EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0314

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen

COM/2020/314 final

Brussel, 15.7.2020

COM(2020) 314 final

2020/0148(CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen

{SEC(2020) 271 final} - {SWD(2020) 129 final} - {SWD(2020) 130 final} - {SWD(2020) 131 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Eerlijke belastingheffing is een van de belangrijkste grondslagen van de Europese sociale markteconomie en een van de steunpijlers van de verbintenis van de Commissie tot “een economie die werkt voor de mensen 1 . Eerlijke belastingheffing bevordert sociale rechtvaardigheid en een gelijk speelveld in de EU. Eerlijke belastingheffing moet gebaseerd zijn op belastingvoorschriften die garanderen dat iedereen zijn billijke aandeel bijdraagt en die het de belastingplichtigen, zowel bedrijven als burgers, tegelijk gemakkelijk maken aan de regels te voldoen. Eerlijke en doeltreffende belastingheffing is cruciaal om voldoende inkomsten te garanderen voor overheidsinvesteringen in mensen en infrastructuur, en tegelijk een bedrijfsklimaat in de eengemaakte markt te creëren waarin vernieuwende bedrijven kunnen floreren.

De COVID-19-pandemie vergroot nog de noodzaak om de overheidsfinanciën te beschermen en de sociaal-economische gevolgen van de pandemie te beperken. De lidstaten zullen voldoende belastinginkomsten nodig hebben voor de financiering van de aanzienlijke inspanningen die zij leveren om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19-pandemie te beperken, en tegelijk om te garanderen dat de meest kwetsbare groepen niet de last van de grotere belastingdruk moeten dragen. Het is belangrijker dan ooit om te zorgen voor fiscale rechtvaardigheid door belastingfraude, -ontwijking en -ontduiking te voorkomen. In deze context is het cruciaal de administratieve samenwerking en de uitwisseling van inlichtingen op te voeren in de strijd tegen belastingontwijking en -ontduiking in de Unie. Zoals onderstreept in de mededeling van de Commissie getiteld: “Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie” 2 , zal de Commissie de strijd tegen belastingfraude en andere oneerlijke praktijken opvoeren, om te garanderen dat het herstel gepaard gaat met solidariteit en billijkheid. Dat zal de lidstaten helpen om de belastinginkomsten te genereren die nodig zijn om het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen van de huidige crisis.

Onderhavig wetgevingsvoorstel maakt deel uit van een pakket voor eerlijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van het herstel van de EU, dat een mededeling omvat voor een actieplan met een aantal toekomstige initiatieven voor eerlijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie 3 , en een mededeling van de Commissie over goed fiscaal bestuur in de EU en daarbuiten 4 , waarin de vooruitgang zal worden besproken die is gemaakt met beter fiscaal bestuur in de EU en ook daarbuiten, en ruimte voor verbeteringen zal worden aangegeven.

De afgelopen jaren heeft de EU haar inspanningen vooral gericht op de aanpak van belastingfraude, -ontwijking en -ontduiking, en op het verbeteren van de transparantie. Hoewel er belangrijke verbeteringen hebben plaatsgevonden meer bepaald op het gebied van de uitwisseling van inlichtingen, heeft de evaluatie 5 van de toepassing van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen 6 aangetoond dat er nog steeds behoefte is aan verbetering van de bestaande bepalingen die betrekking hebben op de uitwisseling van inlichtingen en op administratieve samenwerking. Meer bepaald is gebleken dat de notie “verwacht belang” en de verzoeken om inlichtingen voor bepaalde belastingplichtigen door hun gebrek aan duidelijkheid als een van de meest problematische elementen van het kader moeten worden beschouwd.

De evaluatie heeft ook aangetoond dat de voorschriften voor gelijktijdige controles en om de aanwezigheid van ambtenaren van een lidstaat tijdens een onderzoek in een andere lidstaat toe te staan, geen juridische basis hadden in een aantal nationale rechtsstelsels, hetgeen momenteel tot gevolg heeft dat deze bepalingen niet efficiënt kunnen worden toegepast. In het verslag van het Gezamenlijke EU-forum voor verrekenprijzen van 2018 inzake controles op verrekenprijzen binnen de EU 7 wordt dit punt nader behandeld. Het verslag baseerde zich op de bestaande praktijk van de lidstaten om bestaande tekortkomingen aan te geven en mogelijke verbeteringen voor de toepassing van controles op verrekenprijzen in twee of meer lidstaten te suggereren. In het verslag werd aanbevolen om een gecoördineerde aanpak te gaan hanteren voor de controles op verrekenprijzen waardoor de interne markt op twee gebieden beter zou gaan functioneren: de belastingdiensten zouden kunnen beschikken over een transparant en doeltreffend instrument om de verdeling van de heffingsrechten te faciliteren en dubbele belastingheffing en dubbele niet-belastingheffing zouden worden voorkomen.

Er is bijgevolg een duidelijke behoefte om het bestaande kader voor uitwisseling van inlichtingen en administratieve samenwerking in de EU te verbeteren. In dat verband heeft de voorzitter van de Commissie aan het begin van haar mandaat de noodzaak beklemtoond om na te gaan hoe de samenwerking tussen de nationale overheden kan worden verbeterd 8 . Het verbeteren van de uitwisseling van inlichtingen en van de administratieve samenwerking in de EU speelt daarbij een centrale rol.

Naast de versterking van de bestaande voorschriften is het nodig de administratieve samenwerking in de EU uit te breiden tot nieuwe gebieden, teneinde de problemen aan te pakken die de digitalisering van de economie stelt, en de belastingdiensten te helpen beter en doeltreffender belastingen te innen en op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen. De eigenschappen van de digitale-platformeconomie maken de traceerbaarheid en detectie van belastbare feiten door de belastingdiensten erg moeilijk. Het probleem wordt met name nog verergerd wanneer dergelijke transacties worden verricht via digitale-platformexploitanten die in een ander rechtsgebied zijn gevestigd. Het feit dat inkomsten van verkopers van diensten of goederen via digitale platforms niet bij de belastingen worden gerapporteerd, leidt tot een terugval van de belastinginkomsten van de lidstaten. Het verleent deze verkopers ook een voordeel ten opzichte van verkopers die niet op digitale platforms actief zijn. Indien deze lacune in de regelgeving niet wordt gedicht, kan geen sprake zijn van eerlijke belastingheffing.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde wetgeving geeft invulling aan de breed gedragen politieke prioriteit om meer transparantie te bewerkstelligen op belastinggebied, een voorwaarde om belastingfraude, -ontwijking en -ontduiking doeltreffend te kunnen bestrijden. De afgelopen jaren hebben de EU-lidstaten overeenstemming bereikt over een reeks wetgevingsinstrumenten op het gebied van transparantie in het kader waarvan de nationale belastingautoriteiten nauw moeten samenwerken voor de uitwisseling van inlichtingen. Richtlijn 2011/16/EU van de Raad is in de plaats gekomen van Richtlijn 77/799/EEG van de Raad en vormde de aanzet voor sterkere administratieve samenwerking tussen de belastingautoriteiten in de EU. De richtlijn reikte nuttige instrumenten aan voor een betere samenwerking op de volgende gebieden:

(1)uitwisselingen van inlichtingen op verzoek;

(2)spontane uitwisselingen;

(3)automatische uitwisselingen op een vastgesteld aantal gebieden (bv. inkomen uit een dienstbetrekking; tantièmes en presentiegelden; levensverzekeringsproducten die niet onder andere richtlijnen vallen; pensioenen; eigendom van en inkomsten uit onroerend goed);

(4)de deelname van buitenlandse ambtenaren aan administratieve onderzoeken;

(5)gelijktijdige controles; alsmede

(6)kennisgevingen van besluiten op het gebied van belastingen aan andere belastingautoriteiten.

Richtlijn 2011/16/EU van de Raad is meerdere malen gewijzigd door de volgende handelingen:

·Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 9 (DAC2) wat betreft de automatische uitwisseling van financiële rekeninggegevens tussen de lidstaten op basis van de gezamenlijke rapportagestandaard van de OESO (CRS), die in de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen van niet-inwoners voorziet;

·Richtlijn (EU) 2015/2376 van de Raad van 8 december 2015 10 (DAC3) wat betreft de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende fiscale rulings;

·Richtlijn (EU) 2016/881 van de Raad van 25 mei 2016 11 (DAC4) wat betreft de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over landenrapporten tussen belastingautoriteiten;

·Richtlijn (EU) 2016/2258 van de Raad van 6 december 2016 12 (DAC5) wat betreft toegang tot antiwitwasinlichtingen door belastingautoriteiten;

·Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 13 (DAC6) wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Er is een wisselwerking tussen de bestaande bepalingen van de richtlijn en de algemene verordening gegevensbescherming 14 in de gevallen waarin persoonsgegevens relevant zijn en de richtlijn bevat tegelijk specifieke bepalingen en garanties in verband met gegevensbescherming. De voorgestelde wijzigingen zullen op één lijn blijven met deze garanties en deze vrijwaren. Mogelijke negatieve gevolgen voor persoonsgegevens zullen aan de hand van IT- en proceduremaatregelen tot een minimum worden beperkt. De uitwisseling van gegevens zal via een beveiligd elektronisch systeem verlopen waarin de gegevens worden versleuteld en ontsleuteld, en in elke belastingdienst mogen slechts gemachtigde ambtenaren toegang hebben tot deze inlichtingen. Als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken moeten zij een veilige en specifieke opslag van de gegevens garanderen.

De Commissie is actief op diverse beleidsgebieden die relevant zijn voor de digitale economie, waaronder de digitale-platformexploitanten, die onder het voorgestelde initiatief vallen. Het voorgestelde initiatief heeft geen gevolgen voor andere tegelijk lopende projecten van de Commissie, aangezien het specifiek is bedoeld om bepaalde belastinggerelateerde problemen aan te pakken. Het voorstel doet geen afbreuk aan eventuele informatievoorschriften die kunnen worden overwogen voor digitale dienstenverstrekkers als onderdeel van het wetgevingspakket inzake digitale diensten in de context van de aanstaande herziening van de bestaande richtlijn inzake elektronische handel 15 , of in het kader van een initiatief ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van mensen die via digitale platforms werken.

Het toepassingsgebied van de voorgestelde regelgeving omvat crowdfundingdiensten bestaande uit zowel op deelneming in eigen vermogen als op kredietverlening gebaseerde crowdfunding. In dit verband en om te zorgen voor consistentie met het beleid van de Unie inzake de regulering van de financiële markten, moeten crowdfundingdiensten en dienstenverstrekkers begrepen worden in de zin van de relevante wetgeving op dat gebied.

2.    RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vormt de rechtsgrondslag voor wetgevingsinitiatieven op het gebied van de directe belastingen. Hoewel er niet uitdrukkelijk naar directe belastingen wordt verwezen, is in artikel 115 sprake van richtlijnen voor de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen die rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of de werking van de interne markt. Om aan deze voorwaarde te voldoen, moet voorgestelde EU-wetgeving op het gebied van de directe belastingen tot doel hebben bestaande inconsistenties in de werking van de interne markt weg te nemen. Omdat de inlichtingen die in het kader van de richtlijn worden uitgewisseld, ook kunnen worden gebruikt op het gebied van btw en andere indirecte belastingen, wordt voorts ook artikel 113, VWEU, als rechtsgrondslag geciteerd.

Aangezien het voorgestelde initiatief strekt tot wijziging van de richtlijn, impliceert dit dat de rechtsgrondslag dezelfde blijft. Om die reden wijkt de voorgestelde regelgeving ter verbetering van het bestaande kader met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen en de administratieve samenwerking niet af van het onderwerp van de richtlijn. Met name zullen de geplande wijzigingen een duidelijke definitie bieden van het concept “verwacht belang” en een expliciet rechtskader voor het uitvoeren van gezamenlijke audits. De consistente toepassing van deze bepalingen kan slechts worden verwezenlijkt door de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen.

Naast het bestaande kader wordt bij het voorstel regelgeving ingevoerd inzake de rapportage door digitale-platformexploitanten, zulks ten gevolge van problemen die zijn geconstateerd bij het gebruik van digitale platforms voor verscheidene activiteiten. De digitale aard van de platforms biedt de verkopers van goederen en diensten de mogelijkheid dergelijke platforms te gebruiken voor hun activiteiten, mogelijk zonder de inkomsten daarvan aan te geven in de lidstaat waar zij gevestigd zijn. Bijgevolg krijgen de lidstaten te maken met niet aangegeven inkomsten en verlies van belastinginkomsten. Een dergelijke situatie leidt ook tot oneerlijke fiscale concurrentie ten nadele van personen of bedrijven die hun activiteiten niet via digitale platforms uitvoeren, waardoor de werking van de interne markt verstoord wordt. Hieruit volgt dat een dergelijke situatie alleen kan worden verholpen via een uniforme aanpak, zoals bepaald in artikel 115 VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is volledig in overeenstemming met het in artikel 5 VWEU, neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Het heeft betrekking op administratieve samenwerking op belastinggebied. Het omvat een aantal wijzigingen van de voorschriften met het oog op een verbetering van de bestaande bepalingen die betrekking hebben op grensoverschrijdende samenwerking tussen de belastingdiensten van verschillende lidstaten. Het voorstel omvat tevens een uitbreiding van het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen tot digitale-platformexploitanten, door deze te verplichten de inkomsten aan te geven van verkopers van goederen en diensten die gebruikmaken van dergelijke platforms.

De toepassing van de bestaande bepalingen van de richtlijn is in de verschillende lidstaten erg uiteenlopend gebleken. Terwijl sommige lidstaten bereid zijn volledig mee te werken en inlichtingen uit te wisselen, hanteren andere lidstaten een restrictieve aanpak of weigeren zij zelfs inlichtingen uit te wisselen. Bovendien is mettertijd gebleken dat een aantal bepalingen niet voldoet aan de behoeften van de belastingdiensten wat de samenwerking met andere lidstaten betreft.

Daarbij komt dat het toenemende gebruik van digitale platforms voor de verlening van diensten en de verkoop van goederen heeft geleid tot inconsistentie bij de aangifte van inkomsten door de verkopers, hetgeen een groot risico van belastingontduiking inhoudt. Hoewel een paar lidstaten een rapportageverplichting in hun nationale wetgeving hebben opgenomen, leert de ervaring dat nationale bepalingen tegen belastingontduiking niet volledig doeltreffend kunnen zijn, in het bijzonder wanneer de beoogde activiteiten grensoverschrijdend worden uitgevoerd.

Rechtszekerheid en duidelijkheid kunnen alleen worden verzekerd door deze tekortkomingen aan te pakken via een uniforme regelgeving voor alle lidstaten. Om deze lacunes op uniforme wijze te dichten en bestaande verstoringen weg te nemen, heeft de interne markt bijgevolg behoefte aan een solide mechanisme dat ervoor zorgt dat de belastingautoriteiten tijdig passende inlichtingen ontvangen. Een geharmoniseerd kader voor rapportage voor de hele EU lijkt daarom onontbeerlijk, met name in het licht van de voornamelijk grensoverschrijdende dimensie van de diensten die door platformexploitanten worden verleend. Aangezien de rapportageverplichting ten aanzien van inkomsten afkomstig uit het gebruik van digitale platforms in de eerste plaats tot doel heeft dat de belastingautoriteiten worden geïnformeerd over activiteiten die zich uitstrekken over meer dan één rechtsgebied, dient een dergelijk initiatief te worden genomen op het niveau van de EU om een uniforme aanpak van het geconstateerde probleem te garanderen.

Daarom is de EU beter geplaatst dan individuele lidstaten om de geconstateerde problemen aan te pakken en de doeltreffendheid en volledigheid te garanderen van het systeem voor de uitwisseling van inlichtingen en de administratieve samenwerking. Ten eerste zal hierdoor een consistente toepassing van de voorschriften in de hele EU worden gegarandeerd. Ten tweede zullen voor alle betrokken digitale platforms dezelfde rapportageverplichtingen gelden. Ten derde zal de rapportage gepaard gaan met de uitwisseling van inlichtingen en als zodanig de belastingdiensten in de gelegenheid stellen een volledig beeld te krijgen van de inkomsten die via een digitaal platform zijn verkregen.

Evenredigheid

Het voorstel strekt tot de verbetering van de bestaande bepalingen van de richtlijn en breidt het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen uit tot bepaalde specifieke inlichtingen die de digitale-platformexploitanten verstrekken. De verbeteringen gaan niet verder dan wat noodzakelijk is om de doelstellingen te bereiken van de uitwisseling van inlichtingen en meer algemeen, van administratieve samenwerking. Aangezien de geconstateerde verstoringen in de werking van de interne markt gewoonlijk doorwerken buiten de grenzen van een individuele lidstaat, is gemeenschappelijke regelgeving binnen de EU het minimum dat noodzakelijk is om de problemen doeltreffend aan te pakken.

