Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AE4011

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Verslag over het mededingingsbeleid 2017 [COM(2018) 482 final]

EESC 2018/04011

PB C 110 van 22.3.2019, p. 46–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 110/46


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Verslag over het mededingingsbeleid 2017

[COM(2018) 482 final]

(2019/C 110/08)

Rapporteur:

Baiba MILTOVIČA

Raadpleging

Europese Commissie, 5.9.2018

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

21.11.2018

Goedkeuring door de voltallige vergadering

12.12.2018

Zitting nr.

539

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

188/1/9

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de beknopte en nauwkeurige stijl van het verslag over 2017, dat vergezeld gaat van een uitgebreid werkdocument van de Commissiediensten. Een mededingingsbeleid dat doeltreffend is en wordt gehandhaafd, vormt de basis van een duurzame markteconomie. Met een dergelijk beleid kan een gelijk speelveld worden gewaarborgd voor de producenten van goederen en diensten, kunnen consumenten worden gerustgesteld, kan mededinging worden gestimuleerd en kunnen fundamentele sociale doelstellingen, zoals keuzevrijheid van consumenten, evenals politieke doelstellingen, zoals het welzijn van de Europese burgers en het bevorderen van integratie van de Europese markt, worden behaald. Wat derde landen betreft speelt het ook een belangrijke rol bij de ondersteuning van een positieve bedrijfs-, milieu- en sociale dynamiek in de internationale handel.

1.2.

In het verslag over 2017 wordt sterk de nadruk gelegd op naleving en handhaving en worden voorbeelden gegeven van krachtig optreden door de Commissie. Consumenten en het midden- en kleinbedrijf ondervinden vaak nadeel van grote bedrijven die mogelijk hun dominante marktpositie misbruiken. Maatregelen waarmee mededingingsverstorende praktijken worden aangepakt, zijn dan ook bijzonder welkom.

1.3.

De toename van mededingingsverstorende activiteiten op de EU-markten heeft ervoor gezorgd dat nationale mededingingsautoriteiten (NMA’s) steeds meer belangrijke handhavers van het mededingingsrecht zijn geworden. De ECN+-richtlijn, waarmee de NMA’s in staat worden gesteld doeltreffender te zijn, versterkt de nationale capaciteit op dit gebied.

1.4.

De versterking van de autonomie van de NMA’s en het voorzien in passende middelen is van essentieel belang. Daadwerkelijke onafhankelijkheid, deskundigheid en opleiding zijn allemaal nodig voor doeltreffende werkzaamheden en er moet nauwlettend toezicht worden gehouden op de ECN+-richtlijn om te zien of dit is bereikt. Preventief handelen zou moeten worden aangemoedigd om mededingingsverstorend gedrag te verhinderen. Daarnaast moeten sancties worden verhoogd zodat zij een effectief afschrikmiddel vormen.

1.5.

Het EESC steunt de Commissie op het gebied van de particuliere rechtshandhaving van de mededingingsregels en is van mening dat de rechtsstelsels in alle lidstaten groepsacties zouden moeten vergemakkelijken. De Commissie zou de doeltreffendheid van mechanismen voor collectief verhaal voor inbreuken op het mededingingsrecht in de verschillende lidstaten in de gaten moeten blijven houden en indien nodig verdere actie ondernemen. Het Commissievoorstel inzake representatieve vorderingen, dat is opgenomen in het voorstel voor een „New Deal voor consumenten”, is in dit verband teleurstellend.

1.6.

Er moeten verdere voorstellen met betrekking tot franchising worden overwogen die in de groepsvrijstellingsverordening (1) moeten worden opgenomen om het commerciële en contractuele evenwicht tussen franchisenemers en franchisegevers te herstellen.

1.7.

Verregaande paracommerciële activiteiten die door lokale overheden worden ontplooid en die wellicht voordeel hebben van overheidssubsidie, waardoor oneerlijke mededinging mogelijk wordt gemaakt, moeten worden onderzocht om na te gaan of een aanpassing van de regels met betrekking tot staatssteun of van andere instrumenten noodzakelijk is.

1.8.

Met betrekking tot de omzetting en toepassing van de klokkenluidersrichtlijn wordt aanbevolen dat nationale wetgeving ervoor zorgt dat klokkenluiders te allen tijde toegang tot vakbondsvertegenwoordigers hebben en dat klokkenluiders onder alle omstandigheden volledige bescherming wordt geboden.

