikbaar zijn:

    a)

    onvermogen om huis voldoende warm te houden (Eurostat, SILC [ilc_mdes01]);

    b)

    achterstallige betalingen van elektriciteitsrekeningen (Eurostat, SILC, [ilc_mdes07]); en

    c)

    structuur van de consumptieve bestedingen naar inkomenskwintiel en COICOP-verbruiksdoelstelling (Eurostat, HBS, [hbs_str_t223], gegevens voor [CP045] Elektriciteit, gas en andere brandstoffen).

    a)

    onvermogen om huis voldoende warm te houden (Eurostat, SILC [ilc_mdes01]);

    b)

    achterstallige betalingen van elektriciteitsrekeningen (Eurostat, SILC, [ilc_mdes07]); en

    c)

    structuur van de consumptieve bestedingen naar inkomenskwintiel en COICOP-verbruiksdoelstelling (Eurostat, HBS, [hbs_str_t223], gegevens voor [CP045] Elektriciteit, gas en andere brandstoffen).

     

    De Europese Commissie zal richtsnoeren uitvaardigen voor de identificatie van kwetsbare micro- en kleine ondernemingen en kwetsbare mobiliteitsgebruikers door duidelijke criteria voor te stellen. De lidstaten zullen energiearmoede onder micro- en kleine ondernemingen en kwetsbare mobiliteitsgebruikers analyseren bij de herziening van hun nationaal energie- en klimaatplan.

    Motivering

    Samenhang met het voorstel voor het Sociaal Klimaatfonds.

    Wijzigingsvoorstel 35

    Artikel 8, lid 14

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    In het kader van de actualiseringen van hun nationale energie- en klimaatplannen en respectieve voortgangsverslagen en hun daaropvolgende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen die overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 worden ingediend, tonen de lidstaten aan, waar nodig gestaafd met bewijsmateriaal en berekeningen:

    In het kader van de actualiseringen van hun nationale energie- en klimaatplannen en respectieve voortgangsverslagen en hun daaropvolgende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen die overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 worden ingediend, tonen de lidstaten aan, waar nodig gestaafd met bewijsmateriaal en berekeningen:

    a)

    dat wanneer er een overlappende werking is tussen het effect van beleidsmaatregelen en afzonderlijke acties, de energiebesparingen niet dubbel worden geteld;

    a)

    dat wanneer er een overlappende werking is tussen het effect van beleidsmaatregelen en afzonderlijke acties, de energiebesparingen niet dubbel worden geteld;

    b)

    hoe de overeenkomstig lid 1, eerste alinea, punten b) en c), gerealiseerde energiebesparingen bijdragen tot de verwezenlijking van hun nationale bijdrage overeenkomstig artikel 4;

    b)

    hoe de overeenkomstig lid 1, eerste alinea, punten b) en c), gerealiseerde energiebesparingen bijdragen tot de verwezenlijking van hun nationale bijdrage overeenkomstig artikel 4;

    c)

    dat beleidsmaatregelen zijn vastgesteld om te voldoen aan hun energiebesparingsverplichting, ontworpen in overeenstemming met de vereisten van dit artikel, en dat die beleidsmaatregelen in aanmerking komen en geschikt zijn om ervoor te zorgen dat aan het einde van een verplichtingsperiode de vereiste hoeveelheid cumulatieve besparingen op het eindenergieverbruik wordt behaald.

    c)

    dat beleidsmaatregelen zijn vastgesteld om te voldoen aan hun energiebesparingsverplichting, ontworpen in overeenstemming met de vereisten van dit artikel, en dat die beleidsmaatregelen in aanmerking komen en geschikt zijn om ervoor te zorgen dat aan het einde van een verplichtingsperiode de vereiste hoeveelheid cumulatieve besparingen op het eindenergieverbruik wordt behaald.

     

    In deze berekeningen nemen de lidstaten de op regionaal en lokaal niveau behaalde besparingen die de nationale maatregelen niet overlappen, op als lokaal bepaalde bijdragen aan de nationale doelstelling.

    Motivering

    Aangezien de richtlijn streefcijfers en verplichtingen bevat voor acties die noodzakelijkerwijs op subnationaal niveau worden ondernomen, is het zaak om deze acties alsook het niveau waarop ze worden ondernomen terdege in aanmerking te nemen, zodat het beleid na een eerste herzieningscyclus kan worden bijgesteld.

    Wijzigingsvoorstel 36

    Artikel 9, lid 5

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    5)   De lidstaten kunnen van aan verplichtingen gebonden partijen verlangen dat zij samenwerken met lokale autoriteiten of gemeenten om maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie te bevorderen bij mensen die kampen met energiearmoede, kwetsbare afnemers en, indien van toepassing, mensen die in sociale woningen wonen. Dit omvat het in kaart brengen en aanpakken van de specifieke behoeften van bepaalde groepen die risico op energiearmoede lopen of gevoeliger zijn voor de negatieve effecten ervan. Om kwetsbare afnemers en, in voorkomend geval, in sociale woningen wonende personen te beschermen, moedigen de lidstaten de aan verplichtingen gebonden partijen aan maatregelen te nemen, zoals de renovatie van gebouwen, met inbegrip van sociale woningen, vervanging van apparaten, financiële steun en stimulansen voor maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in overeenstemming met nationale financierings- en steunregelingen, of energie-audits.

    5)   De lidstaten kunnen van aan verplichtingen gebonden partijen verlangen dat zij samenwerken met regionale en lokale autoriteiten om maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie te bevorderen bij mensen die kampen met energiearmoede, kwetsbare afnemers en, indien van toepassing, mensen die in sociale woningen wonen. Dit omvat het in kaart brengen en aanpakken van de specifieke behoeften van bepaalde groepen die risico op energiearmoede lopen of gevoeliger zijn voor de negatieve effecten ervan. Om kwetsbare afnemers en, in voorkomend geval, in sociale woningen wonende personen te beschermen, moedigen de lidstaten de aan verplichtingen gebonden partijen aan maatregelen te nemen, zoals de renovatie van gebouwen, met inbegrip van sociale woningen, vervanging van apparaten, financiële steun en stimulansen voor maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in overeenstemming met nationale financierings- en steunregelingen, of energie-audits.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 37

    Artikel 11

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    11.     De toepassing van het energiebeheersysteem in het openbaar bestuur op nationaal, regionaal en lokaal niveau wordt door de lidstaten actief gestimuleerd. Daartoe bevorderen zij capaciteitsopbouwende acties en stimulansen voor kleinere overheidsentiteiten.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 38

    Artikel 21, lid 1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   De lidstaten zorgen ervoor dat informatie over beschikbare maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, afzonderlijke acties en financiële en juridische kaders transparant is en op grote schaal wordt verspreid onder alle betrokken marktdeelnemers, zoals eindafnemers, eindgebruikers, consumentenorganisaties, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, hernieuwbare-energiegemeenschappen, energiegemeenschappen van burgers, lokale en regionale instanties, energieagentschappen, aanbieders van sociale diensten, bouwbedrijven, architecten, ingenieurs, milieu- en energie-auditors en installateurs van onderdelen van een gebouw zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van Richtlijn 2010/31/EU.

    1.   De lidstaten zorgen ervoor , waar mogelijk in nauwe samenwerking met regionale en lokale overheden, dat informatie over beschikbare maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, afzonderlijke acties en financiële en juridische kaders transparant is en op grote schaal wordt verspreid onder alle betrokken marktdeelnemers, zoals eindafnemers, eindgebruikers, consumentenorganisaties, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, hernieuwbare-energiegemeenschappen, energiegemeenschappen van burgers, lokale en regionale instanties, energieagentschappen, aanbieders van sociale diensten, bouwbedrijven, architecten, ingenieurs, milieu- en energie-auditors en installateurs van onderdelen van een gebouw zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van Richtlijn 2010/31/EU.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 39

    Artikel 21, lid 5

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    5.   Onverminderd de basisbeginselen van het nationale eigendoms- en huurrecht van de lidstaten nemen de lidstaten de nodige maatregelen om regelgevende en niet-regelgevende belemmeringen voor energie-efficiëntie weg te nemen, met name wat betreft de scheiding van prikkels tussen de eigenaars en de huurders of onder eigenaars van een gebouw of gebouwunit, ertoe strekkende dat deze partijen er niet van worden weerhouden de investeringen in efficiëntieverbetering te doen die zij anders zouden doen, doordat zij individueel niet de volledige voordelen ontvangen of doordat er geen regels zijn voor de onderlinge verdeling van kosten en voordelen. Maatregelen voor het wegnemen van dergelijke belemmeringen kunnen inhouden dat prikkels worden gegeven, wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen worden ingetrokken of gewijzigd, richtsnoeren en interpretatieve mededelingen worden vastgesteld, of administratieve procedures, waaronder nationale voorschriften en maatregelen betreffende besluitvormingsprocessen in gebouwen met meerdere eigenaars, worden vereenvoudigd. De maatregelen kunnen worden gecombineerd met de verstrekking van scholing, opleiding en specifieke informatie en technische bijstand inzake energie-efficiëntie aan marktdeelnemers als bedoeld in lid 1.

