Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020XB1106(01)

    Wijziging van het ethische kader van de ECB (De tekst vervangt deel 0 van de ECB-personeelsverordeningen en -regelingen houdende het ethische kader van de tekst die is gepubliceerd in Publicatieblad C 204 van 20 juni 2015, blz. 3) 2020/C 375/02

    PB C 375 van 6.11.2020, p. 25–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.11.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 375/25


    WIJZIGING VAN HET ETHISCHE KADER VAN DE ECB

    (De tekst vervangt deel 0 van de ECB-personeelsverordeningen en -regelingen houdende het ethische kader van de tekst die is gepubliceerd in Publicatieblad C 204 van 20 juni 2015, blz. 3)

    (2020/C 375/02)

    Deel III. Deel 0 van de ECB-personeelsverordeningen en -regelingen houdende het ethische kader wordt vervangen door:

    “III.   DEEL 0 VAN DE ECB- PERSONEELSVERORDENINGEN HOUDENDE HET ETHISCHE KADER

    0.1.   Algemene bepalingen en beginselen

    0.1.1.

    De voorrechten en immuniteiten die personeelsleden uit hoofde van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie genieten, worden uitsluitend in het belang van de ECB verleend. Niettegenstaande deze voorrechten en immuniteiten dienen personeelsleden hun privéverplichtingen te vervullen en zich te houden aan de vigerende wet- en regelgeving en politieverordeningen. Indien voorrechten en immuniteiten in het geding zijn, stelt het betrokken personeelslid de directie daar onverwijld van in kennis.

    0.1.2.

    Personeelsleden van een andere organisatie of instelling die zijn gedetacheerd bij de ECB of met verlof zijn om te werken voor de ECB op basis van een ECB-arbeidscontract, worden in beginsel geïntegreerd in het personeelsbestand van de ECB, hebben dezelfde rechten en verplichtingen als de overige personeelsleden en verrichten hun beroepswerkzaamheden ten behoeve van de ECB.

    0.2.   Onafhankelijkheid

    0.2.1.   Belangenconflicten

    0.2.1.1.

    Personeelsleden vermijden belangenconflicten bij de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden.

    0.2.1.2.

    Onder “belangenconflict” wordt verstaan een situatie waarin personeelsleden persoonlijke belangen hebben die de onpartijdige en objectieve uitvoering van hun beroepswerkzaamheden kunnen beïnvloeden of lijken te beïnvloeden. Onder “persoonlijke belangen” wordt verstaan enig (potentieel) voordeel van financiële of niet-financiële aard voor personeelsleden, hun gezinnen, hun andere familieleden of hun kring van vrienden en kennissen.

    0.2.1.3.

    Personeelsleden die kennis krijgen van een belangenconflict tijdens de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden brengen hun lijnmanager hiervan onverwijld op de hoogte. De lijnmanager kan, na hierover het advies te hebben ingewonnen van het Bureau Naleving en Governance, iedere passende maatregel gelasten om een dergelijk belangenconflict te vermijden. Indien het conflict niet opgelost of beperkt kan worden door andere passende maatregelen, kan de lijnmanager personeelsleden ontheffen van verantwoordelijkheid voor de betreffende kwestie. Indien het belangenconflict betrekking heeft op een aanbestedingsprocedure, brengt de lijnmanager het Centrale Dienst Aanbestedingen (Central Procurement Office) of het Comité Aanbestedingen (Procurement Committee), naargelang het geval, op de hoogte, die vervolgens een besluit zullen nemen ten aanzien van de te nemen maatregelen.

    0.2.1.4.

    Voorafgaand aan de benoeming van een kandidaat, zoals gedefinieerd in artikel 1a.1.1, onder a), beoordeelt de ECB aan de hand van de regels voor selectie en benoeming of er sprake is van een belangenconflict als gevolg van de vroegere beroepswerkzaamheden van de kandidaat of diens nauwe band met personeelsleden, leden van de directie van de ECB of leden van andere interne organen van de ECB. Het tot aanstelling bevoegd gezag wint het advies in van het Bureau Naleving en Governance indien het vaststelt dat sprake is van een belangenconflict.

    0.2.2.   Giften en gastvrijheid

    0.2.2.1.

    Personeelsleden vragen noch aanvaarden voor zichzelf of een andere persoon enig voordeel dat op enigerlei wijze verband houdt met hun dienstverband bij de ECB.

    0.2.2.2.

    Een “voordeel” is een gift, gastvrijheid of ander voordeel van financiële of niet-financiële aard, die de financiële, juridische of persoonlijke situatie van de ontvanger of enige andere persoon objectief gezien verbetert en waartoe de ontvanger wettelijk geen recht op heeft. Gastvrijheid in lichte mate die wordt aangeboden tijdens een werkgerelateerde vergadering wordt niet als een voordeel beschouwd. Een “voordeel” wordt geacht verband te houden met het dienstverband van een ontvanger bij de ECB indien het wordt aangeboden op basis van de functie van de ontvanger bij de ECB, in plaats van op persoonlijke basis.

    0.2.2.3.

    Bij wijze van uitzondering op artikel 0.2.2.1, en op voorwaarde dat deze niet frequent zijn en niet van dezelfde bron afkomstig zijn, kan het volgende worden geaccepteerd:

    a)

    gastvrijheid aangeboden door de private sector ter waarde van hoogstens 50 EUR, indien deze wordt aangeboden in het kader van een werkgerelateerde gelegenheid. Deze uitzondering is niet van toepassing op gastvrijheid die wordt aangeboden door huidige of potentiële leveranciers of door kredietinstellingen in het kader van door de ECB uitgevoerde inspecties ter plaatse of audits, in welk geval geen gastvrijheid mag worden aangenomen;

    b)

    voordelen die worden aangeboden door andere centrale banken, nationale overheidsorganen en Europese en internationale organisaties die binnen de grenzen blijven van wat gebruikelijk en passend wordt geacht;

    c)

    voordelen die worden aangeboden onder specifieke omstandigheden waarvan weigering een belediging zou vormen of de professionele relatie ernstig in gevaar zou brengen.

    0.2.2.4.

    Personeelsleden rapporteren onverwijld aan het Bureau Naleving en Governance:

    a)

    ieder voordeel dat is aanvaard overeenkomstig artikel 0.2.2.3, onder c);

    b)

    ieder voordeel waarvan niet duidelijk kan worden vastgesteld dat de waarde hiervan onder de in artikel 0.2.2.3 vastgestelde drempels ligt;

    c)

    ieder aanbod van voordelen door derden waarvan aanvaarding is verboden.

    Personeelsleden overhandigen alle giften die zijn geaccepteerd in overeenstemming met artikel 0.2.2.3, onder c), aan de ECB. Dergelijke giften worden eigendom van de ECB.

    0.2.2.5.

    De aanvaarding van een voordeel doet in geen geval afbreuk aan, noch beïnvloedt het de objectiviteit en vrijheid van handelen van personeelsleden.

    0.2.3.   Aanbesteding

    Personeelsleden zorgen voor de juiste uitvoering van aanbestedingsprocedures door objectief, neutraal en fair te blijven, en transparant handelen te verzekeren. Personeelsleden voldoen in het bijzonder aan alle algemene en specifieke regels inzake het vermijden en rapporteren van belangenconflicten, aanvaarding van geschenken en beroepsgeheim.

    Personeelsleden communiceren alleen via officiële kanalen en, waar mogelijk, schriftelijk met leveranciers die deelnemen aan een aanbestedingsprocedure.

    0.2.4.   Prijzen, eerbewijzen en onderscheidingen

    Personeelsleden verkrijgen toestemming van het Bureau Naleving en Governance vooraleer zij in verband met hun werk voor de ECB prijzen, eerbewijzen of onderscheidingen accepteren.