1.9.

Voor zover van toepassing op de handhaving van het mededingingsrecht zou de Commissie samen met de Raad van Europese energieregulators (CEER) en het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) een gedetailleerde analyse van de praktijken van regelgevende instanties op energiegebied in alle lidstaten moeten opstellen. Aan de hand daarvan kunnen dan handelswijzen worden vastgesteld om een einde te maken aan beperkingen die nog steeds nadelig zijn voor de consument.

1.10.

Door middel van een nieuwe beoordeling van de werking van de voedseldistributieketen in toekomstige verslagen over het mededingingsbeleid zouden er oplossingen kunnen worden aangedragen voor de mogelijk ongepaste voortdurende uitoefening van marktmacht door dominante detailhandelaars.

1.11.

In de digitale economie duiken voortdurend tal van nieuwe concurrentieverstorende praktijken op. Het Comité vreest dat er onvoldoende middelen worden ingezet om deze zich snel ontwikkelende en financieel vitale sector te controleren en dringt erop aan dat hiertoe specifieke bepalingen worden opgenomen in het meerjarig financieel kader.

1.12.

Er zijn een aantal factoren die buiten het onmiddellijke toepassingsgebied van het mededingingsbeleid vallen, maar toch voor marktverstoringen doen vrezen: grote verschillen in het beleid inzake vennootschapsbelasting tussen de lidstaten, werkgelegenheidspraktijken die algemeen bekend staan als sociale dumping, praktijken in de gig economie en kwesties in verband met de circulaire economie en de mondiale economische duurzaamheid. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan om haar bevoegdheden en capaciteit ten volle te benutten om ervoor te zorgen dat concurrentieverstorend gedrag in bepaalde grijze gebieden waar mogelijk wordt gecontroleerd en gecorrigeerd en dat een en ander wordt verduidelijkt.

1.13.

Het mededingingsrecht is een van de oudste onderdelen van het acquis, maar staat niet altijd in verhouding tot de uitdagingen van deze eeuw. Met name de kunstmatige scheiding van de marktsector en de sociaal-ecologische sector zou gebaat zijn bij een algemene en systematische herziening van het EU-mededingingsrecht, waarbij rekening wordt gehouden met economische, milieu- en sociale doelstellingen.

2.   Inhoud van het verslag over het mededingingsbeleid 2017

2.1.

Het mededingingsbeleid vormt de basis van de eengemaakte markt. Het bestaat sinds het Verdrag van Rome en vormt het fundament van de Europese Unie van vandaag. Het is opgezet binnen een kader dat is verankerd in bepalingen zoals de artikelen 101 en 102 van het VWEU, waarin de inhoud en het toepassingsgebied ervan worden verduidelijkt.

2.2.

In 2017 waren er specifieke acties ten gunste van de consument en de Europese industrie op belangrijke gebieden: de digitale economie, energie, de farmaceutische en agrochemische sector, netwerkindustrieën en de financiële markten. In deze samenvatting worden de belangrijkste punten van het verslag uitgelicht, dat zelf ook een samenvatting vormt van de vele werkzaamheden die in tal van sectoren zijn verricht.

2.3.

Beleid moet worden vertaald naar regels en regels moeten worden gehandhaafd. De Europese Commissie is een van de grondleggers van het International Competition Network en is ook actief in alle internationale fora die aan mededinging gewijd zijn, met inbegrip van de OESO, de Unctad, de WTO en de Wereldbank. De Commissie werkt met name nauw samen met nationale mededingingsautoriteiten en heeft nieuwe regels voorgesteld in de vorm van een richtlijn (2) om de mededingingsautoriteiten van de lidstaten in staat te stellen de antitrustregels van de EU doeltreffender te handhaven.

2.4.

Het is belangrijk dat personen die kennis hebben van het bestaan of de werking van een kartel of van andere soorten schendingen van mededinging beschikken over de middelen om dergelijke praktijken aan het licht te brengen. Er is een nieuw, anoniem instrument voor klokkenluiders ingevoerd, dat dit vergemakkelijkt en actief wordt gebruikt.

2.5.