    5.   Onverminderd de basisbeginselen van het nationale eigendoms- en huurrecht van de lidstaten nemen de lidstaten de nodige maatregelen om regelgevende en niet-regelgevende belemmeringen voor energie-efficiëntie weg te nemen, met name wat betreft de scheiding van prikkels tussen de eigenaars en de huurders of onder eigenaars van een gebouw of gebouwunit, ertoe strekkende dat deze partijen er niet van worden weerhouden de investeringen in efficiëntieverbetering te doen die zij anders zouden doen, doordat zij individueel niet de volledige voordelen ontvangen of doordat er geen regels zijn voor de onderlinge verdeling van kosten en voordelen. Maatregelen voor het wegnemen van dergelijke belemmeringen kunnen inhouden dat prikkels worden gegeven, wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen worden ingetrokken of gewijzigd, bijvoorbeeld de toepassing van snelle vergunningverlening, richtsnoeren en interpretatieve mededelingen worden vastgesteld, of administratieve procedures, waaronder nationale voorschriften en maatregelen betreffende besluitvormingsprocessen in gebouwen met meerdere eigenaars, worden vereenvoudigd. De ze maatregelen worden in samenwerking met de lokale en regionale overheden ontworpen en kunnen worden gecombineerd met de verstrekking van scholing, opleiding en specifieke informatie en technische bijstand inzake energie-efficiëntie aan marktdeelnemers als bedoeld in lid 1.

    De lidstaten nemen passende maatregelen ter ondersteuning van een multilaterale dialoog waaraan wordt deelgenomen door betrokken publieke en sociale partners, zoals eigenaars en huurdersorganisaties, consumentenorganisaties, hernieuwbare-energiegemeenschappen, energiegemeenschappen van burgers, lokale en regionale overheden, relevante overheidsinstanties en -agentschappen, met het doel voorstellen te doen voor gezamenlijk aanvaarde maatregelen, prikkels en richtsnoeren met betrekking tot de scheiding van prikkels tussen eigenaars en huurders of onder eigenaars van een gebouw of gebouwunit.

    De lidstaten nemen passende maatregelen ter ondersteuning van een multilaterale dialoog waaraan wordt deelgenomen door betrokken lokale en regionale overheden, publieke en sociale partners, zoals eigenaars en huurdersorganisaties, consumentenorganisaties, hernieuwbare-energiegemeenschappen, energiegemeenschappen van burgers, lokale en regionale overheden, relevante overheidsinstanties en -agentschappen, met het doel voorstellen te doen voor gezamenlijk aanvaarde maatregelen, prikkels en richtsnoeren met betrekking tot de scheiding van prikkels tussen eigenaars en huurders of onder eigenaars van een gebouw of gebouwunit.

    Elke lidstaat brengt verslag uit over deze belemmeringen en de genomen maatregelen in zijn langetermijnrenovatiestrategie overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU en Verordening (EU) 2018/1999.

    Elke lidstaat brengt verslag uit over deze belemmeringen en de genomen maatregelen in zijn langetermijnrenovatiestrategie overeenkomstig artikel 2 bis van Richtlijn 2010/31/EU en Verordening (EU) 2018/1999.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 40

    Artikel 22

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   De lidstaten nemen passende maatregelen om mensen die met energiearmoede kampen, kwetsbare afnemers en, in voorkomend geval, mensen die in sociale woningen wonen, slagvaardiger te maken en te beschermen.

    Wanneer de lidstaten het begrip kwetsbare afnemer definiëren overeenkomstig artikel 28, lid 1, en artikel 29 van Richtlijn (EU) 2019/944 en artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2009/73/EG, nemen zij eindgebruikers in aanmerking.

    1.   De lidstaten nemen passende maatregelen om mensen die met energiearmoede kampen, kwetsbare mobiliteitsgebruikers, kwetsbare micro- en kleine ondernemingen, kwetsbare afnemers en, in voorkomend geval, mensen die in sociale woningen wonen, slagvaardiger te maken en te beschermen ; daarbij dient met name rekening te worden gehouden met regio’s die vanuit energie-oogpunt geïsoleerd zijn en waar aansluiting op het Europese net niet mogelijk is .

    Wanneer de lidstaten het begrip kwetsbare afnemer definiëren overeenkomstig artikel 28, lid 1, en artikel 29 van Richtlijn (EU) 2019/944 en artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2009/73/EG, nemen zij eindgebruikers in aanmerking.

    De Europese Commissie zal richtsnoeren bekendmaken voor de definitie van kwetsbare mobiliteitsgebruikers en kwetsbare micro- en kleine ondernemingen, in overeenstemming met de definities in de verordening betreffende het Sociaal Klimaatfonds.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 41

    Artikel 23, lid 2

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat het publiek de gelegenheid krijgt deel te nemen aan de voorbereiding van de verwarmings- en koelingsplannen, de uitgebreide beoordeling en de beleidsinitiatieven en maatregelen.

    2.   De lidstaten stellen in nauwe samenwerking met de betrokken lokale en regionale overheden verwarmings- en koelingsplannen op. Samen zorgen zij ervoor dat het publiek de gelegenheid krijgt deel te nemen aan de voorbereiding van de verwarmings- en koelingsplannen, de uitgebreide beoordeling en de beleidsinitiatieven en maatregelen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 42

    Artikel 23, lid 3

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Met het oog op de in lid 1 bedoelde beoordeling voeren de lidstaten, op grond van de klimaatomstandigheden, de economische haalbaarheid en de technische geschiktheid, overeenkomstig deel 1 van bijlage IX, een kosten-batenanalyse voor hun grondgebied uit. Aan de hand van de kosten-batenanalyse kunnen de meest hulpbronnenefficiënte en kostenefficiënte oplossingen om aan de behoeften inzake verwarming en koeling te voldoen, worden vastgesteld. Die kosten-batenanalyse kan deel uitmaken van een milieubeoordeling in de zin van Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad.

    Met het oog op de in lid 1 bedoelde beoordeling voeren de lidstaten, op grond van de klimaatomstandigheden, de economische haalbaarheid en de technische geschiktheid, overeenkomstig deel 1 van bijlage IX, een kosten-batenanalyse voor hun grondgebied uit , indien van toepassing in nauwe samenwerking met de betrokken lokale en regionale autoriteiten . Aan de hand van de kosten-batenanalyse kunnen de meest hulpbronnenefficiënte en kostenefficiënte oplossingen om aan de behoeften inzake verwarming en koeling te voldoen, worden vastgesteld. Die kosten-batenanalyse kan deel uitmaken van een milieubeoordeling in de zin van Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad.

    Motivering

    Sommige verwarmings- en koelingssystemen, zoals stadsverwarmingsnetwerken, zijn nauw verbonden met het gebied waaraan zij leveren. Kosten-batenanalyses van deze netwerken moeten in nauwe samenwerking met de lokale en regionale overheden worden uitgevoerd.

    Wijzigingsvoorstel 43

    Artikel 23, lid 4

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    4.   Indien op grond van de lid 1 bedoelde beoordeling en de in lid 3 bedoelde analyse wordt vastgesteld dat er potentieel aanwezig is voor de toepassing van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en/of efficiënte stadsverwarming en -koeling waarvan de baten groter zijn dan de kosten, nemen de lidstaten de geschikte maatregelen zodat een efficiënte infrastructuur voor stadsverwarming en -koeling wordt ontwikkeld en/of de ontwikkeling van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en het gebruik van energie voor verwarming en koeling uit afvalwarmte en hernieuwbare energiebronnen wordt mogelijk gemaakt, in overeenstemming met lid 1 en artikel 24, leden 4 en 6.