    0.2.5.   Verbod op betaling door derden voor de uitoefening van beroepswerkzaamheden

    Personeelsleden aanvaarden voor zichzelf geen betalingen van derden met betrekking tot de uitvoering van hun beroepswerkzaamheden. Indien betalingen worden aangeboden door derden, worden deze aan de ECB betaald.

    Activiteiten die verband houden met ECB-taken of de verantwoordelijkheden van het personeelslid worden geacht deel uit te maken van de algehele beroepswerkzaamheden van het personeelslid. Bij twijfel beoordeelt en beslist de verantwoordelijke lijnmanager of een activiteit als beroepswerkzaamheid beschouwd moet worden.

    0.2.6.   Externe activiteiten

    0.2.6.1.

    Personeelsleden dienen schriftelijk toestemming te verkrijgen alvorens deel te nemen aan een externe activiteit die van beroepsgerelateerde aard is of anderszins uitstijgt boven wat redelijkerwijs als een vrijetijdsactiviteit wordt beschouwd.

    De directeur-generaal Human Resources of diens plaatsvervanger geeft, na overleg met het Bureau Naleving en Governance en de betreffende lijnmanager(s), deze toestemming indien de externe activiteit op geen enkele wijze in de weg staat aan de uitoefening van de beroepswerkzaamheden van het personeelslid jegens de ECB en geen waarschijnlijke bron van belangenconflicten is.

    Dergelijke toestemming wordt gegeven voor een periode van steeds maximaal vijf jaar.

    0.2.6.2.

    Bij wijze van uitzondering op artikel 0.2.6.1 is geen toestemming vereist voor externe activiteiten die:

    i)

    onbezoldigd zijn, en

    ii)

    zich in het domein van cultuur, wetenschap, onderwijs, sport, liefdadigheid, religie, sociaal of ander liefdadigheidswerk bevinden, en

    iii)

    geen verband houden met de ECB of met de beroepswerkzaamheden van het personeelslid jegens de ECB.

    0.2.6.3.

    Onverminderd de bovenvermelde artikelen 0.2.6.1 en 0.2.6.2 mogen personeelsleden zich bezighouden met politieke activiteiten en vakbondsactiviteiten, maar maken daarbij geen gebruik van hun functie bij de ECB en vermelden expliciet dat hun persoonlijke standpunten niet noodzakelijkerwijs die van de ECB weergeven.

    0.2.6.4.

    Personeelsleden die voor een openbaar ambt worden verkozen of aangesteld, stellen de directeur-generaal Human Resources of diens plaatsvervanger daarvan in kennis, die na overleg met de Bureau Naleving en Governance, indachtig het dienstbelang, het belang van de functie, de taken die de functie met zich meebrengt en de beloning en terugbetaling van bij de uitvoering van de taken van het ambt gemaakte onkosten, besluit of het betreffende personeelslid:

    a)

    onbetaald verlof om persoonlijke redenen dient aan te vragen;

    b)

    jaarlijks verlof dient aan te vragen;

    c)

    de beroepswerkzaamheden parttime mag uitvoeren;

    d)

    de beroepswerkzaamheden als voorheen mag uitvoeren.

    Indien een personeelslid om persoonlijke redenen onbetaald verlof dient aan te vragen of zijn beroepswerkzaamheden parttime mag uitvoeren, strookt de termijn van dit onbetaalde verlof of de parttime werkregeling met de ambtstermijn van het personeelslid.

    0.2.6.5.

    Personeelsleden oefenen externe activiteiten buiten werktijd uit. Bij wijze van uitzondering kan de directeur-generaal of diens plaatsvervanger afwijkingen van deze regel goedkeuren.

    0.2.6.6.

    De directeur-generaal Human Resources of diens plaatsvervanger kan op ieder moment en na overleg met het Bureau Naleving en Governance en het horen van het personeelslid, waar mogelijk, van het personeelslid eisen dat deze externe activiteiten staakt die op enigerlei wijze in de weg staan aan de uitoefening van de beroepswerkzaamheden van het personeelslid jegens de ECB en een waarschijnlijke bron van belangenconflicten zijn, zelfs indien de activiteiten eerder werden goedgekeurd. Indien dit aldus wordt vereist, wordt aan het personeelslid een redelijke periode gegund voor het stopzetten van de externe activiteiten, tenzij een onmiddellijk staken van dergelijke activiteiten noodzakelijk is in het belang van de dienst.

    0.2.7.   Betaalde beroepswerkzaamheden van een echtgeno(o)t(e) of erkende partner

    Personeelsleden informeren het Bureau Naleving en Governance omtrent enige betaalde beroepswerkzaamheid van hun echtgeno(o)t(e) of erkende partner die mogelijkerwijze leidt tot een belangenconflict. Indien de aard van de beroepswerkzaamheid tot een belangenconflict met de beroepswerkzaamheden van het personeelslid leidt, informeert en adviseert het Bureau Naleving en Governance eerst de verantwoordelijke lijnmanager met betrekking tot de te nemen passende maatregelen om het belangenconflict te beperken, waaronder, indien noodzakelijk, het ontheffen van het personeelslid van verantwoordelijkheid voor de betreffende aangelegenheid.

    0.2.8.   Restricties na afloop van het dienstverband

    Onderhandelingen over toekomstige beroepswerkzaamheden

    0.2.8.1.

    Bij het onderhandelen over toekomstige beroepswerkzaamheden stellen personeelsleden zich integer en discreet op. Zij informeren het Bureau Naleving en Governance indien de aard van de beroepswerkzaamheid zou kunnen leiden tot een belangenconflict met de overige beroepswerkzaamheden van het personeelslid. Indien er een belangenconflict bestaat, informeert en adviseert het Bureau Naleving en Governance eerst de verantwoordelijke lijnmanager met betrekking tot de te nemen passende maatregelen om het belangenconflict te beperken, waaronder, indien noodzakelijk, het ontheffen van het personeelslid van verantwoordelijkheid voor de betreffende aangelegenheid.

    Kennisgevingsverplichtingen

    0.2.8.2.

    Personeelsleden en voormalige personeelsleden stellen het Bureau Naleving en Governance voorafgaande aan aanvaarding van enige beroepswerkzaamheid in kennis gedurende de hiernavolgende kennisgevingsperioden:

    a)

    voor personeelsleden in salarisschaal I of hoger en die betrokken zijn bij toezichtactiviteiten: twee jaar vanaf de datum waarop hun betrokkenheid bij toezichtactiviteiten eindigde;

    b)

    voor personeelsleden in salarisschalen F/G t/m H en die betrokken zijn bij toezichtactiviteiten: zes maanden vanaf de datum waarop hun betrokkenheid bij toezichtactiviteiten eindigde;

    c)

    andere personeelsleden in salarisschaal I of hoger: een jaar vanaf de datum waarop zij effectief werden ontheven van hun beroepswerkzaamheden.

    Afkoelingsperioden

    0.2.8.3.