De voorgestelde regelgeving draagt bij tot een duidelijkere, meer consistente en meer doeltreffende toepassing van de richtlijn en bijgevolg tot een beter bereiken van de doelstellingen ervan. De geplande verplichting voor digitale-platformexploitanten om de inkomsten van hun gebruikers, namelijk de verkopers, aan te geven, biedt ook een bruikbare oplossing voor het probleem van belastingontduiking door gebruikmaking van de mechanismen voor de uitwisseling van inlichtingen die voorheen reeds werden toegepast voor de tweede en de vierde wijziging van de richtlijn administratieve samenwerking. In dit opzicht kan worden gesteld dat het voorgestelde initiatief een proportioneel antwoord biedt op de vastgestelde inconsistenties van de richtlijn en ook het probleem van de belastingontduiking beoogt aan te pakken.

Keuze van het instrument

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is tweevoudig. De rechtsgrondslag voor dit voorstel wordt gevormd door de artikelen 113 en 115 VWEU, waarin uitdrukkelijk is bepaald dat de wetgeving op dit gebied uitsluitend mag worden vastgesteld in de vorm van een richtlijn. Het is derhalve niet toegestaan om gebruik te maken van andere EU-rechtshandelingen om bindende voorschriften op het gebied van belastingen vast te stellen. De voorgestelde richtlijn vormt ook de zesde wijziging van de richtlijn administratieve samenwerking, na de Richtlijnen 2014/107/EU, (EU) 2015/2376, (EU) 2016/881, (EU) 2016/2258 en (EU) 2018/822 van de Raad.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluaties van bestaande wetgeving

In 2019 evalueerde de Commissie 16 de doeltreffendheid, doelmatigheid, relevantie, samenhang en Europese meerwaarde van de bestaande voorschriften inzake administratieve samenwerking op het gebied van directe belastingen. De conclusie van de evaluatie luidde dat de samenwerking belangrijke voordelen oplevert, maar dat er nog ruimte voor verbetering is. Uit de evaluatie bleek dat er verschillen blijven bestaan in de wijze waarop de lidstaten de bestaande instrumenten voor administratieve samenwerking gebruiken. De uitgewisselde inlichtingen zouden doeltreffender kunnen worden gebruikt en de voordelen van de samenwerking zouden uitgebreider kunnen worden geanalyseerd. Voortbouwend op de evaluatie bevat dit wetgevingsvoorstel een reeks specifieke maatregelen om de werking van de administratieve samenwerking te verbeteren.

Raadpleging van belanghebbenden

Op 10 februari 2020 heeft de Commissie een openbare raadpleging opgezet om feedback te verzamelen over de maatregelen die de EU kan nemen om het kader voor de uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied te versterken. Daarbij werd een aantal mogelijke opties naar voren geschoven en in totaal werd van 37 belanghebbenden feedback ontvangen. Daarnaast heeft de Commissie gericht overleg gepleegd tijdens een bijeenkomst met diverse vertegenwoordigers van digitale-platformexploitanten op 27 februari 2020. Er heerste een consensus onder de vertegenwoordigers van de digitale-platformexploitanten over de voordelen van een gestandaardiseerd EU-rechtskader voor de verzameling van inlichtingen bij de platforms ten opzichte van uiteenlopende nationale rapportagevoorschriften. Daarnaast pleitten de vertegenwoordigers van de digitale-platformexploitanten voor een oplossing die vergelijkbaar is met de onestopshop voor de btw, hetgeen zou betekenen dat de inlichtingen alleen moeten worden verstrekt aan de belastingdienst van de lidstaat waar het platform is gevestigd.

Uit de feedback op de openbare raadpleging bleek duidelijk dat gezamenlijke audits een grotere rol moeten krijgen in het kader voor administratieve samenwerking op EU-niveau.

Raadplegingen van de lidstaten

De Europese Commissie heeft gericht overleg gepleegd door middel van een vragenlijst voor de lidstaten. Daarnaast heeft DG TAXUD op 26 februari 2020 een vergadering belegd van Groep IV waar de lidstaten van mening konden wisselen over een mogelijk voorstel tot wijziging van de richtlijn administratieve samenwerking. De vergadering spitste zich toe op de rapportage en uitwisseling van inlichtingen over inkomsten uit digitale platforms.

Over het algemeen was er brede steun voor een mogelijk EU-initiatief voor de uitwisseling van inlichtingen over inkomsten die verkopers uit digitale platforms halen. Een meerderheid van de lidstaten toonde zich voorstander van een breed toepassingsgebied voor het nieuwe wettelijke kader, waarin naast inkomsten uit de verhuur van onroerend goed en de verlening van persoonlijke diensten, ook inkomsten uit de verkoop van goederen, de verhuur van transportmiddelen en crowdfundingdiensten zouden zijn begrepen.

Resultaat van het overleg

Uit zowel het openbare als het gerichte overleg kwamen de problemen naar voren die door de nieuwe regelgeving voor digitale-platformexploitanten zouden moeten worden aangepakt: ontoereikende rapportage in de digitale-platformeconomie en ondoeltreffendheid; en de noodzaak om het bestaande kader voor administratieve samenwerking van de EU te verbeteren, onder meer op het gebied van gezamenlijke audits.

Effectbeoordeling

De relevante beleidsalternatieven zijn door de Commissie onderworpen aan een effectbeoordeling, waarover de Raad voor regelgevingstoetsing op 5 mei 2020 een positief verslag heeft uitgebracht (SEC(2020) 271) 17 . De Raad voor regelgevingstoetsing heeft een aantal aanbevelingen voor verbeteringen gedaan, die in het eindverslag van de effectbeoordeling zijn meegenomen (SWD(2020) 131) 18 . Verschillende beleidsopties zijn getoetst aan de criteria doeltreffendheid, doelmatigheid en samenhang in vergelijking met het basisscenario. In de analyse werd geconcludeerd dat een keuze moet worden gemaakt tussen de status-quo of het basisscenario, en een scenario waarbij de Commissie hetzij op regelgevende of niet-regelgevende wijze zou optreden. Niet-regelgevende actie zou bestaan in het publiceren van een aanbeveling. Regelgevende actie behelst een wetgevingsinitiatief tot wijziging van bepaalde specifieke elementen van het bestaande kader voor administratieve samenwerking.

Met het oog op consistentie en doeltreffendheid is de voorkeur uitgegaan naar een wetgevingsinitiatief, aangezien het de wijziging van bestaande voorschriften betreft.

Wat digitale-platformexploitanten betreft, wijst de effectbeoordeling uit dat de regelgevende optie op EU-niveau het meest geschikt is om het beoogde beleidsdoel te bereiken. De status-quo of het basisscenario bleek de minst doeltreffende, doelmatige of coherente optie te zijn. In tegenstelling tot het basisscenario zou een verplichte gemeenschappelijke EU-norm garanderen dat alle belastingdiensten van de EU toegang hebben tot hetzelfde type gegevens. Met andere woorden: een regelgevende actie op EU-niveau stelt alle belastingautoriteiten op gelijke voet in verband met de toegang tot inlichtingen die zijn verzameld tot een specifiek doel inzake belastingen. Dit maakt ook de automatische uitwisseling van inlichtingen op EU-niveau mogelijk op basis van gemeenschappelijke normen en specificaties. Alleen als dit scenario wordt gerealiseerd, kunnen de belastingautoriteiten van de lidstaat waar een verkoper is gevestigd, nagaan of de verkoper zijn inkomsten uit digitale platforms correct heeft aangegeven, zonder dat het nodig is specifieke, tijdrovende verzoeken en onderzoeken te doen. Daarnaast zou een verplichte gemeenschappelijke EU-rapportagenorm garanderen dat digitale-platformexploitanten niet geconfronteerd worden met versnipperde nationale oplossingen in verband met hun rapportageverplichtingen voor de belastingen.

Economische gevolgen

Baten

Dankzij de rapportageverplichting voor inkomsten uit digitale platforms en de uitwisseling van dergelijke inlichtingen zullen de lidstaten een volledig beeld krijgen van de informatie die nodig is om de verschuldigde belastingen te innen. Gemeenschappelijke rapportagevoorschriften zullen ook mede zorgen voor gelijke voorwaarden tussen verkopers die gebruikmaken van digitale platforms en verkopers die dat niet doen, en tussen digitale-platformexploitanten, voor wie momenteel zeer uiteenlopende rapportageverplichtingen kunnen gelden. Transparantie in verband met de inkomsten van verkopers die gebruikmaken van digitale platforms, zou een gelijker speelveld bevorderen ten aanzien van meer traditionele bedrijven.

Een uniek verplicht EU-instrument kan ook positieve sociale gevolgen hebben en bijdragen tot een positieve perceptie van fiscale rechtvaardigheid en tot een billijke lastenverdeling tussen de belastingplichtigen. Er wordt van uitgegaan dat hoe breder het toepassingsgebied van de voorschriften is, des te sterker de perceptie van fiscale rechtvaardigheid, aangezien in alle soorten activiteiten problemen bestaan met ontoereikende rapportage. Dezelfde redenering is van toepassing op de voordelen die een billijke lastenverdeling biedt: hoe breder het toepassingsgebied van de maatregel, des te beter kunnen de lidstaten garanderen dat de verschuldigde belastingen ook effectief geïnd worden. De fiscale voordelen van EU-optreden zijn veel groter indien de rapportageverplichting een breed toepassingsgebied heeft en zich tot alle diensten en de verkoop van goederen uitstrekt. Door het toepassingsgebied te beperken tot uitsluitend in de EU gevestigde digitale platforms zouden de belastinginkomsten van elke optie aanzienlijk afnemen.

Kosten

Ongeacht het toepassingsgebied worden de eenmalige kosten van de toepassing van automatische rapportage in heel de EU geraamd op honderden miljoenen euro’s voor het geheel van digitale-platformexploitanten en belastingdiensten, en de terugkerende kosten op enkele tientallen miljoenen euro’s. De eenmalige en terugkerende kosten hangen voornamelijk samen met de ontwikkeling en de werking van IT-systemen. De belastingdiensten zullen ook de kosten van de controle op de naleving betalen. Met het oog op kosteneffectiviteit worden de lidstaten aangemoedigd digitale rapportage mogelijk te maken en de interoperabiliteit tussen de digitale platforms en de belastingdiensten op het niveau van de systemen en gegevens zoveel mogelijk te garanderen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel is zo opgesteld dat de regelgevingslasten voor digitale-platformexploitanten, belastingplichtigen en belastingdiensten beperkt worden. De voorgestelde beleidsmaatregel vormt een evenredig antwoord op het geconstateerde probleem omdat hij niet verder gaat dan wat nodig is voor de verwezenlijking van het door de Verdragen beoogde doel, namelijk een betere werking van de interne markt zonder verstoringen. De gemeenschappelijke voorschriften zijn immers beperkt tot het tot stand brengen van een gemeenschappelijk kader dat minimaal noodzakelijk is voor de rapportage van inkomsten uit het gebruik van een digitaal platform. Enkele voorbeelden: i) de voorschriften garanderen dat er geen dubbele rapportage is (er is nl. één enkel punt van registratie en rapportage); ii) de automatische uitwisseling blijft beperkt tot de betrokken lidstaten, en iii) het opleggen van sancties voor niet-naleving blijft onder de exclusieve controle van de lidstaten. Bovendien gaat de harmonisering niet verder dan te garanderen dat de bevoegde autoriteiten worden ingelicht over de inkomsten. Het is dan de verantwoordelijkheid van de lidstaten de te innen belasting vast te stellen.

Grondrechten

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Meer bepaald wordt de reeks gegevenselementen die aan de belastingdiensten moeten worden doorgegeven, zo bepaald dat alleen de gegevens worden opgenomen die minimaal noodzakelijk zijn voor de opsporing van ontoereikende rapportage of het ontbreken van rapportage, overeenkomstig de verplichtingen van de algemene verordening gegevensbescherming.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Zie financieel memorandum.

5.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Het voorstel strekt tot wijziging van de bestaande bepalingen inzake de uitwisseling van inlichtingen en administratieve samenwerking, alsmede tot uitbreiding van het toepassingsgebied tot de automatische uitwisseling van inlichtingen voor zover dit inlichtingen betreft die door digitale-platformexploitanten worden gerapporteerd. De rapportagevoorschriften voor digitale-platformexploitanten zijn geïnspireerd op de werkwijze van de OESO.

i) Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

Verwacht belang

Artikel 5 bis biedt een definitie van de norm “verwacht belang” die van toepassing is bij een verzoek om inlichtingen. In de definitie worden de elementen van de norm en de procedurevereisten vastgesteld die de verzoekende autoriteit in acht moet nemen. Het verzoek om inlichtingen kan betrekking hebben op een of meer belastingplichtigen, zolang deze individueel geïdentificeerd zijn.

Zoals is bepaald in artikel 8 bis, lid 10, mag de norm “verwacht belang” niet worden toegepast indien het verzoek om inlichtingen wordt gedaan als follow-up van een uitgewisselde grensoverschrijdende ruling of een voorafgaande verrekenprijsafspraak uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2376 van de Raad van 8 december 2015.

Artikel 17, lid 1, wordt gewijzigd teneinde de betekenis te verduidelijken van de term “volledigheid” met betrekking tot de gebruikelijke bronnen van inlichtingen. Alvorens om inlichtingen te verzoeken, is de verzoekende autoriteit verplicht eerst alle gebruikelijke bronnen van inlichtingen uit te putten die zij in de gegeven omstandigheden kon aanspreken en alle beschikbare middelen voor het verkrijgen van de gewenste inlichtingen aan te wenden. De verplichting is echter niet van toepassing indien de verzoekende autoriteit daardoor voor buitensporige problemen zou komen te staan en het bereiken van de doelstellingen in het gedrang zou dreigen te komen. Indien de verzoekende autoriteit deze verplichting niet nakomt, kan de aangezochte autoriteit weigeren de inlichtingen te verstrekken.

Door de wijziging van artikel 20, lid 2, moet worden gegarandeerd dat de formulieren voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek dienovereenkomstig worden aangepast.

Groepsverzoeken

In artikel 5 ter worden de groepsverzoeken in het kader van een verzoek om inlichtingen behandeld. Groepsverzoeken hebben betrekking op een groep belastingplichtigen die niet individueel kunnen worden geïdentificeerd, maar die worden beschreven aan de hand van een gemeenschappelijke reeks kenmerken. Gezien de aard van het verzoek verschillen de verzochte inlichtingen van die met betrekking tot een individuele belastingplichtige. Om die reden is de norm “verwacht belang”, zoals gedefinieerd in artikel 5 bis, niet van toepassing. De verzoekende autoriteit moet veeleer de aangezochte autoriteit een reeks inlichtingen verstrekken, onder meer i) een volledige beschrijving van de kenmerken van de groep; en ii) een verklaring van de toepasselijke wetgeving en van de feiten en omstandigheden die tot het verzoek hebben geleid.

ii) Automatische uitwisseling van inlichtingen

Inkomstencategorieën

Artikel 8, lid 1, bevat de inkomstencategorieën waarop de verplichte automatische uitwisseling tussen de lidstaten van toepassing is. Aan de inkomstencategorieën waarop de uitwisseling van inlichtingen van toepassing is, worden royalty’s toegevoegd. De wijziging verplicht de lidstaten alle beschikbare inlichtingen met andere lidstaten uit te wisselen met betrekking tot ten minste twee inkomstencategorieën voor belastingtijdvakken tot 2024 en ten minste vier inkomstencategorieën voor belastingtijdvakken vanaf 2024, overeenkomstig artikel 8, lid 3.

Rapportagevoorschriften voor platformexploitanten zijn onderworpen aan verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen

In artikel 8 bis quater worden het toepassingsgebied en de voorwaarden voor de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen vastgelegd die door de platformexploitanten aan de bevoegde autoriteit zullen worden verstrekt. Bijlage V bevat gedetailleerde voorschriften. In eerste instantie voorzien de voorschriften in een verplichting voor de rapporterende platformexploitanten om de inlichtingen te verzamelen en te verifiëren overeenkomstig de due diligence-procedures. Ten tweede moeten de rapporterende platformexploitanten de inlichtingen rapporteren over de te rapporteren verkopers die van hun platform gebruikmaken om er hun goederen verkopen, hun diensten te verlenen of te investeren en te lenen in de context van crowdfunding. Ten derde worden de gerapporteerde inlichtingen meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de te rapporteren verkoper is gevestigd of aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onroerend goed zich bevindt.

Toepassingsgebied 

Bijlage V, deel I, bevat de definities waarmee het toepassingsgebied van de rapportagevoorschriften wordt bepaald.

Op wie rust de rapportageverplichting?

De voorschriften omvatten definities van de termen “platform”, “platformexploitant” en “rapporterende platformexploitant”.

