EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 17.12.2018
COM(2018) 842 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
Verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52018DC0842
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL Report on the functioning of the European carbon market
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt
COM/2018/842 final
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 17.12.2018
COM(2018) 842 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
Verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt
Inhoudsopgave
Lijst met acroniemen en afkortingen
SAMENVATTING
1. INLEIDING
2. HET EU-ETS-KADER IN FASE 4 (2021-2030)
2.1. Een versterkt EU-ETS
2.2. Gerichtere regels inzake koolstoflekkage
2.3 Financiering van koolstofarme innovatie en modernisering van de energiesector
3.1 Betrokken activiteiten, installaties en vliegtuigexploitanten
3.2 Het EU-register en het EU-transactielogboek (EUTL)
4. WERKING VAN DE KOOLSTOFMARKT IN 2017
4.1 Aanbod: de in omloop gebrachte emissierechten
4.1.1 Plafond
4.1.2 Afgegeven emissierechten
4.1.3 Internationale kredieten
4.2 Vraag: rechten die uit de omloop worden gehaald
4.3 Evenwicht tussen vraag en aanbod
5. LUCHTVAART
6. MARKTTOEZICHT
6.1 De juridische status en fiscale behandeling van emissierechten
7. MONITORING, RAPPORTAGE EN VERIFICATIE VAN EMISSIES
8. OVERZICHT VAN ADMINISTRATIEVE REGELINGEN
9. NALEVING EN HANDHAVING
10. CONCLUSIES EN VOORUITBLIK
BIJLAGE
Lijst met acroniemen en afkortingen
AVR Verordening accreditatie en verificatie
BA Bevoegde autoriteit
CCS Koolstofafvang en -opslag
CCU Koolstofafvang en -gebruik
CDM Mechanisme voor schone ontwikkeling
CER's Gecertificeerde emissiereducties
CSCF Transsectorale correctiefactor
EA Europese samenwerking voor accreditatie
EER Europese Economische Ruimte
EEX European Energy Exchange
EIB Europese Investeringsbank
ERU's Emissiereductie-eenheden
EU-ETS EU-emissiehandelssysteem
EUTL EU-transactielogboek
BKG Broeikasgas
ICAO Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
ICE ICE Future Europe
JI Gezamenlijke uitvoering
MAR Verordening marktmisbruik
MiFID2 Richtlijn betreffende markten in financiële instrumenten
MRR Verordening monitoring en rapportage
MRVA Monitoring, rapportage, verificatie en accreditatie
MSR Marktstabiliteitsreserve
NAB Nationale accreditatie-instantie
NER Reserve voor nieuwkomers
PFK's Perfluorkoolstoffen
RES Hernieuwbare energiebronnen
TNAC Totale aantal emissierechten in omloop
SAMENVATTING
In 2017 zijn de emissies van installaties die onder het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS) vallen licht toegenomen, met 0,18 % ten opzichte van 2016. Het gaat om de eerste stijging sinds het begin van de derde handelsperiode (2013-2020, "fase 3"). De trendbreuk is te verklaren door de evolutie van het reële bbp, dat in 2017 met 2,4 % groeide, meer dan in elk ander jaar van deze periode. De stijging van de uitstoot komt vooral op naam van de industrie; de emissies van de energiesector kenden, voor het vierde jaar op rij, een (lichte) daling (zie punt 4.2 – tabel 7). De geverifieerde emissies van de luchtvaartsector bleven groeien, met 4,5 % ten opzichte van 2016 (zie punt 5 – tabel 8).
De herziene EU-ETS-richtlijn, die het systeem voor het volgende decennium hervormt, is gepubliceerd op 14 maart 2018. De hervorming heeft tot doel de broeikasgasemissies van de EU-ETS-sectoren tegen 2030 met 43 % te verminderen (conform de klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 en de EU-toezeggingen in het kader van de Overeenkomst van Parijs), het concurrentievermogen van de industrie te beschermen, en koolstofarme modernisering en innovatie te bevorderen.
De voorbije drie jaar is het overschot aan emissierechten op de Europese koolstofmarkt gestaag afgenomen, in totaal met bijna een half miljard rechten, vooral als gevolg van het "backloaden'", d.w.z. de uitgestelde veiling van rechten (zie punt 4.3 – figuur 3). Het hervormde EU-ETS zal het overschot verder terugdringen door de marktstabiliteitsreserve (MSR) te versterken. De MSR is in 2015 opgezet om het overaanbod aan rechten te verminderen en het EU-ETS beter bestand te maken tegen toekomstige schokken. Van 2019 (effectieve start van de MSR) tot 2023 zal het aandeel van het overschot dat in de reserve moet worden opgenomen 24 % bedragen, een verdubbeling van de aanvankelijk overeengekomen 12 %. Rechten die worden aangehouden boven het veilingvolume van het voorgaande jaar, vervallen in 2023. Gelet op de overschotindicator van de MSR, die in mei 2018 voor de tweede keer gepubliceerd werd, zullen deze hervormingen ertoe leiden dat in de periode van januari tot augustus 2019 bijna 265 miljoen rechten (16 % van het overschot) in de MSR zullen worden opgenomen in plaats van te worden geveild. Daardoor zal het veilingvolume in de eerste acht maanden van 2019 circa 40 % lager liggen dan in dezelfde periode in 2018.
Om alle kansen te blijven geven aan het internationale proces tot vaststelling van een mondiale regeling voor de inperking van luchtvaartemissies, en om de toekomstige uitvoering daarvan in de EU te bevorderen, zullen de emissieafspraken voor de luchtvaart tot 2023 beperkt blijven tot vluchten binnen de Europese Economische Ruimte (EER). Vanaf 2021 zal voor het eerst een lineaire reductiefactor op de luchtvaartsector van toepassing zijn, waarbij het plafond voor luchtvaartemissies jaarlijks met 2,2 % zal verminderen.
1.INLEIDING
Sinds 2005 is het EU-ETS de hoeksteen van de EU-strategie om de emissies van broeikasgassen door de industrie en de energiesector terug te dringen. Het draagt in hoge mate bij aan het behalen van de EU-doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 20 % te verminderen ten opzichte van de niveaus van 1990. Hoewel de EU op schema zit om deze doelstelling ruimschoots te halen 1 , is aanhoudende vooruitgang nodig om de uitstoot tegen 2030 met minstens 40 % te doen dalen 2 , zoals bepaald in het EU-beleidskader voor klimaat en energie 2030. Een goed functionerend EU-ETS is het belangrijkste mechanisme om de EU-doelstelling voor 2030 te bereiken, want het zet in op een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 43 % ten opzichte van de niveaus van 2005 in de sectoren waar het systeem geldt.
Om ervoor te zorgen dat het EU-ETS deze doelstelling haalt, deed de Commissie in 2015 een voorstel 3 om het systeem voor de vierde handelsperiode (2021-2030, "fase 4") te herzien. Deze herziening kreeg in februari 2018, na uitgebreide onderhandelingen, de steun van het Europees Parlement en de Raad. De herziene EU-ETS-richtlijn 4 trad in werking op 8 april 2018.
In 2017 werd de EU-ETS-richtlijn nogmaals herzien 5 om rekening te houden met de ontwikkeling door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) van een mondiale maatregel om de luchtvaartemissies terug te dringen. Het toepassingsgebied van het systeem bleef daardoor beperkt tot vluchten binnen de EER. Nog in 2017 ondertekenden de EU en Zwitserland een overeenkomst 6 om het Zwitserse emissiehandelssysteem te koppelen aan het EU - ETS, een nieuwigheid voor de EU.
Dit verslag over de werking van de Europese koolstofmarkt wordt ingediend overeenkomstig de vereisten van artikel 10, lid 5, en artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG 7 (de EU-ETS-richtlijn). Zoals in de richtlijn vermeld, is het jaarlijks verslag bedoeld om een regelmatig beeld te geven van de ontwikkelingen op de Europese koolstofmarkt.
Het verslag bestrijkt het jaar 2017, maar omvat ook initiatieven die zijn voorgesteld of goedgekeurd in de eerste helft van 2018. In vergelijking met het verslag van vorig jaar 8 bevat dit verslag een nieuw hoofdstuk over het EU-ETS-kader in fase 4, een nieuwe bijlage over de voortgang met de uitvoering, informatie over de overschotindicator van de MSR voor 2018, en informatie over de bijdragen van de lidstaten aan de MSR in 2019. Ingevolge de verscherpte transparantie- en rapportagevoorschriften van de herziene EU-ETS-richtlijn omvat het verslag dit jaar voor het eerst een overzicht van de feitelijke bedragen van de staatssteun die de lidstaten hebben besteed aan de compensatie van indirecte koolstofkosten in 2017.
De gegevens die in dit verslag zijn gebruikt, zijn de gegevens die algemeen voorhanden waren en waarover de Commissie eind juni 2018
9
beschikte, tenzij anders vermeld. Algemene en descriptieve informatie over het EU-ETS is opgenomen in kaders op verschillende plekken in dit verslag.
2.HET EU-ETS-KADER IN FASE 4 (2021-2030)
De herziene EU-ETS-richtlijn voor fase 4 moet de verwezenlijking van drie doelstellingen faciliteren: de broeikasgasemissies voor de EU-ETS-sectoren tegen 2030 met 43 % verminderen, het concurrentievermogen van de industrie beschermen, en koolstofarme modernisering en innovatie bevorderen aan de hand van een reeks onderling verbonden maatregelen.
Figuur 1: Uitsplitsing plafond fase 4
2.1. Een versterkt EU-ETS
Om het tempo van de emissiereducties te verhogen, zal het totale aantal emissierechten vanaf 2021 met 2,2 % per jaar afnemen, tegenover 1,74 % nu. Dat betekent dat per jaar ongeveer 48 miljoen rechten minder zullen worden toegekend, tegenover 38 miljoen nu. Daarmee zouden de broeikasgasemissies in de ETS-sectoren tegen 2030 zoals voorzien met 43 % afnemen ten opzichte van de niveaus van 2005.
Voorts zal de MSR, een mechanisme dat de onbalans op de koolstofmarkt moet verkleinen, aanzienlijk worden versterkt. Tussen 2019 en 2023 zal het tempo waartegen rechten in de MSR worden opgenomen, worden verdubbeld tot 24 %, teneinde het evenwicht van de emissierechten op de koolstofmarkt sneller te herstellen.
Om de werking van het EU-ETS verder te verbeteren, zal het aantal emissierechten in de MSR vanaf 2023 worden beperkt tot het veilingvolume van het voorgaande jaar. Wat boven dat aantal zit, zal vervallen, tenzij daar bij de eerste evaluatie van de MSR in 2021 anders over wordt beslist.
De lidstaten mogen op vrijwillige basis rechten annuleren van het totale veilingvolume dat ze ter beschikking hebben wanneer vanwege aanvullende nationale maatregelen capaciteit voor elektriciteitsopwekking wordt gesloten. Indien capaciteit wordt gesloten zonder dat de betrokken lidstaat rechten annuleert, zullen de MSR-regels het effect opvangen door de reserveopnames te verhogen of door latere vrijgaves van rechten uit de reserve.
Meer informatie over de uitvoering van de herziene MSR-bepalingen staat in hoofdstuk 4.3 (Evenwicht tussen vraag en aanbod).
2.2. Gerichtere regels inzake koolstoflekkage
Het bestaande kader voor kosteloze toewijzing blijft in fase 4 grotendeels behouden ten behoeve van de voorspelbaarheid en de transparantie voor de Europese industrie, die concurrerend wil blijven in een geglobaliseerde wereld. De kosteloze toewijzing zal voorspelbaar en transparant blijven, en berusten op benchmarkwaarden bepaald aan de hand van de prestatie van de 10 % meest doeltreffende installaties in de EU. Wel zijn een aantal praktische verbeteringen aangebracht op grond van de ervaring met de uitvoering in fase 3.
In fase 4 zal de kosteloze toewijzing vooral gericht zijn op de sectoren waar het risico van productieverplaatsing naar landen buiten de EU het grootst is. De mate waarin sectoren blootgesteld zijn aan koolstoflekkage zal worden beoordeeld aan de hand van een indicator die de handels- en emissie-intensiteit weergeeft. Sectoren met een hoge blootstelling zullen op een koolstoflekkagelijst worden geplaatst en zullen gratis rechten toegewezen krijgen voor een bedrag dat overeenstemt met 100 % van de betrokken benchmark. Voor minder blootgestelde sectoren zal de kosteloze toewijzing tot 2026 30 % bedragen, om vervolgens tegen 2030 te worden uitgefaseerd. De Commissie is momenteel bezig met het opstellen van de koolstoflekkagelijst voor de volgende handelsperiode (zie aanhangsel 6 bij de bijlage), die voor de volledige fase 4 zal gelden.
Om onverhoopte winsten buiten beschouwing te laten en de vorderingen op het gebied van technologie en innovatie sedert 2008 in aanmerking te nemen, zullen de 54 benchmarkwaarden die het niveau van de kosteloze toewijzing aan iedere installatie bepalen in fase 4 twee keer worden geactualiseerd, op basis van reële gegevens. Voor elke benchmark zal een jaarlijks verminderingspercentage worden bepaald. Dat zal variëren tussen een minimaal jaarlijks percentage van 0,2 % voor de minder innoverende sectoren en een maximaal jaarlijks percentage van 1,6 % voor de meer innoverende sectoren. Terwijl het minimumpercentage waarborgt dat sectoren met tragere emissiereductietrajecten een bijdrage leveren, zal het maximumpercentage innoverende sectoren stimuleren om de emissies sneller terug te dringen. Aan de gedelegeerde handeling tot herziening van de regels voor kosteloze toewijzing voor 2021-2030 wordt reeds gewerkt, terwijl het werk rond de actualisering van de benchmarkwaarden voor de kosteloze toewijzing in 2021-2025 in principe eind 2019 begint (zie aanhangsel 6 bij de bijlage).
Voorts kunnen toewijzingen aan individuele installaties jaarlijks worden aangepast in geval van aanzienlijke verhogingen en dalingen van de productie. De drempel voor aanpassingen is vastgesteld op 15 % en zal worden beoordeeld op basis van een voortschrijdend gemiddelde van twee jaar. Om manipulatie en misbruik van het systeem voor de aanpassing van toewijzingen te voorkomen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen met verdere voorschriften voor de aanpassingen. Het werk in verband met de uitvoeringshandeling zal naar verwachting eind 2018 beginnen (zie aanhangsel 6 bij de bijlage).
Om de toepassing van een transsectorale correctiefactor (CSCF) in de volgende handelsperiode te voorkomen, is een cruciale vrijwaringsmaatregel ingevoerd, nl. een "buffer voor kosteloze toewijzing". Indien de toepassing van een correctiefactor zich opdringt, zal de buffer worden aangewend door het percentage in fase 4 te veilen rechten terug te brengen naar maximaal 3 % van het totale aantal rechten, zodat het bedrag dat beschikbaar is voor kosteloze toewijzing stijgt. Indien de voor de buffer voor kosteloze toewijzing bestemde rechten onbenut blijven, zullen zij dienen ter aanvulling van het Innovatiefonds en het Moderniseringsfonds, beide in de steigers (zie punt 2.3).