    Voor de volgende personeelsleden gelden afkoelingsperioden:

    a)

    personeelsleden die tijdens hun dienstverband bij de ECB gedurende ten minste zes maanden betrokken waren bij toezichtactiviteiten kunnen alleen werk aanvangen bij:

    1)

    een kredietinstelling bij wiens toezicht zij direct betrokken waren na het verstrijken van:

    i)

    een jaar indien zij in salarisschaal I of hoger zijn ingedeeld (wat in uitzonderlijke omstandigheden verhoogd kan worden naar twee jaar in overeenstemming met artikel 0.2.8.7);

    ii)

    zes maanden indien zij in salarisschalen F/G t/m H zijn ingedeeld

    vanaf de datum waarop hun directe betrokkenheid bij het toezicht op de kredietinstelling eindigde;

    2)

    een directe concurrent van een dergelijke kredietinstelling na het verstrijken van:

    i)

    zes maanden indien zij in salarisschaal I of hoger zijn ingedeeld;

    ii)

    drie maanden indien zij in salarisschalen F/G t/m H zijn ingedeeld

    vanaf de datum waarop hun directe betrokkenheid bij het toezicht op de kredietinstelling eindigde;

    b)

    personeelsleden in salarisschaal I of hoger die ten minste zes maanden werkzaam waren in het directoraat-generaal Economie, het directoraat-generaal Onderzoek, het directoraat-generaal Macroprudentieel Beleid en Financiële Stabiliteit, het directoraat-generaal Markttransacties, het directoraat Risicobeheer, het directoraat-generaal Internationale & Europese Betrekkingen, de vertegenwoordiging van de ECB in Washington, het directoraat-generaal Secretariaat (met uitzondering van (met uitzondering van Afdeling Informatiebeheer) - DIV/IMS), de directieadviseurs, het directoraat-generaal Juridische Zaken, de directoraten-generaal Microprudentieel Toezicht I tot en met IV of het Secretariaat van de Raad van Toezicht mogen pas aanvangen met werken voor een in de Unie gevestigde financiële instelling na het verstrijken van drie maanden vanaf de datum waarop hun werk in deze bedrijfsonderdelen eindigde;

    c)

    personeelsleden in salarisschaal K of hoger die ten minste zes maanden werkzaam waren in enig ander bedrijfsonderdeel van de ECB mogen pas aanvangen met werken voor een in de Unie gevestigde financiële instelling na het verstrijken van drie maanden vanaf de datum waarop hun werk in deze bedrijfsonderdelen eindigde;

    d)

    personeelsleden in salarisschaal I of hoger die tijdens hun dienstverband bij de ECB ten minste zes maanden betrokken waren bij toezicht op betalingssystemen mogen pas aanvangen met werken voor een entiteit bij wiens toezicht zij direct betrokken waren na het verstrijken van zes maanden vanaf de datum waarop hun directe betrokkenheid bij het toezicht op de entiteit eindigde;

    e)

    personeelsleden in salarisschaal I of hoger die tijdens hun dienstverband bij de ECB direct betrokken waren bij de selectie van een leverancier of het beheren van een contract met een toeleverancier mogen pas aanvangen met werken voor een dergelijke leverancier na het verstrijken van:

    1)

    zes maanden indien de totale waarde van het contract/ de contracten met deze leverancier meer bedraagt dan 200 000 EUR maar minder dan 1 miljoen EUR;

    2)

    een jaar indien de totale waarde van het contract/ de contracten met deze leverancier 1 miljoen EUR of meer bedraagt

    vanaf de dag waarop hun betrokkenheid eindigde;

    f)

    personeelsleden in salarisschaal I of hoger mogen zich na hun dienstverband bij de ECB alleen bezighouden met lobbyactiviteiten en belangenbehartiging jegens de ECB met betrekking tot zaken waarvoor zij gedurende hun dienstverband voor de ECB verantwoordelijk waren na het verstrijken van zes maanden vanaf de datum waarop hun verantwoordelijkheid voor deze zaken eindigde;

    g)

    personeelsleden in salarisschaal I of hoger die tijdens hun dienstverband bij de ECB direct betrokken waren bij een rechtsgeschil of een ernstige conflictueuze relatie met een andere entiteit mogen pas aanvangen met werken voor een dergelijke entiteit of voor enige andere partij die optreedt namens die entiteit na het verstrijken van zes maanden vanaf de datum waarop hun directe betrokkenheid eindigde.

    0.2.8.4.

    Indien de voorgenomen beroepswerkzaamheid valt onder twee verschillende afkoelingsperioden, is de langere periode van toepassing.

    0.2.8.5.

    Voor personeelsleden wier dienstverband bij de ECB niet langer is dan vier jaar, is de duur van de kennisgevingsverplichtingen en de afkoelingsperioden zoals uiteengezet in de artikelen 0.2.8.2 en 0.2.8.3 niet langer dan de helft van de duur van hun dienstverband bij de ECB.

    0.2.8.6.

    Op verzoek van een personeelslid kan de directie bij uitzondering de in artikel 0.2.8.3 vastgelegde afkoelingsperioden afschaffen of verkorten, indien er bijzondere omstandigheden zijn die belangenconflicten als resultaat van de opvolgende beroepswerkzaamheid uitsluiten. Het personeelslid dient een met redenen omkleed verzoek, inclusief ondersteunend bewijsmateriaal, in bij het Bureau Naleving en Governance voor een besluit door de directie binnen een redelijke termijn.

    0.2.8.7.

    Indien de in artikel 0.2.8.3, onder a) punt 1), i) uiteengezette afkoelingsperiode van toepassing is, kan de directie onder uitzonderlijke omstandigheden en op voorstel van het Bureau Naleving en Governance besluiten om die afkoelingsperiode te verlengen tot maximaal twee jaar indien belangenconflicten aanhouden.

    0.3.   Beroepsnormen

    0.3.1.   Beroepsgeheim

    Personeelsleden houden zich aan regels van de ECB met betrekking tot het beheer en de geheimhouding van documenten, en in het bijzonder vragen zij toestemming voor openbaarmaking van informatie binnen en buiten de ECB, waar nodig.

    0.3.2.   Betrekkingen met derden

    0.3.2.1.

    Personeelsleden handelen indachtig de onafhankelijkheid en de reputatie van de ECB en de noodzaak het beroepsgeheim te handhaven. Bij de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden vragen noch aanvaarden personeelsleden instructies van enige regering, autoriteit, organisatie of persoon buiten de ECB. Personeelsleden informeren hun lijnmanager indien een derde tracht de ECB te beïnvloeden bij de uitvoering van haar taken.

    Wanneer personeelsleden een mening geven waaromtrent de ECB geen standpunt heeft bepaald, vermelden zij expliciet dat hun persoonlijke standpunten niet noodzakelijkerwijs die van de ECB weergeven.

    0.3.2.2.

    Personeelsleden houden een hoge mate van toegankelijkheid aan in hun contacten met andere Europese instellingen, organen, agentschappen en internationale organisaties en zijn alert en houden zich beschikbaar voor tijdige reacties.

    Personeelsleden werken nauw samen met hun collega's van de nationale centrale banken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en de nationale bevoegde autoriteiten die deelnemen aan het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (GTM), waarbij zij rekening houden met hun verplichtingen jegens de ECB en de onpartijdige rol van de ECB binnen het ESCB.

    0.3.2.3.

    Personeelsleden betrachten voorzichtigheid in hun betrekkingen met belangengroepen en de media. Personeelsleden verwijzen alle informatieverzoeken door het publiek in het algemeen of de media naar het directoraat-generaal Communicatie en Talendiensten (DG/C) in overeenstemming met de bepalingen die zijn vastgelegd in het Business Practice Handbook. Personeelsleden verwijzen alle informatieverzoeken door het publiek in het algemeen of de media om toegang tot ECB-documenten naar het directoraat-generaal Secretariaat in overeenstemming met de bepalingen die zijn vastgelegd in het Business Practice Handbook.

    0.3.2.4.

    Personeelsleden die wensen te spreken op externe conferenties of seminars of overwegen bij te dragen aan externe publicaties, verzoeken om voorafgaande toestemming in overeenstemming met het Business Practice Handbook en leven de relevante bepalingen na.

    0.3.2.5.