Het concept “platform” heeft geen betrekking op software die uitsluitend een van de volgende activiteiten mogelijk maakt: i) het uitvoeren van betalingen, ii) het aanbieden of adverteren van een relevante activiteit door gebruikers, of iii) het doorverwijzen of overbrengen van gebruikers naar een platform.

Als rapporterende platformexploitant geldt elke platformexploitant die fiscaal ingezetene is van een lidstaat, of die is opgericht in overeenstemming met de wetten van een lidstaat, of die zijn plaats van leiding of een vaste inrichting heeft in een lidstaat (gewoonlijk “EU-platforms” genoemd).

Daarnaast bestrijken de voorschriften tevens platformexploitanten die aan geen van deze voorwaarden voldoen, maar die de uitoefening faciliteren van een relevante activiteit door te rapporteren verkopers die ingezetenen van een lidstaat zijn in de zin van deze richtlijn, of die een onroerend goed verhuren dat in een lidstaat is gelegen (gewoonlijk “buitenlandse platforms” genoemd). Om binnen de Unie actief te kunnen zijn, moeten dergelijke platforms zich in een lidstaat registreren (unieke registratie) overeenkomstig artikel 8 bis quater, lid 4. De details van de registratie zijn neergelegd in bijlage V, deel IV, punt F. Teneinde uniforme voorwaarden voor de toepassing van de voorgestelde voorschriften te garanderen, en meer in het bijzonder voor de registratie en identificatie van rapporterende platformexploitanten, worden aan de Commissie bij artikel 8 bis quater, lid 4, derde alinea, uitvoeringsbevoegdheden toegekend voor de vaststelling van een standaardformulier. Deze bevoegdheden worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad. 

Platformexploitanten die voor btw-doeleinden reeds in de Unie zijn geregistreerd, kunnen zich alleen in die lidstaat registreren waar zij hun btw-identificatie hebben.

Welke activiteiten komen voor rapportage in aanmerking?

Een relevante activiteit omvat de verhuur van onroerend goed, de verlening van persoonlijke diensten, de verkoop van goederen, de verhuur van transportmiddelen en investeringen en leningen in de context van crowdfunding.

Een activiteit die door een verkoper wordt uitgeoefend in de hoedanigheid van werknemer van de rapporterende platformexploitant, geldt niet als relevante activiteit.

Een persoonlijke dienst is een dienst die een tijdgebonden of taakgerichte activiteit omvat die door een of meer natuurlijke personen wordt uitgeoefend, hetzij zelfstandig of namens een entiteit. Deze dienst wordt verricht op verzoek van een gebruiker, hetzij online of fysiek offline, na facilitering door een platform.

Wiens activiteiten komen voor rapportage in aanmerking?

Een verkoper is een gebruiker van een platform die op het platform is geregistreerd en een relevante activiteit uitoefent. Een overheidsinstantie wordt niet als een verkoper beschouwd.

Een actieve verkoper is een verkoper die gedurende de rapportageperiode een relevante activiteit heeft uitgeoefend.

Een te rapporteren verkoper is een actieve verkoper die gedurende de rapportageperiode i) zijn hoofdadres in een lidstaat had, of ii) beschikte over een fiscaal identificatienummer of btw-identificatienummer van een lidstaat, of iii), voor een verkoper die een entiteit is, een vaste inrichting in een lidstaat had. Een te rapporteren verkoper die aan een van de genoemde voorwaarden voldoet, wordt in de zin van deze richtlijn als ingezetene van een lidstaat beschouwd.

Daarnaast geldt een actieve verkoper die tijdens de rapportageperiode een onroerend goed heeft verhuurd dat in een lidstaat is gelegen, eveneens als een te rapporteren verkoper.

Alleen de activiteiten van een te rapporteren verkoper kunnen worden gerapporteerd.

Due diligence-procedures

De rapporterende platformexploitanten voeren due diligence-procedures uit als neergelegd in deel II van de bijlage, met het oog op de identificatie van de te rapporteren verkopers.

In deel II, punt B, van de bijlage worden de specifieke inlichtingen vastgesteld die door een rapporterende platformexploitant over een te rapporteren verkoper moeten worden verzameld. De rapporterende platformexploitanten moeten de verzamelde inlichtingen verifiëren met gebruikmaking van alle inlichtingen en documenten waarover zij beschikken, naast elke elektronische interface die gratis beschikbaar is gesteld door een lidstaat of de Unie, teneinde de geldigheid van het fiscale identificatienummer of btw-identificatienummer na te gaan. In plaats daarvan kan de rapporterende platformexploitant de identiteit en verblijfplaats van een verkoper ook rechtstreeks bevestigen via een elektronische identificatiedienst die door een lidstaat of de Unie beschikbaar wordt gesteld.

Een rapporterende platformexploitant beschouwt een verkoper als gevestigd in de lidstaat waar deze zijn hoofdadres heeft. Indien de lidstaat van vestiging verschilt van de lidstaat van het hoofdadres van de verkoper, kan een rapporterende platformexploitant een verkoper ook als gevestigd beschouwen in de lidstaat die de verkoper een fiscaal identificatienummer of btw-identificatienummer heeft toegekend, of in de lidstaat waar de verkoper een vaste inrichting heeft. Indien de rapporterende platformexploitant gebruikmaakt van de elektronische identificatiedienst die door een lidstaat of de Unie beschikbaar wordt gesteld, wordt de verkoper beschouwd als gevestigd in elke lidstaat die door deze elektronische identificatiedienst wordt bevestigd.

Een rapporterende platformexploitant verzamelt en verifieert de vereiste inlichtingen en stelt deze uiterlijk op 31 december van de rapportageperiode beschikbaar.

Een rapporterende platformexploitant kan zich baseren op de due diligence-procedures die in eerdere rapportageperioden werden uitgevoerd, mits i) de vereiste inlichtingen werden verzameld of geverifieerd in de laatste 36 maanden, en ii) er geen redenen zijn om te veronderstellen dat de verzamelde inlichtingen onbetrouwbaar zijn geworden of niet langer correct zijn.

Een rapporterende platformexploitant kan een andere platformexploitant of een derde partij aanwijzen om de verplichtingen met betrekking tot de due diligence-procedures op zich te nemen.

Rapportage aan de bevoegde autoriteit

De verzamelde en geverifieerde inlichtingen worden gerapporteerd binnen de maand die volgt op het einde van de rapportageperiode waarin de verkoper als te rapporteren verkoper is geïdentificeerd. De rapportage geschiedt slechts in één lidstaat (unieke rapportage). Een rapporterende platformexploitant die een “EU-platform” is, rapporteert in de lidstaat waarin hij voldoet aan een van de voorwaarden die zijn genoemd in deel I, punt A, onder 3), a). Indien een rapporterende platformexploitant in meer dan één lidstaat aan een van deze voorwaarden voldoet, kiest de rapporterende platformexploitant één lidstaat voor de rapportage uit. Een rapporterende platformexploitant die een “buitenlands platform” is, rapporteert in de lidstaat waarin hij is geregistreerd overeenkomstig artikel 8 bis quater, lid 4.

Inlichtingen over de tegenprestatie en andere bedragen worden gerapporteerd met betrekking tot het kwartaal van de rapportageperiode waarin de tegenprestatie is betaald of gecrediteerd. Van de definitie van tegenprestatie zijn alle honoraria, commissielonen of heffingen uitgesloten die door het rapporterende platform ingehouden of geheven werden.

Overeenkomstig het gewijzigde artikel 25, lid 3, moeten de rapporterende platformexploitanten elke betrokken persoon informeren over het feit dat inlichtingen met betrekking tot hem zullen worden verzameld en aan de autoriteiten gerapporteerd krachtens deze richtlijn, en moeten zij alle inlichtingen verstrekken die de verwerkingsverantwoordelijken uit hoofde van de algemene verordening gegevensbescherming moeten verstrekken. De platformexploitanten moeten elke betrokken persoon alle inlichtingen verstrekken, en in elk geval, vóór deze worden gerapporteerd. Dit laat de rechten van de betrokkene uit hoofde van de algemene verordening gegevensbescherming onverlet.

Automatische uitwisseling van inlichtingen gerapporteerd door de platformexploitanten

De inlichtingen die door de platformexploitanten worden gerapporteerd, moeten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de rapportage plaatsvond, worden meegedeeld aan de lidstaat waar de te rapporteren verkoper is gevestigd, in de zin van bijlage V, deel I, punt B, onder 3, en/of waar het onroerend goed is gelegen. In artikel 8 bis quater, lid 2, is vastgesteld welke inlichtingen aan deze lidstaten worden gerapporteerd.

De uitwisseling vindt plaats uiterlijk binnen twee maanden na het eind van de rapportageperiode.

Dankzij een dergelijke tijdige uitwisseling zullen de belastingautoriteiten beschikken over een volledige reeks inlichtingen, zodat zij de op voorhand ingevulde jaarlijkse belastingaanslagen kunnen voorbereiden.

De automatische uitwisseling van inlichtingen geschiedt via het gemeenschappelijke communicatienetwerk (CCN-netwerk) van de EU, met gebruikmaking van een XML-schema dat door de Commissie is ontwikkeld.

Effectieve uitvoering en afsluiting van de accounts van de verkopers

Indien een te rapporteren verkoper na twee aanmaningen de vereiste inlichtingen niet verstrekt, moet de rapporterende platformexploitant de account van deze verkoper afsluiten en voor een periode van zes maanden verhinderen dat de verkoper zich opnieuw op het platform registreert, ofwel de betaling van de tegenprestatie aan de verkoper inhouden (deel IV, punt A).

Effectieve sancties wegens niet-naleving op nationaal niveau

Artikel 25 bis inzake sancties wordt gewijzigd teneinde de inlichtingen die door de platformexploitanten overeenkomstig artikel 8 bis quater worden gerapporteerd, erin op te nemen. Hiermee moet worden gegarandeerd dat de lidstaten sancties opleggen in de gevallen waarin de verplichtingen van deze richtlijn niet worden nageleefd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

iii) Administratieve samenwerking

Aanwezigheid van ambtenaren van een lidstaat bij een onderzoek in een andere lidstaat

Door de wijziging van artikel 11, lid 1, wordt een verplichting ingevoerd voor de aangezochte bevoegde autoriteit om te reageren op een verzoek tot aanwezigheid van een ambtenaar van een andere lidstaat tijdens een onderzoek. De uiterste termijn voor een reactie is 30 dagen om de verzoekende autoriteit een bevestiging van aanwezigheid of een gemotiveerde weigering te doen toekomen.

Het gewijzigde artikel 11, lid 2, maakt het ondervragen van personen en het onderzoeken van bescheiden mogelijk zonder de beperking van de nationale wetgeving van de aangezochte lidstaat. Daarnaast werd, in het kader van moderne communicatiemiddelen, de mogelijkheid toegevoegd om deel te nemen aan administratieve onderzoeken met gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen.

Gelijktijdige controles

Artikel 12, lid 3, werd gewijzigd om een uiterste termijn van 30 dagen toe te voegen waarbinnen de aangezochte autoriteiten moeten reageren op een voorstel voor gelijktijdige controle.

Gezamenlijke audits

Afdeling II bis wordt aan de richtlijn toegevoegd om een expliciet en duidelijk wettelijk kader vast te stellen voor het uitvoeren van gezamenlijke audits tussen twee of meer lidstaten.

In artikel 12 bis, lid 1, wordt het begrip “gezamenlijke audit” gedefinieerd: een administratief onderzoek dat gezamenlijk wordt uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten. De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten vatten op een vooraf overeengekomen en gecoördineerde wijze een onderzoek aan van een zaak die betrekking heeft op een of meer personen die voor hen van gezamenlijk of complementair belang zijn.

Verzoek om een gezamenlijke audit

Door een bevoegde autoriteit van een lidstaat

Artikel 12 bis, lid 2, behandelt de situatie waar een bevoegde autoriteit van een lidstaat een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verzoekt om gezamenlijk een audit te verrichten. De aangezochte autoriteit reageert op het verzoek binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van het verzoek.

Een verzoek kan om gemotiveerde redenen worden verworpen. Artikel 12 bis, lid 3, bevat een niet-exhaustieve lijst van redenen voor verwerping.

Door een natuurlijke persoon

Artikel 12 bis, lid 4, behandelt de situatie waar een natuurlijke persoon een bevoegde autoriteit van twee of meer lidstaten verzoekt om gezamenlijk een audit te verrichten. De aangezochte autoriteiten reageren op het verzoek binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van het verzoek.

Een verzoek kan worden verworpen en de redenen voor de verwerping moeten de verzoekende persoon ter kennis worden gebracht.

De betekenis van “persoon” is gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 2011/16/EU.

Procedure

In artikel 12 bis, lid 5, wordt verduidelijkt dat de uitwisseling van inlichtingen die betrekking hebben op een handels-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze, of van inlichtingen waarvan de openbaarmaking in strijd zou zijn met de openbare orde, in de context van een gezamenlijke audit niet mag worden geweigerd. Dergelijke uitgewisselde inlichtingen moeten echter vertrouwelijk blijven tussen de betrokken bevoegde autoriteiten en mogen niet bekend worden gemaakt aan derde partijen.

In artikel 12 bis, lid 6, wordt bepaald dat de gezamenlijke audit moet worden uitgevoerd overeenkomstig de procedurele afspraken die van toepassing zijn in de lidstaat waar de audit plaatsvindt. Het bewijsmateriaal dat tijdens de gezamenlijke audit wordt verzameld, moet door alle bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten wederzijds worden erkend.

Artikel 12 bis, lid 10, betreft de talenregeling voor gezamenlijke audits, die door de betrokken lidstaten moet worden overeengekomen.

Eindverslag

Bij artikel 12 bis, lid 7, wordt de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten de verplichting opgelegd om tot een akkoord te komen over de feiten en omstandigheden van de zaak en worden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten opgeroepen naar overeenstemming te streven over de interpretatie van de fiscale positie van de geauditeerde persoon (personen). De conclusies van de gezamenlijke audit moeten in een eindverslag worden neergelegd. Het eindverslag van de gezamenlijke audit moet gelijke juridische waarde hebben als de relevante nationale instrumenten die in de deelnemende lidstaten na een audit worden geformuleerd.

Overeenkomstig artikel 12 bis, lid 9, moeten het resultaat van de gezamenlijke audit en het eindverslag binnen een termijn van 30 dagen na de publicatie van het eindverslag ter kennis worden gebracht aan de geauditeerde persoon (personen).

Overeenkomstige aanpassing

Artikel 12 bis, lid 8, stelt een verplichting in voor de lidstaten om bij de omzetting van de richtlijn te voorzien in het wettelijke kader dat overeenkomstige aanpassingen mogelijk maakt.

iv) Overige voorzieningen

Gebruik van uitgewisselde inlichtingen

Artikel 16, lid 1, wordt gewijzigd om te verduidelijken dat de in het kader van deze richtlijn uitgewisselde inlichtingen kunnen worden gebruikt voor het beheer, de vestiging en de executie van de btw en andere indirecte belastingen.

Verplichte mededeling van evaluatieresultaten

Artikel 23, lid 2, wordt gewijzigd om de lidstaten te verplichten binnen hun rechtsgebied de doeltreffendheid van de administratieve samenwerking in het kader van de richtlijn te onderzoeken en te evalueren, en de resultaten van deze evaluatie jaarlijks aan de Commissie mede te delen.

Opschorting van uitwisselingen

Artikel 25, lid 5, biedt de lidstaten de mogelijkheid om het risico op gegevensinbreuken in de context van de uitwisseling van inlichtingen te beperken. In het geval van een inbreuk in verband met persoonsgegevens kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken besluiten de Commissie te verzoeken om de uitwisseling van inlichtingen met de lidstaat waar de inbreuk plaatshad, op te schorten.

De Commissie herstart de procedure voor de uitwisseling van inlichtingen zodra de bevoegde autoriteiten de Commissie verzoeken om de uitwisseling van inlichtingen in het kader van deze richtlijn opnieuw toe te staan met de lidstaat waar de inbreuk plaatshad.

Deze opschorting komt bovenop de maatregelen die uit hoofde van de algemene verordening gegevensbescherming in verband met de gegevensinbreuk zijn vereist.

2020/0148 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 113 en 115,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement 19 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 20 ,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

1)Om rekening te houden met nieuwe initiatieven van de Unie op het gebied van fiscale transparantie, is de afgelopen jaren een reeks wijzigingen aangebracht in Richtlijn 2011/16/EU van de Raad 21 . Deze wijzigingen hadden voornamelijk betrekking op de invoering van rapportageverplichtingen – gevolgd door mededeling aan andere lidstaten – in verband met financiële rekeningen, voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande prijsafspraken, landenrapporten en meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies. Op deze wijze werd het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen uitgebreid. De belastingautoriteiten beschikken nu over een breder instrumentarium voor samenwerking om diverse vormen van belastingfraude, -ontwijking en -ontduiking te kunnen opsporen en bestrijden.