De lidstaten blijven ook in fase 4 de mogelijkheid hebben staatssteun te verstrekken aan sectoren met een hoog risico van koolstoflekkage als gevolg van forse indirecte koolstofkosten (d.w.z. kosten vanwege verhoogde elektriciteitsprijzen) (zie deel 4.1.2.1.2). Wel zullen hiervoor versterkte bepalingen inzake transparantie en rapportage gelden. De lidstaten moeten trachten niet meer dan 25 % van de veilinginkomsten voor dit doel te gebruiken, en als zij dit percentage toch overschrijden, moeten zij dit ten behoeve van de transparantie in een verslag rechtvaardigen. Ook zullen de lidstaten het aan de begunstigden van de compensatie uitgekeerde bedrag (zowel per sector als het totaal) regelmatig moeten publiceren. In het licht van de nieuwe bepalingen heeft de Commissie de aanzet gegeven voor een herziening van de richtsnoeren betreffende staatssteun in het kader van het EU-ETS 10 voor fase 4 (zie aanhangsel 6 van de bijlage).
2.3 Financiering van koolstofarme innovatie en modernisering van de energiesector
Om de industrie en de energiesector in fase 4 te helpen met de uitdagingen die de overgang naar een koolstofarme economie stelt op het gebied van innovatie en investeringen, zijn meerdere financieringsmechanismen in het leven geroepen. Daarbij zijn er ook twee nieuwe fondsen:
·Het Innovatiefonds zal, op basis van mededinging, steun verlenen voor de demonstratie van innoverende technologieën en baanbrekende innovatie in EU-ETS-sectoren, met onder meer aandacht voor innoverende hernieuwbare energiebronnen, koolstofafvang en -gebruik, en energieopslag. De beschikbare middelen zullen overeenstemmen met de marktwaarde van ten minste 450 miljoen rechten op het moment waarop ze geveild worden. Zij zullen worden aangevuld met niet-uitgekeerde middelen van het NER300-programma, en met maximaal 50 miljoen rechten die aan het fonds kunnen worden toegewezen indien ze niet nodig zijn voor de eerder vermelde buffer voor kosteloze toewijzing. In alle lidstaten zullen projecten, ook kleinschalige, in aanmerking komen voor steun uit het Innovatiefonds. Begin 2018 is met een openbare raadpleging de eerste stap gezet naar de oprichting van het Innovatiefonds 11 (zie aanhangsel 6 bij de bijlage).
·Het Moderniseringsfonds zal steun verstrekken voor investeringen in de modernisering van de elektriciteitssector en bredere energiesystemen, de bevordering van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, en de bevordering van een billijke energietransitie in koolstofafhankelijke regio's in de tien lidstaten met het laagste inkomen 12 . Energiecentrales die gebruik maken van vaste fossiele brandstoffen zullen niet voor steun in aanmerking komen 13 . Het fonds zal worden gevuld met rechten die overeenstemmen met 2 % van de totale hoeveelheid in fase 4 beschikbare rechten, die geveild worden conform de regels en modaliteiten voor veilingen die op het gemeenschappelijk veilingplatform plaatsvinden. Afhankelijk van de mate waarin het veilingaandeel verlaagd wordt ten behoeve van de buffer voor kosteloze toewijzing, kan het aantal voor het fonds beschikbare rechten worden verhoogd met maximaal 0,5 % van de totale hoeveelheid rechten. Met het opzetten van het Moderniseringsfonds is in september 2018 een aanvang gemaakt in de vorm van voorbereidende workshops in de begunstigde lidstaten (zie aanhangsel 6 bij de bijlage).
Naast de twee nieuwe fondsen zal de optionele voorlopige kosteloze toewijzing krachtens artikel 10 quater van de EU-ETS-richtlijn beschikbaar blijven voor de modernisering van de energiesectoren in de voor het Moderniseringsfonds in aanmerking komende lidstaten met een lager inkomen. De procedures voor de toewijzing van middelen zijn veel transparanter gemaakt. Projecten met een waarde van meer dan 12,5 miljoen EUR zullen worden gekozen aan de hand van een concurrerende biedprocedure, terwijl investeringen onder die drempel zullen worden gekozen op grond van duidelijke en transparante criteria waarbij de resultaten van de selectie aan een openbare raadpleging zullen worden onderworpen (tenzij deze kleinere projecten ook middels een concurrerende biedprocedure zijn gekozen). De herziene EU-ETS-richtlijn bepaalt dat rechten uit hoofde van artikel 10 quater die niet zijn toegewezen in fase 3 (2013-2020), in de periode 2021-2030 kunnen worden toegewezen aan investeringen die via die concurrerende biedprocedure zijn geselecteerd, tenzij de betrokken lidstaat besluit dit niet of niet volledig te doen en hij de Commissie daarover uiterlijk op 30 september 2019 informeert. Bovendien kunnen in aanmerking komende lidstaten volgens de nieuwe bepalingen hun toewijzing krachtens artikel 10 quater geheel of gedeeltelijk gebruiken om investeringen te steunen binnen het kader van het Moderniseringsfonds, mits zij de respectieve bedragen uiterlijk op 30 september 2019 meedelen aan de Commissie.
3. EU-ETS-INFRASTRUCTUUR
3.1 Betrokken activiteiten, installaties en vliegtuigexploitanten
Het EU-ETS is in werking in de 31 lidstaten van de Europese Economische Ruimte (EER). Het beperkt de uitstoot van ongeveer 11 000 elektriciteitscentrales en productiefaciliteiten, alsook van meer dan 500 vliegtuigexploitanten die vluchten organiseren tussen luchthavens in de EER. Ongeveer 40 % van alle door de EU uitgestoten broeikasgassen valt onder dit systeem.
Vanaf fase 3 (2013-2020)* zijn de sectoren met vaste installaties die onder het EU-ETS vallen energie-intensieve industrieën, met inbegrip van elektriciteitscentrales en andere stookinstallaties met een nominaal thermisch vermogen van > 20 MW (met uitzondering van installaties voor de verbranding van gevaarlijk of huishoudelijk afval), olieraffinaderijen, cokesfabrieken, ijzer- en staalfabrieken, fabrieken die cementklinkers, glas, kalk, bakstenen, keramische producten, pulp, papier en karton, aluminium, petrochemische stoffen, ammoniak en salpeter-, adipine-, glyoxaal- en glyoxylzuur produceren, installaties voor CO2-afvang, vervoer in pijpleidingen en geologische opslag van CO2.
De toepassing van het EU-ETS was in de periode 2013-2016 beperkt tot vluchten binnen de EER, in afwachting van de goedkeuring van een mondiale aanpak door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). In 2016 werd de ICAO het eens over een resolutie inzake de regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia), die van start moet gaan in 2021. In afwachting van de toepassing van Corsia is in 2017 besloten om de afspraak dat de emissieregels voor de luchtvaart beperkt zijn tot vluchten binnen de EER, te verlengen tot 2023 (zie hoofdstuk 5).
Het EU-ETS is van toepassing op de uitstoot van kooldioxide (CO2), maar ook op de uitstoot van stikstofoxide (N2O) bij de productie van salpeter-, adipine-, glyoxylzuur en glyoxaal, en op de uitstoot van perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) bij de productie van aluminium. Hoewel de deelname aan het EU-ETS verplicht is, worden in sommige sectoren alleen installaties opgenomen die een bepaalde grootte overschrijden. Voorts kunnen de deelnemende landen kleine installaties (uitstoot van minder dan 25 000 ton CO2e) uitsluiten van het systeem indien er alternatieve en equivalente maatregelen van kracht zijn. De herziene EU-ETS-richtlijn bepaalt bovendien dat zeer kleine emittenten (minder dan 2 500 ton CO2e-emissies in de afgelopen drie jaar) in fase 4 kunnen worden uitgesloten van het EU-ETS mits er vereenvoudigde monitoringregelingen voorhanden zijn om hun emissies te meten. Indien de emissies van de zeer kleine installaties deze hoeveelheid in een van de betrokken jaren overschrijden, worden de installaties opnieuw in het systeem opgenomen. De deelnemende landen mogen ook sectoren en broeikasgassen aan het EU‑ETS toevoegen.
* Informatie over fase 1 en fase 2 van het EU-ETS staat op https://ec.europa.eu/clima/policies/ets/pre2013_nl .
Volgens de verslagen die in 2018 krachtens artikel 21 door de deelnemende landen 14 zijn ingediend, waren er in 2017 in totaal 10 688 installaties met een vergunning, in vergelijking met 10 790 in 2016 en circa 10 950 in 2015.
Net als de voorgaande jaren waren de brandstoffen die binnen het EU-ETS verstookt zijn in 2017 nog in overgrote meerderheid van fossiele oorsprong. 28 landen (tegenover 29 vorig jaar) rapporteerden daarentegen ook het gebruik van biomassa bij 2 181 installaties (20,4 % van alle installaties), tegenover 2 079 installaties (19 % van alle installaties) vorig jaar. Drie landen (LI, LV en MT) meldden geen gebruik van biomassa 15 . De emissies uit biomassa in 2017 bedroegen ongeveer 145 miljoen ton CO2 (8 % van de volgens het EU-ETS gemelde emissies), nauwelijks meer dan de ongeveer 141 miljoen ton CO2 in 2016 (ook toen ongeveer 8 % van de volgens het EU-ETS gemelde emissies). Voor 2017 meldde alleen Zweden het gebruik van biobrandstof voor (twee) vliegtuigexploitanten, terwijl dit voor 2016 en 2015 zowel door Duitsland (drie) als door Zweden (vier) werd gemeld.
Binnen de installatiecategorieën gebaseerd op jaarlijkse emissies 16 laten de gegevens voor 2017 zien dat, net als de voorgaande jaren, 72 % van de installaties van categorie A zijn, ongeveer 21 % van categorie B en iets meer dan 7 % van categorie C. 6 110 installaties werden gemeld als "installaties met geringe emissies" (57 % van het totaal).
EU-ETS-installaties met verbrandingsactiviteiten komen in alle deelnemende landen voor, terwijl olieraffinaderijen, staalfabrieken en fabrieken waar cement, kalk, glas, keramische producten alsook pulp en papier worden geproduceerd, in de meeste deelnemende landen voorkomen. Ten aanzien van de EU-ETS-activiteiten die daarnaast zijn opgesomd voor de uitstoot van andere gassen dan CO2, wordt gemeld dat er vergunningen zijn afgegeven voor primair aluminium en perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) in 12 landen (DE, EL, FR, IS, IT, NL, NO, RO, SE, SI, SK, UK) en voor de productie van salpeterzuur en N2O in 20 landen (alle landen behalve CY, DK, EE, ES, IE, IS, LI, LU, LV, MT en SI). De overige N2O-sectoren (productie van adipinezuur en productie van glyoxaal en glyoxylzuur) worden gemeld in respectievelijk 3 (DE, FR, IT) en 2 (DE, FR) landen. Alleen Noorwegen rapporteerde activiteiten voor CO2-afvang en -opslag.
Zeven landen (ES, FR, HR, IS, IT, SI, UK) hebben van de mogelijkheid gebruikgemaakt om kleine emittenten uit te sluiten van het EU-ETS in overeenstemming met artikel 27 van de EU-ETS-richtlijn. De hoeveelheid uitgesloten emissies voor 2017 kwam neer op 2,85 miljoen ton CO2 (ongeveer 0,16 % van de totale geverifieerde emissies).
Volgens de conform artikel 21 in 2018 ingediende cijfers hebben tot nu acht landen (BE, DK, FR, HR, HU, LI, LT, NL) gebruikgemaakt van de bepaling in artikel 13 van de verordening monitoring en rapportage (MRR) 17 , waardoor het mogelijk wordt om vereenvoudigde monitoringplannen te gebruiken in situaties met een laag risico voor vaste installaties. Sinds 2016 is alleen Nederland erbij gekomen. Met betrekking tot vliegtuigexploitanten met lage emissies hebben drie landen (BE, IS en PL) gemeld dat ze in 2017 van deze bepaling gebruikgemaakt hebben.
In 2017 hebben 541 vliegtuigexploitanten gemeld dat ze een monitoringplan hebben (ten opzichte van 503 in 2016 en 524 in 2015). 58 % (316) van de gerapporteerde exploitanten behoort tot de commerciële sector, de overige 42 % (225) zijn niet-commerciële exploitanten 18 . In totaal zijn 280 exploitanten (ongeveer 52 %) gekwalificeerd als exploitanten met een lage uitstoot (tegenover 249 (50 %) in 2016 en 274 (52 %) in 2015).
3.2 Het EU-register en het EU-transactielogboek (EUTL)
Het EU-register en het EU-transactielogboek (EUTL) houden de eigendom van algemene en luchtvaartemissierechten bij door de bedragen op de rekeningen en de transacties tussen de rekeningen te registreren. Ze worden door de Commissie beheerd en onderhouden, maar de nationale registeradministrateurs in de 31 deelnemende landen blijven de contactpersoon voor de vertegenwoordigers van ongeveer 15 000 rekeningen (bedrijven of natuurlijke personen). Het EU-register omvat de rekeningen voor vaste installaties en voor vliegtuigexploitanten. Het EUTL controleert, registreert en autoriseert automatisch alle transacties tussen de rekeningen en verzekert op die manier dat alle overdrachten aan de regels van het EU-ETS beantwoorden.
De gegevens in het EU-register en het EUTL zijn een belangrijke bron van informatie voor diverse vormen van rapportage in het kader van het EU-ETS, bijvoorbeeld de berekening van de overschotindicator van de MSR (zie punt 4.3) en de rapportage door het Europees Milieuagentschap (EEA). Het EUTL zorgt ook voor transparantie in het EU-ETS doordat het informatie verstrekt* over de toewijzing van rechten en over de naleving van de EU-ETS-bepalingen door vaste installaties en vliegtuigexploitanten.
* De door het EUTL gepubliceerde informatie staat op http://ec.europa.eu/environment/ets .
Het EU-register en het EUTL waren in 2017 elke dag, de klok rond, operationeel, op enkele kleine onderbrekingen (in totaal ongeveer 17 uur) vanwege technische upgrades na.
In 2017 begon de Commissie met de migratie naar een moderner en veiliger hosting-platform voor het EU-register en het EUTL. Het platform was klaar in juni 2018. Daarnaast bracht de Commissie, na overleg met de lidstaten, een aantal aanpassingen aan het EU-register aan om het efficiënter te laten functioneren.
In februari 2018 zijn aan de verordening betreffende het EU-register 19 vrijwaringsmaatregelen toegevoegd om de milieu-integriteit van het EU-ETS te beschermen ingeval het EU-recht niet langer van toepassing is op een lidstaat die zich terugtrekt uit de EU.
4. WERKING VAN DE KOOLSTOFMARKT IN 2017
In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over de vraag- en aanbod-aspecten van rechten in het EU-ETS. Het gedeelte over de aanbodzijde omvat informatie over het plafond, de kosteloze toewijzing van rechten, het NER300-programma, veilingen, de afwijking van volledige veilingen voor de elektriciteitssector (artikel 10 quater), het gebruik van internationale kredieten, en de regelingen voor de compensatie van indirecte koolstofkosten.
Wat betreft de vraagzijde, wordt informatie verschaft over het aantal geverifieerde emissies en over de methodes om het aanbod van en de vraag naar rechten in evenwicht te brengen, zoals de MSR.
4.1 Aanbod: de in omloop gebrachte emissierechten
4.1.1 Plafond
Het plafond is de absolute hoeveelheid broeikasgassen die onder het systeem vallende entiteiten mogen uitstoten met het oog op de emissiereductiedoelstelling en van het aantal rechten dat tijdens een handelsperiode in omloop wordt gebracht. In fase 3 is een gemeenschappelijk EU-overkoepelend plafond van toepassing dat het voorgaande systeem van nationale plafonds vervangt.