    De artikelen 0.3.2.3 en 0.3.2.4 zijn niet van toepassing op personeelsvertegenwoordigers met betrekking tot zaken die binnen hun mandaat vallen. Personeelsvertegenwoordigers brengen DG/C tijdig op de hoogte van mediacontacten, speeches of externe publicaties. Hun verplichtingen inzake loyaliteit en het beroepsgeheim blijven in alle gevallen volledig van kracht.

    0.3.3.   Interne betrekkingen

    0.3.3.1.

    Personeelsleden volgen de instructies van hun managers en de toepasselijke rapportagelijnen op. Indien personeelsleden van mening zijn dat een aan hen gegeven opdracht onregelmatig is, brengen zij hun lijnmanager op de hoogte van hun bezorgdheid, of, indien zij van mening zijn dat hun lijnmanager hun zorgen niet voldoende heeft weggenomen, hun directeur-generaal, directeur of hun plaatsvervangers. Indien de opdracht schriftelijk wordt bevestigd door de directeur-generaal, directeur of hun plaatsvervangers, voeren personeelsleden deze opdracht uit, tenzij deze evident onwettig is.

    0.3.3.2.

    Personeelsleden vragen andere personeelsleden niet om privétaken voor hen of voor anderen uit te voeren.

    0.3.3.3.

    Personeelsleden gedragen zich loyaal jegens hun collega’s. Met name houden personeelsleden ten opzichte van andere personeelsleden geen informatie achter die de uitvoering van het werk zou kunnen beïnvloeden, in het bijzonder met het oog op persoonlijk voordeel, noch verschaffen zij valse, verkeerde of overdreven informatie. Voorts belemmeren noch weigeren zij samenwerking met collega's.

    0.3.4.   Respecteren van het beginsel van scheiding tussen toezichtfunctie en monetairbeleidsfunctie

    Personeelsleden respecteren het beginsel van scheiding tussen toezichtfunctie en monetairbeleidsfunctie zoals neergelegd in de regelgeving waarin dit beginsel wordt geïmplementeerd.

    0.4.   Financiële privétransacties

    0.4.1.   Algemene beginselen

    0.4.1.1.

    Personeelsleden betrachten uiterste behoedzaamheid en zorgvuldigheid bij het verrichten van financiële privétransacties voor eigen rekening of voor rekening van een derde, teneinde de reputatie en geloofwaardigheid van de ECB te waarborgen evenals het vertrouwen van het publiek in de integriteit en onpartijdigheid van de personeelsleden van de ECB. Hun financiële privétransacties zijn niet-speculatief, terughoudend en staan in redelijke verhouding tot hun inkomen en vermogen teneinde hun financiële onafhankelijkheid niet in gevaar te brengen.

    0.4.1.2.

    Het Bureau Naleving en Governance kan bindende richtsnoeren uitvaardigen voor de interpretatie en toepassing van dit artikel. Op voorwaarde dat de directie hiervoor toestemming geeft, kan het Bureau Naleving en Governance in het bijzonder nadere financiële privétransacties aanduiden die verboden zijn of onderworpen worden aan voorafgaande toestemming op basis van de artikelen 0.4.2.2 en 0.4.2.3 indien deze transacties in strijd zijn met de activiteiten van de ECB, of als dusdanig kunnen worden opgevat. Het Bureau Naleving en Governance publiceert dergelijke richtsnoeren via de daartoe geëigende kanalen.

    0.4.1.3.

    Personeelsleden mogen ter bevordering van hun eigen of andermans privébelangen geen informatie gebruiken, of trachten te gebruiken, die gerelateerd is aan de activiteiten van de ECB, nationale centrale banken, nationale bevoegde autoriteiten of het Europees Comité voor systeemrisico’s, en welke informatie niet openbaar is gemaakt noch voor het publiek toegankelijk is (hierna “voorwetenschap”).

    Personeelsleden mogen met name geen voordeel putten uit voorwetenschap bij enige financiële privétransactie of bij het aanbevelen of afraden van dergelijke transacties.

    0.4.1.4.

    Bij twijfel over de uitleg van dit artikel vragen personeelsleden advies aan het Bureau Naleving en Governance alvorens een financiële privétransactie te verrichten.

    0.4.2.   Categorieën financiële privétransacties

    Onverminderd de algemene verplichtingen van de artikelen 0.4.1 en 0.4.3, voldoen personeelsleden aan de regels die van toepassing zijn op de volgende categorieën van:

    a)

    vrijgestelde financiële privétransacties;

    b)

    verboden financiële privétransacties;

    c)

    financiële privétransacties die zijn onderworpen aan voorafgaande toestemming;

    d)

    financiële privétransacties die zijn onderworpen aan rapportage achteraf.

    0.4.2.1.   Vrijgestelde financiële privétransacties

    Onverminderd de algemene verplichtingen uit de artikelen 0.4.1 en 0.4.3, mogen personeelsleden de volgende financiële privétransacties verrichten zonder enige restrictie of kennisgevingsverplichting:

    a)

    aan- of verkoop van rechten van deelneming in een collectieve beleggingsregeling ten aanzien waarvan het personeelslid geen invloed heeft op het beleggingsbeleid, behalve regelingen waarvan het hoofddoel is om te beleggen in activa die vallen onder de artikelen 0.4.2.2, onder b), en 0.4.2.3, onder b) en c), evenals overmakingen en deviezentransacties die direct samenhangen met deze aan- of verkoop;

    b)

    aankoop of aflossing van verzekeringspolissen of lijfrenten;

    c)

    aan- of verkoop van vreemde valuta voor de incidentele aankoop van niet-financiële beleggingen of activa, voor privéreisdoeleinden, of ter dekking van huidige of toekomstige persoonlijke uitgaven in een andere valuta dan die waarin het salaris van het personeelslid wordt uitbetaald;

    d)

    uitgaven, inclusief aan-of verkoop van niet-financiële beleggingen of activa, waaronder onroerend goed;

    e)

    het regelen van hypotheken;

    f)

    het overmaken van fondsen van een lopende rekening of spaarrekening in enige valuta van personeelsleden naar een andere lopende rekening of spaarrekening op naam van henzelf of een derde;

    g)

    andere financiële privétransacties die noch verboden, noch onderworpen zijn aan voorafgaande toestemming en waarvan de waarde niet hoger is dan 10 000 EUR binnen een gegeven kalendermaand. Personeelsleden mogen financiële privétransacties niet opsplitsen teneinde deze drempel te omzeilen.

    0.4.2.2.   Verboden financiële privétransacties

    Personeelsleden verrichten geen van de ieder van de hiernavolgende financiële privétransacties:

    a)

    transacties met betrekking tot ofwel een particuliere rechtspersoon ofwel individuen waarmee het personeelslid een voortdurende professionele relatie heeft namens de ECB;

    b)

    transacties inzake i) individueel verhandelbare obligaties en aandelen die worden uitgegeven door financiële instellingen (met uitzondering van centrale banken) die zijn gevestigd of een dochteronderneming hebben in de Unie; ii) met dergelijke obligaties en aandelen verband houdende derivaten; iii) gecombineerde instrumenten indien een van de componenten valt onder i) of ii), en iv) rechten van deelneming in collectieve beleggingsregelingen waarvan het hoofddoel is om te beleggen in dergelijke obligaties, aandelen of instrumenten.