2)De afgelopen jaren heeft de Commissie toezicht gehouden op de toepassing van Richtlijn 2011/16/EU en in 2019 heeft zij een evaluatie ervan voltooid 22 . Hoewel er aanzienlijke vooruitgang is geboekt op het gebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen, is er nog steeds behoefte aan een verbetering van de bestaande bepalingen die betrekking hebben op alle vormen van uitwisselingen van inlichtingen en administratieve samenwerking.

3)Krachtens artikel 5 van Richtlijn 2011/16/EU moet op verzoek van een verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit alle inlichtingen meedelen die zij in haar bezit heeft of naar aanleiding van een administratief onderzoek verkrijgt, voor zover deze inlichtingen relevant kunnen zijn voor het bestuur en de handhaving van de binnenlandse wetgeving van de lidstaten inzake belastingen, binnen het toepassingsgebied van die richtlijn. Om de doeltreffendheid van de uitwisseling van inlichtingen te garanderen en onterechte weigeringen van verzoeken te voorkomen, alsook met het oog op rechtszekerheid en duidelijkheid voor zowel de belastingdiensten als de belastingplichtigen, moet de norm van “verwacht belang” duidelijk worden afgebakend. In deze context moet ook worden verduidelijkt dat de norm van “verwacht belang” niet mag worden toegepast op aanvullende verzoeken om inlichtingen die worden gedaan na een overeenkomstig artikel 8 bis van Richtlijn 2011/16/EU uitgewisselde voorafgaande grensoverschrijdende ruling of een voorafgaande verrekenprijsafspraak.

4)De praktische ervaring van de belastingdiensten heeft uitgewezen dat er soms behoefte is aan verzoeken om inlichtingen in verband met groepen van belastingplichtigen die niet individueel kunnen worden geïdentificeerd, maar slechts aan de hand van een gemeenschappelijke reeks kenmerken kunnen worden beschreven. In het licht hiervan is het noodzakelijk de belastingdiensten in de mogelijkheid te stellen een groepsverzoek om inlichtingen te doen.

5)Het is van belang dat inlichtingen in verband met inkomsten uit intellectuele eigendom tussen de lidstaten worden uitgewisseld; intellectuele eigendom is immers vaak vatbaar voor winstverschuiving vanwege de zeer mobiele aard van de onderliggende activa. Om die reden moeten royalty’s worden opgenomen in de categorieën van inkomsten waarop de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen van toepassing is, met het oog op een betere bestrijding van belastingfraude, -ontwijking en -ontduiking.

6)De digitalisering van de economie is de afgelopen jaren snel toegenomen. Een stijgend aantal complexe situaties in verband met belastingontwijking is hiervan het gevolg. De grensoverschrijdende dimensie van de diensten die worden aangeboden door digitale-platformexploitanten, heeft geleid tot een complexe situatie waarin het moeilijk kan zijn de belastingvoorschriften te handhaven en de naleving van de belastingwetgeving te garanderen. De naleving van de belastingwetgeving is suboptimaal en de waarde van niet aangegeven inkomsten is aanzienlijk. De belastingdiensten van de lidstaten beschikken over onvoldoende inlichtingen om een correcte evaluatie en controle uit te voeren van de bruto inkomsten in hun land uit commerciële activiteiten die via digitale platforms worden verricht. Dit is bijzonder problematisch wanneer de inkomsten of de belastbare bedragen binnenkomen via platforms die in een ander rechtsgebied zijn gevestigd.

7)De belastingdiensten verzoeken de digitale-platformexploitanten regelmatig om inlichtingen. Voor de platformexploitanten ontstaan hierdoor aanzienlijke administratieve en nalevingskosten. Tegelijkertijd hebben sommige lidstaten een eenzijdige rapportageverplichting ingevoerd, die een extra administratieve last voor de platformexploitanten betekent, aangezien zij een veelvoud van nationale rapportagenormen moeten naleven. Het is daarom essentieel dat in heel de interne markt een uniforme rapportageverplichting zou gelden.

8)Aangezien een groot deel van de inkomsten of belastbare bedragen van de verkopers op digitale platforms grensoverschrijdend is, zou de rapportage van inlichtingen die betrekking hebben op de relevante activiteit, aanvullende positieve resultaten opleveren, mits ook de lidstaten die in aanmerking komen om de inkomsten te belasten, hiervan in kennis worden gesteld. Met name de automatische uitwisseling van inlichtingen tussen belastingautoriteiten is van wezenlijk belang om die autoriteiten de inlichtingen te bezorgen die zij nodig hebben om op een passende wijze de verschuldigde inkomstenbelasting en btw vast te stellen.

9)Om de goede werking van de interne markt te garanderen moeten de rapportagevoorschriften doeltreffend en toch eenvoudig zijn. Gezien de moeilijkheden om belastbare feiten te detecteren in verband met commerciële activiteiten die door digitale platforms worden gefaciliteerd, en tevens rekening houdend met de extra administratieve last voor de belastingdiensten in dergelijke gevallen, is het noodzakelijk een rapportageverplichting in te stellen voor platformexploitanten. De platformexploitanten zijn beter geplaatst om de noodzakelijke inlichtingen te verzamelen en te verifiëren met betrekking tot alle verkopers die werkzaam zijn op of gebruikmaken van een specifiek platform.

10)Gezien het wijdverspreide gebruik van digitale platforms bij commerciële activiteiten, zowel door natuurlijke personen als door entiteiten, is het cruciaal te garanderen dat de inlichtingen gerapporteerd kunnen worden ongeacht de juridische aard van de verkoper. Er dient echter wel een uitzondering te worden gemaakt voor overheidsinstanties die niet gebonden zouden moeten zijn door de rapportageverplichting.

11)De rapportage van inkomsten uit dergelijke activiteiten moet de belastingdiensten omvattende inlichtingen bieden om de verschuldigde inkomstenbelasting correct vast te stellen.

12)Met het oog op vereenvoudiging en tot vermindering van de nalevingskosten zou het redelijk zijn de platformexploitanten de rapportageverplichting op te leggen ten aanzien van de inkomsten die de verkopers met gebruikmaking van het platform in één enkele lidstaat hebben.

13)Gezien de digitale aard en de flexibiliteit van digitale platforms zou de rapportageverplichting moeten worden uitgebreid tot platformexploitanten die een commerciële activiteit in de Unie uitoefenen maar die geen fiscaal ingezetenen van een lidstaat zijn, noch zijn opgericht in overeenstemming met de wetten van een lidstaat, noch hun plaats van leiding of een vaste inrichting in een lidstaat hebben. Hierdoor zou een gelijk speelveld tussen de platforms worden gegarandeerd en oneerlijke concurrentie worden voorkomen. Om dit te faciliteren zou van buitenlandse platforms worden vereist zich te registreren en te rapporteren in één enkele lidstaat met het oog op hun werkzaamheden binnen de interne markt.

14)Gezien de ontwikkelingen van de digitale economie, moet de rapportage van commerciële activiteiten ook de verhuur van onroerend goed, de verlening van persoonlijke diensten, de verkoop van goederen, de verhuur van transportmiddelen en investeringen en leningen in de context van crowdfunding omvatten. Activiteiten die door een verkoper worden uitgeoefend in de hoedanigheid van werknemer van de platformexploitant, moeten niet onder de rapportageverplichting vallen.

15)De doelstelling om belastingontduiking en -ontwijking te voorkomen kan worden gegarandeerd door de digitale-platformexploitanten te verplichten tot rapportage in een vroeg stadium van de inkomsten van de platforms, vóór de belastingautoriteiten hun jaarlijkse belastingaanslagen uitbrengen. Om de werkzaamheden van de belastingautoriteiten van de lidstaten te vergemakkelijken, moeten de gerapporteerde inlichtingen worden uitgewisseld binnen één maand na de rapportage. Teneinde de automatische uitwisseling van inlichtingen te vergemakkelijken en middelen efficiënter in te zetten, dienen de uitwisselingen elektronisch te gebeuren via het door de Unie opgezette gemeenschappelijke communicatienetwerk (“CCN-netwerk”).

16)Uit de evaluatie van Richtlijn 2011/16/EU door de Commissie is gebleken dat er behoefte is aan voortdurende monitoring van de doeltreffendheid van de richtlijn en van de nationale omzettingsbepalingen voor de toepassing ervan. Om het voor de Commissie mogelijk te maken de doeltreffendheid van de automatische uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van Richtlijn 2011/16/EU op een degelijke manier te blijven monitoren en evalueren, moeten de lidstaten worden verplicht de statistieken over deze uitwisselingen jaarlijks aan de Commissie mede te delen.

17)Het is noodzakelijk de mechanismen van Richtlijn 2011/16/EU in verband met de aanwezigheid van ambtenaren van de belastingdienst van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat te versterken, alsook de uitvoering van gelijktijdige controles door twee of meer lidstaten om te garanderen dat zij doeltreffend worden toegepast. Dat betekent dat binnen een specifieke termijn moet worden gereageerd op verzoeken tot aanwezigheid van een ambtenaar van een andere lidstaat en tot gelijktijdige controles. Wanneer tijdens een administratief onderzoek buitenlandse ambtenaren aanwezig zijn op het grondgebied van een andere lidstaat of via elektronische communicatiemiddelen aan een onderzoek deelnemen, moet hun worden toegestaan personen rechtstreeks te ondervragen en bescheiden te onderzoeken.

18)Een lidstaat die voornemens is een gelijktijdig onderzoek uit te voeren, moet de andere betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen. De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat is weliswaar verplicht op het verzoek te reageren, maar het is ook van belang te garanderen dat het antwoord binnen een redelijke termijn wordt gegeven. Daarom moet de bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst op het verzoek reageren.

19)Uit multilaterale controles die werden uitgevoerd met steun van het Fiscalis 2020-programma dat is opgezet bij Verordening (EU) nr. 1286/2013 van het Europees Parlement en de Raad 23 , is het nut gebleken van gecoördineerde controles van een of meer belastingplichtigen die van gezamenlijk of complementair belang zijn voor twee of meer belastingdiensten in de Unie. Aangezien er geen expliciete rechtsgrond bestaat voor het uitvoeren van gezamenlijke audits, worden dergelijke gezamenlijke acties momenteel uitgevoerd op basis van de gecombineerde bepalingen van Richtlijn 2011/16/EU inzake de aanwezigheid van buitenlandse ambtenaren op het grondgebied van een andere lidstaat en inzake gelijktijdige controles. In vele gevallen is echter gebleken dat deze praktijk onvoldoende is en te weinig rechtszekerheid en duidelijkheid biedt.

20)De lidstaten moeten een duidelijk en doeltreffend wettelijk kader aannemen zodat hun belastingautoriteiten gezamenlijke audits kunnen uitvoeren van personen met grensoverschrijdende activiteiten. Gezamenlijke audits zijn administratieve onderzoeken die gezamenlijk door de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten worden uitgevoerd om een zaak te onderzoeken die verband houdt met een of meer personen van gezamenlijk of complementair belang voor die lidstaten. Gezamenlijke audits kunnen een belangrijke bijdrage leveren tot een beter functioneren van de interne markt. Gezamenlijke audits moeten zo worden opgezet dat zij rechtszekerheid bieden aan de belastingplichtigen door middel van duidelijke procedureregels, met inbegrip van een beperking van het risico van dubbele belasting.

21)Om de doeltreffendheid van de procedure te garanderen, moeten de antwoorden op verzoeken tot gezamenlijke audits binnen een bepaalde termijn worden gegeven. Indien een verzoek wordt verworpen, moet dat naar behoren worden gemotiveerd. De procedures die van toepassing zijn op een gezamenlijke audit, moeten die zijn van de lidstaat waar de betrokken audit plaats heeft. Het bewijsmateriaal dat tijdens de gezamenlijke audit wordt verzameld, moet voorts door de deelnemende lidstaat (lidstaten) wederzijds worden erkend. Het is evenzeer van belang dat de bevoegde autoriteiten tot een akkoord komen over de feiten en omstandigheden van de zaak en streven naar overeenstemming over de interpretatie van de fiscale positie van de geauditeerde persoon (personen). Om te garanderen dat de resultaten van een gezamenlijke audit in de deelnemende lidstaten kunnen worden uitgevoerd, moet het eindverslag gelijke juridische waarde hebben als de relevante nationale instrumenten die in de deelnemende lidstaten na een audit worden geformuleerd. Indien nodig moeten de lidstaten voorzien in het wettelijke kader voor een overeenkomstige aanpassing.

22)In de wetenschap dat gezamenlijke audits gebaseerd zijn op wederzijds vertrouwen tussen de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten, mag de uitwisseling van inlichtingen die betrekking hebben op een handels-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze, of van inlichtingen waarvan de openbaarmaking in strijd zou zijn met de openbare orde, in de context van een gezamenlijke audit niet worden geweigerd. Dergelijke uitgewisselde inlichtingen moeten echter vertrouwelijk blijven en mogen niet bekend worden gemaakt aan derde partijen.

23)Het is ook van belang een doeltreffende uitwisseling van inlichtingen op verzoek en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten te garanderen. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten die inlichtingen ontvangen overeenkomstig artikel 5 of artikel 9 van Richtlijn 2011/16/EU, worden verplicht aan de bevoegde autoriteit die de inlichtingen verstrekte, binnen een termijn van 30 dagen nadat het resultaat van het gebruik van de verzochte inlichtingen is bekendgemaakt, feedback te bieden met betrekking tot alle uitwisselingen op verzoek.

24)Het is van belang dat de inlichtingen die worden verstrekt uit hoofde van Richtlijn 2011/16/EU, in beginsel worden gebruikt voor de vestiging, het beheer en de executie van de belastingen die door het materiële toepassingsgebied van die richtlijn worden bestreken. In het licht hiervan en gezien het belang van de btw voor de werking van de interne markt, is het passend te verduidelijken dat de inlichtingen die worden uitgewisseld tussen de lidstaten, ook gebruikt mogen worden voor de vestiging, het beheer en de executie van de btw en andere indirecte belastingen.

25)Het is essentieel dat de persoonsgegevens die tussen de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 2011/16/EU worden uitgewisseld, doeltreffend worden beschermd. Indien er in een of meer lidstaten een inbreuk in verband met persoonsgegevens plaatsvindt in de zin van artikel 4, punt 12, van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 24 , moeten de lidstaten als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken besluiten of de inbreuk vereist dat de uitwisseling van inlichtingen wordt opgeschort met de lidstaat of lidstaten waar de inbreuk plaatshad, en of de Commissie als verwerker moet worden verzocht dergelijke uitwisselingen op te schorten. De opschorting moet van kracht blijven tot de lidstaten de Commissie verzoeken de uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van Richtlijn 2011/16/EU opnieuw toe te staan met de lidstaat waar de inbreuk plaatshad.

26)Om uniforme voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Richtlijn 2011/16/EU, en met name de automatische uitwisseling van inlichtingen tussen de belastingautoriteiten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van een standaardformulier met een beperkt aantal rubrieken, met inbegrip van de talenregeling. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 25 .

27)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 26 .

28)De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn dient in overeenstemming te zijn met de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725.

29)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

30)De doelstelling van deze richtlijn, namelijk doeltreffende administratieve samenwerking tussen de lidstaten op voorwaarden die in overeenstemming zijn met de goede werking van de interne markt, kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. De doelstelling om de samenwerking tussen de belastingdiensten te verbeteren, vereist een uniforme regelgeving die doeltreffend kan zijn in grensoverschrijdende situaties, en zij kan derhalve beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. Overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, mag de Unie maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

31)Richtlijn 2011/16/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2011/16/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)In artikel 3 wordt punt 9 als volgt gewijzigd:

a)in de eerste alinea wordt punt a) vervangen door:

“a)voor de toepassing van artikel 8, lid 1, en de artikelen 8 bis, 8 bis bis, 8 bis ter en 8 bis quater, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen.”;

b)in de eerste alinea wordt punt c) vervangen door:

“c)voor de toepassing van andere bepalingen van deze richtlijn dan artikel 8, lid 1, artikel 8, lid 3 bis, en de artikelen 8 bis, 8 bis bis en 8 bis quater, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen overeenkomstig de punten a) en b) van dit punt.”;

c)de tweede alinea wordt vervangen door:

“In het kader van artikel 8, lid 3 bis, artikel 8, lid 7 bis, artikel 21, lid 2, en artikel 25, leden 2 en 3, hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage I. In het kader van artikel 8 bis bis en bijlage III hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage III. In het kader van artikel 8 bis quater en bijlage V hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage V;”.