    4.   Indien op grond van de lid 1 bedoelde beoordeling en de in lid 3 bedoelde analyse wordt vastgesteld dat er potentieel aanwezig is voor de toepassing van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en/of efficiënte stadsverwarming en -koeling waarvan de baten groter zijn dan de kosten, nemen de lidstaten en de ter zake bevoegde lokale en regionale overheden de geschikte maatregelen zodat een efficiënte infrastructuur voor stadsverwarming en -koeling wordt ontwikkeld en/of de ontwikkeling van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en het gebruik van energie voor verwarming en koeling uit afvalwarmte (o.a. van huishoudelijk afval) en hernieuwbare energiebronnen wordt mogelijk gemaakt, in overeenstemming met lid 1 en artikel 24, leden 4 en 6.

    Indien op grond van de in lid 1 bedoelde beoordeling en de in lid 3 bedoelde analyse wordt vastgesteld dat er geen potentieel aanwezig is waarvan de baten groter zijn dan de kosten, met inbegrip van de administratieve kosten voor het uitvoeren van de in artikel 24, lid 4, bedoelde kosten-batenanalyse, kan de betrokken lidstaat de installaties vrijstellen van de in dat lid vermelde voorschriften.

    Indien op grond van de in lid 1 bedoelde beoordeling en de in lid 3 bedoelde analyse wordt vastgesteld dat er geen potentieel aanwezig is waarvan de baten groter zijn dan de kosten, met inbegrip van de administratieve kosten voor het uitvoeren van de in artikel 24, lid 4, bedoelde kosten-batenanalyse, kan de betrokken lidstaat , samen met de betrokken lokale en regionale overheden, de installaties vrijstellen van de in dat lid vermelde voorschriften.

    5.   De lidstaten stellen beleidslijnen en maatregelen vast die ervoor zorgen dat het potentieel dat is vastgesteld in de overeenkomstig lid 1 uitgevoerde uitgebreide beoordelingen wordt benut. Die beleidslijnen en maatregelen omvatten ten minste de elementen van bijlage IX. Elke lidstaat deelt die beleidslijnen en maatregelen mee in het kader van de actualisering van zijn geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, zijn daaropvolgende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de respectieve voortgangsverslagen die overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 worden ingediend.

    5.   De lidstaten stellen beleidslijnen en maatregelen vast die ervoor zorgen dat het potentieel dat is vastgesteld in de overeenkomstig lid 1 uitgevoerde uitgebreide beoordelingen wordt benut. Die beleidslijnen en maatregelen omvatten ten minste de elementen van bijlage IX. Elke lidstaat deelt die beleidslijnen en maatregelen mee in het kader van de actualisering van zijn geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, zijn daaropvolgende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de respectieve voortgangsverslagen die overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 worden ingediend.

    6.   De lidstaten moedigen regionale en lokale autoriteiten aan om lokale verwarmings- en koelingsplannen op te stellen, ten minste in gemeenten met een totale bevolking van meer dan 50 000  inwoners. Voor die plannen geldt dat deze minstens:

    6.   De lidstaten moedigen regionale en lokale autoriteiten aan om lokale verwarmings- en koelingsplannen op te stellen, ten minste in gemeenten met een totale bevolking van meer dan 50 000  inwoners. Voor die plannen geldt dat deze minstens:

    a)

    gebaseerd zijn op de informatie en gegevens die worden verstrekt in de overeenkomstig lid 1 uitgevoerde uitgebreide beoordelingen, met een raming en een overzicht van het potentieel om de energie-efficiëntie te verhogen, onder meer door terugwinning van afvalwarmte, en om hernieuwbare energie in verwarming en koeling te gebruiken in dat specifieke gebied;

    a)

    gebaseerd zijn op de informatie en gegevens die worden verstrekt in de overeenkomstig lid 1 uitgevoerde uitgebreide beoordelingen, met een raming en een overzicht van het potentieel om de energie-efficiëntie te verhogen, onder meer door terugwinning van afvalwarmte, en om hernieuwbare energie in verwarming en koeling te gebruiken in dat specifieke gebied;

    b)

    een strategie bevatten voor het gebruik van het overeenkomstig lid 6, punt a), geïdentificeerde potentieel;

    b)

    een strategie bevatten voor het gebruik van het overeenkomstig lid 6, punt a), geïdentificeerde potentieel;

    c)

    worden voorbereid met medewerking van alle betrokken regionale of lokale belanghebbenden en met participatie van het grote publiek;

    c)

    worden voorbereid met medewerking van alle betrokken regionale of lokale belanghebbenden en met participatie van het grote publiek;

    d)

    rekening houden met de gemeenschappelijke behoeften van lokale gemeenschappen en meerdere lokale of regionale bestuurlijke eenheden of regio’s;

    d)

    rekening houden met de gemeenschappelijke behoeften van lokale gemeenschappen en meerdere lokale of regionale bestuurlijke eenheden of regio’s;

    e)

    toezicht op de voortgang van de uitvoering van de vastgestelde beleidslijnen en maatregelen omvatten.

    e)

    toezicht op de voortgang van de uitvoering van de vastgestelde beleidslijnen en maatregelen omvatten.

    De lidstaten zorgen ervoor dat het publiek de gelegenheid krijgt deel te nemen aan de voorbereiding van de verwarmings- en koelingsplannen, de uitgebreide beoordeling en de beleidsinitiatieven en maatregelen.

    De lidstaten en de relevante lokale en regionale overheden zorgen ervoor dat het publiek de gelegenheid krijgt deel te nemen aan de voorbereiding van de verwarmings- en koelingsplannen, de uitgebreide beoordeling en de beleidsinitiatieven en maatregelen.

    Daartoe ontwikkelen de lidstaten aanbevelingen ter ondersteuning van de regionale en lokale autoriteiten bij de uitvoering van beleidslijnen en maatregelen op het gebied van energie-efficiënte verwarming en koeling op basis van hernieuwbare energie op regionaal en lokaal niveau, waarbij het vastgestelde potentieel wordt benut. De lidstaten ondersteunen de regionale en lokale autoriteiten zoveel mogelijk met welke middelen dan ook, met inbegrip van regelingen voor financiële en technische ondersteuning.

    Daartoe ontwikkelen de lidstaten aanbevelingen ter ondersteuning van de regionale en lokale autoriteiten bij de uitvoering van beleidslijnen en maatregelen op het gebied van energie-efficiënte verwarming en koeling op basis van hernieuwbare energie op regionaal en lokaal niveau, waarbij het vastgestelde potentieel wordt benut. De lidstaten ondersteunen de regionale en lokale autoriteiten zoveel mogelijk met welke middelen dan ook, met inbegrip van regelingen voor financiële en technische ondersteuning.

    Wijzigingsvoorstel 44

    Artikel 23, lid 6

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Daartoe ontwikkelen de lidstaten aanbevelingen ter ondersteuning van de regionale en lokale autoriteiten bij de uitvoering van beleidslijnen en maatregelen op het gebied van energie-efficiënte verwarming en koeling op basis van hernieuwbare energie op regionaal en lokaal niveau, waarbij het vastgestelde potentieel wordt benut. De lidstaten ondersteunen de regionale en lokale autoriteiten zoveel mogelijk met welke middelen dan ook, met inbegrip van regelingen voor financiële en technische ondersteuning.