Het plafond voor emissies van vaste installaties was in 2013 vastgelegd op 2 084 301 856 rechten. Dit plafond neemt elk jaar lineair af met 1,74 % van de gemiddelde totale hoeveelheid rechten die tussen 2008 en 2012 op jaarbasis zijn uitgegeven en verzekert aldus dat het aantal rechten dat door vaste installaties kan worden gebruikt in 2020 zowat 21 % lager zal liggen dan in 2005.
Voor de luchtvaartsector was het aantal emissierechten aanvankelijk vastgelegd op 210 349 264 per jaar, wat 5 % minder is dan de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid luchtvaartemissierechten in de periode 2004-2006. Op 1 januari 2014 werd dit aantal met 116 524 rechten verhoogd, als gevolg van de toetreding van Kroatië tot het EU-ETS. Dit plafond moest een reflectie vormen van de wetgeving uit 2008*, waarin werd gesteld dat alle vluchten van, naar en binnen de EER voortaan in het EU-ETS zouden worden opgenomen. Het toepassingsgebied van het EU-ETS werd tussen 2013 en 2016 echter tijdelijk beperkt tot vluchten binnen de EER ter ondersteuning van de uitwerking van een mondiale maatregel door de ICAO om de emissies van de internationale luchtvaart stabiel te houden op de niveaus van 2020. Daardoor lag het aantal luchtvaartemissierechten dat in de periode 2013-2016 in omloop werd gebracht, aanzienlijk lager dan het originele plafond. In 2017 werd daarom, in afwachting van de toepassing van de mondiale maatregel van de ICAO, besloten de afspraak dat de emissieregels voor de luchtvaart beperkt zijn tot vluchten binnen de EER, te verlengen tot 2023 (zie hoofdstuk 5).
* Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap.
Tabel 1 omvat de cijfers van het plafond voor vaste installaties en het aantal luchtvaartemissierechten dat jaarlijks in omloop wordt gebracht 20 voor ieder jaar van fase 3 van het EU-ETS.
Tabel 1: EU-ETS-plafond 2013-2020
Jaar |
Jaarlijks plafond (installaties) |
Jaarlijks in omloop gebrachte luchtvaartemissierechten 21 |
2013 |
2 084 301 856 |
32 455 296 |
2014 |
2 046 037 610 |
41 866 834 |
2015 |
2 007 773 364 |
50 669 024 |
2016 |
1 969 509 118 |
38 879 316 |
2017 |
1 931 244 873 |
38 711 651 |
2018 |
1 892 980 627 |
38 703 971 22 |
2019 |
1 854 716 381 |
|
2020 |
1 816 452 135 |
4.1.2 Afgegeven emissierechten
4.1.2.1 Kosteloze toewijzing
Hoewel in fase 3 van het EU-ETS veiling de standaardmethode is voor de toewijzing van emissierechten, zal nog steeds een aanzienlijk aantal rechten kosteloos worden toegewezen. Daarbij gelden de volgende beginselen:
Industriële installaties krijgen gratis rechten toegewezen om een antwoord te bieden op mogelijke koolstoflekkage (de situatie waarbij bedrijven hun productie verplaatsen naar derde landen waar minder sterke beperkingen gelden ten aanzien van de uitstoot van broeikasgassen, wat kan leiden tot een toename van hun totale emissies). De sectoren en subsectoren waar naar verwachting een belangrijk risico van koolstoflekkage bestaat, worden op een koolstoflekkagelijst* geplaatst. De lijst bestreek oorspronkelijk de periode 2015-2019, maar is bij de herziene EU-ETS-richtlijn verlengd tot 2020.
* De huidige koolstoflekkagelijst staat op https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX%3A32014D0746 .
·geen gratis rechten meer voor elektriciteitsopwekking;
·gratis rechten worden toegewezen volgens in de hele EU geharmoniseerde regels;
·gratis rechten worden toegewezen op basis van prestatiebenchmarks, zodat exploitanten meer worden gestimuleerd om hun broeikasgasemissies te verminderen en te innoveren, en zodat de meest doeltreffende installaties worden beloond;
·er is een EU-brede reserve voor nieuwkomers (NER) ingesteld voor nieuwe installaties en installaties waarvan de capaciteit aanzienlijk is verhoogd – deze komt overeen met 5 % van het totale aantal rechten voor fase 3.
In de loop van fase 3 zal ongeveer 43 % van de totale hoeveelheid beschikbare rechten kosteloos worden toegekend aan de industrie en aan installaties voor elektriciteitsopwekking, terwijl 57 % door de lidstaten te veilen is.
In de oorspronkelijke NER zaten, na aftrek van de 300 miljoen rechten voor het NER300-programma, 480,2 miljoen rechten. Tot juni 2018 waren 153,1 miljoen rechten voorbehouden voor 780 installaties voor de gehele duur van fase 3. De rest van de NER, d.w.z. 327,1 miljoen rechten, kan in de toekomst worden verdeeld. Men verwacht wel dat tal van deze rechten in de reserve zullen blijven zitten.
In juni 2018 lag het aantal kosteloos toegewezen rechten ongeveer 376 miljoen lager dan het oorspronkelijke aantal dat werd gebruikt om de toewijzing van de rechten voor fase 3 te berekenen. Dit als gevolg van de sluiting of de verminderde productie of productiecapaciteit van bepaalde installaties.
Tabel 2: Het aantal gratis rechten (in miljoen) dat aan de industrie is toegewezen van 2013 tot 2018 23
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
Kosteloze toewijzing
24
|
903,0 |
874,8 |
847,6 |
821,3 |
796,2 |
771,9 |
Toewijzing uit de NER (greenfieldinvesteringen en capaciteitstoenames) |
11,5 |
14,7 |
17,8 |
20,3 |
20,7 |
20,0 |
Gratis rechten die niet zijn toegewezen als gevolg van sluitingen of wijzigingen in de productie of productiecapaciteit |
40,2 |
58,6 |
70,0 |
66,1 |
68,9 |
72,2 |
Doordat de vraag naar gratis toewijzing de beschikbare hoeveelheid oversteeg, is de toewijzing voor alle installaties in het EU-ETS met hetzelfde percentage verminderd door toepassing van een "transsectorale correctiefactor" (CSCF)
25
. In januari 2017 ging de Commissie naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie
26
over tot een herziening
27
van de oorspronkelijke CSCF-waarden.
4.1.2.1.1 NER300-programma
NER300 is een grootschalig financieringsprogramma voor innovatieve, koolstofarme energiedemonstratieprojecten. Het is gericht op de demonstratie van milieuveilige technologieën op het vlak van koolstofafvang en -opslag (CCS) en innovatieve hernieuwbare energie (RES) op commerciële schaal binnen de EU.
De financiële middelen voor NER300 worden gehaald uit de tegeldemaking van 300 miljoen emissierechten van de NER. De middelen zijn toegekend aan projecten die geselecteerd zijn via twee oproepen tot het indienen van voorstellen, in december 2012 en juli 2014.
Uit de twee oproepen tot het indienen van voorstellen zijn in totaal 38 RES-projecten en 1 CCS-project voortgekomen, verspreid over 20 EU-lidstaten en goed voor een bedrag van 2,1 miljard EUR. Daarvan zijn 6 projecten operationeel: de bio-energieprojecten BEST in Italië en Verbiostraw in Duitsland en de windenergieprojecten Windpark Blaiken in Zweden, Windpark Handalm in Oostenrijk (beide onshore) en Veja Mate en Nordsee One in Duitsland (beide offshore).
Momenteel zitten in totaal 13 projecten in de finale investeringsbeslissingsfase, 14 projecten zijn geannuleerd. 11 projecten zitten in een voorbereidende fase. Het NER300-besluit werd op 20 november 2017 gewijzigd 28 om ervoor te zorgen dat de middelen die vrijkwamen door de annulering van projecten van de eerste oproep (487 miljoen EUR tot dusver) opnieuw konden worden geïnvesteerd in bestaande financiële instrumenten, met name de InnovFin Energy Demo Projects en het schuldinstrument van de Connecting Europe Facility, die allebei door de Europese Investeringsbank worden beheerd.
De middelen die door de annulering van projecten van de tweede oproep zijn vrijgekomen (515 miljoen EUR tot dusver), zullen worden toegevoegd aan de middelen die beschikbaar zijn voor het Innovatiefonds (zie punt 2.3 en aanhangsel 6 bij de bijlage).
Tabel 3: NER300-projecten toegewezen onder de eerste en tweede oproep tot voorstellen 29
1e oproep tot het indienen van voorstellen |
2e oproep tot het indienen van voorstellen |
|
Projecten in voorbereiding |
8 |
11 |
Actieve projecten |
6 |
0 |
Ingetrokken projecten |
6 |
8 |
Totaal |
20 |
19 |
4.1.2.1.2 Compensatie van indirecte koolstofkosten
Naast de kosteloze toewijzing voor het dekken van directe koolstofkosten kunnen de EU-lidstaten staatssteun verlenen om enkele elektriciteitsintensieve industrieën te compenseren voor indirecte koolstofkosten, d.w.z. kosten door stijgende elektriciteitsprijzen als gevolg van het feit dat energieproducenten de kosten voor de aankoop van rechten doorrekenen aan de consument.
Om te verzekeren dat alle lidstaten de regeling ter compensatie van indirecte koolstofkosten op dezelfde manier toepassen en om concurrentieverstoring op de interne markt zoveel mogelijk tegen te gaan, heeft de Commissie richtsnoeren betreffende staatssteun in het kader van het EU-ETS* aangenomen. Deze zijn van kracht tot eind 2020. In deze richtsnoeren wordt onder andere bepaald welke sectoren in aanmerking komen en wat de maximale bedragen zijn voor de compensatie van indirecte koolstofkosten. Op grond van de richtsnoeren is slechts een gedeeltelijke en degressieve compensatie van kosten** mogelijk, vandaar dat de stimulansen voor efficiënt stroomgebruik en de transitie naar 'groene elektriciteit' behouden blijven, in lijn met de decarbonisatiedoelstellingen van de EU. De herziene EU-ETS-richtlijn biedt de lidstaten ook in fase 4 de mogelijkheid compensatie voor indirecte koolstofkosten te verstrekken, en vult deze aan met verscherpte transparantie- en rapportagevoorschriften (zie punt 2.2). In het licht van de nieuwe bepalingen heeft de Commissie de aanzet gegeven voor een herziening van de richtsnoeren betreffende staatssteun in het kader van het EU-ETS voor fase 4 (zie aanhangsel 6 bij de bijlage).
* Richtsnoeren betreffende bepaalde staatssteunmaatregelen in het kader van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten na 2012 (PB C 158 van 5.6.2012, blz. 4)
** Het maximale aandeel in aanmerking komen kosten vermindert van 85 % voor de periode 2013-2015 over 80 % voor de periode 2016-2018 naar 75 % voor de periode 2019-2020.
Tot dusver heeft de Commissie 12 regelingen 30 voor de compensatie voor indirecte kosten, in 11 lidstaten, goedgekeurd. Nieuwkomers zijn de Waalse regeling, die op 16 maart 2018 in werking trad, en de Luxemburgse regeling, waarvoor staatssteun werd goedgekeurd op 6 juli 2018.
Zoals in punt 2.2 is aangegeven, zijn sedert de inwerkingtreding van de EU-ETS-richtlijn in 2018 nieuwe transparantie- en rapportagevoorschriften van kracht. Op grond daarvan moeten de lidstaten die dergelijke financiële maatregelen hebben getroffen, binnen drie maanden na het einde van elk jaar, het totaalbedrag aan compensatie publiceren dat is verstrekt per begunstigde bedrijfstak en deeltak, in een eenvoudig toegankelijke vorm.
Zie tabel 4 voor een samenvatting van de door de lidstaten gepubliceerde gegevens over de in 2017 betaalde compensatie.
Tabel 4: Compensatie voor indirecte koolstofkosten die de lidstaten in 2017 hebben uitbetaald
Lidstaat |
Looptijd van de regeling |
In 2017 uitbetaalde compensatie voor in 2016 gemaakte indirecte koolstofkosten (in miljoen EUR) |
Aantal begunstigden (installaties) |
Veilinginkomsten 2016 (in miljoen EUR) |
Percentage veilinginkomsten besteed aan compensatie van indirecte kosten |
UK 31 |
2013 - 2020 |
19 32 |
95 |
419 |
4,6 % |
DE 33 |
2013 - 2020 |
289 |
902 |
846 |
34,1 % |
BE (VL) 34 |
2013 - 2020 |
46,7 |
107 |
107 |
43,6 % |
NL 35 |
2013 - 2020 |
53,5 |
92 |
145,5 |
37 % |
EL 36 |
2013 - 2020 |
12,4 |
52 |
147 |
8,4 % |
LT 37 |
2014 - 2020 |
1 |
1 |
21 |
4,8 % |
SK 38 |
2014 - 2020 |
10 |
5 |
65 |
15,4 % |
FR 39 |
2015 - 2020 |
140 |
296 |
231 |
60,0 % |
FI 40 |
2016 - 2020 |
38 |
55 |
71 |
40,0 % |
ES 41 |
2013 - 2020 |
84 |
136 |
365 |
23 % |
Samengeteld bedroeg de door de tien lidstaten betaalde compensatie voor indirecte kosten in 2017 ongeveer 694 miljoen EUR. De lidstaten met een compensatieregeling vertegenwoordigen circa 70 % van het bbp van de EU. De grootste ontvangers van compensatie waren, in volgorde, de chemische sector, de sector non-ferrometalen, en de sector ijzer en staal.
Krachtens de transparantieregels van de herziene EU-ETS-richtlijn moeten de lidstaten die in een van de betrokken jaren meer dan 25 % van hun veilinginkomsten besteed hebben aan compensatie voor indirecte kosten een verslag indienen om dit te motiveren. Daarvoor vergelijken de lidstaten in kwestie hun in 2017 betaalde compensatie voor indirecte kosten met hun veilinginkomsten van het kalenderjaar 2016 42 . In 2017 hebben België (Vlaanderen), Duitsland, Finland, Frankrijk en Nederland die drempel van 25 % overschreden, en zij hebben daarover een verslag ingediend.
4.1.2.2 Veiling van rechten
Vanaf fase 3 van het EU-ETS is veilen via de primaire markt de standaardmethode om rechten toe te wijzen. Veilingen via de primaire markt vallen onder de veilingverordening* die het tijdschema, de administratie en andere aspecten van het verloop van veilingen regelt teneinde een open, transparant, geharmoniseerd en niet-discriminerend proces te waarborgen.
* Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, de administratie en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1).
In 2017 werd de veilingverordening gewijzigd om ICE Future Europe (ICE) opnieuw aan te wijzen als veilingplatform van het Verenigd Koninkrijk vanaf 10 november 2017. Ook werden bepalingen gewijzigd in het licht van de aanstaande implementatie van de MSR. De veilingverordening wordt momenteel verder gewijzigd om EEX opnieuw aan te wijzen als veilingplatform van Duitsland, en om in 2020 de veiling van de eerste 50 miljoen rechten voor het Innovatiefonds uit de MSR mogelijk te maken.
Tijdens de periode die dit verslag bestrijkt, hebben de veilingen plaatsgevonden via de volgende platformen:
·European Energy Exchange AG ("EEX"), functionerend als het gemeenschappelijke veilingplatform voor 25 lidstaten die deelnemen aan een gemeenschappelijke inkoopprocedure en voor Polen, dat niet aan de gemeenschappelijke inkoopprocedure heeft deelgenomen, maar geen afzonderlijk veilingplatform heeft aangewezen. Vanaf 5 september 2016 houdt EEX de veilingen als het tweede gemeenschappelijke veilingplatform, als zodanig aangewezen op 13 juli 2016;
·EEX, dat veilingen houdt voor Duitsland als een "opt-out"-veilingplatform;
·ICE, dat veilingen houdt voor het Verenigd Koninkrijk als een "opt-out"-veilingplatform.