2)De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 5 bis

Verwacht belang

1.Wat betreft een verzoek als bedoeld in artikel 5, worden de verzochte inlichtingen geacht naar verwachting van belang te zijn, wanneer op het ogenblik van het verzoek de verzoekende autoriteit van oordeel is dat er overeenkomstig haar nationale wetgeving een redelijke mogelijkheid bestaat dat de verzochte inlichtingen relevant zijn voor de belastingaangelegenheden van een of meerdere belastingplichtigen, hetzij bij naam geïdentificeerd of niet, en het verzoek gerechtvaardigd is voor onderzoeksdoeleinden.

2.Om het verwacht belang van de verzochte inlichtingen aan te tonen, verstrekt de verzoekende bevoegde autoriteit aan de aangezochte autoriteit ondersteunende informatie, meer bepaald over het belastingdoeleinde waarvoor de inlichtingen worden gevraagd en de redenen die erop wijzen dat de verzochte inlichtingen in het bezit zijn van de aangezochte autoriteit of in het bezit of onder controle van een persoon binnen het rechtsgebied van de aangezochte autoriteit.

Artikel 5 ter

Groepsverzoeken

Een verzoek als bedoeld in artikel 5 kan betrekking hebben op een groep van belastingplichtigen die niet individueel bij naam of anderszins kunnen worden geïdentificeerd, maar slechts aan de hand van een gemeenschappelijke reeks kenmerken kunnen worden beschreven.

In dergelijke gevallen verstrekt de verzoekende bevoegde autoriteit de volgende inlichtingen aan de aangezochte autoriteit:

a)een volledige beschrijving van de gemeenschappelijke kenmerken van de groep; en

b)een verklaring van de toepasselijke wetgeving en van de feiten op basis waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat de belastingplichtigen in de groep de toepasselijke wetgeving niet hebben nageleefd, met inbegrip van feiten en omstandigheden die verband houden met de betrokkenheid van een derde partij die actief heeft bijgedragen tot de mogelijke niet-naleving van de wetgeving door de belastingplichtigen in de groep.”.

3)In artikel 6 wordt lid 2 vervangen door:

“2.Het in artikel 5 bedoelde verzoek kan een met redenen omkleed verzoek om een administratief onderzoek omvatten. Indien de aangezochte autoriteit van oordeel is dat geen administratief onderzoek nodig is, stelt zij de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van de redenen daartoe.”.

4)Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)de leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.De bevoegde autoriteit van elke lidstaat verstrekt de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat via automatische uitwisseling alle inlichtingen waarover zij ten aanzien van ingezetenen van die andere lidstaat beschikt inzake de volgende specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt:

a)inkomen uit een dienstbetrekking;

b)tantièmes en presentiegelden;

c)levensverzekeringsproducten die niet vallen onder andere uniale rechtsinstrumenten inzake de uitwisseling van inlichtingen noch onder soortgelijke voorschriften;

d)pensioenen;

e)eigendom van en inkomsten uit onroerend goed;

f)royalty’s.

Voor belastingtijdvakken die ingaan op of na 1 januari 2023, omvat de verstrekking van de inlichtingen als bedoeld in de eerste alinea het fiscaal identificatienummer (TIN) van de lidstaat van verblijf.

De lidstaten stellen de Commissie jaarlijks in kennis van ten minste twee inkomsten- en vermogenscategorieën als bedoeld in de eerste alinea ten aanzien waarvan zij inlichtingen verstrekken over ingezetenen van een andere lidstaat.

2.De lidstaten stellen de Commissie voor 1 januari 2023 in kennis van ten minste vier categorieën als bedoeld in lid 1 ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteit van elke lidstaat via automatische uitwisseling inlichtingen verstrekt aan de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat over ingezetenen van die andere lidstaat. De inlichtingen hebben betrekking op belastingtijdvakken die ingaan op of na 1 januari 2024.”;

b)in lid 3 wordt de tweede alinea geschrapt;

c)lid 6 wordt vervangen door:

“6.De verstrekking van inlichtingen overeenkomstig de leden 1 en 3 bis geschiedt jaarlijks, binnen negen maanden na het einde van het kalenderjaar of een andere geschikte rapportageperiode, waarop de inlichtingen betrekking hebben.”.

5)Artikel 8 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 5 wordt punt a) vervangen door:

“a)voor de overeenkomstig lid 1 uitgewisselde inlichtingen: onverwijld zodra de voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven, gewijzigd of hernieuwd en uiterlijk binnen drie maanden na het einde van het eerste halfjaar van het kalenderjaar waarin de voorafgaande grensoverschrijdende rulings of voorafgaande verrekenprijsafspraken zijn afgegeven, gewijzigd of hernieuwd;”;

b)in lid 6 wordt punt b) vervangen door:

“b)een samenvatting van de voorafgaande grensoverschrijdende ruling of voorafgaande verrekenprijsafspraak, met onder meer een omschrijving van de relevante zakelijke activiteiten of transacties of reeks van transacties alsook alle andere inlichtingen die voor de bevoegde autoriteit nuttig kunnen zijn bij de evaluatie van een mogelijk risico op belastingontwijking, die niet mag niet leiden tot de openbaarmaking van een handels-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze, of van inlichtingen die in strijd zouden zijn met de openbare orde.”;

c)lid 10 wordt vervangen door:

“10.Niettegenstaande de verwijzing naar verwacht belang in artikel 1, lid 1, en de voorwaarden voor verwacht belang als neergelegd in artikel 5 bis, kunnen de lidstaten, in overeenstemming met artikel 5 en met inachtneming van artikel 21, lid 4, om aanvullende inlichtingen verzoeken, daaronder begrepen de volledige tekst van een voorafgaande grensoverschrijdende ruling of een voorafgaande verrekenprijsafspraak.”.

6)Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 8 bis quater

Reikwijdte en voorwaarden van de verplichte automatische uitwisseling van door de platformexploitanten gerapporteerde inlichtingen

1.Elke lidstaat treft de nodige maatregelen om de rapporterende platformexploitanten te verplichten de due diligence-procedures en rapportageverplichtingen als neergelegd in de delen II en III van bijlage V uit te voeren. Elke lidstaat ziet ook toe op de doeltreffende uitvoering en naleving van dergelijke voorschriften overeenkomstig deel IV van bijlage V.

2.Krachtens de toepasselijke due diligence-procedures en rapportageverplichtingen als neergelegd in de delen II en III van bijlage V, verstrekt de bevoegde autoriteit van elke lidstaat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de te rapporteren verkoper is gevestigd in de zin van bijlage V, deel I, punt B, onder 3), tweede alinea, en/of waar het onroerend goed is gelegen, binnen de in lid 3 bedoelde termijn via automatische uitwisseling de volgende inlichtingen betreffende elke te rapporteren verkoper, voor rapportageperioden met ingang van 1 januari 2022:

a)naam, geregistreerd kantooradres, fiscaal identificatienummer van de rapporterende platformexploitant, alsook handelsnaam (-namen) van het platform (de platforms) waarover de rapporterende platformexploitant rapporteert;

b)voor- en achternaam van de verkoper als die een natuurlijke persoon is, en de officiële naam van de verkoper als die een entiteit is;

c)het hoofdadres;

d)een fiscaal identificatienummer, of, bij ontstentenis daarvan, een functioneel equivalent dat de verkoper is toegekend, naast elke lidstaat waar dat is toegekend;

e)het nummer van inschrijving in het handelsregister van de verkoper als die een entiteit is;

f)het btw-identificatienummer van de verkoper, indien van toepassing;

g)geboortedatum van de verkoper als die een natuurlijke persoon is;

h)de identificatiecode van de rekening waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd, voor zover bekend aan de rapporterende platformexploitant en voor zover de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verkoper is gevestigd, de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten niet in kennis heeft gesteld van het feit dat zij niet voornemens is de identificatiecode van de rekening voor dat doel te gebruiken;

i)indien verschillend van de naam van de te rapporteren verkoper: de naam van de houder en het nummer van de financiële rekening waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd, voor zover bekend aan de rapporterende platformexploitant, alsook alle andere financiële identificatiegegevens waarover de rapporterende platformexploitant beschikt met betrekking tot deze rekeninghouder;

j)elke lidstaat waar de te rapporteren verkoper is gevestigd, in de zin van bijlage V, deel I, punt B, onder 3), tweede alinea;

k)de totale tegenprestatie die is betaald of gecrediteerd tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode;

l)alle honoraria, commissielonen of heffingen die door het rapporterende platform tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode ingehouden of geheven werden.

Indien de te rapporteren verkoper een onroerend goed verhuurt, worden de volgende aanvullende inlichtingen meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de te rapporteren verkoper fiscaal ingezetene is:

a)het postadres van elke eigendomslijst, vastgesteld op basis van de procedures als bedoeld in bijlage V, deel II, punt E, en het respectieve kadasternummer, indien van toepassing;

b)indien van toepassing, het aantal dagen dat elke eigendomslijst werd verhuurd tijdens de rapportageperiode en het type van elke eigendomslijst.

3.De mededeling overeenkomstig lid 2 geschiedt met gebruikmaking van het standaardformulier als bedoeld in artikel 20, lid 7, uiterlijk twee maanden na het einde van de rapportageperiode waarop de rapportageverplichtingen van de rapporterende platformexploitant betrekking hebben.

4.Om te voldoen aan de rapportageverplichtingen uit hoofde van lid 1 stelt elke lidstaat de noodzakelijke voorschriften vast om een rapporterende platformexploitant in de zin van bijlage V, deel I, punt A, onder 3), b), te verplichten zich binnen de Unie te registreren. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie kent een rapporterende platformexploitant in deze situatie een individueel identificatienummer toe.

De lidstaten stellen de voorschriften vast volgens welke het een rapporterende platformexploitant vrijstaat zich te registreren bij de bevoegde autoriteiten van een enkele lidstaat overeenkomstig de voorschriften van bijlage V, deel IV, punt F.

De Commissie stelt bij uitvoeringshandelingen de praktische regelingen vast die nodig zijn voor de registratie en identificatie van rapporterende platformexploitanten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.”.

7)Artikel 8 ter wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 1 komt als volgt te luiden:

“1.De lidstaten doen de Commissie jaarlijks statistieken over de omvang van de automatische uitwisseling uit hoofde van de artikelen 8, lid 1, 8, lid 3 bis, 8 bis bis, en 8 bis quater toekomen, alsmede inlichtingen betreffende administratieve en andere relevante kosten en baten voor belastingdiensten en derden die betrekking hebben op de verrichte uitwisselingen, en mogelijke veranderingen.”;

b)lid 2 wordt geschrapt.

8)Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)lid 1 wordt vervangen door:

“1.Met het oog op de uitwisseling van de inlichtingen als bedoeld in artikel 1, lid 1, kan de bevoegde autoriteit van een lidstaat de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verzoeken dat door eerstgenoemde gemachtigde ambtenaren overeenkomstig de door laatstgenoemde vastgestelde procedure:

a)aanwezig zijn in de kantoren waar de administratieve autoriteiten van de aangezochte lidstaat hun taken vervullen;

b)aanwezig zijn bij administratieve onderzoeken op het grondgebied van de aangezochte lidstaat;

c)deelnemen aan de administratieve onderzoeken die worden uitgevoerd door de aangezochte lidstaat, waar passend met gebruikmaking van elektronische communicatiemiddelen.

De bevoegde autoriteit reageert binnen een termijn van 30 dagen op een verzoek overeenkomstig de eerste alinea om de verzoekende autoriteit een bevestiging van aanwezigheid of een gemotiveerde weigering te doen toekomen.

Indien de verzochte inlichtingen in bescheiden staan waartoe de ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegang hebben, ontvangen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit afschriften daarvan.”;

b)in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Wanneer ambtenaren van de verzoekende autoriteit aanwezig zijn tijdens een administratief onderzoek, of via elektronische communicatiemiddelen aan een onderzoek deelnemen, mogen zij personen ondervragen en bescheiden onderzoeken.”.

9)In artikel 12 wordt lid 3 vervangen door:

“3.De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat beslist of zij aan de gelijktijdige controles wenst deel te nemen. Zij doet de autoriteit die de gelijktijdige controle voorstelt, binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van het voorstel een bevestiging van deelname of een gemotiveerde weigering toekomen.”.

10)De volgende afdeling wordt ingevoegd:

“AFDELING II BIS

Gezamenlijke audits

Artikel 12 bis

Gezamenlijke audits

1.In de zin van deze richtlijn betekent “gezamenlijke audit” een administratief onderzoek dat door de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten op een vooraf overeengekomen en gecoördineerde wijze wordt uitgevoerd, van een zaak die betrekking heeft op een of meer personen die voor hen van gezamenlijk of complementair belang zijn.

2.Wanneer een bevoegde autoriteit van een lidstaat een competente autoriteit van een andere lidstaat (of andere lidstaten) verzoekt een gezamenlijke audit uit voeren van een of meer personen die voor alle betrokken lidstaten van gezamenlijk of complementair belang zijn, reageren de aangezochte autoriteiten op het verzoek binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst ervan.

3.Een verzoek om een gezamenlijke audit door een bevoegde autoriteit van een lidstaat kan om gemotiveerde redenen worden verworpen, en meer bepaald om een van de volgende redenen:

a)de verzochte gezamenlijke audit omvat het verrichten van onderzoeken of het uitwisselen van inlichtingen die in strijd zijn met de wetgeving van de aangezochte lidstaat;

b)de verzoekende autoriteit kan om wettelijke redenen geen inlichtingen verstrekken die vergelijkbaar zijn met de inlichtingen die van de aangezochte autoriteit verwacht worden tijdens de gezamenlijke audit.

4.Indien een of meer personen de bevoegde autoriteit van twee of meer lidstaten om een gezamenlijke audit verzoeken, reageren de verzochte autoriteiten binnen een termijn van 30 dagen op dat verzoek.

Indien een aangezochte autoriteit het verzoek verwerpt, stelt zij de verzoekende persoon of personen in kennis van de redenen daartoe. 

5.Niettegenstaande de beperkingen die zijn neergelegd in artikel 17, lid 4, kan de verstrekking van inlichtingen aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat in de context van een krachtens dit artikel uitgevoerde gezamenlijke audit niet worden geweigerd op grond van het feit dat zij zou leiden tot de openbaarmaking van een handels-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze, of van inlichtingen die in strijd zouden zijn met de openbare orde. Deze regel doet geen afbreuk aan de verplichting van de ontvangende bevoegde autoriteit om deze inlichtingen op generlei wijze door te geven of te verstrekken aan derde partijen.

6.Gezamenlijke audits worden uitgevoerd overeenkomstig de procedure die van toepassing is in de lidstaat waar de activiteiten die het voorwerp van de audit uitmaken, plaatsvinden. Bewijsmateriaal dat in de context van een gezamenlijke audit in een lidstaat overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat wordt verzameld, wordt wederzijds erkend door alle andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten die aan de gezamenlijke audit deelnemen.

7.Indien de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten een gezamenlijke audit verrichten, komen zij tot een akkoord over de feiten en omstandigheden van de zaak en streven zij naar overeenstemming over de fiscale positie van de geauditeerde persoon (personen) op basis van de resultaten van de gezamenlijke audit. De conclusies van de audit worden opgenomen in een eindverslag dat gelijke juridische waarde heeft als de relevante nationale instrumenten die na een audit worden geformuleerd.

8.Met het oog op de uitvoering van het eindverslag voorzien de lidstaten in het wettelijke kader dat overeenkomstige aanpassingen mogelijk maakt.

9.De bevoegde autoriteiten van de lidstaten die een gezamenlijke audit hebben verricht, brengen het resultaat van de audit en het eindverslag binnen een termijn van 30 dagen na de publicatie van het eindverslag ter kennis aan de geauditeerde persoon (personen).

10.De talenregeling voor een gezamenlijke audit wordt door de betrokken autoriteiten overeengekomen.”.

11)In artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:

“1. Indien een bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 5 of artikel 9 inlichtingen verstrekt, doet de bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft ontvangen, zonder afbreuk te doen aan de in haar lidstaat geldende voorschriften inzake fiscale geheimhoudingsplicht en gegevensbescherming, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 30 dagen nadat het resultaat van het gebruik van de verlangde inlichtingen bekend is, een terugmelding aan de bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft verzonden.

De Commissie stelt aan de hand van uitvoeringshandelingen de praktische regelingen vast voor het doen van de terugmelding in dergelijke gevallen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.”.

12)Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

“De inlichtingen die de lidstaten elkaar krachtens deze richtlijn in enigerlei vorm verstrekken, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet. Deze inlichtingen kunnen worden gebruikt voor de evaluatie, administratie en de handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen, alsook met betrekking tot de btw en andere indirecte belastingen.”;

b)lid 2 wordt vervangen door:

“2.Met toestemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die krachtens deze richtlijn inlichtingen verstrekt, en voor zover het in de lidstaat van de ontvangende bevoegde autoriteit wettelijk is toegestaan, kunnen de overeenkomstig deze richtlijn ontvangen inlichtingen en bescheiden voor andere dan de in lid 1 bedoelde doeleinden worden gebruikt.