    Daartoe ontwikkelen de lidstaten aanbevelingen ter ondersteuning van de regionale en lokale autoriteiten bij de uitvoering van beleidslijnen en maatregelen op het gebied van energie-efficiënte verwarming en koeling op basis van hernieuwbare energie op regionaal en lokaal niveau, waarbij het vastgestelde potentieel wordt benut. De lidstaten ondersteunen de regionale en lokale autoriteiten zoveel mogelijk met welke middelen dan ook, met inbegrip van regelingen voor financiële en technische ondersteuning. De lidstaten zorgen ervoor dat verwarmings- en koelingsplannen inhoudelijk en ten aanzien van data worden afgestemd op andere vereisten voor lokale klimaat-, energie- en milieuplannen, om dubbel werk en administratieve lasten voor lokale en regionale overheden te voorkomen en een doeltreffende uitvoering van de plannen te bevorderen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 45

    Artikel 23, lid 6 bis (nieuwe paragraaf)

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    6 bis.     Lokale verwarmings- en koelingsplannen kunnen gezamenlijk worden uitgevoerd door een groep van meerdere naburige lokale overheden indien de geografische en administratieve context en de infrastructuur voor verwarming en koeling zich daarvoor lenen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 46

    Artikel 23, lid 6

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    (d bis 1)

    de belangrijke rol beoordelen van gemeenschappen voor hernieuwbare energie en andere door consumenten geleide initiatieven die actief kunnen bijdragen tot de uitvoering van lokale verwarmings- en koelingsprojecten;

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 47

    Artikel 23, lid 6

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    (d bis 2)

    nagaan hoe de uitvoering van de vastgestelde beleidslijnen en maatregelen kan worden gefinancierd en voorzien in financiële mechanismen, waaronder rechtstreekse financiering door de EU, die lokale en regionale overheden en individuele consumenten in staat stellen over te schakelen op hernieuwbare verwarming en koeling;

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 48

    Artikel 24

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   Teneinde de primaire energie-efficiëntie en het aandeel hernieuwbare energie in verwarming en koeling te verhogen, is een efficiënt systeem voor stadsverwarming en -koeling een systeem dat aan de volgende criteria voldoet:

    1.   Teneinde de primaire energie-efficiëntie en het aandeel hernieuwbare energie in verwarming en koeling te verhogen, is een efficiënt systeem voor stadsverwarming en -koeling een systeem dat aan de volgende criteria voldoet:

    a)

    tot en met 31 december 2025 : een systeem dat ten minste 50 % hernieuwbare energie, 50 % afvalwarmte, 75 % warmte uit warmtekrachtkoppeling of 50 % uit een combinatie van dergelijke energie en warmte gebruikt;

    a)

    tot en met 31 december 2029 : een systeem dat ten minste 50 % hernieuwbare energie, 50 % afvalwarmte, 75 % warmte uit warmtekrachtkoppeling of 50 % uit een combinatie van dergelijke energie en warmte gebruikt;

    b)

    vanaf 1 januari 2026 : een systeem dat gebruikmaakt van ten minste 50 % hernieuwbare energie, 50 % afvalwarmte, 80 % warmte uit hoogrenderende warmtekrachtkoppeling of van ten minste een combinatie van dergelijke thermische energie die naar het netwerk gaat, waarbij het aandeel hernieuwbare energie ten minste 5 % bedraagt en het totale aandeel hernieuwbare energie, afvalwarmte of warmte uit hoogrenderende warmtekrachtkoppeling ten minste 50 % bedraagt;

    b)

    vanaf 1 januari 2030 : een systeem dat gebruikmaakt van ten minste 50 % hernieuwbare energie, 50 % afvalwarmte, 80 % warmte uit hoogrenderende warmtekrachtkoppeling of van ten minste een combinatie van dergelijke thermische energie die naar het netwerk gaat, waarbij het aandeel hernieuwbare energie ten minste 5 % bedraagt en het totale aandeel hernieuwbare energie, afvalwarmte of warmte uit hoogrenderende warmtekrachtkoppeling ten minste 50 % bedraagt;

    c)

    vanaf 1 januari 2035: een systeem dat ten minste 50 % hernieuwbare energie en afvalwarmte gebruikt, waarbij het aandeel hernieuwbare energie ten minste 20 % bedraagt;

    c)

    vanaf 1 januari 2035: een systeem dat ten minste 50 % hernieuwbare energie en afvalwarmte gebruikt, waarbij het aandeel hernieuwbare energie ten minste 20 % bedraagt;

    d)

    vanaf 1 januari 2045: een systeem dat ten minste 75 % hernieuwbare energie en afvalwarmte gebruikt, waarbij het aandeel hernieuwbare energie ten minste 40 % bedraagt;

    d)

    vanaf 1 januari 2045: een systeem dat ten minste 75 % hernieuwbare energie en afvalwarmte gebruikt, waarbij het aandeel hernieuwbare energie ten minste 40 % bedraagt;

    e)

    vanaf 1 januari 2050: een systeem dat uitsluitend hernieuwbare energie en afvalwarmte gebruikt, waarbij het aandeel hernieuwbare energie ten minste 60 % bedraagt.

    e)

    vanaf 1 januari 2050: een systeem dat uitsluitend hernieuwbare energie en afvalwarmte gebruikt, waarbij het aandeel hernieuwbare energie ten minste 60 % bedraagt.

    Motivering

    Bij de maatregelen om tot een betere stadsverwarming te komen moet prioriteit worden gegeven aan het promoten van oplossingen op het gebied van warmte-krachtkoppeling, die energie-efficiënter zijn. De voorgestelde snelle verandering in de definitie van een efficiënt stadsverwarmingssysteem zou betekenen dat een groot deel van de units en netwerken die momenteel worden gemoderniseerd, niet aan de criteria zouden voldoen binnen een tijdsperiode die de afschrijving van de oplossingen mogelijk maakt, en dat het niet mogelijk zou zijn financiële middelen te verkrijgen voor verdere modernisering en investeringen in nieuwe energiebronnen. Een dynamische verandering op dit gebied zou ook kunnen leiden tot een ongecontroleerde stijging van de kosten voor de levering van energie via stadsverwarmingsnetten, waardoor de belangstelling van de consument voor het gebruik van deze systemen zou kunnen afnemen en er zou kunnen worden teruggegrepen naar minder efficiënte lokale warmtebronnen die niet kunnen worden beheerst op het vlak van CO2- en stofemissies.

    In het algemeen mogen technologieën en brandstoffen die in stadsverwarmingssystemen worden gebruikt, de mogelijkheid van rapportage en financiering van besparingen door energie-efficiëntiemaatregelen niet uitsluiten.

    Wijzigingsvoorstel 49

    Artikel 26, lid 1, sub 1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    De lidstaten nemen maatregelen om te bevorderen dat met name kmo’s, micro-ondernemingen en zelfstandigen aan dergelijke opleidingsprogramma’s deelnemen.

    Wijzigingsvoorstel 50

    Artikel 26, lid 1 bis

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    1 bis.     De Commissie zet één toegangsplatform op voor ondersteuning en kennisuitwisseling om voor voldoende gekwalificeerde vakmensen te zorgen, zodat de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU 12 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn kunnen worden gehaald. Via het platform werken lidstaten, sociale partners, onderwijsinstellingen, academici en andere relevante belanghebbenden samen om goede praktijkvoorbeelden te bevorderen en te promoten teneinde op het gebied van energie-efficiëntie het aantal vakmensen te verhogen en ervoor te zorgen dat vakmensen zich bij- en omscholen. Zo kan aan de behoeften van de markt worden voldaan en deze uitdaging worden gekoppeld aan lopende EU-initiatieven zoals het Sociaal Klimaatfonds, Erasmus+ en het Nieuw Europees Bauhaus.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 51

    Artikel 27, leden 4 en 5

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    4.   De lidstaten moedigen overheidsinstanties aan energieprestatiecontracten te gebruiken voor renovaties van grote gebouwen. Voor renovaties van grote, niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1 000  m2 zorgen de lidstaten ervoor dat overheidsinstanties nagaan of het gebruik van energieprestatiecontracten haalbaar is.

    4.   De lidstaten moedigen lokale en regionale autoriteiten en andere overheidsinstanties aan energieprestatiecontracten te gebruiken voor renovaties van grote gebouwen. Voor renovaties van grote, niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte van meer dan 1 000  m2 zorgen de lidstaten ervoor dat overheidsinstanties nagaan of het gebruik van energieprestatiecontracten haalbaar is.

    De lidstaten kunnen overheidsinstanties aanmoedigen energieprestatiecontracten met uitgebreide energiediensten, inclusief vraagrespons en opslag, te combineren.

    De lidstaten kunnen lokale en regionale autoriteiten en andere overheidsinstanties aanmoedigen energieprestatiecontracten met uitgebreide energiediensten, inclusief vraagrespons en opslag, te combineren.