IJsland, Liechtenstein en Noorwegen zijn nog niet gestart met het veilen van hun rechten. Er wordt momenteel aan gewerkt om de veiling van deze rechten op het gemeenschappelijk veilingplatform mogelijk te maken.
In 2017 heeft EEX, dat veilingen houdt namens zijn 27 lidstaten, 89 % van de totale geveilde hoeveelheid geveild. De resterende 11 % van de totale hoeveelheid werd door ICE namens het Verenigd Koninkrijk geveild. Op 30 juni 2018 waren al meer dan 1 270 veilingen gehouden.
In tabel 5 staat een overzicht van de aantallen rechten 43 die tot 30 juni 2018 door EEX en ICE geveild zijn, met inbegrip van de vooruitgeschoven veilingen 44 van algemene emissierechten.
Tabel 5: Totale hoeveelheid rechten uit fase 3 die geveild zijn in 2012-2018
Jaar |
Algemene emissierechten |
Luchtvaartemissierechten |
2012 |
89 701 500 |
2 500 000 |
2013 |
808 146 500 |
0 |
2014 |
528 399 500 |
9 278 000 |
2015 |
632 725 500 |
16 390 500 |
2016 |
715 289 500 |
5 997 500 |
2017 |
951 195 500 |
4 730 500 |
2018 (tot 30 juni 2018) |
482 921 500 |
1 930 000 |
De veilingen verliepen in het algemeen vlot en de toewijzingsprijzen lagen in het algemeen in de lijn van de prijzen op de secundaire markt.
Tussen januari 2017 en juni 2018 werden 4 veilingen geannuleerd, hetzij omdat de reserveprijs niet werd gehaald, hetzij omdat het totale aantal biedingen het veilingvolume niet bereikte. Met inbegrip van die 4 veilingen zijn van de meer dan 1 270 georganiseerde veilingen sinds eind 2012 in totaal 9 veilingen geannuleerd. Een overzicht van de toewijzingsprijzen, het aantal deelnemers en het dekkingscijfer voor veilingen van algemene emissierechten vanaf 2013 tot 30 juni 2018 staat in aanhangsel 2 bij de bijlage. De veilingplatformen maken de resultaten van elke veiling uitvoerig en tijdig bekend op specifieke websites. Meer informatie over het verloop van de veilingen, waaronder de deelname, de dekkingscijfers en de prijzen, staat in de verslagen van de lidstaten die op de website van de Commissie worden gepubliceerd 45 .
Het totaal aan inkomsten dat de lidstaten tussen 2012 en 30 juni 2018 uit de veilingen gehaald hebben, bedroeg meer dan 26 miljard EUR (in 2017 alleen bedroeg het totaal aan gegenereerde inkomsten 5,6 miljard EUR). De EU-ETS-richtlijn bepaalt dat minimaal 50 % van de opbrengsten van veilingen, waaronder alle opbrengsten uit rechten die zijn uitgegeven ten behoeve van solidariteit en groei, door de lidstaten moet worden gebruikt voor doelstellingen die met klimaat en energie te maken hebben. Volgens de informatie die bij de Commissie is ingediend, hebben de lidstaten in 2017 ongeveer 80 % van deze inkomsten gespendeerd (of voorzien ze die te spenderen) aan specifieke klimaat- en energiegerelateerde doelstellingen 46 .
4.1.2.3 Afwijking van volledige veiling voor de energiesector
Artikel 10 quater van de EU-ETS-richtlijn voorziet in een afwijking van de algemene veilingregel om investeringen in de modernisering van de elektriciteitssector in bepaalde EU-lidstaten met een lager inkomen te ondersteunen. Acht van de tien in aanmerking komende lidstaten* maken van deze afwijking gebruik en wijzen gratis rechten toe aan installaties voor elektriciteitsproductie, op voorwaarde dat deze overeenkomstige investeringen uitvoeren.
De gratis rechten die op grond van artikel 10 quater worden toegewezen, worden in mindering gebracht op de hoeveelheid rechten die de betreffende lidstaat anders zou veilen. Afhankelijk van de nationale regels die deze afwijking ten uitvoer leggen, kunnen installaties voor elektriciteitsproductie gratis rechten toegewezen krijgen voor een waarde die gelijk is aan de investeringen die ze uitvoeren volgens hun nationale investeringsplannen, of voor een waarde die gelijk is aan de financiële bijdragen aan een nationaal fonds waarmee dergelijke investeringen worden gefinancierd. Aangezien de kosteloze toewijzing van rechten aan installaties voor elektriciteitsproductie krachtens artikel 10 quater in principe gepaard gaat met staatssteun, dienen de nationale regelingen voor de toepassing van de afwijking op grond van dat artikel te zijn getoetst aan de staatssteunregels en dienen zij te stroken met de richtsnoeren betreffende staatssteun**.
De voorlopige kosteloze toewijzing krachtens artikel 10 quater blijft in fase 4 beschikbaar, maar wordt gekoppeld aan verscherpte transparantievoorschriften. Ook krijgen de in aanmerking komende lidstaten de mogelijkheid hun toewijzing krachtens artikel 10 quater geheel of gedeeltelijk te gebruiken ter ondersteuning van investeringen in het kader van het Moderniseringsfonds (zie punt 2.3).
* Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië en Tsjechië komen in aanmerking voor de afwijking. Malta en Letland hebben beslist er geen gebruik van te maken.
** Richtsnoeren betreffende bepaalde staatssteunmaatregelen in het kader van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten na 2012 (PB C 158 van 5.6.2012, blz. 4).
Het aantal kosteloos toegewezen rechten aan installaties voor elektriciteitsproductie in 2017 wordt vermeld in tabel 1 van aanhangsel 1 bij de bijlage. Het maximumaantal rechten per jaar staat in tabel 2 van aanhangsel 1 bij de bijlage.
De totale waarde van de investeringssteun die tijdens de jaren 2009 tot 2017 is gerapporteerd, bedraagt ongeveer 11,3 miljard EUR. Ongeveer 80 % van dat bedrag is gebruikt om infrastructuur op te waarderen en te vernieuwen, de rest is geïnvesteerd in schone technologieën of in de diversificatie van het aanbod.
Niet-toegewezen rechten kunnen worden geveild of, ingevolge de bepalingen van de herziene EU-ETS-richtlijn, in de periode 2021-2030 worden toegewezen aan investeringen krachtens artikel 10 quater die middels de concurrerende biedprocedure zijn geselecteerd (zie punt 2.3). In figuur 2 wordt het aantal rechten weergegeven dat in de periode 2013-2017 is toegewezen.
Figuur 2: Gratis toegewezen rechten krachtens artikel 10 quater
In figuur 3 wordt voor de rechten krachtens artikel 10 quater aangegeven in hoeverre deze toegewezen, aan de veilingen toegevoegd of ongebruikt gebleven (toegewezen noch aan de veilingen toegevoegd) zijn. Zo zijn 113 miljoen rechten die in mindering zijn gebracht op het aandeel van de rechten die Polen tussen 2013 en 2017 kon veilen voor de toepassing van artikel 10 quater, nog niet toegewezen of aan de veilingen toegevoegd.
Figuur 3: Verdeling van rechten (toegewezen, geveild, ongebruikt gebleven)
Toegewezen rechten |
|
Geveilde rechten |
|
Ongebruikt gebleven rechten |
In tabel 6 wordt het aantal rechten krachtens artikel 10 quater weergegeven dat voor de jaren tot 2017 in de periode 2013-2017 is geveild, alsook het aantal ongebruikt gebleven rechten. De laatste kolom geeft aan hoeveel rechten tot nu toe in 2021-2030 kunnen worden overgedragen en toegewezen aan investeringen die zijn gekozen op basis van mededinging.
Tabel 6: Verwerking van ongebruikte rechten krachtens 10 quater periode 2013-2017
Lidstaat |
Aantal rechten krachtens 10 quater dat is geveild (in miljoen) |
Aantal ongebruikt gebleven rechten 47 (in miljoen) |
BG |
7,8 |
1,1 |
CY |
0,0 |
0,0 |
CZ |
0,2 |
0,2 |
EE |
0,3 |
0,4 |
HU |
0 |
0,9 |
LT |
0,7 |
0,4 |
PL |
0,0 |
113,3 |
RO |
12,4 |
4,4 |
Totaal |
21,4 |
119,6 |
4.1.3 Internationale kredieten
Deelnemers aan het EU-ETS kunnen gebruikmaken van internationale kredieten uit het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) en de gezamenlijke uitvoering (JI) van het Protocol van Kyoto om aan een deel van hun verplichtingen in het kader van het EU-ETS tegen 2020 te voldoen*. Deze kredieten zijn financiële instrumenten die staan voor een ton CO2 die via een project voor emissievermindering uit de atmosfeer wordt gehaald of verminderd. In fase 3 worden kredieten niet meer rechtstreeks ingeleverd, maar kunnen ze op elk moment tijdens het kalenderjaar worden ingeruild voor emissierechten.
Op het gebruik van dergelijke kredieten door deelnemers aan het EU-ETS zijn enkele kwaliteitsnormen van toepassing: er worden geen kredieten aanvaard uit kernenergie-, bebossings- en herbebossingsprojecten, en nieuwe, na 2012 geregistreerde projecten moeten in de minst ontwikkelde landen worden uitgevoerd. Er gelden ook maxima voor het aantal kredieten dat mag worden ingezet door exploitanten van vaste installaties en vliegtuigen**.
Krachtens de herziene EU-ETS-richtlijn zullen in fase 4 niet langer internationale kredieten worden gebruikt voor de naleving van het EU-ETS.
* CDM- en JI-projecten genereren Kyoto-koolstofkredieten: respectievelijk gecertificeerde emissiereducties (CER's) en emissiereductie-eenheden (ERU's). In Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie wordt gesteld dat ERU's die zijn verleend door derde landen die geen juridisch bindende gekwantificeerde emissiedoelstellingen van 2013 tot en met 2020 hebben zoals bepaald in het Doha-amendement van het Protocol van Kyoto, of die geen akte van bekrachtiging met betrekking tot het amendement hebben neergelegd, alleen in het EU-register mogen worden aangehouden als is geverifieerd dat zij betrekking hebben op emissiereducties die voor 2013 hebben plaatsgevonden.
** Verordening (EU) nr. 1123/2013 van de Commissie van 8 november 2013 tot vaststelling van rechten op het gebruik van internationale kredieten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 299 van 9.11.2013, blz. 32).
Hoewel de exacte hoeveelheid internationale kredietrechten in de fasen 2 en 3 (2008-2020) gedeeltelijk zal afhangen van de hoeveelheid toekomstig geverifieerde emissies, ramen marktanalisten deze hoeveelheid op ongeveer 1,6 miljard kredieten. Op 30 juni 2018 bedroeg het totale aantal internationale kredieten dat gebruikt of ingeruild is 1,49 miljard, wat neerkomt op meer dan 90 % van de raming voor het maximaal toegestane aantal.
Zie aanhangsel 3 bij de bijlage voor een volledig overzicht van de ingeruilde internationale kredieten.
4.2 Vraag: rechten die uit de omloop worden gehaald
Volgens ramingen op basis van informatie uit het EU-register zijn de emissies door installaties die deelnemen aan het EU-ETS in 2017 licht toegenomen, met 0,18 %, tegenover 2016. Deze stijging, die een einde maakt aan de dalende emissietrend sinds het begin van fase 3 in 2013, is te verklaren door de evolutie van het reële bbp, dat in 2017 met 2,4 % groeide, meer dan in elk ander jaar van fase 3.
Tabel 7: Geverifieerde emissies (in miljoen ton CO2-equivalenten)
Jaar |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
Geverifieerde totale emissies |
1904 |
1867 |
1908 |
1814 |
1803 |
1751 |
1754 |
Verandering ten opzichte van jaar x-1 |
-1.8 % |
-2 % |
2,2 % |
-4,9 % |
-0,6 % |
-2,9 % |
0,2 % |
Geverifieerde emissies van de elektriciteitssector |
1 155 |
1 153 |
1 101 |
1 011 |
1 005 |
957 |
949 |
Verandering ten opzichte van jaar x-1 |
-0,2 % |
-4,5 % |
-8,1 % |
-0,6 % |
-4,8 % |
-0,8 % |
|
Geverifieerde emissies van industriële installaties |
749 |
714 |
807 |
803 |
798 |
794 |
805 |
Verandering ten opzichte van jaar x-1 |
-4,7 % |
13,1 % |
-0,6 % |
-0,6 % |
-0,5 % |
1,4 % |
|
Groei van het reële bbp 48 EU-28 |
1,7 % |
-0,5 % |
0,2 % |
1,7 % |
2,2 % |
1,9 % |
2,4 % |
Bbp-gegevens als weergegeven op: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&plugin=1&language=en&pcode=tec00115
(geopend in juli 2018). Over geverifieerde luchtvaartemissies wordt apart verslag uitgebracht in hoofdstuk 5.
Zoals uit de tabel blijkt, komt de emissiestijging vooral op naam van de industrie; in de energiesector zijn de emissies licht afgenomen.
Het aantal vrijwillig geannuleerde rechten bedroeg 84 827 rechten in 2017. Tot eind juni 2018 zijn in totaal 300 181 vrijwillig geannuleerde rechten geregistreerd.
4.3 Evenwicht tussen vraag en aanbod
Bij aanvang van fase 3 in 2013 werd het EU-ETS gekenmerkt door een grote structurele onevenwichtigheid tussen de vraag naar en het aanbod van rechten, ten belope van 2,1 miljard rechten. Het overschot is in de loop van fase 3 geleidelijk afgenomen: het bleef stabiel in 2014, daalde aanzienlijk tot 1,78 miljard rechten in 2015 en vervolgens tot 1,69 miljard rechten in 2016 en 1,65 miljard rechten in 2017. Dit komt neer op een algemene daling van bijna een half miljard in drie jaar tijd. Die daling laat het effect op het overschot zien van de in de periode 2014-2016 toegepaste "backloading"-maatregel 49 , een effect dat deels uitgevlakt werd door de daling van de emissies in dezelfde periode.
Figuur 4 laat de ontwikkeling zien van het overschot op de Europese koolstofmarkt tot eind 2017.
Figuur 4: Ontwikkeling van het overschot op de Europese koolstofmarkt in 2013-2017
Als maatregel tegen de structurele onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod werd in 2015 een marktstabiliteitsreserve (MSR) ingesteld 50 om het veilingaanbod van emissierechten flexibeler te maken. De MSR treedt in werking in 2019.
Een cruciaal concept voor de werking van de MSR is het totale aantal rechten in omloop (TNAC). Er worden rechten aan de reserve toegevoegd als dit totale aantal hoger ligt dan een vooraf bepaalde bovengrens (833 miljoen rechten) en er worden rechten uit de reserve gehaald als dit totale aantal onder een vooraf bepaalde ondergrens ligt (minder dan 400 miljoen rechten)*. Op die manier neemt MSR rechten op of geeft ze vrij als de rechten in omloop buiten een vooraf bepaald bereik liggen. Gebackloade en zogenaamde niet-toegewezen** rechten zullen ook in de reserve worden geplaatst.
Het TNAC dat relevant is voor het bepalen van de opname in en vrijgave uit de MSR, wordt aan de hand van de volgende formule berekend:
TNAC = aanbod – (vraag + rechten in de marktstabiliteitsreserve)
De componenten van vraag en aanbod die in de formule worden gebruikt, staan in detail beschreven in tabel 1 van aanhangsel 4 bij de bijlage.