De bevoegde autoriteit van elke lidstaat deelt aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten een lijst mede van andere dan in lid 1 bedoelde doeleinden waarvoor overeenkomstig de nationale wetgeving van die lidstaat de inlichtingen en bescheiden kunnen worden gebruikt. De bevoegde autoriteit die inlichtingen ontvangt, kan de ontvangen inlichtingen en bescheiden zonder de in de eerste alinea bedoelde toestemming gebruiken voor alle doeleinden die de inlichtingen verstrekkende lidstaat heeft genoemd.”.

13)In artikel 17 wordt lid 1 vervangen door:

“1.De in artikel 5 bedoelde inlichtingen worden door de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit van een andere lidstaat verstrekt, op voorwaarde dat de verzoekende autoriteit de inlichtingen eerst heeft trachten te verkrijgen uit alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden kon aanspreken en alle beschikbare middelen heeft aangewend behalve indien dit buitensporige problemen zou veroorzaken, zonder dat het bereiken van de beoogde doelstellingen in het gedrang dreigde te komen.”.

14)Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

a)in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

“2.Het in lid 1 bedoelde standaardformulier bevat ten minste de volgende door de verzoekende autoriteit te verstrekken informatie:

a)de identiteit van de persoon naar wie het onderzoek of de controle is ingesteld en, in het geval van een groepsverzoek als bedoeld in artikel 5 ter, een volledige beschrijving van de gemeenschappelijke kenmerken van de groep;

b)het fiscale doel waarvoor de inlichtingen worden gevraagd.”;

b)de leden 3 en 4 komen als volgt te luiden:

“3.Voor de spontane uitwisseling van inlichtingen en de desbetreffende ontvangstbevestiging, op grond van respectievelijk de artikelen 9 en 10, het in artikel 13 bedoelde verzoek tot administratieve kennisgeving, de in artikel 14 bedoelde terugmelding, en de inlichtingen uit hoofde van artikel 16, leden 2, en 3, en artikel 24, lid 2, wordt gebruikgemaakt van de door de Commissie volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen standaardformulieren.

4. Bij de automatische uitwisseling van inlichtingen in de zin van de artikelen 8 en 8 bis quater wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, vastgestelde geautomatiseerde standaardformaat, dat dergelijke automatische uitwisseling moet vergemakkelijken.”.

15)Aan artikel 21 wordt het volgende lid toegevoegd:

“7.De Commissie ontwikkelt en verstrekt technische en logistieke ondersteuning voor een beveiligde centrale interface voor administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen waar de lidstaten inlichtingen uitwisselen met gebruikmaking van de standaardformulieren overeenkomstig artikel 20, leden 1 en 3. De bevoegde autoriteiten van alle lidstaten hebben toegang tot deze interface. Met het oog op het verzamelen van statistieken heeft de Commissie toegang tot informatie over de uitwisselingen die in de interface is opgeslagen en automatisch kan worden opgevraagd. De toegang van de Commissie laat de verplichting van de lidstaten onverlet om statistieken te verstrekken over de uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig artikel 23, lid 4.

De Commissie stelt aan de hand van uitvoeringshandelingen de noodzakelijke praktische regelingen vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.”.

16)In artikel 22 wordt lid 1 bis vervangen door:

“1 bis.Met het oog op de tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving van de lidstaten ter uitvoering van deze richtlijn en teneinde te waarborgen dat de administratieve samenwerking waarin zij voorziet, functioneert, stellen de lidstaten bij wet vast dat belastingautoriteiten toegang hebben tot de in de artikelen 13, 30, 31, 32 bis, en 40 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde mechanismen, procedures, documenten en inlichtingen*.

* Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).”.

17)In artikel 23 wordt lid 2 vervangen door:

“2.De lidstaten onderzoeken en evalueren in hun rechtsgebied de doeltreffendheid van de administratieve samenwerking uit hoofde van deze richtlijn voor de bestrijding van belastingontduiking en belastingontwijking, en delen de resultaten van hun evaluatie jaarlijks aan de Commissie mee.”.

18)In artikel 23 bis wordt lid 2 vervangen door:

“2.De krachtens artikel 23 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien bij het nationale recht van de ontvangende lidstaat.

De in de eerste alinea bedoelde door de Commissie opgestelde rapporten en bescheiden mogen door de lidstaten uitsluitend voor analytische doeleinden worden gebruikt, en mogen niet zonder uitdrukkelijke toestemming van de Commissie worden bekendgemaakt of aan andere personen of organen beschikbaar worden gesteld.

Niettegenstaande het in de eerste en tweede alinea bepaalde, kan de Commissie jaarlijks geanonimiseerde samenvattingen publiceren van de statistische gegevens die de lidstaten haar overeenkomstig artikel 23, lid 4, meedelen.”.

19)Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

a)de leden 2 en 3 komen als volgt te luiden:

“2.In de zin van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad* worden rapporterende financiële instellingen, intermediairs, rapporterende platformexploitanten en de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken, en de Commissie als gegevensverwerker beschouwd.

3.Niettegenstaande lid 1 garandeert elke lidstaat dat zijn bevoegde autoriteit, of elke rapporterende financiële instelling, intermediair of rapporterende platformexploitant, naargelang het geval, binnen zijn rechtsgebied:

a)elke betrokken persoon in kennis stelt van het feit dat de hem betreffende inlichtingen overeenkomstig deze richtlijn zullen worden verzameld en doorgegeven;

b)elke persoon alle informatie verstrekt waarop hij van de verwerkingsverantwoordelijke recht heeft, zodat de persoon zijn rechten inzake gegevensbescherming kan uitoefenen en, in elk geval, voordat de inlichtingen worden gerapporteerd.

Niettegenstaande het in de eerste alinea, onder b), bepaalde, stelt elke lidstaat regelgeving vast om de rapporterende platformexploitanten te verplichten de te rapporteren verkopers in kennis te stellen van de gerapporteerde tegenprestatie.

* Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).”;

b)het volgende lid wordt toegevoegd:

“5.De lidstaten garanderen dat, bij een inbreuk in verband met persoonsgegevens in de zin van artikel 4, punt 12, van Verordening (EU) 2016/679, de bevoegde autoriteiten de Commissie als gegevensverwerker kunnen verzoeken om de uitwisseling van inlichtingen in het kader van deze richtlijn bij wijze van risicobeperkende maatregel op te schorten met de lidstaat waar de inbreuk plaatshad.

De opschorting blijft van kracht tot de bevoegde autoriteiten de Commissie verzoeken de uitwisseling van inlichtingen in het kader van deze richtlijn opnieuw toe te staan met de lidstaat waar de inbreuk plaatshad.”.

20)Artikel 25 bis wordt vervangen door:

“Artikel 25 bis

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen ter uitvoering van de artikelen 8 bis bis, 8 bis ter en 8 bis quater, en treffen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.”.

21)Een nieuwe bijlage V, waarvan de tekst is weergegeven in de bijlage bij deze richtlijn, wordt toegevoegd.

Artikel 2

1.De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2021 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 januari 2022.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 27  

14

14.03

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 28  

 Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Het werkprogramma van de Commissie voor 2020 noemt als een van de prioriteiten de strijd tegen belastingontduiking. Dientengevolge is het voornaamste actieterrein de verdere versterking van de strijd tegen belastingontduiking, meer transparantie en betere uitwisseling van inlichtingen.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstelling

De voorgestelde wetgeving heeft tot doel de werking van de bestaande beleidsbepalingen van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking te verbeteren. De voorgestelde verbeteringen hebben betrekking op alle vormen van uitwisseling van inlichtingen en administratieve samenwerking. Zij beogen tevens het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen te verbreden wat betreft inlichtingen die door de platformexploitanten worden verstrekt.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

ABB 3

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Een verbetering van de bestaande bepaling moet een positief gevolg hebben op de doeltreffende toepassing van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking. De huidige ondoeltreffendheden op een uniforme manier aanpakken zal zorgen voor rechtszekerheid en duidelijkheid.

De rapportageverplichting ten aanzien van inkomsten uit het gebruik van digitale platforms heeft in de eerste plaats tot doel dat de belastingautoriteiten worden geïnformeerd over activiteiten die zich uitstrekken over meer dan één rechtsgebied. De inlichtingen die worden gerapporteerd en met de relevante rechtsgebieden uitgewisseld, zullen de bevoegde autoriteiten in staat stellen de verschuldigde inkomstenbelasting te vestigen op basis van correcte en volledige informatie. Voorts zullen door het opleggen van een rapportageverplichting voor de digitale platforms de inkomsten van verkopers worden gerapporteerd zodat er tussen de verkopers een gelijk speelveld ontstaat, ongeacht of zij via digitale platforms werkzaam zijn. Daarnaast zullen voor alle platformexploitanten dezelfde verplichtingen gelden.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Ten aanzien van het voorstel gelden de eisen van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking (die bij dit voorstel wordt gewijzigd), wat betreft: i) de jaarlijkse verstrekking van statistieken over de uitwisseling van inlichtingen door de lidstaten, en ii) de indiening van een verslag door de Commissie aan de hand van deze statistieken, met inbegrip van een beoordeling van de doeltreffendheid van de automatische inlichtingenuitwisseling.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking zal worden gewijzigd om de werking van de bestaande bepalingen meteen na inwerkingtreding te verbeteren en om verplichtingen in te voeren voor digitale-platformexploitanten, met het oog op de verzameling en rapportage van inlichtingen over inkomsten van belastingplichtigen uit digitale platforms.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Een maatregel op het niveau van de EU zal een meerwaarde creëren in vergelijking met initiatieven van individuele lidstaten op dit gebied. Ten eerste zal hierdoor een consistente toepassing van de voorschriften in de hele EU worden gegarandeerd. Ten tweede zullen voor alle betrokken platforms dezelfde rapportageverplichtingen gelden. Ten derde zal de rapportage gepaard gaan met de uitwisseling van inlichtingen en als zodanig de belastingdiensten in de gelegenheid stellen een volledig beeld te krijgen van de inkomsten die via een digitaal platform zijn verkregen. Gecoördineerde actie op het niveau van de EU kan bijgevolg de doeltreffendheid en volledigheid van het systeem voor de uitwisseling van informatie en administratieve samenwerking beter garanderen dan individuele initiatieven van de lidstaten.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Wat digitale-platformexploitanten betreft, beschikken 12 lidstaten over functionerende wetgeving en/of administratieve regelgeving op basis waarvan platformexploitanten inlichtingen over verkopers die op hun platform actief zijn, aan de belastingdiensten moeten rapporteren. Vier andere lidstaten zijn voornemens dergelijke wetgeving of administratieve regelgeving in te voeren. Daarnaast hebben de meeste lidstaten nalevingscontroles uitgevoerd op transacties die door platforms worden gefaciliteerd, zoals audits, brieven of informatiecampagnes.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Aangezien het voorstel tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking strekt, zal voor de toepassing ervan gebruik kunnen worden gemaakt van de procedures, regelingen en IT-instrumenten die in het kader van die richtlijn al zijn vastgesteld of nog worden ontwikkeld.

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht van [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen van JJJJ tot en met JJJJ

 Voorstel/initiatief met onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 29

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen.

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Dit voorstel bouwt voort op de bestaande structuren en systemen voor de automatische uitwisseling van inlichtingen die werden opgezet overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn 2011/16/EU in het kader van een vorige wijziging. Met behulp van uitvoeringsmaatregelen dient de Commissie samen met de lidstaten gestandaardiseerde formulieren en formaten voor de inlichtingenuitwisseling te ontwikkelen. Wat het CCN-netwerk betreft dat de uitwisseling van inlichtingen tussen de lidstaten mogelijk zal maken, is de Commissie verantwoordelijk voor de ontwikkeling van dat netwerk en verbinden de lidstaten zich ertoe de passende nationale infrastructuur te creëren om de inlichtingenuitwisseling via het CCN-netwerk mogelijk te maken.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De lidstaten verbinden zich ertoe:

- de Commissie een jaarlijkse beoordeling te doen toekomen van de doeltreffendheid van de in de artikelen 8, 8 bis, 8 bis bis, 8 bis ter, en het voorgestelde 8 bis quater, bedoelde automatische inlichtingenuitwisseling en de daarmee bereikte resultaten;

- een lijst van statistische gegevens te verstrekken die door de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, wordt vastgesteld (uitvoeringsmaatregelen) met het oog op de evaluatie van deze richtlijn.

Overeenkomstig artikel 27 moet de Commissie om de vijf jaar, te rekenen vanaf 1 januari 2013, een verslag indienen over de toepassing van de richtlijn. De resultaten van dit voorstel (tot wijziging van de richtlijn administratieve samenwerking) zullen worden meegenomen in het verslag aan het Europees Parlement en de Raad dat uiterlijk 1 januari 2028 zal worden opgesteld.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico’s

De volgende potentiële risico’s kunnen zich voordoen:

- De lidstaten verbinden zich ertoe de Commissie statistische gegevens te verstrekken die als input zullen dienen voor de evaluatie van de richtlijn. De Commissie verbindt zich ertoe om de vijf jaar een verslag in te dienen op basis van deze gegevens. Wat in het bijzonder de automatische uitwisseling van inlichtingen betreft, verbinden de lidstaten zich ertoe de Commissie een jaarlijkse beoordeling te doen toekomen van de doeltreffendheid van die uitwisseling. Het mogelijke risico bestaat erin dat de gegevens die de Commissie ontvangt, niet van de verwachte kwaliteit zijn.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

Het internecontrolesysteem zal financieel worden ondersteund door Fiscalis in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1286/2013 van 11 december 2013 30 , namelijk als volgt:

- gezamenlijke acties (bv. in de vorm van projectgroepen);

- de ontwikkeling van de technische specificaties, met inbegrip van het XML-schema.

De belangrijkste elementen van de controlestrategie zijn de volgende:

Aanbestedingscontracten

De in het Financieel Reglement vastgestelde procedures voor de controle op overheidsopdrachten: opdrachten worden pas geplaatst nadat de diensten van de Commissie de standaardprocedure voor de verificatie van betalingen hebben verricht, rekening houdende met contractuele verplichtingen en goed financieel en algemeen beheer. In alle contracten die door de Commissie en de begunstigden worden gesloten, zullen fraudebestrijdingsmaatregelen (controles, rapporten enz.) worden opgenomen. Voor ieder contract wordt een afzonderlijk bestek opgesteld, dat als basis voor het contract zal dienen. Het opleveringsproces verloopt strikt volgens de TEMPO-methodologie van DG TAXUD: de op te leveren goederen of diensten worden geëvalueerd, indien nodig aangepast en ten slotte uitdrukkelijk aanvaard (of geweigerd). Facturen kunnen niet worden betaald zonder een “brief van aanvaarding”.

Technische verificatie bij opdrachten

DG TAXUD controleert de op te leveren goederen of diensten en oefent toezicht uit op de door de contractanten verrichte werkzaamheden of verleende diensten. TAXUD voert ook regelmatig kwaliteits- en veiligheidscontroles bij zijn contractanten uit. Bij kwaliteitscontroles wordt onderzocht of de contractanten daadwerkelijk handelen volgens de in hun kwaliteitsplannen vastgestelde regels en procedures. Bij veiligheidscontroles worden de specifieke processen, procedures en organisatie onderzocht.

Bovenop voornoemde controles verricht DG TAXUD ook de traditionele financiële controles:

Verificatie vooraf van vastleggingen

Alle vastleggingen bij DG TAXUD worden door het hoofd van de eenheid Financiën en HR Business Correspondent geverifieerd. Dit betekent dat 100 % van de vastgelegde kredieten aan verificatie vooraf wordt onderworpen. Deze procedure geeft een hoge mate van zekerheid ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen.

Verificatie vooraf van betalingen

100 % van de betalingen wordt vooraf gecontroleerd. Bovendien wordt iedere week willekeurig ten minste één betaling (uit alle uitgavencategorieën) geselecteerd voor een extra verificatie vooraf door het hoofd van de eenheid Financiën en HR Business Correspondent. Wat de dekking van de verificatie betreft, is geen streefcijfer vastgesteld, omdat het de bedoeling is om de betalingen “willekeurig” te controleren om na te gaan of alle betalingen zijn voorbereid volgens de regels. De overige betalingen worden op dagelijkse basis afgewikkeld volgens de geldende regels.