    0.4.2.3.   Financiële privétransacties waarvoor voorafgaande toestemming vereist is

    Personeelsleden vragen de toestemming van het Bureau Naleving en Governance voordat zij de volgende financiële privétransacties verrichten:

    a)

    kortetermijnhandel, d.w.z. de aan- of verkoop van activa met hetzelfde internationaal effecten- identificatienummer (ISIN), die in de voorgaande maand zijn aangekocht of verkocht. Toestemming is niet vereist indien de daaropvolgende verkoop geschiedt ter uitvoering van een stop-lossopdracht die door het personeelslid is gegeven aan zijn makelaar;

    b)

    transacties hoger dan 10 000 EUR binnen een gegeven kalendermaand in i) overheidsobligaties uitgegeven door eurogebiedlidstaten; ii) met dergelijke overheidsobligaties verband houdende derivaten; iii) gecombineerde instrumenten indien een van de componenten valt onder i) of ii), en iv) rechten van deelneming in collectieve beleggingsregelingen waarvan het hoofddoel is om te beleggen in dergelijke effecten of instrumenten;

    c)

    transacties hoger dan 10 000 EUR binnen een gegeven kalendermaand in i) goud en goudgerelateerde afgeleide instrumenten (met inbegrip van goudgedexeerde effecten); ii) aandelen, obligaties, of daarmee verband houdende afgeleide instrumenten die zijn uitgegeven door ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit de winning of de productie van goud; iii) gecombineerde instrumenten indien een van de componenten valt onder i) of ii), en iv) rechten van deelneming in collectieve beleggingsregelingen waarvan het hoofddoel is om te beleggen in dergelijke effecten of instrumenten;

    d)

    deviezentransacties met uitzondering van de in artikel 0.4.2.1, onder c), opgesomde transacties en die meer dan 10 000 EUR bedragen binnen een gegeven kalendermaand.

    0.4.2.4.   Financiële privétransacties die achteraf moeten worden gerapporteerd

    Iedere financiële privétransactie van meer dan 10 000 EUR binnen een gegeven kalendermaand, die niet onder een van de voorgaande drie categorieën valt, wordt door personeelsleden binnen 30 kalenderdagen na het verrichten ervan gerapporteerd aan het Bureau Naleving en Governance. Het Bureau Naleving en Governance stelt vast welke informatie gerapporteerd moet worden, evenals het rapportageformat en de procedure.

    De rapportageverplichting heeft in het bijzonder betrekking op:

    a)

    leningen, niet-zijnde hypotheken (inclusief het omschakelen van een vaste naar een variabele regeling of andersom, of de verlenging van een bestaande lening). Personeelsleden geven aan of de lening wordt gebruikt voor de verwerving van financiële instrumenten;

    b)

    rentegerelateerde derivaten en derivaten op basis van indexcijfers;

    c)

    aan- of verkopen van aandelen van instellingen anders dan die vermeld in artikel 0.4.2.2, onder b), en obligaties die worden uitgegeven door dergelijke instellingen.

    0.4.2.5.   Bestaande activa voortvloeiend uit verboden transacties

    Personeelsleden mogen activa die voortvloeien uit transacties in de zin van artikel 0.4.2.2 behouden:

    a)

    die in hun bezit zijn op het moment waarop zij onderworpen worden aan de in artikel 0.4 vastgestelde restricties;

    b)

    die zij op een later tijdstip verwerven zonder enige handeling van hun kant, in het bijzonder als gevolg van een erfenis, gift, verandering in de samenstelling van hun gezin, of als gevolg van een verandering in de kapitaalstructuur of een wijziging in de zeggenschap van de entiteit waarin het personeelslid activa of rechten bezit;

    c)

    die zij hadden verworven toen de transactie nog niet verboden was.

    Personeelsleden mogen beschikken over de aan deze activa verbonden rechten of deze uitoefenen mits voorafgaand toestemming is verleend door het Bureau Naleving en Governance.

    Personeelsleden vragen advies aan het Bureau Naleving en Governance indien het aanhouden van deze activa een belangenconflict in het leven zou kunnen roepen. In dat geval kan het Bureau Naleving en Governance eisen dat het personeelslid dergelijke activa binnen een redelijke termijn verkoopt, indien een dergelijke verkoop noodzakelijk is ter vermijding van een belangenconflict.

    0.4.2.6.   Verzoek om toestemming

    Een verzoek om toestemming in de zin van artikel 0.4.2.3 of artikel 0.4.2.5 wordt ten minste vijf dagen voor de beoogde orderdatum voorgelegd aan het Bureau Naleving en Governance in het door het Bureau Naleving en Governance gespecificeerde format. Het Bureau Naleving en Governance beslist binnen vijf werkdagen over het verzoek, waarbij in het bijzonder en voor zover relevant het volgende wordt overwogen: a) de beroepswerkzaamheden van het personeelslid en diens toegang tot relevante voorwetenschap; b) de speculatieve/niet-speculatieve aard van de transactie; c) de betrokken bedragen, indien aangegeven; d) het reputatierisico voor de ECB, en e) de timing, met name de nabijheid ten opzichte van een vergadering van de besluitvormende organen van de ECB. Het Bureau Naleving en Governance kan bepaalde voorwaarden verbinden aan toestemming. Indien het Bureau Naleving en Governance niet binnen vijf werkdagen reageert op een verzoek om toestemming, wordt toestemming geacht te zijn verleend voor de transactie.

    0.4.2.7.   Vermogensbeheer op discretionaire basis door een derde

    Financiële transacties worden vrijgesteld van de in artikel 0.4.2.2 tot en met 0.4.2.6 neergelegde restricties voor zover zij worden uitgevoerd door een derde aan wiens beoordelingsbevoegdheid het personeelslid het beheer van zijn financiële privétransacties heeft toevertrouwd op basis van een schriftelijke vermogensbeheersovereenkomst. Deze vrijstelling is onder voorbehoud van toestemming van het Bureau Naleving en Governance. De toestemming wordt verleend indien bewijs wordt verstrekt dat de algemene voorwaarden garanderen dat het personeelslid geen invloed, direct of indirect, kan uitoefenen op enig door de derde te nemen beheersbesluit. Het personeelslid brengt het Bureau Naleving en Governance op de hoogte van iedere wijziging van de algemene voorwaarden van de vermogensbeheersovereenkomst.

    0.4.3.   Toezicht op naleving

    0.4.3.1.

    Personeelsleden verschaffen een actuele lijst aan het Bureau Naleving en Governance van:

    a)

    hun bankrekeningen, waaronder gezamenlijke rekeningen, bewaarnemingsrekeningen, kredietkaartrekeningen en rekeningen bij effectenmakelaars, en

    b)

    alle volmachten die derden aan hen hebben verleend in verband met hun bankrekeningen, waaronder bewaarnemingsrekeningen. Personeelsleden mogen slechts over volmachten voor bankrekeningen van derden beschikken en deze gebruiken indien het hen is toegestaan om de relevante bestanden beschikbaar te stellen aan de ECB in de zin van artikel 0.4.3.2.

    Personeelsleden zorgen ervoor dat deze lijst wordt geactualiseerd.

    0.4.3.2.

    Met het oog op hun rapportageverplichtingen krachtens artikel 0.4.3, houden personeelsleden bestanden bij voor het afgelopen en huidige kalenderjaar van:

    a)

    rekeningafschriften voor alle in artikel 0.4.3.1 vermelde rekeningen;

    b)

    alle aan-en verkopen van financiële activa of rechten gedaan door personeelsleden of derden voor rekening en risico van personeelsleden of gedaan door personeelsleden voor rekening en risico van derden;

    c)

    het afsluiten of wijzigen van hypotheken of andere leningen voor hun eigen rekening en risico of door hen uitgevoerd voor rekening en risico van anderen;

    d)

    hun handelingen met betrekking tot pensioenplannen, waaronder het Pensioenplan van de ECB;

    e)

    alle volmachten die derden aan hen hebben verleend in verband met hun bankrekeningen, waaronder bewaarnemingsrekeningen;

    f)

    de algemene voorwaarden van enige schriftelijke vermogensbeheersovereenkomst zoals gedefinieerd in artikel 0.4.2.7 en van wijzigingen van een dergelijke overeenkomst.