* Of indien maatregelen zijn genomen krachtens artikel 29 bis van de EU-ETS-richtlijn
** Niet-toegewezen emissierechten zijn rechten die niet zijn toegewezen op grond van artikel 10 bis, lid 7, van de EU-ETS-richtlijn, met name rechten die in de NER blijven zitten, en rechten die voortvloeien uit de toepassing van artikel 10 bis, leden 19 en 20, met name rechten die bestemd zijn om kosteloos toe te wijzen aan installaties, maar die uiteindelijk niet zijn toegewezen wegens (gedeeltelijke) stopzetting van de activiteiten of een sterke capaciteitsdaling. Onderbrenging in de MSR op grond van artikel 1, lid 3, van Besluit (EU) 2015/1814 is niet voorzien voor de facto "niet-toegewezen" emissierechten die voortvloeien uit de toepassing van de betreffende koolstoflekkagefactor aan sectoren die tijdens de huidige periode niet zijn opgenomen in de koolstoflekkagelijst, en evenmin voor emissierechten die niet zijn toegewezen op grond van artikel 10 quater van de EU-ETS-richtlijn. Dergelijke rechten zijn derhalve niet gedekt (zie blz. 225 van de effectbeoordeling (SWD(2015) 135 final) bij het voorstel voor een herziening van de EU-ETS-richtlijn in fase 4.
Het koolstofmarktverslag maakt de consolidatie mogelijk van de cijfers voor vraag en aanbod, die worden bekendgemaakt volgens het tijdschema voor de rapportageverplichtingen als vastgelegd in de EU-ETS-richtlijn en de uitvoeringsbepalingen ervan. Dit tijdschema, de relevante gegevens en het toepassingsgebied zijn opgenomen in tabel 2, aanhangsel 4 bij de bijlage. Figuur 5 geeft de samenstelling weer van vraag en aanbod in 2017. De relevante gegevens zijn ook gepubliceerd als onderdeel van de communicatie over het TNAC met het oog op de MSR 51 .
Figuur 5: Samenstelling van de cumulatieve vraag en het cumulatieve aanbod tot het einde van 2017
Aanbod (cumulatief, miljoen) Vraag (cumulatief, miljoen)
|
Kosteloze toewijzing |
|
Ingeruilde internationale kredieten |
|
Kosteloze toewijzing (NER) |
|
Kosteloze toewijzing (10c) |
|
Tegeldemaking NER300 door EIB |
|
Veiling |
|
Vooruitgeschoven veiling |
|
Overdracht |
|
Geverifieerde emissies |
|
Annuleringen |
In afwachting van het operationeel worden van de MSR in 2019 publiceert de Commissie sinds medio mei 2017 het TNAC voor het voorbije jaar 52 . In mei 2018 werd het TNAC voor de tweede keer gepubliceerd; het bedroeg toen 1 654 574 598 rechten 53 . De publicatie van 2018 zal er voor het eerst toe leiden dat er rechten in de MSR worden geplaatst, waardoor het veilingvolume in de eerste acht maanden van 2019 kleiner wordt.
De herziene EU-ETS-richtlijn wijzigt de werking van de MSR op twee belangrijke punten (zie ook punt 2.1). Ten eerste: het aandeel van het TNAC dat van 2019 tot en met 2023 in de reserve moet worden geplaatst, wordt verdubbeld van 12 % tot 24 %. Zo wordt het overschot een stuk sneller weggewerkt. Ten tweede: vanaf 2023 vervallen de rechten die in de MSR worden aangehouden boven het veilingvolume van het voorgaande jaar.
Op basis van het TNAC van 2018 en de herziene wetgeving zullen de veilingvolumes van 2019 derhalve met ongeveer 265 miljoen rechten afnemen in de eerste acht maanden van 2019, wat neerkomt op 16 % van het overschot. Bijgevolg zullen in de eerste acht maanden van 2019 zowat 40 % minder rechten worden geveild dan in dezelfde periode in 2018. Aanhangsel 7 bij de bijlage geeft, op basis van het veilingvolume voor 2019, informatie over de bijdragen van de lidstaten aan de MSR van januari tot en met augustus 2019.
5. LUCHTVAART
De luchtvaartsector is sinds 2012 in het EU-ETS opgenomen. De oorspronkelijke wetgeving was van toepassing op alle vluchten in en uit de Europese Economische Ruimte (EER). De EU beperkte echter de verplichtingen voor 2012-2016 tot vluchten binnen de EER, om zo de ontwikkeling van een wereldwijde maatregel door de ICAO ter vermindering van de luchtvaartemissies te ondersteunen.
In oktober 2016 keurde de algemene vergadering van de ICAO een resolutie inzake de regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia) goed, die van start moet gaan in 2021. Corsia is ontworpen als een regeling voor koolstofcompensatie met als doel de emissies van de internationale luchtvaart te stabiliseren op de niveaus van 2020. In dit verband werd de EU-ETS-richtlijn in 2017 gewijzigd om de beperking van het toepassingsgebied tot vluchten binnen de EER tot 2023 te verlengen.
In afwachting van de goedkeuring door de ICAO van de betreffende Corsia-instrumenten en latere beslissingen van de EU over de mogelijke tenuitvoerlegging van Corsia in de EU, en om alle kansen te blijven geven aan het internationale overleg, heeft de EU in 2017 besloten de huidige afwijking van de EU-ETS-verplichtingen voor vluchten van en naar derde landen tot en met 31 december 2023 voort te zetten, behoudens herziening 54 . Het huidige toepassingsgebied, beperkt tot vluchten binnen de EER, wordt dus behouden tot 2023. Nadien wordt, als er geen herziening komt, teruggekeerd naar het oorspronkelijke integrale toepassingsgebied.
Ook bepaalt de herziene EU-ETS-richtlijn dat de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengt over manieren om Corsia in het EU-recht op te nemen middels een herziening van de richtlijn. De richtlijn bepaalt voorts dat de lineaire reductiefactor van 2,2 % vanaf 2021 wordt toegepast op luchtvaartemissierechten.
In 2017 werden rechten toegewezen in overeenstemming met het tot de EER beperkte toepassingsgebied. Iets meer dan 33,1 miljoen rechten werd kosteloos toegewezen. Dat aantal omvat naast de reguliere kosteloos toegewezen rechten (iets meer dan 32 miljoen) ook de gratis rechten toegewezen uit de speciale reserve voor nieuwkomers en snel groeiende exploitanten (bijna 1,1 miljoen). De toewijzingen uit deze reserve worden in 2017-2020 verdubbeld; zij hebben betrekking op de volledige periode 2013-2020.
Wat betreft ontwikkelingen op het vlak van luchtvaartemissierechten, kunnen we stellen dat de geverifieerde emissies in 2017 zijn blijven toenemen tot 64,2 miljoen ton CO2, wat een toename is van 4,5 % tegenover 2016.
Het aantal geveilde rechten tussen januari en december 2017 bedroeg ongeveer 4,7 miljoen.
Tabel 8 bevat een overzicht van de geverifieerde emissies, de kosteloos toegewezen rechten en de veilingvolumes voor de luchtvaartsector sinds de start van fase 3.
Tabel 8: Geverifieerde emissies en toewijzingen aan de luchtvaartsector
Jaar |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
Geverifieerde emissies (in miljoen ton CO2) |
53,5 |
54,8 |
57,1 |
61,5 |
64,2 |
|
Verandering in geverifieerde emissies ten opzichte van jaar x-1 |
2,5 % |
4,1 % |
7,6 % |
4,5 % |
||
Kosteloze toewijzingen (EU‑28+EER/EVA-staten, in miljoen rechten) 55 |
32,5 |
32,4 |
32,2 |
32,0 |
32,0 |
|
Kosteloze toewijzingen uit speciale reserve voor nieuwkomers en snel groeiende exploitanten (in miljoen rechten) |
0 |
0 |
0 |
0 |
1,1 |
1,1 |
Aantallen geveilde rechten (in miljoen) |
0 |
9,3 |
16,4 |
5,9 |
4,7 |
1,9 56 |
De aantallen in de periode 2013-2015 geveilde luchtvaartemissierechten weerspiegelen de beslissing van de medewetgever uit 2013 om "de klok stil te zetten" 57 en de klimaatverplichtingen te beperken tot vluchten binnen de EER. Voor 2012 en 2013 werd beslist dat naleving door de luchtvaartsector zou worden uitgesteld. De uitgestelde aantallen voor 2012 werden aldus in 2014 geveild, terwijl de naleving voor luchtvaartemissierechten uit 2013 en 2014 tussen januari en april 2015 plaatsvond.
6. MARKTTOEZICHT
Krachtens de nieuwe richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten* (MiFID2) worden emissierechten vanaf 3 januari 2018 geklasseerd als financiële instrumenten. Dit impliceert dat de regels die van toepassing zijn op traditionele financiële markten (zoals de handel in koolstofderivaten op belangrijke platforms of over the counter (OTC)), ook van toepassing zijn op het spotsegment van de secundaire koolstofmarkt (transacties in emissierechten voor onmiddellijke levering op de secundaire markt). Dit segment komt zo op gelijke voet met de derivatenmarkt te staan op het vlak van transparantie, bescherming van investeerders en integriteit. Voor het toezicht op de primaire markt blijft de veilingverordening de grondslag (behalve wanneer het gaat om kwesties in verband met marktmisbruik).
Door kruisverwijzingen naar MiFID2-definities van financiële instrumenten is andere regelgeving inzake financiële markten van toepassing. Dit is met name het geval voor de verordening marktmisbruik (MAR)**, die wordt toegepast op transacties en gedrag met betrekking tot emissierechten, zowel op de primaire als de secundaire markten. Zo ook moeten, door een kruisverwijzing naar de MiFID2 in de richtlijn ter bestrijding van het witwassen van geld***, MiFID-erkende koolstofhandelaren verplicht klantenonderzoekscontroles uitvoeren voor hun klanten op de secundaire spotmarkt voor emissierechten****.
* Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU.
** Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie.
*** Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie.
**** Deze klantenonderzoekscontroles zijn al verplicht op de primaire markt en op de secundaire markt voor derivaten van emissierechten.
De MiFID2 en de MAR, die beide in 2014 zijn aangenomen, beogen enkele aanpassingen van de algemene regeling aan de specifieke kenmerken van de koolstofmarkt (zie het koolstofmarktverslag 2015) 58 .
Verschillende maatregelen die gedetailleerde aspecten van de bepalingen in de MiFID2 59 en de MAR 60 reguleren, werden in de periode 2016-2018 aangenomen.
6.1 De juridische status en fiscale behandeling van emissierechten
De juridische status en de fiscale behandeling van emissierechten variëren van land tot land, want deze twee aspecten zijn niet gedefinieerd in de EU-ETS-richtlijn. De landen zijn verplicht jaarlijks verslag uit te brengen over hun nationale regelingen met betrekking tot de juridische status en fiscale behandeling van emissierechten in het kader van hun verslagen overeenkomstig artikel 21. Ondanks dit gebrek aan harmonisatie heeft zich het afgelopen decennium een volgroeide, zeer liquide markt ontwikkeld. Het huidige regelgevingskader biedt de nodige rechtsgrondslagen voor een transparante, liquide koolstofmarkt, zonder de stabiliteit en de integriteit van de markt in het gedrang te brengen.
De juridische status van emissierechten over de landen heen varieert, gaande van financiële instrumenten en immateriële vaste activa tot eigendomsrechten en grondstoffen. Volgens de in 2018 conform artikel 21 ingediende cijfers hebben minstens vijf deelnemende landen (DE, IE, IT, NO, SE) gemeld dat ze de nationale wetgeving hebben gewijzigd of dat ze dat willen doen, met name op het gebied van de tenuitvoerlegging van de MiFID2 61 .
Wat betreft de fiscale behandeling van emissierechten, rapporteren slechts drie landen dat btw (belasting over de toevoegde waarde) van toepassing is op de uitgifte van rechten. Anderzijds wordt in vrijwel alle deelnemende landen (behalve CY, EE, IS, LI) btw geheven op de verhandeling van rechten op de secundaire markt.
De meeste landen rapporteren dat ze de verleggingsregeling toepassen op binnenlandse transacties met rechten. De verleggingsregeling zorgt ervoor dat niet de verkoper, maar de koper van een goed of dienst moet betalen voor de btw-transactie en vormt een doeltreffende voorzorgsmaatregel tegen btw-fraude. In november 2018 heeft de Raad een wijziging 62 van Richtlijn 2006/112/EG (de btw-richtlijn) aangenomen om de toepassing van de regeling, oorspronkelijk bedoeld tot eind 2018, te verlengen tot en met 30 juni 2022. De lidstaten worden ertoe aangespoord de verleggingsregeling verder toe te passen om de koolstofmarkt afdoende te blijven beschermen.
Emissierechten voor vennootschappen kunnen aanvullend worden belast (bv. door toepassing van een vennootschapsbelasting). Zestien landen hebben gerapporteerd dat van een dergelijke belasting geen sprake was.
7. MONITORING, RAPPORTAGE EN VERIFICATIE VAN EMISSIES
De vereisten inzake monitoring, rapportage, verificatie en accreditatie (MRVA) van het EU-ETS zijn geharmoniseerd in de verordening monitoring en rapportage (MRR)* en de verordening accreditatie en verificatie (AVR)**.
De monitoringregeling in het EU-ETS is opgezet als een modulaire aanpak die exploitanten een hoge mate van flexibiliteit biedt, zodat de kosteneffectiviteit gevrijwaard wordt, maar die er tegelijk voor zorgt dat de gemonitorde emissiegegevens zeer betrouwbaar zijn. Er worden in dit kader verschillende monitoringmethoden toegelaten, zoals methoden op basis van berekeningen, methoden op basis van metingen en, in uitzonderlijke gevallen, "fall back"-methoden. De methoden kunnen worden gecombineerd voor de individuele onderdelen van een installatie. Voor vliegtuigexploitanten zijn alleen methoden op basis van berekeningen haalbaar, waarbij brandstofverbruik de centrale parameter is die moet worden bepaald voor alle vluchten waarop het EU-ETS van toepassing is. De eis dat exploitanten van installaties en vliegtuigen een monitoringplan moeten hebben dat door de bevoegde autoriteit op basis van de MRR is goedgekeurd, zorgt ervoor dat de monitoringmethoden en variaties in de tijd niet willekeurig kunnen worden gekozen.
De AVR voor fase 3 en volgende fasen heeft gezorgd voor een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau voor de accreditatie van verificateurs. Verificateurs die een rechtspersoon of juridische entiteit zijn, moeten door een nationale accreditatie-instantie (NAB) worden geaccrediteerd voor het verrichten van verificaties overeenkomstig de AVR. Dit uniforme accreditatiesysteem heeft als voordeel dat de verificateurs met wederzijdse erkenning in alle deelnemende landen hun activiteiten kunnen uitvoeren, waarbij ze de voordelen van de interne markt volledig benutten en ervoor zorgen dat er algemeen voldoende beschikbaarheid is.
* Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).
** Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 1).
7.1 Algemene ontwikkelingen
De Commissie blijft de lidstaten ertoe aansporen hun uitvoering van de MRR en de AVR te verbeteren aan de hand van de verstrekte richtsnoeren en modellen 63 .
De ervaring met de uitvoering van beide verordeningen leert dat de MRVA-regels verder moeten worden verbeterd, verduidelijkt en vereenvoudigd om te zorgen voor meer harmonisering, minder administratieve lasten voor de exploitanten en de deelnemende landen, en een nog efficiënter systeem.