    5.   De lidstaten steunen de overheidssector bij het ingaan op offertes voor energiediensten, in het bijzonder voor renovatie van gebouwen, door:

    5.   De lidstaten steunen de overheidssector , en met name lokale en regionale overheden, bij het ingaan op offertes voor energiediensten, in het bijzonder voor renovatie van gebouwen, door:

    a)

    modelcontracten voor de aanbesteding van energieprestaties ter beschikking te stellen die ten minste de in bijlage XIII genoemde elementen omvatten en rekening houden met de bestaande Europese en internationale normen, beschikbare aanbestedingsrichtsnoeren en de praktijkgids van Eurostat voor de statistische behandeling van energieprestatiecontracten in overheidsrekeningen;

    a)

    modelcontracten voor de aanbesteding van energieprestaties ter beschikking te stellen die ten minste de in bijlage XIII genoemde elementen omvatten en rekening houden met de bestaande Europese en internationale normen, beschikbare aanbestedingsrichtsnoeren en de praktijkgids van Eurostat voor de statistische behandeling van energieprestatiecontracten in overheidsrekeningen;

    b)

    informatie over beste praktijken voor energieprestatiecontracten ter beschikking te stellen, waaronder, indien voorhanden, een kosten-batenanalyse op basis van een levenscyclusbenadering;

    b)

    informatie over beste praktijken voor energieprestatiecontracten ter beschikking te stellen, waaronder, indien voorhanden, een kosten-batenanalyse op basis van een levenscyclusbenadering;

    c)

    een database van uitgevoerde en lopende projecten voor energieprestatiecontracten openbaar te maken waarin de verwachte en bereikte energiebesparingen zijn opgenomen.

    c)

    een database van uitgevoerde en lopende projecten voor energieprestatiecontracten openbaar te maken waarin de verwachte en bereikte energiebesparingen zijn opgenomen.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 52

    Artikel 28

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   Onverminderd de artikelen 107 en 108 VWEU faciliteren de lidstaten de oprichting van financieringsfaciliteiten of het gebruik van bestaande faciliteiten met het oog op maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, opdat de voordelen van meerdere financieringsstromen maximaal worden benut, alsook de combinatie van subsidies, financieringsinstrumenten en technische bijstand.

    1.   Onverminderd de artikelen 107 en 108 VWEU faciliteren de lidstaten de oprichting van financieringsfaciliteiten of het gebruik van bestaande faciliteiten met het oog op maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, opdat de voordelen van meerdere financieringsstromen maximaal worden benut, alsook de combinatie van subsidies, financieringsinstrumenten en technische bijstand.

    2.   De Commissie helpt de lidstaten in voorkomend geval, rechtstreeks of via de Europese financiële instellingen, bij het opzetten van financieringsfaciliteiten en faciliteiten voor projectontwikkelingsbijstand op nationaal, regionaal of lokaal niveau met het oog op het vergroten van de investeringen in energie-efficiëntie in verschillende sectoren, alsook bij het beschermen en slagvaardig maken van kwetsbare afnemers, mensen die met energiearmoede kampen en, in voorkomend geval, mensen die in sociale woningen wonen, onder meer door de integratie van een gelijkheidsperspectief zodat niemand aan zijn lot wordt overgelaten.

    2.   De Commissie helpt de lidstaten in voorkomend geval, rechtstreeks of via de Europese financiële instellingen, bij het opzetten van financieringsfaciliteiten en faciliteiten voor projectontwikkelingsbijstand op nationaal, regionaal of lokaal niveau met het oog op het vergroten van de investeringen in energie-efficiëntie in verschillende sectoren, alsook bij het beschermen en slagvaardig maken van kwetsbare afnemers, mensen die met energiearmoede kampen en, in voorkomend geval, mensen die in sociale woningen wonen, onder meer door de integratie van een gelijkheidsperspectief zodat niemand aan zijn lot wordt overgelaten .

    3.   De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat kredietverleningsproducten op het gebied van energie-efficiëntie, zoals groene hypotheken en groene leningen, gedekt en ongedekt, op ruime schaal en op niet-discriminerende wijze door financiële instellingen worden aangeboden en zichtbaar en toegankelijk zijn voor consumenten. De lidstaten nemen maatregelen om de tenuitvoerlegging van financieringsregelingen via de energierekening of via de voorheffing te vergemakkelijken. De lidstaten zorgen ervoor dat informatie wordt verstrekt aan banken en andere financiële instellingen over de mogelijkheden om deel te nemen aan de financiering van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, onder meer door de oprichting van publiek-private partnerschappen.

    3.   De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat kredietverleningsproducten op het gebied van energie-efficiëntie, zoals groene hypotheken en groene leningen, gedekt en ongedekt, en financiële ondersteuning om toegang te krijgen of te verschaffen tot het openbaar vervoer en emissievrije vervoerswijzen, op ruime schaal en op niet-discriminerende wijze door financiële instellingen worden aangeboden en zichtbaar en toegankelijk zijn voor consumenten. De lidstaten nemen maatregelen om de tenuitvoerlegging van financieringsregelingen via de energierekening of via de voorheffing te vergemakkelijken. De lidstaten zorgen ervoor dat informatie wordt verstrekt aan banken en andere financiële instellingen over de mogelijkheden om deel te nemen aan de financiering van maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie, onder meer door de oprichting van publiek-private partnerschappen.

    4.   De Commissie faciliteert de uitwisseling van beste praktijken tussen de bevoegde nationale of regionale overheden of organen, bijvoorbeeld door middel van jaarlijkse bijeenkomsten van de regelgevende organen, openbare databanken met informatie over de uitvoering van maatregelen door de lidstaten, en landenvergelijkingen.

    4.   De Commissie faciliteert de uitwisseling van beste praktijken tussen de bevoegde nationale, regionale of lokale overheden of organen, bijvoorbeeld door middel van jaarlijkse bijeenkomsten van de regelgevende organen, openbare databanken met informatie over de uitvoering van maatregelen door de lidstaten, en landenvergelijkingen.

    5.   Om particuliere financiering voor energie-efficiëntiemaatregelen en energierenovaties aan te boren, voert de Commissie, volgens de aanpak overeenkomstig Richtlijn 2010/31/EU, een dialoog met zowel publieke als particuliere financiële instellingen om in kaart te brengen welke acties zij eventueel kan ondernemen.

    5.   Om particuliere financiering voor energie-efficiëntiemaatregelen en energierenovaties aan te boren, voert de Commissie, volgens de aanpak overeenkomstig Richtlijn 2010/31/EU, een dialoog met zowel publieke als particuliere financiële instellingen om in kaart te brengen welke acties zij eventueel kan ondernemen.

    6.   De in lid 4 bedoelde acties omvatten de volgende elementen:

    6.   De in lid 4 bedoelde acties omvatten de volgende elementen:

    a)

    het mobiliseren van investeringen in energie-efficiëntie door de bredere effecten van energiebesparing in aanmerking te nemen; en

    a)

    het mobiliseren van investeringen in energie-efficiëntie door de bredere effecten van energiebesparing in aanmerking te nemen; en

    b)

    het zorgen voor betere prestatiegegevens voor energie en financiering door:

    b)

    het zorgen voor betere prestatiegegevens voor energie en financiering door:

     

    i)

    verder te onderzoeken hoe investeringen in energie-efficiëntie de onderliggende waarde van activa verbeteren;

     

    i)

    verder te onderzoeken hoe investeringen in energie-efficiëntie de onderliggende waarde van activa verbeteren;

     

    ii)

    het ondersteunen van studies ter beoordeling van de tegeldemaking van de niet-energetische voordelen van investeringen in energie-efficiëntie.

     

    ii)

    het ondersteunen van studies ter beoordeling van de tegeldemaking van de niet-energetische voordelen van investeringen in energie-efficiëntie.

    7.   Met het oog op het mobiliseren van particuliere financiering van maatregelen voor energie-efficiëntie en energierenovatie moeten de lidstaten bij de uitvoering van deze richtlijn:

    7.   Met het oog op het mobiliseren van particuliere financiering van maatregelen voor energie-efficiëntie en energierenovatie moeten de lidstaten bij de uitvoering van deze richtlijn:

    a)

    nagaan hoe beter gebruik kan worden gemaakt van energie-audits uit hoofde van artikel 11 om de besluitvorming te beïnvloeden;

    a)

    nagaan hoe beter gebruik kan worden gemaakt van energie-audits uit hoofde van artikel 11 om de besluitvorming te beïnvloeden;

    b)

    optimaal gebruikmaken van de mogelijkheden en instrumenten die uit de begroting van de Unie beschikbaar worden gesteld en die worden voorgesteld in het initiatief “slimme financiering voor slimme gebouwen” en in de mededeling van de Commissie over de “renovatiegolf”.

    b)

    optimaal gebruikmaken van de mogelijkheden en instrumenten die uit de begroting van de Unie beschikbaar worden gesteld en die worden voorgesteld in het initiatief “slimme financiering voor slimme gebouwen” en in de mededeling van de Commissie over de “renovatiegolf”

    8.   De Commissie verschaft uiterlijk op 31 december 2024 richtsnoeren aan de lidstaten en de marktdeelnemers over het aanboren van particuliere investeringen.