    0.4.3.3.

    Onder voorbehoud van goedkeuring door de directie kan het Bureau Naleving en Governance aan een externe dienstverlener verzoeken om de volgende zaken uit te voeren:

    a)

    regelmatige controles op naleving met betrekking tot een bepaald percentage personeelsleden zoals vastgesteld door het Bureau Naleving en Governance, en

    b)

    ad-hoc nalevingscontroles die gericht zijn op ofwel een specifieke groep personeelsleden ofwel specifieke soorten transacties.

    Voor de toepassing van dergelijke controles op naleving, kan het Bureau Naleving en Governance aan de personeelsleden verzoeken om, ten aanzien van een gespecificeerde periode, de in artikel 0.4.3.2 vermelde bestanden aan te leveren in een verzegelde envelop voor doorsturing naar de externe dienstverlener. Personeelsleden overleggen deze bestanden binnen de termijn die wordt vastgesteld door het Bureau Naleving en Governance.

    0.4.3.4.

    Onverminderd artikel 0.4.3.5, neemt de externe dienstverlener strikte geheimhouding in acht ten aanzien van alle ontvangen gegevens en documentatie en gebruikt deze alleen voor de uitvoering van nalevingscontroles.

    0.4.3.5.

    Indien de externe dienstverlener aanwijzingen ontdekt die aanleiding geven tot een vermoeden van een schending van professionele verplichtingen door een personeelslid of een schending van contractuele verplichtingen door een externe persoon die werkt voor de ECB en met inachtneming van de restricties uit artikel 0.4 uit hoofde van hun contract, rapporteren zij een dergelijke mogelijke schending samen met de ondersteunende documentatie aan het Bureau Naleving en Governance. Het Bureau Naleving en Governance beoordeelt de mogelijke schending en, indien het vermoeden wordt bevestigd, rapporteert dit aan het bevoegde orgaan of bedrijfsonderdeel of -delen voor, indien noodzakelijk, verder onderzoek of disciplinaire opvolging. Het rapport van de externe dienstverlener, inclusief de ondersteunende documentatie die in overeenstemming met de bovengenoemde regels is ingediend, kan onderdeel uitmaken van interne en/of externe vervolgprocedures.

    0.4.3.6.

    De verplichtingen van personeelsleden op basis van artikel 0.4.3 blijven van kracht tot het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin hun dienstverband eindigde. Het in artikel 0.4.1.3 neergelegde verbod op het gebruik van voorwetenschap blijft van kracht zolang de informatie niet openbaar is gemaakt.

    0.4bis   Klokkenluidersinstrument en bescherming van klokkenluiders

    0.4bis.1.   Definities

    Voor de toepassing van dit artikel gelden de volgende definities:

    a)

    “inbreuk”: elke illegale activiteit, met inbegrip van fraude of corruptie, waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, of elke gedraging in verband met de uitoefening van beroepswerkzaamheden door een bij de activiteiten van de ECB betrokken persoon, die een niet-naleving vormt van de op hen toepasselijke wet- en regelgeving;

    b)

    “identiteit”: informatie die een natuurlijke persoon identificeert of identificeerbaar maakt of die kan leiden tot directe of indirecte identificatie van een natuurlijke persoon, met name aan de hand van identificatiemiddelen als bedoeld in artikel 3, punt 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (*1);

    c)

    “informatie over inbreuken”: informatie, met inbegrip van redelijke vermoedens, over mogelijke inbreuken of over pogingen om dergelijke inbreuken te verbergen;

    d)

    “bij de activiteiten van de ECB betrokken persoon”: een personeelslid, een personeelslid met een kortetermijnaanstelling, een deelnemer aan het programma voor afgestudeerden, een stagiair of een van de hoge ambtenaren van de ECB;

    e)

    “hoge ambtenaren van de ECB”: de ambtenaren bedoeld in de artikelen 1.1, 1.2 en 1.4 van de Gedragscode voor hoge ambtenaren van de Europese Centrale Bank (*2);

    f)

    “klokkenluider”: een bij de activiteiten van de ECB betrokken persoon die informatie over inbreuken meldt via een van de meldingskanalen als bedoeld in artikel 0.4bis.2, in artikel 0.5, in Besluit (EU) 2016/456 van de Europese Centrale Bank (ECB/2016/3) (*3) of administratieve circulaire 01/2006 betreffende interne administratieve onderzoeken;

    g)

    “getuige”: een is bij de activiteiten van de ECB betrokken persoon, niet zijnde de klokkenluider, die gehouden is samen te werken in het kader van een interne beoordeling van een mogelijke inbreuk, onder meer door het afleggen van getuigenverklaringen uit hoofde van administratieve circulaire 01/2006;

    h)

    “betrokken persoon”: een bij de activiteiten van de ECB betrokken persoon die in de melding wordt aangeduid als een persoon aan wie de inbreuk wordt toegeschreven of met wie die persoon in verband wordt gebracht;

    i)

    “represaille”: elk direct of indirect handelen of nalaten dat plaatsvindt in een werkgerelateerde context, het gevolg is van het rapporteren van informatie over inbreuken via een van de meldingskanalen als bedoeld in artikel 0.4bis.2, in artikel 0.5, in Besluit (EU) 2016/456 (ECB/2016/3) of in administratieve circulaire 01/2006, of het gevolg is van een getuigenverklaring in verband met een dergelijke melding, en die de klokkenluider of de getuige ongerechtvaardigde schade berokkent of kan berokkenen. Hieronder vallen ook dreigende vergeldingsmaatregelen en pogingen tot represailles;

    j)

    “bevoegde autoriteit”: de autoriteit die is aangewezen om meldingen van informatie over inbreuken die zijn gedaan via het in artikel 0.4bis.2, bedoelde meldingskanaal te beoordelen en feedback te geven aan de klokkenluider en/of die is aangewezen om gevolg te geven aan dergelijke meldingen.

    0.4bis.2.   Klokkenluidersinstrument

    0.4bis.2.1.

    Onverminderd de bepalingen aangaande het rapporteren van mogelijke illegale activiteiten in Besluit (EU) 2016/456 (ECB/2016/3), mogelijke schendingen van de waardigheid op het werk in artikel 0.5 en mogelijke schendingen van beroepswerkzaamheden in administratieve circulaire 01/2006, kunnen personeelsleden informatie over inbreuken melden via het daartoe door de ECB opgezette interne rapportageplatform (“het klokkenluidersinstrument”).

    0.4bis.2.2.

    Personeelsleden kunnen het klokkenluidersinstrument gebruiken als alternatief rapportagekanaal om zich te kwijten van hun meldingsplicht uit hoofde van Besluit (EU) 2016/456 (ECB/2016/3) of om te rapporteren uit hoofde van administratieve circulaire 01/2006.

    0.4bis.3.   Beoordeling en opvolging van via het klokkenluidersinstrument gemelde informatie over inbreuken

    0.4bis.3.1.

    De bevoegde autoriteit voor via het klokkenluidersinstrument gemelde informatie over inbreuken, is de volgende:

    a)

    de directeur Interne Audit, behalve voor de onder b) of c) genoemde meldingen;

    b)

    de president indien de betrokken persoon of een van de betrokken personen de directeur Interne Audit is;

    c)

    de door de Raad van bestuur aangewezen bevoegde autoriteit is, indien de betrokken persoon of een van de betrokken personen een hoge ambtenaar van de ECB is.

    0.4bis.3.2.

    Via het klokkenluidersinstrument ontvangen meldingen van informatie over inbreuken die binnen het toepassingsgebied van Besluit (EU) 2016/456 (ECB/2016/3) vallen, worden overeenkomstig dat besluit opgevolgd.

    0.4bis.3.3.