Sinds februari 2017 zijn de deelnemende landen geraadpleegd met het oog op de actualisering van de twee verordeningen, teneinde fase 4 van het EU-ETS voor te bereiden en de MRVA-procedures te verbeteren en te vereenvoudigen.
Erkend wordt dat de nalevingsregeling ook doeltreffender is geworden, aangezien de landen krachtens de MRR elektronische rapportage kunnen verplichten. In 2018 meldden 16 deelnemende landen dat zij voor hun monitoringplannen, emissieverslagen, verificatieverslagen en/of verbeteringsverslagen elektronische modellen of specifieke bestandsformats gebruikten die gebaseerd waren op de minimumvereisten van de Commissie. 12 deelnemende landen meldden dat zij voor de EU-ETS-rapportage een geautomatiseerd IT-systeem gebruikten.
7.2 Toepassing van monitoring
Krachtens de in 2018 ingediende verslagen overeenkomstig artikel 21 gebruiken de meeste installaties de methode op basis van berekeningen 64 . Slechts van 179 installaties (1,7 %) in 23 landen is gerapporteerd dat ze voor het meten van de emissies continue meetsystemen gebruiken; dit is vooral het geval in Duitsland, Frankrijk en Tsjechië. Hoewel het aantal landen hetzelfde is als vorig jaar, zijn er in totaal 29 installaties meer die deze aanpak volgen.
Slechts 11 landen maakten melding van het gebruik van de "fall back"-methode door 36 installaties, van toepassing op ongeveer 3,4 miljoen ton CO2e (tegenover 5,1 miljoen ton CO2e het jaar voordien). Eén installatie (in Nederland) staat in voor 35 % van de gerapporteerde emissies volgens de "fall back"-methode.
De overgrote meerderheid van de installaties voldoet aan de minimumeisen van elk niveau 65 van de MRR. Slechts 106 installaties uit categorie C (één meer dan het jaar voordien), dat is 13,7 % (tegenover 13 % vorig jaar), zijn volgens het verslag voor minstens één parameter afgeweken van de eis om het hoogste niveau toe te passen voor de grootste bronstromen. Deze afwijkingen zijn alleen toegelaten als de exploitant aantoont dat het hoogste niveau technisch niet haalbaar is of onredelijke kosten met zich meebrengt. Zodra deze omstandigheden niet langer van toepassing zijn, dient de exploitant zijn monitoringsysteem dienovereenkomstig aan te passen. In de rapportageperiode 2013 werd van 16 % van de installaties van categorie C gemeld dat ze op een of andere manier niet aan de hoogste niveaus voldeden. Bijgevolg kan op het vlak van de naleving van de hoogste niveaus bij installaties van categorie C sinds de start van fase 3 een verbetering worden vastgesteld.
Op gelijkaardige wijze geven rapporten van 23 deelnemende landen aan dat bij in totaal 21 % van de installaties van categorie B enige afwijking van de standaardeisen van de MRR is toegestaan, tegenover 22 % vorig jaar en 26 % het jaar daarvoor; daaruit blijkt een gestage verbetering in de naleving van de hoogste niveaus.
7.3 Geaccrediteerde verificatie
Het totale aantal verificateurs wordt niet genoemd in de conform artikel 21 ingediende verslagen, maar een redelijke schatting op basis van het aantal dat voor verbranding (het primaire accreditatiegebied) is geaccrediteerd, is dat er in totaal minstens 124 verschillende verificateurs zijn geaccrediteerd voor de verificaties van 2017. Wat de luchtvaart betreft, laten de artikel 21-verslagen in 2018 zien dat er 46 individuele verificateurs geaccrediteerd waren voor 2017. De Europese samenwerking voor accreditatie (EA) voorziet in een centrale link naar relevante NAB's en hun lijsten van verificateurs die voor het EU-ETS geaccrediteerd zijn 66 .
De wederzijdse erkenning van verificateurs door de deelnemende landen is een succes: 26 landen meldden dat op hun grondgebied ten minste één buitenlandse verificateur actief was.
Verder blijkt dat de naleving van de AVR door verificateurs erg hoog is. Polen rapporteerde de schorsing van één verificateur in 2017, terwijl twee landen (PL en CZ) de intrekking van de accreditatie van één, respectievelijk twee verificateurs meldden. In 2016 was er sprake van één schorsing en één intrekking, in 2015 waren er geen schorsingen of intrekkingen. Polen is het enige land dat meldde dat het in 2017 het toepassingsgebied van de accreditatie van verificateurs (twee) heeft ingeperkt. In 2016 ging het om één inperking voor één verificateur, en in 2015 om inperkingen in vier landen voor vijf verificateurs.
Dit jaar hebben negen landen gemeld dat ze klachten over verificateurs hebben ontvangen (tegenover acht vorig jaar). Het totale aantal klachten ligt evenwel 12 % lager. 95 % van de ontvangen klachten is volgens de rapporten opgelost, wat in de lijn ligt van vorig jaar (96 %). 12 landen hebben gemeld dat zij non-conformiteiten van verificateurs hebben vastgesteld via het informatie-uitwisselingsproces tussen NAB's en bevoegde autoriteiten (vorig jaar negen landen).
8. OVERZICHT VAN ADMINISTRATIEVE REGELINGEN
Landen die aan het EU-ETS deelnemen, hanteren verschillende benaderingen voor de bevoegde instanties die met de tenuitvoerlegging ervan belast zijn. In sommige landen zijn er meerdere lokale instanties betrokken, terwijl andere landen een veel meer centrale aanpak volgen.
Sinds de vorige rapportageperiode zijn geen grote veranderingen vastgesteld in de administratieve regelingen van de deelnemende landen. Krachtens de conform artikel 21 in 2018 ingediende documenten waren er per land gemiddeld vijf bevoegde autoriteiten betrokken bij de tenuitvoerlegging van het EU-ETS 67 . Wat betreft de coördinatie tussen de autoriteiten zijn verschillende hulpmiddelen en methodes gerapporteerd, waaronder wetgevende instrumenten voor centraal beheer van monitoringplannen of emissieverslagen (in 13 landen), verstrekking van bindende instructies en richtsnoeren door een centrale bevoegde autoriteit aan lokale autoriteiten (in 9 landen), vaste werkgroepen of bijeenkomsten van instanties (in 15 landen) en het gebruik van een gezamenlijk ICT-platform (in 11 landen). Acht landen (CY, EE, IE, IS, IT, LI, LU, MT) hebben aangegeven geen van het bovenstaande te hebben.
Wat betreft het opleggen van administratieve kosten voor de afgifte van vergunningen en de goedkeuring van monitoringplannen, rapporteerden 14 landen in 2018 dat ze de exploitanten van installaties geen kosten opleggen (CY, DE, EE, FR, GR, IE, LI, LT, LU, LV, MT, NL, SE, SK), evenveel als in 2017. Ook het aantal landen waar vliegtuigexploitanten geen kosten betalen is hetzelfde als vorig jaar: 15 (BE, CY, CZ, DE, EE, ES, GR, LI, LT, LU, LV, MT, NL, SE, SK). De kosten variëren sterk naargelang van het land en de specifieke dienst. Zo variëren de kosten voor vergunning en goedkeuring van een monitoringplan voor installaties van 5 tot 7 690 EUR, terwijl de kosten voor goedkeuring van een monitoringplan voor de luchtvaart variëren van 5 tot 2 400 EUR.
In het algemeen zijn de systemen van de deelnemende landen grotendeels doeltreffend als ze op hun administratieve organisatie zijn afgestemd. De communicatie tussen de lokale overheden en de uitwisseling van beste praktijken tussen de bevoegde autoriteiten, onder meer via de activiteiten van het nalevingsforum van het EU-ETS en de jaarlijkse EU-ETS-nalevingsconferentie, moeten worden versterkt en gestimuleerd.
9. NALEVING EN HANDHAVING
De EU-ETS-richtlijn voorziet in een geldelijke sanctie in de vorm van een "boete wegens overmatige emissie" van 100 EUR (geïndexeerd) voor elke ton uitgestoten CO2 waarvoor niet tijdig rechten zijn ingeleverd. Andere sancties wegens inbreuken bij de tenuitvoerlegging van het EU-ETS kunnen worden opgelegd op basis van de nationale bepalingen van het desbetreffende land.
Het EU-ETS kent een zeer hoge mate van naleving: jaarlijks is ongeveer 99 % van de emissies op tijd gedekt door het nodige aantal emissierechten. In 2017 had ongeveer 1 % van de installaties die emissies hebben gerapporteerd, tegen de uiterste datum van 30 april 2018 nog geen rechten ter dekking van alle emissies ingeleverd. Daarbij ging het om installaties die voor ongeveer 0,4 % van de EU-ETS-emissies instaan. In de luchtvaartsector was de mate van naleving ook zeer hoog: vliegtuigexploitanten die voor 98 % van de luchtvaartemissies verantwoordelijk waren, leefden het EU-ETS na.
De bevoegde instanties blijven ook verschillende controles op de naleving uitvoeren voor de jaarlijkse emissieverslagen. Volgens de conform artikel 21 in 2018 ingediende documenten controleren alle deelnemende landen hun jaarlijkse emissieverslagen op volledigheid (100 % van de verslagen, behalve ES 95 %, FR 99 %, SE 3 % en UK 59 %). De verslagen geven verder aan dat landen gemiddeld bijna 80 % van hun rapporten op consistentie ten opzichte van de monitoringplannen controleren (alle landen) en ongeveer 74 % ten opzichte van de toewijzingsgegevens (alle landen, behalve FI, IT, MT, NO en SE). 24 landen rapporteerden bovendien vergelijkende controles met andere gegevens.
Op basis van de overeenkomstig artikel 21 in 2018 ingediende documenten hebben bevoegde autoriteiten in 15 landen conservatieve schattingen opgesteld met betrekking tot ontbrekende gegevens in het geval van 131 installaties. 79 daarvan werden echter door het Verenigd Koninkrijk gerapporteerd voor emissies in jaren voorafgaand aan 2017, op basis van pas ontdekte historische fouten. Als we die installaties niet meerekenen, werden er in 2017 conservatieve schattingen gerapporteerd voor 52 installaties (ongeveer 0,5 % van het totale aantal installaties), tegenover 57 installaties (0,5 %) voor 2016 en 45 installaties (0,4 %) voor 2015. De gerapporteerde hoeveelheid overeenkomstige emissies voor 2017 bedroeg 2,8 miljoen ton CO2 (tegenover 1,9 miljoen ton CO2 vorig jaar en 8,3 miljoen ton het jaar daarvoor), wat overeenkomt met ongeveer 0,2 % van het totale aantal emissies (tegenover bijna 0,1 % en 0,5 % in 2015 respectievelijk 2016). Dat er conservatieve schattingen nodig waren, had meestal te maken met het ontbreken van een emissieverslag op 31 maart of met het feit dat emissieverslagen niet volledig voldeden aan de vereisten van de MRR/AVR.
Conservatieve schattingen over ontbrekende gegevens voor de luchtvaart werden door acht landen gerapporteerd voor 33 luchtvaartexploitanten (6,1 % van het totaal) en 0,8 % van de luchtvaartemissies. Vorig jaar ging het om 18 luchtvaartexploitanten (3,5 %) in vier landen.
Controles door bevoegde autoriteiten blijven ook een belangrijke aanvulling op de activiteiten van de verificateur. Voor 2017 hebben alle landen bevestigd dat ze voor de installaties verder controles uitvoeren. De meeste landen hebben een gelijkaardige aanpak gerapporteerd voor vliegtuigexploitanten (met uitzondering van CY, EL, IT, LI en RO). De meeste landen (met uitzondering van EL, IT, LU, MT en SE) hebben aangegeven dat ze in 2017 steekproeven bij installaties hebben verricht.
Voor 2017 werd de toepassing van de "boete wegens overmatige emissie" voor 30 installaties door 9 landen (BE 1, BG 3, CZ 1, FR 1, IT 8, PL 1, PT 1, RO 6 en UK 8) gerapporteerd. In de luchtvaartsector werden zulke boeten voor 61 vliegtuigexploitanten (DE 7, ES 3, FR 1, IT 6, LT 1, NL 1, PL 1, PT 6 en UK 35) gemeld.
Negen landen hebben bevestigd dat ze tijdens de rapportageperiode 2017 andere sancties hebben opgelegd dan "boeten wegens overmatige emissie"). Er werden geen gevangenisstraffen gerapporteerd, maar wel geldstraffen, formele kennisgevingen of brieven met een laatste waarschuwing voor 73 installaties en 27 luchtvaartexploitanten voor een totaal bedrag van 37,8 miljoen EUR 68 .
De meest voorkomende overtredingen die voor 2017 werden gemeld, waren niet-rapportering van capaciteitswijzigingen (24 gevallen), niet-indiening van geverifieerde jaarlijkse emissieverslagen vóór de deadline (23 gevallen), exploitatie zonder vergunning (17 gevallen), en het niet beschikken over een goedgekeurd monitoringplan (11 gevallen).
Begin 2018 is een vijfde evaluatiecyclus met betrekking tot de naleving van het EU-ETS gestart. Doel van de evaluatie is nalevingsproblemen op het niveau van de deelnemende landen in kaart te brengen, alsook suggesties voor verbetering, beste praktijken en opleidingsbehoeften, zodat zij het EU-ETS op een betere manier kunnen uitvoeren. De nieuwe evaluatie zal voortbouwen op die van 2014 en op andere werkzaamheden in verband met nalevingscontrole die in 2015-2016 zijn verricht in het kader van het project ter ondersteuning van MRVA, dat voorzag in actieplannen om de deelnemende landen te helpen met de naleving van het EU-ETS.
Een belangrijke nieuwigheid is dat de evaluatie voortaan een vaardigheidstest zal omvatten, waarbij een vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van elk land zal worden gevraagd een model van een monitoringplan, een jaarlijks emissieverslag en andere rapporten over een installatie te beoordelen. Voorts zal een reeks MRVA-documenten voor één specifieke installatie in elk land worden geanalyseerd, en zullen landspecifieke enquêtes worden opgesteld om een goed beeld te krijgen van hoe de afgifte van vergunningen, de inspectie en de handhaving in het kader van het EU-ETS verlopen, alsook van de MRVA.
10. CONCLUSIES EN VOORUITBLIK
De belangrijkste ontwikkeling van het voorbije jaar is de aanneming van een ambitieuze hervorming van het EU-ETS voor de volgende handelsperiode. De hervorming stelt het EU-ETS in staat de klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 en de toezeggingen van de EU in het kader van de Overeenkomst van Parijs te helpen waarmaken. Het hervormde EU-ETS zal de emissies tegen 2030 met 43 % verminderen zonder dat het concurrentievermogen van de Europese industrie in het gedrang komt. Ook zal het de industrie en de energiesector helpen de uitdagingen die de koolstofarme transitie stelt op het gebied van innovatie en investeringen het hoofd te bieden. Nu de herziene wetgeving is aangenomen, gaat de aandacht naar de uitvoering van de nieuwe bepalingen voor de start van fase 4. Die uitvoeringswerkzaamheden, met name inzake koolstoflekkage en kosteloze toewijzing, zijn inmiddels volop bezig (zie aanhangsel 6).