    8.   De Commissie verschaft uiterlijk op 31 december 2024 richtsnoeren aan de lidstaten en de marktdeelnemers over het aanboren van particuliere investeringen.

    De richtsnoeren hebben tot doel de lidstaten en de marktdeelnemers te helpen bij de ontwikkeling en uitvoering van hun investeringen in energie-efficiëntie in de verschillende programma’s van de Unie, en in de richtsnoeren zullen passende financiële mechanismen en oplossingen worden voorgesteld, met een combinatie van subsidies, financieringsinstrumenten en projectontwikkelingsbijstand, om bestaande initiatieven op te schalen en de financiering van de Unie als katalysator te gebruiken om particuliere financiering aan te trekken.

    De richtsnoeren hebben tot doel de lidstaten , de regio’s, de lokale overheden en de marktdeelnemers te helpen bij de ontwikkeling en uitvoering van hun investeringen in energie-efficiëntie in de verschillende programma’s van de Unie, en in de richtsnoeren zullen passende financiële mechanismen en oplossingen worden voorgesteld, met een combinatie van subsidies, financieringsinstrumenten en projectontwikkelingsbijstand, om bestaande initiatieven op te schalen en de financiering van de Unie als katalysator te gebruiken om particuliere financiering aan te trekken.

    9.   De lidstaten kunnen een nationaal fonds voor energie-efficiëntie oprichten. Doel van dit fonds is de prioritaire uitvoering van energie-efficiëntiemaatregelen, inclusief maatregelen op grond van artikel 8, lid 3, en artikel 22, ten gunste van kwetsbare afnemers, mensen die met energiearmoede kampen en, in voorkomend geval, mensen die in sociale woningen wonen, alsook de uitvoering van nationale maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie om de lidstaten te ondersteunen bij de verwezenlijking van hun nationale energie-efficiëntiebijdragen en hun indicatieve trajecten als bedoeld in artikel 4, lid 2. Het nationaal fonds voor energie-efficiëntie kan worden gefinancierd met inkomsten uit de veilingen van emissierechten in het kader van het EU-emissiehandelssysteem voor de gebouwen- en vervoersector .

    9.   De lidstaten kunnen een nationaal fonds voor energie-efficiëntie oprichten. Doel van dit fonds is de prioritaire uitvoering van energie-efficiëntiemaatregelen, inclusief maatregelen op grond van artikel 8, lid 3, en artikel 22, ten gunste van kwetsbare afnemers, mensen die met energiearmoede kampen en, in voorkomend geval, mensen die in sociale woningen wonen, alsook de uitvoering van nationale maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie om de lidstaten te ondersteunen bij de verwezenlijking van hun nationale energie-efficiëntiebijdragen en hun indicatieve trajecten als bedoeld in artikel 4, lid 2. Het nationaal fonds voor energie-efficiëntie kan worden gefinancierd met inkomsten uit de veilingen van emissierechten in het kader van het EU-emissiehandelssysteem voor de gebouwen- en vervoersector .

    10.   De lidstaten kunnen toestaan dat overheidsinstanties voldoen aan de verplichtingen van artikel 6, lid 1, door middel van jaarlijkse storting in het nationaal fonds voor energie-efficiëntie van een bedrag dat gelijk is aan de investeringen die nodig zijn om aan die verplichtingen te voldoen.

    10.   De lidstaten kunnen toestaan dat overheidsinstanties voldoen aan de verplichtingen van artikel 6, lid 1, door middel van jaarlijkse storting in het nationaal fonds voor energie-efficiëntie van een bedrag dat gelijk is aan de investeringen die nodig zijn om aan die verplichtingen te voldoen.

    11.   De lidstaten kunnen toestaan dat de aan verplichtingen gebonden partijen voldoen aan hun verplichtingen krachtens artikel 9, lid 1, door jaarlijks in het nationaal fonds voor energie-efficiëntie een bedrag te storten dat gelijk is aan de investeringen die nodig zijn om aan die verplichtingen te voldoen.

    11.   De lidstaten kunnen toestaan dat de aan verplichtingen gebonden partijen voldoen aan hun verplichtingen krachtens artikel 9, lid 1, door jaarlijks in het nationaal fonds voor energie-efficiëntie een bedrag te storten dat gelijk is aan de investeringen die nodig zijn om aan die verplichtingen te voldoen.

    12.   De lidstaten kunnen hun inkomsten uit de jaarlijkse emissieruimten op grond van Beschikking nr. 406/2009/EG gebruiken voor de ontwikkeling van innovatieve financieringsoplossingen ter verbetering van de energie-efficiëntie.

    12.   De lidstaten kunnen hun inkomsten uit de jaarlijkse emissieruimten op grond van Beschikking nr. 406/2009/EG gebruiken voor de ontwikkeling van innovatieve financieringsoplossingen ter verbetering van de energie-efficiëntie.

    Motivering

    Spreekt voor zich.

    Wijzigingsvoorstel 53

    Bijlage IV

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties die producten, diensten, gebouwen en werken aankopen, gaan in procedures voor de gunning van overheidsopdrachten en concessies als volgt te werk:

    Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties die producten, diensten, gebouwen en werken aankopen, gaan in procedures voor de gunning van overheidsopdrachten en concessies in overeenstemming met kosteneffectiviteit, economische haalbaarheid, duurzaamheid in breder verband, technische geschiktheid en de aanwezigheid van voldoende mededinging als volgt te werk:

    […]

    […]

    d)

    zij kopen alleen banden aan uit de hoogste brandstofrendementsklasse, zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad. D eze verplichting belet overheidsinstanties niet uit overwegingen van veiligheid of volksgezondheid banden aan te kopen met de beste grip op nat wegdek of de laagste rolgeluidemissie;

    d)

    zij kopen alleen banden aan uit de hoogste brandstofrendementsklasse, zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2020/740 van het Europees Parlement en de Raad. Bij d eze verplichting moet echter uit overwegingen van veiligheid of volksgezondheid voor wat betreft een goede grip op nat wegdek of een lage rolgeluidemissie een adequate afweging worden gemaakt uit oogpunt van winterse omstandigheden ;

    […]

    […]

    f)

    zij kopen uitsluitend gebouwen aan of sluiten nieuwe huurovereenkomsten uitsluitend voor gebouwen die ten minste aan de in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2010/31/EU genoemde minimumeisen voor energieprestaties voldoen, tenzij het doel van de aankoop één van de volgende is:

    f)

    zij kopen uitsluitend gebouwen aan of sluiten nieuwe huurovereenkomsten uitsluitend voor gebouwen die ten minste aan de in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2010/31/EU genoemde minimumeisen voor energieprestaties of aan andere, voor de lidstaten passende eisen voor bestaande gebouwen of grondigere renovaties voldoen, tenzij het doel van de aankoop één van de volgende is:

    […]

    […]

    Motivering

    Alle dimensies van duurzaamheid dienen in aanmerking te worden genomen, ook in de richtlijn energie-efficiëntie. Bij banden dient ook gekeken te worden naar winterse omstandigheden. De minimumeisen voor energieprestaties in het kader van de richtlijn energieprestatie van gebouwen bieden geen passend niveau voor renovatievoorschriften, aangezien die in de lidstaten op uiteenlopende wijze zijn gedefinieerd.

    II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR)

    1.

    is het met de Europese Commissie eens dat energie-efficiëntie van cruciaal belang is om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, de energievoorzieningszekerheid te verbeteren en de EU minder afhankelijk te maken van ingevoerde brandstoffen, vooral in het licht van de huidige energieprijzencrisis, die met name is veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne.

    2.