    Via het klokkenluidersinstrument ontvangen meldingen van informatie over inbreuken die niet binnen het toepassingsgebied van Besluit (EU) 2016/456 (ECB/2016/3) vallen, worden opgevolgd overeenkomstig administratieve circulaire 01/2006.

    Niettegenstaande de eerste alinea is de procedure voor de beoordeling en opvolging van via het klokkenluidersinstrument gemelde informatie over inbreuken waarbij de betrokken persoon of een van de betrokken personen een hoge ambtenaar van de ECB is vastgelegd in een specifiek besluit van de Raad van bestuur.

    0.4bis.4.   Bescherming van klokkenluiders

    0.4bis.4.1.

    De ECB beschermt klokkenluiders door hun identiteit te beschermen en hen tegen represailles te beschermen.

    0.4bis.4.2.

    Klokkenluiders komen in aanmerking voor bescherming uit hoofde van dit artikel op voorwaarde dat zij overeenkomstig artikel 0.4bis.7.4, in het licht van de omstandigheden en de informatie waarover zij ten tijde van hun melding beschikten, geacht worden redelijke gronden te hebben gehad om aan te nemen dat de door hen gemelde informatie over inbreuken waarheidsgetrouw was en verband hield met een mogelijke inbreuk.

    Bij de toepassing van het eerste lid mogen klokkenluiders met name:

    a)

    geen bescherming genieten wanneer de informatie over gemelde inbreuken bestaat uit:

    i)

    een van de volgende opzettelijke of bewuste meldingen van: onjuiste of misleidende informatie, informatie die ten tijde van de melding beschikbaar is in het publieke domein, niet-onderbouwde speculaties of geruchten; of

    ii)

    betwisting(en) van legitieme management- of bestuurlijke besluiten;

    b)

    geen bescherming verliezen wanneer de informatie over gemelde inbreuken door een eerlijke vergissing onjuist is.

    0.4bis.5.   Bescherming van de identiteit

    0.4bis.5.1.

    De identiteit van klokkenluiders en getuigen wordt beschermd overeenkomstig de beginselen van deel 2 van het Business Rulebook.

    Onverminderd artikel 7, lid 5, van administratieve circulaire 01/2006 wordt de identiteit van klokkenluiders die zichzelf kenbaar hebben gemaakt, alleen bekendgemaakt:

    a)

    op een “need-to-know”-basis, maar niet aan de betrokken persoon of een van de betrokken personen; of

    b)

    indien de klokkenluider uitdrukkelijk heeft ingestemd met de bekendmaking; of

    c)

    in de in artikel 6, lid 10, van administratieve circulaire 01/2006 beschreven omstandigheden, evenals waar nodig voor de toepassing van de rechten van de verdediging.

    0.4bis.5.2.

    Klokkenluiders kunnen anoniem melding maken via het klokkenluidersinstrument. In dat geval wordt hun identiteit niet bekendgemaakt tenzij en totdat zij ervoor kiezen zichzelf te kenbaar te maken.

    0.4bis.6.   Bescherming tegen represailles

    0.4bis.6.1.

    Represailles tegen klokkenluiders en getuigen vormen een schending van beroepswerkzaamheden en worden onderworpen aan passende maatregelen, met inbegrip van, en indien nodig, disciplinaire maatregelen.

    0.4bis.7.   Procedure voor het aanvragen van bescherming tegen represailles

    0.4bis.7.1.

    Klokkenluiders en getuigen kunnen een verzoek om bescherming tegen represailles indienen bij het hoofd van het Bureau Naleving en Governance, samen met alle relevante documenten of informatie ter staving van hun verzoek. Het verzoek wordt ingediend binnen 24 maanden vanaf het tijdstip waarop het handelen of nalaten waarvan wordt gesteld dat het om represailles gaat, heeft plaatsgevonden.

    0.4bis.7.2.

    Een dergelijk verzoek mag de verzoeker niet vrijwaren van aansprakelijkheid voor de eigen betrokkenheid, indien van toepassing, bij de door de verzoeker gemelde inbreuk of waarvan de verzoeker een getuige is.

    0.4bis.7.3.

    De het hoofd van het Bureau Naleving en Governance behandelt een dergelijk verzoek strikt vertrouwelijk en de identiteit van de verzoeker wordt beschermd overeenkomstig 0.4bis.5.1, ook wanneer de verzoeker een getuige is.

    0.4bis.7.4.

    Na ontvangst van het verzoek om bescherming tegen represailles verricht de het hoofd van het Bureau Naleving en Governance onverwijld de volgende handelingen:

    a)

    het bevestigen van de ontvangst van het verzoek, en

    b)

    controleren of het verzoek om bescherming aan de volgende voorwaarden voldoet:

    i)

    de verzoeker is een klokkenluider die in aanmerking komt voor bescherming volgens de voorwaarden van artikel 0.4bis.4.2, of een getuige, en

    ii)

    het vermeende nadelige handelen of nalaten heeft plaatsgevonden, en

    iii)

    het vermeende nadelige handelen of kan het gevolg zijn van het klokkenluiden of een getuigenverklaring in verband met het klokkenluiden.

    0.4bis.7.5.

    Indien het hoofd van het Bureau Naleving en Governance concludeert dat:

    a)

    het verzoek om bescherming niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 0.4bis.7.4, onder b), wordt verzoeker daarvan schriftelijk in kennis in kennis gesteld;

    b)

    het verzoek om bescherming voldoet aan de voorwaarden van artikel 0.4bis.7.4, onder b), dan:

    i)

    kan het hoofd van het Bureau Naleving en Governance tijdelijke beschermende maatregelen aanbevelen overeenkomstig artikel 0.4bis.8;

    ii)

    voert de het hoofd van het Bureau Naleving en Governance een beoordeling uit van de mogelijke behoefte aan bescherming, waaronder, indien nodig, door de zaak door te verwijzen naar de bevoegde instantie of het bevoegde bedrijfsonderdeel of de bevoegde bedrijfsonderdelen dat verantwoordelijk is of die verantwoordelijk zijn voor onderzoeken en die de onderzoeken moeten uitvoeren overeenkomstig de toepasselijke regels en de resultaten van de onderzoeken voorleggen aan het hoofd van het Bureau Naleving en Governance. In dit verband rust op de ECB de bewijslast om aan te tonen dat het gemelde handelen of nalaten geen represaille vormde;

    iii)

    stelt het hoofd van het Bureau Naleving en Governance de verzoeker daarvan schriftelijk in kennis.

    0.4bis.7.6.

    Indien het hoofd van het Bureau Naleving en Governance, na de in artikel 0.4bis.7.5, onder b), ii), bedoelde beoordeling te hebben uitgevoerd, concludeert dat:

    a)

    geen bescherming nodig is, wordt de verzoeker daarvan schriftelijk in kennis gesteld;

    b)

    bescherming nodig is, kan het hoofd van het Bureau Naleving en Governance als opvolging de volgende maatregelen aanbevelen:

    i)

    na raadpleging van de verzoeker en overeenkomstig artikel 0.4bis.8, maatregelen ter correctie van de schade ten gevolge van de represailles (“corrigerende maatregelen”) en maatregelen ter bescherming van de verzoeker tegen verdere represailles (“beschermingsmaatregelen”), en

    ii)

    in voorkomend geval, alle passende maatregelen tegen degene die represailles toepast, met inbegrip van, en indien nodig, disciplinaire maatregelen.

    0.4bis.7.7.

    Indien het hoofd van het Bureau Naleving en Governance van oordeel is dat er een belangenconflict bestaat bij de beoordeling van een verzoek om bescherming tegen represailles, verwijst het hoofd van het Bureau Naleving en Governance de zaak naar de Chief Services Officer teneinde te bepalen wie overeenkomstig bovengenoemde procedure gevolg geeft aan een dergelijk verzoek.