Voorts beginnen de wetgevingsaanpassingen van de afgelopen jaren om het overschot aan rechten aan te pakken, vruchten af te werpen. Met name dankzij backloading is dat overschot al sterk verminderd; in 2017 bereikte het het laagste niveau sinds de start van fase 3. De tweede publicatie van de overschotindicator van de MSR leidt dit jaar voor het eerst tot een overdracht van rechten naar de reserve. In combinatie met de verscherpte maatregelen van het hervormde EU-ETS zal dit het veilingvolume in de eerste acht maanden van 2019 circa 40 % lager brengen dan in dezelfde periode in 2018. Doordat in de eerste vijf jaar van de werking van de MSR dubbel zoveel rechten in de reserve zullen worden opgenomen, wordt algemeen verwacht dat het overschot de komende jaren aanzienlijk zal blijven dalen. De vorderingen op dit gebied resulteren in een groter vertrouwen van de marktdeelnemers, zoals blijkt uit het hogere koolstofprijssignaal van het afgelopen jaar.
Ook op het vlak van de luchtvaart zijn heel wat vorderingen gemaakt. Om alle kansen te blijven geven aan het internationale proces tot vaststelling van een mondiale regeling voor de inperking van luchtvaartemissies, en om de toekomstige uitvoering ervan in de EU te bevorderen, zullen de emissieafspraken voor de luchtvaart tot 2023 beperkt blijven tot vluchten binnen de EER. Verder is het ambitieniveau gestegen: vanaf 2021 zal op de luchtvaart voor het eerst dezelfde lineaire reductiefactor als die voor installaties van toepassing zijn, en zal het plafond voor luchtvaartemissierechten jaarlijks met 2,2 % afnemen.
Ook in het vijfde jaar van fase 3 is de EU-ETS-structuur solide gebleven en heeft de administratieve organisatie in de verschillende lidstaten haar efficiëntie behouden. Daarnaast is het algemene niveau van transparantie, investeerdersbescherming en integriteit op de koolstofmarkt gestegen doordat emissierechten krachtens de nieuwe regels voor de financiële markten als financiële instrumenten geklasseerd zijn. Een belangrijke stap richting de voortdurende bescherming van de Europese koolstofmarkt tegen btw-fraude is de aanneming van een wijziging van de btw-richtlijn tot verlenging van de toepassing van de verleggingsregeling tot eind 2018.
Het versterkte EU-ETS onderstreept ook het belang van actieve samenwerking met andere regulatoren en partners buiten Europa die koolstofmarkten ontwikkelen of implementeren.
De Commissie zal de Europese koolstofmarkt blijven monitoren en eind 2019 het volgende verslag bekendmaken.
BIJLAGE
Aanhangsel 1
Tabel 1: Aantal gratis emissierechten toegewezen voor de modernisering van de elektriciteitssector
Aantal aangevraagde gratis emissierechten per lidstaat krachtens artikel 10 quater |
|||||
Lidstaat |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
BG |
11 009 416 |
9 779 243 |
8 259 680 |
6 593 238 |
3 812 436 |
CY |
2 519 077 |
2 195 195 |
1 907 302 |
1 583 420 |
1 259 538 |
CZ |
25 285 353 |
22 383 398 |
20 623 005 |
15 831 329 |
11 681 994 |
EE |
5 135 166 |
4 401 568 |
3 667 975 |
2 934 380 |
2 055 614 |
HU |
7 047 255 69 |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
LT |
322 449 |
297 113 |
269 475 |
237 230 |
200 379 |
PL |
65 992 703 |
52 920 889 |
43 594 320 |
31 621 148 |
21 752 908 |
RO |
15 748 011 |
8 591 461 |
9 210 797 |
7 189 961 |
6 222 255 |
Totaal |
133 059 430 |
100 568 867 |
87 532 554 |
65 990 706 |
46 985 124 |
Tabel 2: Maximumaantal gratis emissierechten per jaar krachtens de afwijking van volledige veiling voor de elektriciteitssector
Lidstaat |
Maximumaantal emissierechten per jaar |
|||||||
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
Totaal |
|
BG |
13 542 000 |
11 607 428 |
9 672 857 |
7 738 286 |
5 803 714 |
3 869 143 |
1 934 571 |
54 167 999 |
CY |
2 519 077 |
2 195 195 |
1 907 302 |
1 583 420 |
1 259 538 |
935 657 |
575 789 |
10 975 978 |
CZ |
26 916 667 |
23 071 429 |
19 226 191 |
15 380 953 |
11 535 714 |
7 690 476 |
3 845 238 |
107 666 668 |
EE |
5 288 827 |
4 533 280 |
3 777 733 |
3 022 187 |
2 266 640 |
1 511 093 |
755 547 |
21 155 307 |
HU |
7 047 255 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
7 047 255 |
LT |
582 373 |
536 615 |
486 698 |
428 460 |
361 903 |
287 027 |
170 552 |
2 853 628 |
PL |
77 816 756 |
72 258 416 |
66 700 076 |
60 030 069 |
52 248 393 |
43 355 049 |
32 238 370 |
404 647 129 |
RO |
17 852 479 |
15 302 125 |
12 751 771 |
10 201 417 |
7 651 063 |
5 100 708 |
2 550 354 |
71 409 917 |
Totaal |
151 565 434 |
129 504 488 |
114 522 628 |
98 384 792 |
81 126 965 |
62 749 153 |
42 070 421 |
679 923 881 |
Aanhangsel 2
Figuur 1: Overzicht van veilingen van algemene emissierechten tussen 2013 en 30 juni 2018
___ Toewijzingsprijs
. Dekkingscijfer
Aanhangsel 3
Tabel 1: Overzicht van ingeruilde internationale kredieten tot eind juni 2018
Ingeruilde internationale kredieten tot eind juni 2018 |
miljoen |
percentages |
Internationale kredieten die uiterlijk op 30 juni 2018 zijn ingewisseld |
miljoen |
percentages |
CER's |
243,66 |
55,91 % |
ERU's |
192,07 |
44,09 % |
China |
181,41 |
74,45 % |
Oekraïne |
147,69 |
76,89 % |
India |
15,78 |
6,48 % |
Rusland |
32,06 |
16,69 % |
Oezbekistan |
9,44 |
3,87 % |
Polen |
2,82 |
1,46 % |
Brazilië |
5,27 |
2,16 % |
Duitsland |
1,65 |
0,85 % |
Chili |
3,16 |
1,30 % |
Frankrijk |
1,24 |
0,64 % |
Korea |
2,93 |
1,20 % |
Bulgarije |
0,50 |
0,26 % |
Mexico |
2,86 |
1,17 % |
Andere |
6,11 |
3,21 % |
Andere |
22,81 |
9,36 % |
|||
Totaal CER's en ERU's |
435,73 |
100 % |
Aanhangsel 4
Tabel 1: ETS-elementen inzake vraag en aanbod
Element |
Vraag of aanbod? |
Bekendmaking |
Bijwerkingen en onzekerheden |
Totale overdracht fase 2 |
Aanbod |
Koolstofmarktverslag |
Geen bijwerking aangezien fase 2 is afgelopen. Definitief cijfer. |
Vooruitgeschoven veilingen fase 3 |
Aanbod |
Website DG Klimaat, websites EEX en ICE |
Behoort niet tot de totale overdracht van fase 2. Definitieve cijfers. |
Emissierechten voor NER300 |
Aanbod |
Website EIB |
300 miljoen emissierechten werden in 2012-2014 te gelde gemaakt. Definitieve cijfers. |
Luchtvaartveilingen |
Aanbod |
Website DG Klimaat, websites EEX en ICE |
Geen – aanpassingen zijn weergegeven in de hoeveelheden voor het volgende jaar. De veilingen van 2013 en 2014 vonden plaats in 2015. |
Veilingen fase 3 |
Aanbod |
Website DG Klimaat, websites EEX en ICE |
Geen - het cijfer kan niet worden herzien. Emissierechten die niet werden geveild (bv. als gevolg van een laattijdige start van de veiling voor bepaalde lidstaten, bv. voor EER/EVA), kunnen echter de volgende jaren worden geveild. |
Gratis toewijzing |
Aanbod |
EUTL, tabellen |
Deze cijfers worden tijdens het jaar bijgewerkt. - Lidstaten dienen hun cijfers voor de voorgaande jaren soms te laat in of de werkelijke toewijzing kan lager zijn dan de oorspronkelijk geplande hoeveelheid. De EUTL geeft een nauwkeurige stand van zaken van de werkelijke toewijzing. |
Gratis toewijzing (nationale uitvoeringsmaatregelen) |
Aanbod |
EUTL, tabellen |
|
Gratis toewijzing (luchtvaart) |
Aanbod |
EUTL, bekendmaking door LS van toewijzingstabellen |
|
Gratis toewijzing (artikel 10 quater) |
Aanbod |
EUTL, statustabel |
|
Emissies (vaste installaties) |
Vraag |
EUTL, nalevingscijfers |
Nalevingscijfers bekendgemaakt op 1 mei geven de emissies en ingeleverde emissierechten weer voor conforme installaties (d.w.z. installaties die voor alle betrokken jaren rapporteren) 70 . |
Emissies (luchtvaart) |
Vraag |
Naleving voor luchtvaartexploitanten in 2013 en 2014 vond plaats in 2015. |
|
Geannuleerde emissierechten |
Vraag |
Koolstofmarktverslag |
Tabel 2: Tijdschema voor de bekendmaking van gegevens
Tijdstip |
Gegevens |
Bereik |
1 januari – 30 april jaar x |
Bijwerking gegevens over gratis toewijzing aan energie-installaties (artikel 10 quater) |
Jaar x-1 |
1 april jaar x |
Geverifieerde emissies Gratis toewijzing (artikel 10 bis, lid 5) – nationale uitvoeringsmaatregelen |
Jaar x-1 |
1 mei jaar x |
Uiterste termijn voor naleving: geverifieerde emissies en ingeleverde emissierechten |
Jaar x-1 |
Mei/oktober jaar x |
Ingeruilde internationale kredieten |
|
Laatste kwartaal jaar x |
Koolstofmarktverslag |
Jaar x-1 |
Januari/juli jaar x |
Status reserve voor nieuwkomers - NER-tabel |
|
Niet op EU-niveau bekendgemaakt |
Gratis toewijzing aan de luchtvaart bekendgemaakt op lidstaatniveau |
Aanhangsel 5
Tabel 1: Uitspraken van het Europees Hof van Justitie die relevant zijn voor de werking van het EU-ETS in de periode juli 2017 tem juni 2018
Nummer zaak |
Betreffende wetgeving |
Partijen |
Context van de zaak |
Datum |
Uitspraak van het Hof |
C-302/17 |
Richtlijn 2003/87/EG |
PPC Power a.s. tegen Directie financiën van Slowakije, belastingkantoor voor bepaalde belastingplichtigen |
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Strookt het met Richtlijn 2003/287/EG om kosteloos toegewezen emissierechten die niet zijn gebruikt of overgedragen te belasten? |
12.04.2018 |
De belasting is niet verenigbaar met de EU-ETS-richtlijn. |
C-229/17 |
Richtlijn 2003/87/EG, Besluit 2011/278/EU |
Evonik Degussa GmbH tegen Duitsland |
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Ziet de definitie van "productie van waterstof" in de zin van bijlage I bij Besluit 2011/278/EU ook op de afzondering van waterstof die reeds in een gasmengsel aanwezig is? |
17.05.2018 |
Nee, de definitie van "productie van waterstof" in de zin van bijlage I bij Besluit 2011/278/EU ziet niet op de afzondering van waterstof die reeds in een gasmengsel aanwezig is. |
C-577/16 |
Richtlijn 2003/87/EG, Besluit 2011/278/EU |
Trinseo Deutschland Anlagengesellschaft mbH tegen Duitsland |
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Heeft artikel 1 van Richtlijn 2003/87/EG betrekking op de productie van polymeren in installaties met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton? Zo ja, kan een dergelijke installatie ook gratis rechten toegewezen krijgen als de betrokken lidstaat deze activiteit niet heeft opgenomen in zijn nationale wetgeving tot omzetting van de richtlijn? |
28.02.2018 |
Een installatie voor de productie van polymeren, met name polymeer polycarbonaat, die de voor die productie noodzakelijke warmte betrekt van een installatie van een derde partij, valt niet onder het toepassingsgebied van het EU-ETS aangezien het geen directe CO2-emissies genereert. |
C-572/16 |
Richtlijn 2003/87/EG, Besluit 2011/278/EU |
INEOS Köln GmbH tegen Duitsland |
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Is het vaststellen door Duitsland van een uiterste termijn voor exploitanten om aanvragen voor de kosteloze toewijzing van emissierechten in te dienen bij de nationale bevoegde autoriteit in overeenstemming met Richtlijn 2003/87/EG en Besluit 2011/278/EU? Kunnen de ingediende aanvragen nog worden gecorrigeerd na deze termijn? |
22.02.2018 |
Richtlijn 2003/87/EG en Besluit 2011/278/EU beletten landen niet om voor het indienen van een aanvraag voor kosteloze toewijzing een uiterste termijn vast te stellen waarna geen correctie meer mogelijk is. |
C‑80/16 |
Richtlijn 2003/87/EG, Richtlijn 2011/278/EU |
ArcelorMittal Atlantique et Lorraine tegen Ministerie van Ecologie, Duurzame Ontwikkeling en Energie van Frankrijk |
Geldigheid van de methode voor het bepalen van de productbenchmark voor vloeibaar ruwijzer. |
26.07.2017 |
Het Hof heeft de geldigheid van de Commissiemethode voor het bepalen van de benchmarks voor vloeibaar ruwijzer en gesinterd erts bevestigd (zie ook C-180/15 en C-506/14). |
C-5/16 |
Besluit 2015/1814/EU |
Polen tegen Europees Parlement en Raad van de EU |
Polen ging in beroep tegen de vaststellingsprocedure en de inhoud van Besluit 2015/1814/EU betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve en verzocht om de nietigverklaring ervan omdat het volgens Polen gaat om een maatregel die van aanzienlijke invloed is op de keuze van een lidstaat tussen verschillende energiebronnen en de algemene structuur van zijn energievoorziening, waardoor - conform artikel 192, lid 2, eerste alinea, VWEU - het besluit in de Raad had moeten worden aangenomen met eenparigheid van stemmen. |
21.06.2018 |
Het Hof heeft het beroep verworpen. |
Zaak C-58/17 |
Besluit 2011/278/EU |
INEOS Köln GmbH tegen Duitsland |
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Ziet de definitie van "procesemissies-subinstallatie" in artikel 3, punt h), van Besluit 2011/278/EU alleen op onvolledig geoxideerde koolstof in gasvorm, of ook op onvolledige geoxideerde koolstof in vloeibare vorm? |
18.01.2018 |
Het Hof heeft geoordeeld dat onvolledig geoxideerde koolstof in vloeibare vorm kan worden uitgesloten van de definitie van procesemissies. |
Aanhangsel 6
Tabel 1: Stand van zaken met de implementatie van fase 4 van het EU-ETS
Maatregel |
Doelstelling |
Soort wetgevingshandeling |
Aanneming verwacht in |
Koolstoflekkagelijst 2021-2030 |
Vaststellen van de nieuwe koolstoflekkagelijst voor fase 4 van het EU-ETS op basis van de criteria voor het bepalen van de sectoren waar een belangrijk risico van koolstoflekkage bestaat |
Gedelegeerde handeling |
1e kwartaal 2019 |
Herziening van de regels voor kosteloze toewijzing voor 2021-2030 |
Herzien van Besluit 2011/278/EU van de Commissie tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten in het licht van de nieuwe juridische context voor fase 4 |
Gedelegeerde handeling |
december 2018 |
Aanpassing van de regels voor kosteloze toewijzing vanwege productiewijzigingen |
Definiëren van de regelingen voor het doorvoeren van de aanpassing van het niveau van de kosteloze toewijzing aan installaties op basis van een stijging of daling van het productieniveau van gemiddeld meer dan 15 % over een periode van twee jaar |
Uitvoeringshandeling |
2019 |
Actualisering van de benchmarkwaarden voor kosteloze toewijzing voor 2021-2025 |
Actualiseren van de benchmarks voor 2021-2025 op basis van gegevens van de lidstaten voor de jaren 2016 en 2017 |
Uitvoeringshandeling |
2020 |
Oprichting van het Innovatiefonds |
Bepalen van de regels voor de werking van het Innovatiefonds, waaronder de selectieprocedure en -criteria |
Gedelegeerde handeling |
2019 |
Oprichting van het Moderniseringsfonds |
Bepalen van de regels voor de werking van het Moderniseringsfonds |
Uitvoeringshandeling |
2020 |
Herziening van Verordening (EU) nr. 389/2013 (de verordening betreffende het EU-register) |
Vastleggen van de vereisten voor het EU-register voor fase 4 in de vorm van gestandaardiseerde elektronische databanken met gemeenschappelijke data-elementen om de afgifte, het bezit, de overdracht en de annulering van rechten te registeren en de publieke toegang en tegelijk de vertrouwelijkheid te waarborgen |
Gedelegeerde handeling |
1e kwartaal 2019 |
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1031/2010 (de veilingverordening) |
Veiling mogelijk maken van de eerste 50 miljoen rechten voor het Innovatiefonds vanuit de marktstabiliteitsreserve (MSR) in 2020 |
Gedelegeerde handeling |
october 2018 |
Herziening van Verordening (EU) nr. 1031/2010 (de veilingverordening) |
Herzien van een aantal aspecten van de veilingprocedure om de vereisten voor fase 4 te implementeren, met name wat betreft het veilen van rechten voor het Innovatiefonds en Moderniseringsfonds, en wat betreft het klasseren van EU-ETS-rechten als financiële instrumenten krachtens Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten (MiFID2) |
Gedelegeerde handeling |
2019 |
Herziening van Verordening (EU) nr. 601/2012 inzake monitoring en rapportage |
Vereenvoudigen, verbeteren en verduidelijken van de regels inzake monitoring en rapportage, en verminderen van de administratieve lasten, op basis van de ervaring met de uitvoering van fase 3 |
Uitvoeringshandeling |
4e kwartaal 2018 |
Herziening van Verordening (EU) nr. 600/2012 inzake accreditatie en verificatie |
Vereenvoudigen, verbeteren en verduidelijken van de regels inzake accreditatie en verificatie, en tot een minimum beperken van de administratieve lasten, op basis van de ervaring met de uitvoering van fase 3 |
Uitvoeringshandeling |
4e kwartaal 2018 |
Richtsnoeren betreffende staatssteun in het kader van het EU-ETS 2021-2030 |
Herzien van de staatssteunrichtsnoeren met het oog op fase 4 van het EU-ETS in het licht van de bepalingen van de herziene EU-ETS-richtlijn voor een betere transparantie en rapportage in verband met de compensatie van indirecte koolstofkosten |
Mededeling van de Commissie |
2020 |
Stand van zaken |
Gepland |
Lopend |
Gedaan |
Aanhangsel 7
Tabel 1: Bijdragen van de lidstaten aan de marktstabiliteitsreserve van januari t.e.m. augustus 2019
Lidstaat / EER EVA-staat |
Bijdragen aan de MSR 71 (januari-augustus 2019) |
België |
6 564 219 |
Bulgarije |
5 528 107 |
Cyprus |
621 854 |
Denemarken |
3 560 260 |
Duitsland |
56 922 669 |
Estland |
1 936 082 |
Finland |
4 753 029 |
Frankrijk |
15 563 476 |
Griekenland |
8 455 757 |
Hongarije |
3 410 242 |
Ierland |
2 660 749 |
IJsland |
110 959 |
Italië |
26 868 005 |
Kroatië |
1 076 583 |
Letland |
576 962 |
Liechtenstein |
2 483 |
Litouwen |
1 194 802 |
Luxemburg |
311 575 |
Malta |
236 516 |
Nederland |
9 526 964 |
Noorwegen |
2 209 564 |
Oostenrijk |
3 956 898 |
Polen |
26 186 345 |
Portugal |
4 318 892 |
Roemenië |
9 960 187 |
Slovenië |
1 051 738 |
Slowakije |
3 168 128 |
Spanje |
21 772 019 |
Tsjechië |
10 270 545 |
Verenigd Koninkrijk |
29 651 746 |
Zweden |
2 304 582 |
Totaal |
264 731 936 |
In 2015 lag de uitstoot van broeikasgassen in de EU al 22 % lager dan de niveaus van 1990.