    Het Europees Comité van de Regio’s juicht de voorgestelde wijzigingen op de bestaande bepalingen van de energie-efficiëntierichtlijn toe en onderstreept dat deze wijzigingen het rechtskader moeten versterken en meer mogelijkheden moeten bieden om het potentieel voor energie-efficiëntieverbeteringen te benutten in overeenstemming met de klimaatwet die op nationaal, regionaal of lokaal niveau ten uitvoer wordt gelegd.

    3.

    Het CvdR wijst nogmaals op de cruciale rol van EU-maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie, die nodig zijn om de doelstellingen van de Green Deal te verwezenlijken. Het benadrukt dat deze maatregelen uiteraard op nationaal, regionaal of lokaal niveau moeten worden uitgevoerd en vindt het dan ook een goede zaak dat de rol van lokale en regionale overheden in het voorstel meer erkenning krijgt.

    4.

    Het CvdR benadrukt dat de aan de gang zijnde energietransitie leidt tot een verschuiving van een energiesysteem op basis van traditionele, gecentraliseerde opwekking naar een meer gedecentraliseerd, energie-efficiënt, flexibel en grotendeels op hernieuwbare energiebronnen gebaseerd systeem. Het is dan ook verheugd over de erkenning van de rol van de burgers in de energietransitie en de noodzaak van voortdurende bewustmaking, onder meer via instrumenten als het klimaatpact. Het wijst er in dit verband nogmaals op dat lokale en regionale maatregelen cruciaal zijn om de burgers bij het proces te betrekken en om werk te maken van de groene transitie via geslaagde voorbeelden van succesvolle methoden die vanuit de gemeenschap worden aangestuurd.

    5.

    De energie-unie zou burgers in staat moeten stellen individueel of collectief hun eigen hernieuwbare energie te produceren, te verbruiken, op te slaan of te verhandelen, energiebesparende maatregelen te nemen, actieve deelnemers aan de energiemarkt te worden door middel van consumentenkeuze, en hun de mogelijkheid moeten bieden veilig en met vertrouwen deel te nemen aan vraagsturing. In dit verband herhaalt het CvdR zijn oproep (29) en die van het Europees Parlement om op EU-niveau een praktisch gezamenlijk begrip van de definitie van “prosument” (30) overeen te komen, via een participatief proces dat door de Europese Commissie wordt geleid.

    6.

    Het CvdR wijst erop dat lokale en regionale overheden gebouwen in de eerste plaats bezitten en beheren om zich van hun wettelijke bestuurlijke en welzijnstaken te kunnen kwijten. Gebouwen zijn veel meer dan alleen instrumenten om energiebesparingen door te voeren. Met starre eisen op het vlak van energierenovatie zouden de lokale en regionale overheden zich genoodzaakt zien om over te gaan tot dure bouwkundige veranderingen die niet per se een integrale visie op deze gebouwen weerspiegelen of duurzaam zijn op middellange en lange termijn. Tegen deze achtergrond zou het CvdR graag zien dat de mogelijkheid om bestaande openbare gebouwen doeltreffender en slimmer te gebruiken als manier om de energie-efficiëntie te vergroten meer erkenning en aandacht krijgt in de energie-efficiëntierichtlijn.

    7.

    Het CvdR is ingenomen met de expliciete verwijzing naar de noodzaak om energiearmoede en mobiliteitsarmoede te bestrijden door middel van energie-efficiëntiemaatregelen en de daaruit voortvloeiende noodzaak voor de lidstaten om het lokale en regionale niveau in dit verband te ondersteunen. In dit verband is het van essentieel belang om de hiermee aanvankelijk gepaard gaande hogere kosten te verlichten, met name voor kwetsbare huishoudens en consumentengroepen.

    8.

    Terecht wordt ook verwezen naar de connectiviteit van landelijke en afgelegen gebieden, waar de meeste inwoners bij de transitie naar duurzame mobiliteit kwetsbare vervoergebruikers dreigen te worden.

    9.

    De voorgestelde absolute verminderingen van het energieverbruik en het eindenergieverbruik van alle overheidsinstanties met 1,7 % per jaar zullen voor de meeste lidstaten een enorme uitdaging zijn. Er zal uitgebreide capaciteitsopbouw nodig zijn in termen van financiën, deskundigheid, begeleiding, data, rapportage enz. Zowel bestaande als nieuwe transformatieve technieken en praktijken zullen breed moeten worden toegepast. Het CvdR dringt er daarom op aan dat de lokale en regionale overheden volledig bij dit proces worden betrokken, samen met andere belanghebbenden.

    10.

    Het CvdR stelt voor dat de streefcijfers voor het energieverbruik worden herzien en dat de mogelijkheid wordt geschapen om cumulatieve streefcijfers voor energiebesparing en -verbruik vast te stellen in plaats van afzonderlijke voorschriften voor eind- en primaire energie. Dit zal de energie-efficiëntie in de gehele keten — van productie tot transmissie, distributie en eindgebruik — ten goede komen.

    11.

    Het CvdR is positief over het voorstel om in de wetgeving de verplichting op te nemen jaarlijks 3 % van het gebouwenbestand van de overheid te renoveren. Het acht uitgebreide capaciteitsopbouw via technische, financiële en beleidsondersteuning en uitwisseling van goede praktijken noodzakelijk en dringt aan op verdere verduidelijking en een definitie van maatregelen en methoden voor de renovatie van gebouwen, de toepasbare correctiefactoren voor verschillende soorten gebouwen en kenmerken (31), alsook financiële regelingen op lokaal, regionaal en nationaal niveau.

    12.

    Het CvdR juicht het aangekondigde Sociaal Klimaatfonds toe als middel om de negatieve gevolgen voor de meest kwetsbare huishouden, micro- en kleine ondernemingen en mobiliteitsgebruikers te compenseren en voor een sociaal duurzame ontwikkeling te zorgen. Het onderstreept dat de thans in het kader van de herziening van het huidige ETS geplande financiering ontoereikend is om een werkelijk rechtvaardige transitie te waarborgen. Overwogen zou moeten worden om inkomsten die buiten het ETS voor het wegvervoer en de bouw vallen (ETS II), voor het Sociaal Klimaatfonds te bestemmen. Het CvdR stelt voor om inkomsten voor het Sociaal Klimaatfonds bijeen te brengen vóórdat er met de uitvoering van het ETS II wordt begonnen. Mochten de medewetgevers besluiten niet door te gaan met ETS II zoals gepland in het Commissievoorstel, dan dient het huidige ETS verder te worden versterkt om ook de sectoren wegvervoer en gebouwen te bestrijken.

    13.

    Het CvdR onderschrijft het in de Europese klimaatwet neergelegde beginsel dat alle sectoren van de economie aan de overgang naar klimaatneutraliteit en het verminderen van de emissies moeten bijdragen en dat het EU-ETS daaraan een aanzienlijke bijdrage zou kunnen leveren als het beginsel dat de vervuiler betaalt zou worden uitgebreid tot alle sectoren die eronder vallen. Het benadrukt dat de sector bouw en gebouwen goed is voor 40 % van het energieverbruik in Europa. Het wijst er echter op dat de invoering van koolstofbeprijzing in deze sector delicaat is en niet mag resulteren in lasten voor de meest kwetsbare EU-gebieden en bevolkingsgroepen.

    14.

    Met een robuuste maar geleidelijk ingevoerde koolstofprijs kan aan het bedrijfsleven een duidelijk signaal worden gegeven en kan de transitie zo kosteneffectief mogelijk worden gestimuleerd. Ook wijst het CvdR erop dat er behoefte is aan doeltreffende interactie tussen het herziene ETS en het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM), mogelijk in combinatie met andere ondersteunende maatregelen van de EU, teneinde in de EU-regio’s voor een klimaatneutrale, concurrerende economie te zorgen, met name in regio’s waar energie-intensieve industrieën een duurzame transformatie ondergaan. Het beveelt ten zeerste aan waar mogelijk marktconforme instrumenten te gebruiken, waaronder financiële instrumenten die door het meerjarig financieel kader en NextGenerationEU worden geschraagd.

    15.

    Het CvdR steunt de Commissie in haar streven naar “synergieën tussen de verschillende financieringsinstrumenten, in het bijzonder tussen de fondsen in gedeeld beheer en de fondsen in direct beheer (zoals de centraal beheerde programma’s Horizon Europa of LIFE), alsook tussen subsidies, leningen en technische bijstand om hun hefboomwerking op particuliere financiering en hun impact op de verwezenlijking van de doelstellingen van het energie-efficiëntiebeleid te maximaliseren.” Het CvdR dringt er in dit verband op aan dat zo spoedig mogelijk concrete vervolgstappen worden gezet, aangezien deze een eerste vereiste zijn voor de volledige renovatie van het gebouwenbestand.