Verklaringen van de subgedelegeerde ordonnateurs

Alle subgedelegeerde ordonnateurs ondertekenen een verklaring bij het jaarlijkse activiteitenverslag voor het jaar in kwestie. Deze verklaringen dekken de verrichtingen in het kader van het programma. De subgedelegeerde ordonnateurs verklaren dat de verrichtingen met betrekking tot de uitvoering van de begroting hebben plaatsgevonden in overeenstemming met de beginselen van goed financieel beheer, dat de opgezette beheers- en controlesystemen voldoende zekerheid bieden ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen, en dat de aan deze verrichtingen verbonden risico’s duidelijk geïdentificeerd zijn, er melding van is gemaakt en maatregelen zijn genomen om ze te ondervangen.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

Dankzij deze controles heeft DG TAXUD voldoende zekerheid omtrent de kwaliteit en de regelmatigheid van de uitgaven en wordt het risico van niet-naleving beperkt. De hierboven beschreven controlestrategie brengt de potentiële risico’s onder het streefcijfer van 2 % en bestrijkt alle begunstigden. Nog andere extra maatregelen om de risico’s verder te beperken, zouden tot onevenredig hoge kosten leiden en zijn derhalve niet gepland. De totale kosten voor de uitvoering van de hierboven beschreven controlestrategie — voor alle uitgaven in het kader van het Fiscalis 2020-programma — zijn beperkt tot 1,6 % van de totale verrichte betalingen. Zij zullen naar verwachting op dit niveau blijven voor dit initiatief. De controlestrategie voor het programma elimineert het risico van niet-naleving nagenoeg volledig en blijft in verhouding tot de risico’s die zich voordoen.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad 31 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 32 , om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een uit hoofde van deze verordening gefinancierd(e) subsidieovereenkomst of -besluit of contract, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort krediet

Bijdrage

14.03.01

GK/NGK 33 .

van EVA-landen 34

van kandidaat-lidstaten 35

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

1A – Concurrentievermogen voor groei en banen

Verbetering van de werking van de belastingstelsels

Verschil

NEE

NEE

NEE

NEE

Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
krediet

Bijdrage

Nummer 
[…][Rubriek ………………………………………]

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

[…][XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader 

1A

Concurrentievermogen voor groei en banen

DG: TAXUD

Jaar 
N 36

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Jaar 
N+4

Jaar 
N+5

TOTAAL

• Beleidskredieten

Nummer begrotingsonderdeel 14.03.01

Vastleggingen

(1)

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

Betalingen

(2)

0,0

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

Nummer begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2a)

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 37  

Nummer begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten 
voor DG TAXUD

Vastleggingen

=1+1a +3

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

Betalingen

=2+2a

+3

0,0

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

 



TOTAAL beleidskredieten 

Vastleggingen

(4)

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

Betalingen

(5)

0,0

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 

(6)

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 1A 
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

Betalingen

=5+ 6

0,0

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:

TOTAAL beleidskredieten 

Vastleggingen

(4)

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

Betalingen

(5)

0,000

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 

(6)

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 
van het meerjarige financiële kader 
(Referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+ 6

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1

Betalingen

=5+ 6

0,0

0,4

0,4

0,1

0,1

0,1

1,1




Rubriek van het meerjarige financiële kader 

5

“Totale administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Jaar 
N+4

TOTAAL

DG: TAXUD

Personele middelen 

0,069

0,069

0,028

0,014

0,014

0,194

Overige huishoudelijke uitgaven 

0,004

0,004

0,002

0,001

0,001

0,012

TOTAAL DG TAXUD

Kredieten

0,073

0,073

0,030

0,015

0,015

0,206

TOTAAL kredieten 
voor RUBRIEK 5 
van het meerjarige financiële kader 

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,073

0,073

0,030

0,015

0,015

0,206

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 38

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Jaar 
N+4

Jaar 
N+5

TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 
van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

0,473

0,473

0,130

0,115

0,115

1,306

Betalingen

0,073

0,473

0,430

0,115

0,115

0,100

1,306

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Jaar

N+4

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 39

Gemiddelde kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1… 40

Specificaties

0,400

0,100

0,500

Ontwikkeling

0,280

0,280

Onderhoud

0,050

0,050

0,050

0,150

Ondersteuning

0,010

0,030

0,030

0,030

0,100

Opleiding

ITSM (infrastructuur, hosting, licenties enz.)

0,010

0,020

0,020

0,020

0,070

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

0,400

0,400

0,100

0,100

0,100

1,100

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTALE KOSTEN

0,400

0,400

0,100

0,100

0,100

1,100

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 41

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Jaar 
N+4

TOTAAL

RUBRIEK 5 
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

0,069

0,069

0,028

0,014

0,014

0,194

Andere administratieve uitgaven

0,004

0,004

0,002

0,001

0,001

0,012

Subtotaal RUBRIEK 5 
van het meerjarige financiële kader

0,073

0,073

0,030

0,015

0,015

0,206

Buiten RUBRIEK 5 42  
of the multiannual financial framework

Personele middelen

Andere
administratieve uitgaven

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 
van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

0,073

0,073

0,030

0,015

0,015

0,206

De benodigde kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar N+2

Jaar N+3

Jaar N+4

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (hoofdzetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

0,5

0,5

0,2

0,1

0,1

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 43

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 yy  44

- hoofdzetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

0,5

0,5

0,2

0,1

0,1

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Voorbereiding van vergaderingen en correspondentie met de lidstaten; verrichten van werkzaamheden met betrekking tot formulieren, IT-formaten en het centrale gegevensbestand;

geven van opdrachten aan externe contractanten voor werkzaamheden aan het IT-systeem.

Extern personeel

n.v.t.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

[…]

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

[…]

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

 

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 45

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden “toegewezen”, vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[…]

(1)    Europese Commissie, Politieke richtsnoeren voor de volgende Europese Commissie 2019-2024, Een Unie die de lat hoger legt, https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/political-guidelines-next-commission_en.pdf .
(2)    COM(2020) 456 final.
(3)    COM(2020) 312 final.
(4)    COM(2020) 313 final.
(5)    Europese Commissie, Werkdocument van de diensten van de Commissie, Evaluatie van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (SWD(2019) 328 final).
(6)    Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
(7)    Gezamenlijk EU-forum voor verrekenprijzen (EU Joint Transfer Pricing Forum), A Coordinated Approach to Transfer Pricing Controls within the EU, JTPF/013/2018/EN, oktober 2018.
(8)    Opdrachtbrief aan Paolo Gentiloni, commissaris voor Economie, van Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, 10 september 2019.
(9)    Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 1).
(10)    Richtlijn (EU) 2015/2376 van de Raad van 8 december 2015 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PB L 332 van 18.12.2015, blz. 1).
(11)    Richtlijn 2016/881/EU van de Raad van 25 mei 2016 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PB L 146 van 3.6.2016, blz. 8).
(12)    Richtlijn (EU) 2016/2258 van de Raad van 6 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft toegang tot antiwitwasinlichtingen door belastingautoriteiten (PB L 342 van 16.12.2016, blz. 1).
(13)    Richtlijn (EU) 2018/822 van de Raad van 25 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies (PB L 139 van 5.6.2018, blz. 1).
(14)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(15)    Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (“Richtlijn inzake elektronische handel”) ( PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
(16)    Werkdocument van de diensten van de Commissie, n. 2 .
(17)    (insert ref to RSB Opinion).
(18)    (insert ref to final IA).
(19)    PB C […], […], blz. […].
(20)    PB C […], […], blz. […].
(21)    Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
(22)    Europese Commissie, Werkdocument van de diensten van de Commissie, Evaluatie van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (SWD(2019) 328 final).
(23)    Verordening (EU) nr. 1286/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een actieprogramma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de Europese Unie voor de periode 2014-2020 (Fiscalis 2020) en tot intrekking van Beschikking nr. 1482/2007/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 25).
(24)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(25)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(26)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG.
(27)    ABM: activiteitsgestuurd management (activity-based management); ABB: activiteitsgestuurde begroting (activity-based budgeting).
(28)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a), of b), van het Financieel Reglement.
(29)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(30)    Verordening (EU) nr. 1286/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een actieprogramma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de Europese Unie voor de periode 2014-2020 (Fiscalis 2020) en tot intrekking van Beschikking nr. 1482/2007/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 25).
(31)    Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1).
(32)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(33)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(34)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(35)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(36)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(37)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(38)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(39)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(40)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)…”
(41)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(42)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(43)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED = Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(44)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(45)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 15.7.2020

COM(2020) 314 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een richtlijn van de Raad

tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen




{SEC(2020) 271 final} - {SWD(2020) 129 final} - {SWD(2020) 130 final} - {SWD(2020) 131 final}


BIJLAGE

“BIJLAGE V

RAPPORTAGEVOORSCHRIFTEN VOOR
platformexploitanten

Deze bijlage bevat de voorschriften inzake rapportage en due diligence die rapporterende platformexploitanten moeten toepassen teneinde de lidstaten in staat te stellen de in artikel 8 bis quater van deze richtlijn bedoelde inlichtingen via automatische uitwisseling te verstrekken.

Voorts worden in deze bijlage de voorschriften en administratieve procedures omschreven die de lidstaten met het oog op de doeltreffende uitvoering en naleving van de rapportage- en due diligence-procedures als bedoeld in de bijlage moeten invoeren.

DEEL I 

DEFINITIES

De volgende definities zijn van toepassing:

A. Rapporterende platformexploitanten

1.“Platform”: elke software, met inbegrip van een website of onderdeel daarvan en toepassingen waaronder mobiele toepassingen, die toegankelijk is voor gebruikers en waardoor verkopers in staat worden gesteld verbonden te zijn met andere gebruikers voor het verrichten van een relevante activiteit, direct of indirect, ten behoeve van dergelijke gebruikers. Daaronder begrepen zijn ook alle regelingen voor de inning en betaling van een tegenprestatie met betrekking tot de relevante activiteit.

De term “platform” omvat niet de software die zonder enige verdere interventie bij het verrichten van een relevante activiteit uitsluitend een van de volgende activiteiten mogelijk maakt:

(a)het uitvoeren van betalingen in verband met een relevante activiteit;

(b)het aanbieden of adverteren van een relevante activiteit door gebruikers;

(c)het doorverwijzen of overbrengen van gebruikers naar een platform.

2.“Platformexploitant”: een entiteit die een overeenkomst sluit met een verkoper om een platform geheel of gedeeltelijk beschikbaar te stellen aan die verkoper.

3. “Rapporterende platformexploitant”: een platformexploitant die in een van de volgende situaties verkeert:

(a)hij is fiscaal ingezetene van een lidstaat of, wanneer dat niet het geval is, voldoet hij aan een van de volgende voorwaarden:

i) hij is opgericht in overeenstemming met de wetten van een lidstaat;

ii) zijn plaats van leiding (inclusief de werkelijke leiding) bevindt zich in een lidstaat;

iii)hij heeft een vaste inrichting in een lidstaat;

(b)hij is geen fiscaal ingezetene van een lidstaat, noch is hij opgericht in overeenstemming met de wetten van een lidstaat, noch heeft hij zijn plaats van leiding of een vaste inrichting in een lidstaat, maar hij faciliteert de verrichting van een relevante activiteit door te rapporteren verkopers, of de verhuur van een onroerend goed dat in een lidstaat is gelegen.

4.“Relevante activiteit”: een van de onderstaande activiteiten die worden verricht voor een tegenprestatie:

(a)de verhuur van een onroerend goed;

(b)een persoonlijke dienst;

(c)de verkoop van goederen;

(d)de verhuur van transportmiddelen;

(e)investeringen en leningen in de context van crowdfunding, als gedefinieerd in het wettelijke kader van de financiële markten in de Unie.

De term “relevante activiteit” omvat niet de activiteiten die door een verkoper worden verricht in de hoedanigheid van werknemer van de rapporterende platformexploitant of van een met de platformexploitant verbonden entiteit.

5.“Tegenprestatie”: een compensatie onder eender welke vorm, met aftrek van alle honoraria, commissielonen of heffingen die door het rapporterende platform ingehouden of geheven worden, die wordt betaald of gecrediteerd aan een verkoper in verband met de relevante activiteit, en waarvan het bedrag door de platformexploitant gekend is of redelijkerwijs gekend kan worden.

6.“Persoonlijke dienst”: een dienst die een tijdgebonden of taakgerichte activiteit omvat die door een of meer natuurlijke personen wordt uitgevoerd, hetzij zelfstandig of namens een entiteit, en die wordt verricht op verzoek van een gebruiker, hetzij online of fysiek offline, na facilitering door een platform.

B. Te rapporteren verkopers

1.“Verkoper”: een gebruiker van een platform, hetzij een natuurlijke persoon, hetzij een entiteit, die op enig ogenblik tijdens de rapportageperiode op het platform is geregistreerd en de relevante activiteit verricht.

2.“Actieve verkoper”: elke verkoper die tijdens de rapportageperiode een relevante activiteit verricht, of aan wie een tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd in verband met een relevante activiteit tijdens de rapportageperiode.

3.“Te rapporteren verkoper”: elke actieve verkoper, die geen uitgesloten verkoper is, die ingezetene is van een lidstaat of die een onroerend goed heeft verhuurd dat in een lidstaat is gelegen.

Een te rapporteren verkoper wordt beschouwd als ingezetene van een lidstaat in de zin van de eerste alinea, indien hij tijdens de rapportageperiode aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

(a)hij heeft zijn hoofdadres in een lidstaat;

(b)hij beschikt over een fiscaal identificatienummer (TIN) of btw-identificatienummer dat is toegekend door een lidstaat;

(c)voor een verkoper die een entiteit is: hij heeft een vaste inrichting in een lidstaat.

4. “Uitgesloten verkoper”: elke verkoper die een overheidsinstantie is.

C. Overige definities

1.“Entiteit”: een rechtspersoon of een juridische constructie, zoals een vennootschap, samenwerkingsverband, trust of stichting.

2.“Overheidsinstantie”: de regering van een lidstaat of ander rechtsgebied, een staatkundig onderdeel van een lidstaat of ander rechtsgebied (met inbegrip van een staat, provincie, district of gemeente), of een agentschap of instantie van een lidstaat of ander rechtsgebied of van een of meer van de voorgaande overheidsinstanties dat/die volledig daartoe behoort/behoren.

3. “TIN”: het fiscale identificatienummer, of een functioneel equivalent bij gebreke van een fiscaal identificatienummer.

4.“Btw-identificatienummer”: het unieke nummer ter identificatie van een belastingplichtige of een niet-belastbare rechtspersoon die is geregistreerd voor btw-doeleinden.

5.“Hoofdadres”: het adres van de hoofdverblijfplaats van een verkoper die een natuurlijke persoon is, alsook het adres van het geregistreerde kantoor van een verkoper die een entiteit is.

6.“Rapportageperiode”: het kalenderjaar waarvoor de rapportage wordt afgesloten uit hoofde van deel III.

7.“Eigendomslijst”: alle onroerende goederen die op hetzelfde postadres gelegen zijn en door dezelfde verkoper via een platform te huur worden aangeboden.

8.“Identificatiecode van de rekening”: het unieke identificatienummer of referentienummer van de rekening bij een bank of een andere vergelijkbare betalingsdienst waarover de platformexploitant beschikt en waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd.

DEEL II 

DUE DILIGENCE-PROCEDURES

De volgende procedures zijn van toepassing om na te gaan wie te rapporteren verkopers zijn.

A. Verkopers die niet moeten worden gecontroleerd

Om te bepalen of een verkoper die een entiteit is, als uitgesloten verkoper kan gelden in de zin van deel I, punt B, onder 4), kan een rapporterende platformexploitant zich baseren op publiekelijk beschikbare informatie of een bevestiging van de entiteit-verkoper.

B. Verzameling van inlichtingen over de verkoper

1.De rapporterende platformexploitant verzamelt de volgende inlichtingen voor elke verkoper die een natuurlijke persoon is:

(a)voor- en achternaam;

(b)het hoofdadres;

(c)alle TIN die de verkoper zijn toegekend, en de lidstaten waar die zijn toegekend;

(d)het btw-identificatienummer van de verkoper, indien van toepassing;

(e)de geboortedatum.

2.De rapporterende platformexploitant verzamelt de volgende inlichtingen voor elke verkoper die een entiteit en geen uitgesloten verkoper is:

(a)de wettelijke benaming;

(b)het hoofdadres;

(c)alle TIN die de verkoper zijn toegekend, en de lidstaten waar die zijn toegekend;

(d)het btw-identificatienummer van de verkoper, indien van toepassing;

(e)het bedrijfsregistratienummer;

(f)het bestaan van een vaste inrichting in de Unie, voor zover van toepassing, met aanduiding van elke respectieve lidstaat waar een dergelijke vaste inrichting is gelegen.

3.Onverminderd het bepaalde in punt B, onder 1), en 2), is de rapporterende platformexploitant niet verplicht de inlichtingen te verzamelen als bedoeld in punt B, onder 1), b), tot en met e), en onder 2), b), tot en met f), indien de inlichtingen gebaseerd zijn op een directe bevestiging van de identiteit en de woonplaats van de verkoper via een identificatiedienst die beschikbaar is gesteld door een lidstaat of de Unie teneinde de identiteit en de fiscale woonplaats van de verkoper vast te stellen.