Volgens de nationale prognoses zal de uitstoot tot 2020 verder dalen, maar om het streefcijfer voor 2030 te kunnen halen, zullen bijkomende beleidslijnen moeten worden ingevoerd.
COM (2015) 337, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52015PC0337 .
Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).
Verordening (EU) 2017/2392 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG om de huidige beperkingen van het toepassingsgebied voor luchtvaartactiviteiten voort te zetten en de tenuitvoerlegging van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel vanaf 2021 voor te bereiden (PB L 350 van 19.12.2017, blz. 7).
Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten (PB L 322 van 7.12.2017, blz. 3).
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
In voorgaande jaren gepubliceerde verslagen kunnen worden geraadpleegd op: https://ec.europa.eu/clima/policies/ets_en#tab-0-1 .
De uiterste datum was 29 juni 2018.
Richtsnoeren betreffende bepaalde staatssteunmaatregelen in het kader van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten na 2012 (PB C 158 van 5.6.2012, blz. 4).
Meer informatie over de openbare raadpleging is te vinden op https://ec.europa.eu/clima/consultations/public-consultation-establishment-innovation-fund_en .
Bulgarije, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Tsjechië.
Er geldt een uitzondering voor efficiënte en duurzame stadsverwarming in lidstaten met een bbp per hoofd van de bevolking tegen marktprijzen dat lager is dan 30 % van het EU-gemiddelde in 2013 (Bulgarije en Roemenië). Deze uitzondering betreft slechts 30 % van de beschikbare fondsen voor deze lidstaten.
Voor de artikel 21-verslagen worden met "deelnemende landen" of gewoon "landen" de 28 EU-lidstaten en de EER-landen (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein) bedoeld.
Voor biomassa-emissies geldt in het EU-ETS het nultarief, m.a.w. de uitstoot moet wel worden gemeld, maar er moeten geen rechten op worden betaald.
Categorie C-installaties stoten meer dan 500 000 ton CO2e per jaar uit, categorie B-installaties tussen 50 000 en 500 000 ton CO2e per jaar, en categorie A-installaties minder dan 50 000 ton CO2e per jaar. De "installaties met geringe emissies" vormen daarenboven een deelverzameling van de installaties van categorie A die minder dan 25 000 ton CO2e per jaar uitstoten. Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).
Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).
Een voorbeeld van een commerciële vliegtuigexploitant kan een passagiersvliegtuigmaatschappij zijn die diensten levert aan het grote publiek. Een mogelijk voorbeeld van een niet-commerciële vliegtuigexploitant is een privévliegtuig.
Verordening (EU) 2018/208 van de Commissie van 12 februari 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 389/2013 tot instelling van een EU-register (PB L 39/3 van 13.2.2018, blz. 3).
Het aantal luchtvaartemissierechten dat sinds 2013 in omloop is gebracht, vloeit voort uit een bottom-upbenadering waarbij men start met de kosteloze toewijzing van rechten (bepaald op basis van op activiteiten steunende benchmarks voor de activiteit van exploitanten binnen de EEA). Het aantal geveilde rechten wordt vervolgens afgeleid op basis van het feit dat de kosteloze toewijzing (waaronder een speciale reserve voor verdeling achteraf aan snel groeiende vliegtuigexploitanten en nieuwkomers) 85 % van het totaal zou moeten bedragen, terwijl de veilingen voor 15 % instaan.
De geactualiseerde cijfers omvatten ingeruilde internationale kredieten buiten de kosteloze toewijzingen en geveilde aantallen.
Inclusief informatie van de veilingkalender voor de luchtvaart van 2018.
Deze cijfers zijn gebaseerd op kennisgevingen door de lidstaten tot juni 2018; zij kunnen later, als gevolg van nieuwe kennisgevingen, nog sterk wijzigen.
Oorspronkelijk aantal, incl. de uiteindelijk niet-toegewezen rechten als vermeld onderaan in de tabel.
Besluit 2013/448/EU van de Commissie (PB L 240 van 7.9.2013, blz. 27).
Arrest van het Hof van Justitie van 28 april 2016 in gevoegde zaken C-191/14, C-192/14, C-295/14, C-389/14 en C-391/14 tot C-393/14 Borealis Polyolefine GmbH e.a. tegen Bundesminister für Land- und Forstwirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft e.a., EU:C:2016:311.
Besluit 2017/126/EU van de Commissie (PB L 19 van 25.1.2017, blz. 93).
Besluit (EU) 2017/2172 van de Commissie van 20 november 2017 tot wijziging van Besluit 2010/670/EU wat betreft het gebruik van niet-uitbetaalde inkomsten uit de eerste ronde van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.
Zoals bepaald in Besluit 2010/670/EU van de Commissie, moesten projecten die zijn toegewezen onder de eerste oproep een definitief investeringsbesluit weten te bereiken tegen het einde van 2016, terwijl projecten die onder de tweede oproep zijn toegewezen dat voor eind juni 2018 moesten doen.
Ook zijn de Franse en Spaanse regelingen op een aantal punten gewijzigd.
Op basis van de gemiddelde wisselkoers in 2017 waarbij 1 EUR = 0,88723 GBP.
https://www.strompreiskompensation.de/SPK/SharedDocs/news/SPK-Auswertungsbericht.html?__site=SPK
https://www.cnc-nkc.be/sites/default/files/report/file/2018-08-13_rapportering_icl_2017_goedgekeurd_door_nkc_fr_en_nl.pdf
https://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/subsidieregeling-indirecte-emissiekosten-ets
http://www.lagie.gr/anakoinoseis/anakoinoseis/anakoinosi/article/1605/
http://ukmin.lrv.lt/lt/veiklos-sritvs/versloaplinka/pramone/valstybes-pagalba
http://www.envirofond.sk/_img/Prehlady/Dotacie/Dotacie_2017.pdf
http://www.mincotur.gob.es/PortalAyudas/emisionesCO2/concesion/2017/Paginas/Resolucion.aspx en http://www.mincotur.gob.es/PortalAyudas/emisionesCO2/concesion/2017/Paginas/PropComplementaria.aspx
De reden waarom de betalingen van 2017 moeten worden vergeleken met die van de veilinginkomsten van 2016 is dat de betalingen van 2017 een compensatie vormen voor indirecte kosten van consumenten voor energie-aankopen in het kalenderjaar 2016.
Bij het bepalen van de aantallen algemene emissierechten is rekening gehouden met Besluit 1359/2013/EU. Bij het bepalen van de aantallen luchtvaartemissierechten is rekening gehouden met Besluit nr. 377/2013/EU en Verordening (EU) nr. 421/2014.
In 2012 werden vooruitgeschoven veilingen van emissierechten van fase 3 gehouden naar aanleiding van een algemeen toegepaste handelspraktijk in de elektriciteitssector, met name het verkopen van stroom op basis van forwards en het aankopen van de vereiste inputs (met inbegrip van rechten) bij de verkoop van de output.
http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/auctioning/documentation_en.htm
Meer informatie over het gebruik van veilinginkomsten door de lidstaten staat in het voortgangsverslag inzake klimaatactie 2018: COM/2018/716 final, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018DC0716&from=EN
Bbp-gegevens als weergegeven op http://epp.eurostat.ec.europa.eu/tgm/table.do?tab=table&init=1&plugin=1&language=en&pcode=tec00115
(geopend in juli 2018).
Besluit nr. 1359/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter verduidelijking van de bepalingen inzake de tijdstippen van de veilingen van broeikasgasemissierechten (PB L 343 van 19.12.2013, blz. 1).
Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG (PB L 264 van 9.10.2015, blz. 1).
C(2018) 2801 final, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ets/reform/docs/c_2018_2801_en.pdf
C(2017) 3228 final, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ets/reform/docs/c_2017_3228_en.pdf .
C(2018) 2801 final, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ets/reform/docs/c_2017_3228_en.pdf .
Verordening (EU) 2017/2392 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG om de huidige beperkingen van het toepassingsgebied voor luchtvaartactiviteiten voort te zetten en de tenuitvoerlegging van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel vanaf 2021 voor te bereiden (PB L 350 van 19.12.2017, blz. 7).
De cijfers houden geen rekening met vliegtuigexploitanten die hun activiteiten stopgezet hebben.
Tot eind juni 2018.
Besluit nr. 377/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 april 2013 tot tijdelijke afwijking van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 113 van 25.4.2013, blz. 1).
COM(2015) 576 final, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/strategies/progress/docs/com_2015_576_annex_1_cover_en.pdf .
https://ec.europa.eu/info/law/markets-financial-instruments-mifid-ii-directive-2014-65-eu/amending-and-supplementary-acts/implementing-and-delegated-acts_en .
https://ec.europa.eu/info/law/market-abuse-regulation-eu-no-596-2014/amending-and-supplementary-acts/implementing-and-delegated-acts_en .
Het is niet omdat emissierechten krachtens de MiFID2 geklasseerd zijn als financiële instrumenten op EU-niveau dat dit automatisch noopt tot een (andere) klassering van de rechten in het nationaal recht. De nieuwe klassering is er gekomen om de EU-regelgeving inzake financiële markten toe te passen en gaat niet in op de juridische status van emissierechten (op privaatrechtelijke gronden) of op de boekhoudkundige behandeling ervan.
Richtlijn (EU) 2018/1695 van de Raad van 6 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de toepassing van de facultatieve verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten en van het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude (PB L 282 van 12.11.2018, blz. 5).
De modellen en richtsnoeren in verband met de MRR en de AVR staan op https://ec.europa.eu/clima/policies/ets/monitoring_en#tab-0-1 .
De belangrijkste reden hiervoor is dat bij de op metingen gebaseerde methode heel wat middelen en kennis moeten worden ingezet voor de continue meting van de concentratie aan relevante broeikasgassen, waarover heel wat kleinere exploitanten niet beschikken.
Op grond van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie moeten alle exploitanten voldoen aan een bepaald minimumniveau, waarbij grotere emissiebronnen aan hogere niveaus moeten voldoen (van een hogere betrouwbaarheid wat hun gegevenskwaliteit betreft) en kleinere bronnen om redenen van kosteneffectiviteit minder strenge eisen opgelegd krijgen.
Lijst van de EA met ingangen naar NAB's die verificateurs voor de EU-ETS accrediteren: http://www.european-accreditation.org/information/national-accreditation-bodies-having-been-successfully-peer-evaluated-by-ea .
Maar in sommige gevallen vermelden landen wellicht een aantal verschillende regionale of lokale overheden als één enkele overheid.
Dit totaal houdt geen rekening met de boeten die aan de luchtvaartsector in Portugal zijn opgelegd aangezien de strafprocedures nog liepen en de hoogte van de boeten nog niet bepaald was.
HU heeft alleen in 2013 van de afwijking krachtens artikel 10 quater gebruikgemaakt.
Nalevingscijfers voor de eerdere jaren kunnen achteraf worden gecorrigeerd i.v.m. laat ingediende gegevens o.i.d.
Mededeling van de Commissie C(2018) 2801 final van 15.5.2018, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/ets/reform/docs/c_2018_2801_en.pdf . Gepubliceerd ingevolge Besluit (EU) 2015/1814 van het Europees Parlement en de Raad van 6.10.2015 ("MSR-besluit").