    16.

    Het CvdR roept de Commissie en het Europees Parlement ertoe op om een proefproject op te zetten dat specifiek gericht is op de uitdagende renovatie en verhoging van de energie-efficiëntie van historische en/of bijzondere beeldbepalende gebouwen. Regio’s en steden die aan dit proefproject deelnemen, zouden een gedetailleerd plan voor de renovatie van een door henzelf gekozen historisch of beeldbepalend gebouw moeten indienen. Wordt het renovatieplan geselecteerd om voor financiering in aanmerking te komen en is de renovatie afgerond, dan zouden de resultaten van dit proefproject verder de aandacht moeten vestigen op de inzet van lokale en regionale overheden om de weg naar een energie-efficiënte toekomst in te slaan en zouden ze bij wijze van voorbeeld voor andere lokale en regionale overheden duidelijk kunnen illustreren hoe complexe historische en/of beeldbepalende gebouwen in regio’s en steden kunnen worden gerenoveerd.

    17.

    De Commissie en de lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat de reeds bestaande maatregelen in de rechtskaders voor de verschillende programma’s en financieringsinstrumenten die voor steden en regio’s beschikbaar zijn, ten volle worden toegepast. Gezien de extra inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie die van lokale en regionale overheden worden gevraagd, is het van cruciaal belang dat de verschillende programma’s en financieringsinstrumenten gemakkelijk toegankelijk voor steden en regio’s zijn. Deze toegenomen druk op lokale en regionale overheden zou bijvoorbeeld in aanmerking kunnen worden genomen wanneer gekeken wordt naar subsidiabiliteit bij de beoordeling van financieringsaanvragen.

    18.

    Teleurstellend is dat er uit de herziening onvoldoende ambitie spreekt om duidelijke doelstellingen voor groene en circulaire overheidsopdrachten vast te stellen. Het CvdR verzoekt de Commissie derhalve om in samenwerking met de lokale en regionale overheden duidelijke, algemeen toepasbare en gedetailleerde procedures voor energie-efficiëntie en duurzaamheid bij overheidsopdrachten te ontwikkelen om te voorkomen dat in de regel de laagste prijs voorrang krijgt.

    19.

    Het CvdR benadrukt dat energie-efficiëntie, met name wat betreft het bedrijfsleven en dan vooral de maakindustrie, in aanmerking moet worden genomen naast het energieverbruiksplafond, dat meer op huishoudens van toepassing is.

    20.

    Het gebruik van stadsverwarmings- en stadskoelingssystemen op basis van units met warmte-krachtkoppeling is de meest doeltreffende manier om de luchtkwaliteit te verbeteren en de energie-efficiëntie van het brandstofgebruik te verhogen. Tegen deze achtergrond is het CvdR voorstander van de bevordering van warmte-krachtkoppeling en een efficiënt gebruik van afvalwarmte (o.a. van huishoudelijk afval) daar waar deze onvermijdelijk is, in overeenstemming met het beginsel van circulariteit. Het CvdR erkent dat afvalwarmte een aanvulling kan vormen op gas-/hernieuwbare oplossingen en wijst er tegelijkertijd op dat het belangrijk is om de desbetreffende emissies te beperken in het licht van hun bijdrage aan de opwarming van de aarde. Bovendien zou het gebruik van afvalwarmte van de industrie, datacentra en andere maatschappelijke activiteiten een maatregel moeten vormen, aangezien dat niet zonder gevolgen is voor het milieu en het aanbod van hernieuwbare energie nog beperkt is.

    21.

    Het CvdR is ingenomen met het duidelijke tijdschema voor de invoering van efficiënte stadsverwarmings- en stadskoelingssystemen. Er moet echter voor voldoende flexibiliteit worden gezorgd, zodat deze systemen aan de regionale en lokale omstandigheden en behoeften in een bepaald gebied kunnen worden aangepast.

    22.

    Het CvdR erkent de rol van lokale en regionale energieagentschappen als een krachtig instrument om energie-efficiëntie in de hele EU te bevorderen en roept de Europese Commissie op om hun activiteiten te ondersteunen via een specifiek netwerk en specifieke fondsen.

    23.

    Het CvdR kan zich vinden in de rechtsgrond waarop de Europese Commissie de bevoegdheid van de EU in dezen baseert. Op grond van artikel 194 VWEU is de EU bevoegd om maatregelen te treffen om o.a. energie-efficiëntie te stimuleren. Het CvdR is dan ook van mening dat het voorstel strookt met het subsidiariteitsbeginsel, mits het in artikel 4 VEU verankerde beginsel van lokaal zelfbestuur in acht wordt genomen en bovenstaande wijzigingen worden aangebracht. Maatregelen inzake energie-armoede zouden gebaseerd moeten worden op artikel 151 VWEU. Het CvdR acht het gerechtvaardigd om in Europees verband een doelstelling op het gebied van energie-efficiëntie vast te leggen en na te streven. Het is van oordeel dat het voorstel ook strookt met het proportionaliteitsbeginsel.

    Brussel, 28 april 2022.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Apostolos TZITZIKOSTAS


    (1)  Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 125).

    (2)  Aanbeveling van de Commissie over energiearmoede (C(2020) 9600 final).

    (3)  Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

    (4)  Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 125).

    (5)  Aanbeveling van de Commissie over energiearmoede (C(2020) 9600 final).

    (6)  Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

    (7)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

    (8)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

    (9)  COM/2020/562 final.

    (10)  Zie IRP, Resource Efficiency and Climate Change, 2020, en het UN Environment Emissions Gap Report 2019. Deze cijfers hebben betrekking op het gebruik en de exploitatie van gebouwen, inclusief indirecte uitstoot in de elektriciteits- en verwarmingssector, en niet op hun volledige levenscyclus. De opgenomen koolstof in de bouw is naar schatting goed voor ongeveer 10 % van de totale jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen wereldwijd, zie IRP, Resource Efficiency and Climate Change, 2020, en het UN Environment Emissions Gap Report 2019.

    (11)  COM(2020) 662 final.

    (12)  Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

    (13)  COM/2020/562 final.

    (14)  Zie IRP, Resource Efficiency and Climate Change, 2020, en het UN Environment Emissions Gap Report 2019. Deze cijfers hebben betrekking op het gebruik en de exploitatie van gebouwen, inclusief indirecte uitstoot in de elektriciteits- en verwarmingssector, en niet op hun volledige levenscyclus. De opgenomen koolstof in de bouw is naar schatting goed voor ongeveer 10 % van de totale jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen wereldwijd, zie IRP, Resource Efficiency and Climate Change, 2020, en het UN Environment Emissions Gap Report 2019.

    (15)  COM(2020) 662 final.

    (16)  Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

    (17)  https://www.unfpa.org/world-population-trends

    (18)  https://www.un.org/en/ecosoc/integration/pdf/fact_sheet.pdf

    (19)  https://www.unfpa.org/world-population-trends

    (20)  https://www.un.org/en/ecosoc/integration/pdf/fact_sheet.pdf

    (21)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).

    (22)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

    (23)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).

    (24)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

    (25)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

    (26)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

    (27)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

    (28)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

    (1)  Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

    (1)  Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

    (29)  “Een renovatiegolf voor Europa — groenere gebouwen, meer banen, hogere levenskwaliteit” (CDR-2786-2020) (PB C 175 van 7.5.2021, blz. 23).

    (30)  Er zijn verschillende soorten prosumenten: residentiële prosumenten die thuis elektriciteit produceren (hoofdzakelijk via fotovoltaïsche zonnepanelen op hun daken), door burgers geleide energiecoöperaties of woningbouwverenigingen, commerciële prosumenten wier voornaamste bedrijfsactiviteit niet de productie van elektriciteit is, en openbare instellingen zoals scholen of ziekenhuizen.

    (31)  Gebouwenkenmerken zoals leeftijd, vorm, gebruik, historisch/architectonisch ontwerp, eigendom, bestemming, lokale vastgoedmarkt, alternatieve waarde, onderaannemingskosten en eventuele eerdere renovatiewerkzaamheden.


    Top