4.Onverminderd het bepaalde in punt B), onder 1), c), en onder 2), c), en e), moet het TIN of, naargelang het geval, het bedrijfsregistratienummer niet worden verzameld in een van de volgende gevallen:

(a)indien de lidstaat waar de verkoper is gevestigd, geen TIN of bedrijfsregistratienummer toekent aan de verkoper;

(b)indien de lidstaat waar de verkoper is gevestigd, het verzamelen van het aan een dergelijke verkoper toegekende TIN niet vereist.

C. Verificatie van de inlichtingen over de verkoper

1.De rapporterende platformexploitant bepaalt of de inlichtingen die zijn verzameld uit hoofde van punt A, punt B, onder 1), punt B, onder 2), a) tot en met e), en punt E, betrouwbaar zijn, met gebruikmaking van alle inlichtingen en documenten waarover hij beschikt, naast elke elektronische interface die gratis beschikbaar is gesteld door een lidstaat of de Unie, teneinde de geldigheid van het TIN en/of btw-identificatienummer te bevestigen.

2.Onverminderd het bepaalde in punt C, onder 1), kan de rapporterende platformexploitant voor de voltooiing van de due diligence-procedures uit hoofde van het bepaalde in punt F, onder 2), bepalen of de inlichtingen die zijn verzameld uit hoofde van punt A, punt B, onder 1), punt B, onder 2), a) tot en met e), en punt E, betrouwbaar zijn, met gebruikmaking van elektronisch doorzoekbare inlichtingen en documenten die hij ter beschikking heeft.

3.In toepassing van punt F, onder 3), b), en onverminderd het bepaalde in punt C, onder 1), en 2), in gevallen waarin de rapporterende platformexploitant redenen heeft om te weten dat enig gegeven als bedoeld in punt B of E onnauwkeurig is, krachtens inlichtingen die zijn verstrekt door de bevoegde autoriteit van een lidstaat naar aanleiding van een verzoek betreffende een specifieke verkoper, verzoekt de rapporterende platformexploitant de verkoper de gegevens die niet correct zijn gebleken, te corrigeren, en ondersteunende documenten, gegevens of inlichtingen te verstrekken die betrouwbaar zijn en afkomstig uit onafhankelijke bron, zoals:

a)    een geldig identiteitsbewijs afgegeven door een overheidsorgaan,

b)    een recent certificaat van fiscale woonplaats.    

D. Vaststelling van de lidstaat (lidstaten) waar de verkoper gevestigd is voor de doeleinden van deze richtlijn

1.Een rapporterende platformexploitant beschouwt een verkoper als ingezetene van de lidstaat waar deze zijn hoofdadres heeft. Indien de lidstaat van vestiging verschilt van de lidstaat van het hoofdadres van de verkoper, beschouwt een rapporterende platformexploitant een verkoper ook als ingezetene van de lidstaat die de verkoper een TIN of btw-identificatienummer heeft toegekend. Indien de verkoper inlichtingen heeft verstrekt in verband met het bestaan van een vaste inrichting uit hoofde van het bepaalde in punt B, onder 2), f), beschouwt een rapporterende platformexploitant een verkoper ook als ingezetene van die lidstaat die de verkoper heeft opgegeven.

2.Onverminderd het bepaalde in punt D, onder 1), beschouwt een rapporterende platformexploitant een verkoper als ingezetene van elke lidstaat die wordt bevestigd door een elektronische identificatiedienst die door een lidstaat of de Unie beschikbaar wordt gesteld uit hoofde van het bepaalde in punt B, onder 3).

E. Verzameling van inlichtingen over verhuurde onroerende goederen

Indien een verkoper een relevante activiteit verricht waarbij de verhuur van onroerend goed is gemoeid, verzamelt de rapporterende platformexploitant de adresgegevens van elke eigendomslijst en, voor zover toegekend, het respectieve kadasternummer.

F. Tijdschema en geldigheid van de due diligence-procedures

1.De rapporterende platformexploitant voltooit uiterlijk op 31 december van de rapportageperiode de due diligence-procedures zoals bedoeld in de punten A tot en met E.

2.Onverminderd het bepaalde in punt F, onder 1), wordt van verkopers die al op het platform waren geregistreerd op datum van 1 januari 2022 of met ingang van de datum waarop een entiteit een rapporterende platformexploitant wordt, vereist dat de due diligence-procedures als bedoeld in de punten A tot en met E, uiterlijk op 31 december van de tweede rapportageperiode voor de rapporterende platformexploitant worden uitgevoerd.

3.Onverminderd het bepaalde in punt F, onder 1), kan een rapporterende platformexploitant zich baseren op de due diligence-procedures die in eerdere rapportageperioden werden uitgevoerd, mits:

(a)de bij punt B, onder 1), en 2), vereiste inlichtingen over de verkoper werden verzameld en geverifieerd of bevestigd in de laatste 36 maanden, en

(b)er voor de rapporterende platformexploitant geen redenen zijn om te veronderstellen dat de inlichtingen die uit hoofde van de punten A, B, en E, zijn verzameld, onbetrouwbaar zijn geworden of niet langer correct zijn.

G. Toepassing van de due diligence-procedures uitsluitend op actieve verkopers

De rapporterende platformexploitant kan ervoor kiezen de due diligence-procedures uit hoofde van de punten A tot en met F uitsluitend op actieve verkopers toe te passen.

H. Voltooiing van de due diligence-procedures door derde partijen

1.Een rapporterende platformexploitant kan een beroep doen op een derde partij als dienstenverstrekker om de due diligence-verplichtingen als neergelegd in dit deel te vervullen, maar deze verplichtingen blijven onder de verantwoordelijkheid van de rapporterende platformexploitant.

2.Indien een platformexploitant de due diligence-verplichtingen uitvoert voor een rapporterende platformexploitant met betrekking tot hetzelfde platform uit hoofde van punt H, onder 1), voert de platformexploitant de due diligence-procedures uit hoofde van de voorschriften van dit deel uit.

DEEL III 

RAPPORTAGEVOORSCHRIFTEN

A. Tijdstip en wijze van rapporteren

1.Een rapporterende platformexploitant in de zin van deel I, punt A, onder 3), a), rapporteert aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat die is bepaald overeenkomstig deel I, punt A, onder 3), a), de inlichtingen als bedoeld in punt B van dit deel met betrekking tot de rapportageperiode, uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de verkoper als te rapporteren verkoper is geïdentificeerd.

2.Indien een rapporterende platformexploitant in de zin van deel I, punt A, onder 3), a), in meer dan een lidstaat voldoet aan een van de daar genoemde voorwaarden, kiest hij een van deze lidstaten uit om aan de rapportagevoorschriften van dit deel te voldoen. Een rapporterende platformexploitant in deze situatie rapporteert de in punt B van dit deel genoemde inlichtingen met betrekking tot de rapportageperiode aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van zijn keuze, overeenkomstig deel IV, punt E, onder 1), uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de tegenprestatie aan een te rapporteren verkoper in verband met de relevante activiteit is betaald of gecrediteerd.

3.Een rapporterende platformexploitant in de zin van deel I, punt A, onder 3), b), rapporteert de in punt B van dit deel genoemde inlichtingen met betrekking tot de rapportageperiode aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, overeenkomstig deel IV, punt F, onder 1), uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de tegenprestatie aan een te rapporteren verkoper in verband met de relevante activiteit is betaald of gecrediteerd.

4.De rapporterende platformexploitant verstrekt tevens de inlichtingen als bedoeld in punt B, onder 2), en 3), aan de te rapporteren verkoper waarop zij betrekking hebben, uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de tegenprestatie aan een te rapporteren verkoper in verband met de relevante activiteit is betaald of gecrediteerd.

5.De inlichtingen met betrekking tot de tegenprestatie die is betaald of gecrediteerd in een fiduciaire valuta, worden gerapporteerd in de munt waarin zij is betaald of gecrediteerd. In het geval dat de tegenprestatie is betaald of gecrediteerd in een andere vorm dan een fiduciaire valuta, worden de inlichtingen gerapporteerd in de lokale munt, omgezet of gewaardeerd op een door de rapporterende platformexploitant consistent vastgestelde wijze.

6.Inlichtingen over de tegenprestatie en andere bedragen worden gerapporteerd voor het kwartaal van de rapportageperiode waarin de tegenprestatie is betaald of gecrediteerd.

B. Te rapporteren inlichtingen

Elke rapporterende platformexploitant rapporteert de volgende inlichtingen:

1.Naam, geregistreerd kantooradres, TIN van de rapporterende platformexploitant, alsook handelsnaam (-namen) van het platform (de platforms) waarover de rapporterende platformexploitant rapporteert.

2.Met betrekking tot elke te rapporteren verkoper die een relevante activiteit heeft verricht, andere dan de verhuur van een onroerend goed:

a)de inlichtingengegevens die uit hoofde van deel II, punt B, verzameld moeten worden;

b) de identificatiecode van de rekening, voor zover bekend aan de rapporterende platformexploitant en voor zover de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de te rapporteren verkoper is gevestigd, de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten niet in kennis heeft gesteld van het feit dat zij niet voornemens is de identificatiecode van de rekening voor dat doel te gebruiken;

c)indien verschillend van de naam van de te rapporteren verkoper: de naam van de houder van de financiële rekening waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd, voor zover bekend aan de rapporterende platformexploitant, alsook alle andere identificatiegegevens waarover de rapporterende platformexploitant beschikt met betrekking tot deze rekeninghouder;

d)elke lidstaat waar de te rapporteren verkoper voor de toepassing van deze richtlijn uit hoofde van deel I, punt B, onder 3), is gevestigd;

e)de totale tegenprestatie die is betaald of gecrediteerd tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode;

f)alle honoraria, commissielonen of heffingen die door het rapporterende platform tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode ingehouden of geheven werden.

3.Met betrekking tot elke te rapporteren verkoper die een onroerend goed te huur aanbiedt:

a)de inlichtingengegevens die krachtens deel II, punt B, verzameld moeten worden;

b)de identificatiecode van de rekening, voor zover bekend aan de rapporterende platformexploitant en voor zover de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de te rapporteren verkoper is gevestigd, de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten niet in kennis heeft gesteld van het feit dat zij niet voornemens is de identificatiecode van de rekening voor dat doel te gebruiken;

c)indien verschillend van de naam van de te rapporteren verkoper: de naam van de houder van de financiële rekening waarop de tegenprestatie wordt betaald of gecrediteerd, voor zover bekend aan de rapporterende platformexploitant, alsook alle andere financiële identificatiegegevens waarover de rapporterende platformexploitant beschikt met betrekking tot deze rekeninghouder;

d)elke lidstaat waar de te rapporteren verkoper voor de toepassing van deze richtlijn uit hoofde van deel I, punt B, onder 3), is gevestigd;

e)het postadres van elke eigendomslijst, vastgesteld op basis van de procedures als bedoeld in deel II, punt E, en het respectieve kadasternummer, indien van toepassing;

f)de totale tegenprestatie die is betaald of gecrediteerd tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode;

g)alle honoraria, commissielonen of heffingen die door de rapporterende platformexploitant tijdens elk kwartaal van de rapportageperiode ingehouden of geheven werden.

h)indien van toepassing, het aantal dagen dat elke eigendomslijst werd verhuurd tijdens de rapportageperiode en het type van elke eigendomslijst.

DEEL IV 

DOELTREFFENDE UITVOERING

Uit hoofde van artikel 8 bis quater voeren de lidstaten de voorschriften en administratieve procedures in met het oog op de doeltreffende uitvoering en naleving van de due diligence- en rapportageprocedures die zijn beschreven in de delen II en III van deze bijlage.

A. Voorschriften om de verzamelings- en verificatievereisten van deel II af te dwingen

1.De lidstaten treffen de nodige maatregelen om de rapporterende platformexploitanten te verplichten de naleving van de verzamelings- en verificatievereisten van deel II ten aanzien van hun te rapporteren verkopers af te dwingen.

2.Indien een te rapporteren verkoper na twee aanmaningen volgend op het initiële verzoek van de rapporterende platformexploitant de volgens deel II vereiste inlichtingen niet verstrekt, sluit de rapporterende platformexploitant de account van deze verkoper af, verhindert voor een periode van zes maanden dat de verkoper zich opnieuw op het platform registreert of houdt de betaling van de tegenprestatie aan de verkoper in.

B. Voorschriften voor de rapporterende platformexploitanten om registers bij te houden van de stappen die zijn gezet en eventuele inlichtingen die zijn gebruikt voor de uitvoering van de due diligence-procedures en rapportagevoorschriften, alsook adequate maatregelen om die registers te verkrijgen

1.De lidstaten treffen de nodige maatregelen om de rapporterende platformexploitanten te verplichten registers bij te houden van de stappen die zijn gezet en eventuele inlichtingen die zijn gebruikt voor de uitvoering van de due diligence-procedures en rapportagevoorschriften van de delen II en III. Deze registers worden een voldoende lange tijd bewaard en in elk geval voor een periode van ten minste 5 en uiterlijk 7 jaar volgend op het einde van de rapportageperiode waarop zij betrekking hebben.

2.De lidstaten treffen de nodige maatregelen, met inbegrip van de mogelijkheid om rapporterende platformexploitanten een bevel tot rapportage te geven, om te garanderen dat alle noodzakelijke inlichtingen worden gerapporteerd aan de bevoegde autoriteit zodat deze de verplichting om inlichtingen te verstrekken overeenkomstig artikel 8 bis quater, lid 2, kan naleven.

C. Administratieve procedures voor de verificatie van de naleving door de rapporterende platformexploitanten van de due diligence-procedures en rapportagevoorschriften

De lidstaten stellen de administratieve procedures vast voor de verificatie van de naleving door de rapporterende platformexploitanten van de due diligence-procedures en rapportagevoorschriften als neergelegd in de delen II en III.

D. Administratieve procedures voor de vervolgcontrole van een rapporterende platformexploitant die onvolledige of onnauwkeurige inlichtingen rapporteert

De lidstaten stellen procedures vast voor de vervolgcontrole van rapporterende platformexploitanten die onvolledige of onnauwkeurige inlichtingen rapporteren.

E. Administratieve procedure voor de keuze van een enkele lidstaat voor rapportage

Indien een rapporterende platformexploitant in de zin van deel I, punt A, onder 3), a), in meer dan een lidstaat voldoet aan een van de daar genoemde voorwaarden, kiest hij een van deze lidstaten uit om aan de rapportagevoorschriften uit hoofde van deel III te voldoen. De rapporterende platformexploitant stelt alle bevoegde autoriteiten van deze lidstaten daarvan in kennis.

F. Administratieve procedure voor unieke registratie van een rapporterende platformexploitant

1.Een rapporterende platformexploitant in de zin van deel I, punt A, onder 3), b), registreert zich uit hoofde van artikel 8 bis quater, lid 4, bij de bevoegde autoriteit van om het even welke lidstaat bij de aanvang van zijn activiteit als platformexploitant. Indien een rapporterende platformexploitant in deze situatie voor btw-doeleinden reeds in de Unie is geïdentificeerd in het kader van de speciale regeling waarin is voorzien bij de artikelen 358 bis en volgende van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad 1 , of in het kader van de speciale regeling waarin is voorzien bij artikel 369 bis en volgende van die richtlijn, dan registreert hij zich niet in een andere lidstaat.

2.De rapporterende platformexploitant verstrekt de lidstaat van unieke registratie de volgende inlichtingen over zichzelf:

(a)naam;

(b)postadres;

(c)elektronische adressen, met inbegrip van websites;

(d)eventuele TIN toegekend aan de rapporterende platformexploitant;

(e)een verklaring dat het platform niet reeds voor btw-doeleinden in de Unie is geïdentificeerd.

3.De rapporterende platformexploitant stelt de lidstaat van unieke registratie in kennis van alle wijzigingen van de inlichtingen die in het kader van punt F, onder 2), zijn verstrekt.

4.De lidstaat van unieke registratie kent een individueel identificatienummer toe aan de rapporterende platformexploitant en deelt dit via elektronische weg mee.

5.In onderstaande gevallen verwijdert de lidstaat van unieke registratie een rapporterende platformexploitant uit het register:

(a)indien de platformexploitant de lidstaat in kennis stelt van het feit dat hij niet langer als platformexploitant actief is;

(b)indien er, bij gebreke van een kennisgeving uit hoofde van punt a), redenen zijn om te veronderstellen dat een platformexploitant zijn activiteiten heeft stopgezet;

(c)indien de platformexploitant niet langer beantwoordt aan de voorwaarden als neergelegd in deel I, punt A, onder 3), b).”.

(1)    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
Top