    0.4bis.8.   Tijdelijke beschermende en corrigerende maatregelen

    0.4bis.8.1.

    Het hoofd van het Bureau Naleving en Governance kan maatregelen aanbevelen die noodzakelijk en passend zijn om de klokkenluider en de getuigen te beschermen tegen represailles, met inbegrip van tijdelijke beschermende maatregelen en corrigerende maatregelen, mits die maatregelen in overeenstemming zijn met het rechtskader van de ECB.

    0.4bis.8.2.

    Het hoofd van het Bureau Naleving en Governance kan te allen tijde, met instemming van de klokkenluider of getuige, aanbevelen dat het directoraat-generaal Human Resources toezicht houdt op de werksituatie van de klokkenluider of getuige.

    0.4bis.8.3.

    Het hoofd van het Bureau Naleving en Governance kan de geadresseerden van hun aanbevelingen verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van de aanbevelingen. Indien het hoofd van het Bureau Naleving en Governance niet tevreden is met de opvolging die aan de betrokken aanbevelingen is gegeven, kan het hoofd van het Bureau Naleving en Governance de president daarvan in kennis stellen.

    0.4bis.9.   Melding van klokkenluiden

    De ECB kan in verkorte of geaggregeerde vorm melding maken van klokkenluiders, zodat individuele personen niet kunnen worden geïdentificeerd.

    0.5.   Waardigheid op het werk

    0.5.1.

    Personeelsleden respecteren de waardigheid van hun collega's en onthouden zich van elk ongepast gedrag waardoor anderen vernederd kunnen worden. Zij tonen gevoeligheid en respect ten opzichte van anderen.

    0.5.2.   Definities

    Voor de toepassing van het ethische kader gelden de volgende definities:

    1.

    “Waardigheid op het werk”: de afwezigheid van ongepast gedrag. Ongepast gedrag houdt in: iedere vorm van directe or indirecte discriminatie, fysiek geweld, psychologisch geweld (ook wel pesten of psychische intimidatie genoemd) en seksuele intimidatie.

    2.

    “Directe discriminatie”: wordt geacht plaats te vinden indien een persoon vanwege diens nationaliteit, geslacht, ras, etnische afkomst, religie of geloof, invaliditeit, leeftijd of seksuele geaardheid, minder gunstig is of wordt behandeld of zou worden behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie.

    3.

    “Indirecte discriminatie”; wordt geacht plaats te vinden indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, criterium of praktijk een persoon in een specifiek nadelige positie plaatst in vergelijking met een andere persoon op grond van nationaliteit, geslacht, ras, etnische afkomst, religie of geloof, invaliditeit, leeftijd of seksuele geaardheid, tenzij de bepaling, het criterium of de praktijk objectief gerechtvaardigd is.

    4.

    “Fysiek geweld”: het opzettelijk gebruik van fysiek geweld of het dreigen daarmee tegen een andere persoon, resulterend in fysieke, seksuele of psychologische schade.

    5.

    ‘Psychologisch geweld': iedere vorm van onbehoorlijk gedrag dat plaatsvindt gedurende een bepaalde periode, herhaaldelijk of systematisch is, in de vorm van fysiek gedrag, gesproken of geschreven taalgebruik, gebaren of andere opzettelijke handelingen omvat die de persoonlijkheid, waardigheid of fysieke of psychologische integriteit van enig persoon kunnen aantasten.

    6.

    “Seksuele intimidatie”: ongewenst gedrag van seksuele aard jegens een persoon, met als doel of resultaat die persoon in zijn waardigheid aan te tasten of een intimiderende, vijandige, agressieve of verstorende sfeer te creëren

    De ongepastheid van het gedrag wordt objectief beoordeeld vanuit het redelijke perspectief van een derde.

    0.5.3.   Procedures

    0.5.3.1.

    Personeelsleden die van mening zijn dat zij het doelwit zijn van ongepast gedrag, kunnen gebruik maken van zowel een informele als een formele procedure. Personeelsleden die een dergelijke procedure opstarten ondervinden daar geen negatieve consequenties van, tenzij in de context van de procedure wordt vastgesteld dat zij opzettelijke valse of kwaadaardige klachten hebben gedaan.

    0.5.3.2.

    Informele procedure

    Onder de informele procedure kan het personeelslid:

    a)

    de beweerde overtreder rechtstreeks benaderen;

    b)

    een vertrouwenspersoon naar hun eigen keuze, inclusief een personeelsvertegenwoordiger, erbij betrekken;

    c)

    hun lijnmanager erbij betrekken voor direct handelen door het management; of

    d)

    de Social Counsellor erbij betrekken.

    0.5.3.3.

    Formele procedure

    Indien het personeelslid van mening is dat de informele procedure niet geschikt is of indien de informele procedure niet succesvol was, kan het betreffende personeelslid de directeur-generaal Human Resources of diens plaatsvervanger verzoeken om passende (interim-)maatregelen te nemen. De directeur-generaal of diens plaatsvervanger behandelt dergelijke verzoeken snel, serieus en vertrouwelijk. Indien noodzakelijk kan de directeur-generaal of diens plaatsvervanger de kwestie rapporteren aan het bevoegde orgaan om te beslissen of een intern administratief onderzoek opgestart moet worden.

    0.5.3.4.

    Managers aan wie ongepast gedrag ter kennis komt dat niet naar behoren afgehandeld kan worden door directe actie van het management rapporteren dit gedrag onverwijld aan de directeur-generaal Human Resources of diens plaatsvervanger, die zullen beslissen ten aanzien van vervolgacties in overeenstemming met artikel 0.5.3.

    0.5.3.5.

    Andere personeelsleden aan wie ongepast gedrag ter kennis komt kunnen dit gedrag rapporteren aan hun lijnmanager of, indien noodzakelijk, rechtstreeks aan de directeur-generaal Human Resources of diens plaatsvervanger. De regels ten aanzien bescherming van personeelsleden die schendingen van professionele verplichtingen rapporteren zijn van overeenkomstige toepassing.

    0.6.   Gebruik van ECB-middelen

    Personeelsleden respecteren en beschermen ECB-eigendommen. Alle apparatuur en voorzieningen, ongeacht hun aard, stelt de ECB uitsluitend ter beschikking voor officieel gebruik, tenzij privégebruik is toegestaan ofwel overeenkomstig desbetreffende interne regels in het Business Practice Handbook, ofwel met speciale toestemming van de directeur-generaal Human Resources of diens plaatsvervanger. Voor het efficiëntste gebruik van de beschikbare middelen nemen personeelsleden alle redelijke en gepaste kostenbeperkende maatregelen.

    0.7.   Tenuitvoerlegging

    0.7.1

    Onverminderd artikel 0.4.2, kan het Bureau Naleving en Governance, samen met de directeur-generaal Human Resources of diens plaatsvervanger, richtsnoeren uitvaardigen met betrekking tot de interpretatie en toepassing van het ethische kader.

    0.7.2.

    Personeelsleden kunnen het Bureau Naleving en Governance of de directeur-generaal of diens plaatsvervanger verzoeken om in gevallen waarin zij beslissingsbevoegd zijn een leidraad te verschaffen met betrekking tot naleving door hen van het ethische kader. Personeelsgedrag dat volledig in overeenstemming is met het advies dat is gegeven door het Bureau Naleving en Governance of de directeur-generaal Human Resources, wordt geacht te voldoen aan het ethische kader en geeft geen aanleiding tot enige disciplinaire procedure. Een dergelijk advies ontheft personeelsleden echter niet van aansprakelijkheid op basis van nationaal recht.

    Top