De vereisten met betrekking tot de kennisgeving van kleinere en minder problematische staatssteunmaatregelen zijn versimpeld en er zijn vrijstellingen geïntroduceerd. Tevens werken 24 lidstaten met de Transparency Award Module, waarmee zij informatie verstrekken over staatssteun.

2.6.

De mededingingsregels op geconcentreerde markten zijn op rigoureuze wijze gehandhaafd. De Commissie opende voor het eerst een onderzoek naar de farmaceutische sector over de bezwaren over buitensporige prijsstelling in de farmaceutische industrie. Meerdere fusies in de agrochemische sector werden onder de loep genomen en werd er een verbod gelegd op een fusie in de cementindustrie die de mededinging zou verminderen.

2.7.

In de energiesector gingen handhavingsmaatregelen met betrekking tot staatssteun en capaciteitsmechanismen van start en werd het onderzoek naar de bedrijfspraktijken van Gazprom in Centraal- en Oost-Europa voortgezet, waarbij uit een voorlopige beoordeling naar voren kwam dat de EU-antitrustregels zijn geschonden.

2.8.

Op het gebied van vervoer werden overnames in de luchtvaart onderzocht en werden er concurrentievervalsende handelingen vastgesteld in Litouwen, hetgeen heeft geleid tot geldboetes en herstelmaatregelen. Daarnaast werd de verstrekking van staatssteun aan de sector in Griekenland en Bulgarije ondersteund. Er werden antikartelmaatregelen tegen Scania genomen met betrekking tot goederenvervoer over de weg en meerdere bedrijven in de sector van auto-onderdelen kregen zware geldboetes opgelegd.

2.9.

De uitbreiding van de algemene groepsvrijstellingsverordening naar havens en luchthavens vergemakkelijkte het voorzien in gepaste staatssteun.

2.10.

Uit het onderzoek van de Commissie naar de voorgenomen fusie van Deutsche Börse en de London Stock Exchange Group kwam naar voren dat deze monopolistisch van aard zou zijn. Als gevolg daarvan werd deze verboden.

2.11.

Er zij op gewezen dat er door middel van het mededingingsbeleid van de EU op een constructieve en creatieve manier moet worden gereageerd op de uitdaging die de terugtrekking van het VK uit de EU vormt. Zoals uiteengezet door de Europese Raad moet elk toekomstig handelsakkoord een gelijk speelveld garanderen, met name op het gebied van mededinging en staatssteun.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC is ingenomen met het verslag over 2017, dat talrijke voorbeelden bevat van de nadruk die Commissie legt op de bevordering van het welzijn van de consument en het voorkomen van schade voor de consument. Een consequent gevolg van deze benadering is niet alleen de versterking van de integratie van de eengemaakte markt, maar ook van economische ontwikkeling en de daarmee verband houdende doelstellingen inzake sociaal beleid.

3.2.

In het afgelopen jaar is het belang van een doeltreffend en toegepast mededingingsbeleid vaak vastgesteld in de adviezen van het EESC. Consumentenwelzijn en benchmarks op het gebied van welzijn voorzien naast de handhaving van een doeltreffende mededingingsstructuur in de motivatie om exploitatie, uitsluitingspraktijken en beperkende overeenkomsten aan te pakken. Door middel van een krachtig mededingingsbeleid wordt versterking van het Europese bedrijfsleven op de concurrerende wereldmarkt en bevordering van de onderliggende sociale doelstellingen aangemoedigd. Dit kan worden gedaan door beste economische praktijken te bevorderen.

3.3.   Emissies van motorvoertuigen

3.3.1.

In het EESC-advies over EU-maatregelen om de naleving van de milieuwetgeving en milieugovernance te verbeteren (3) wordt opgemerkt dat gebrekkige naleving van de maatregelen die de tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving en milieugovernance garanderen helaas tot oneerlijke concurrentie en economische schade leidt. Het Comité merkt op dat naleving en eerbiediging van de rechtstaat fundamenteel is voor een sterk mededingingsbeleid.

3.3.2.

In deze context is het Comité ermee ingenomen dat het inleidend onderzoek van de Commissie naar een mogelijk kartel waarbij BMW, Daimler, Volkswagen, Audi en Porsche betrokken zijn, het team inzake mededingingsverstoring ertoe heeft gebracht een formeel onderzoek in te stellen. Het inleidend onderzoek had betrekking op de vraag of de bedrijven de ontwikkeling van systemen van selectieve katalytische reductie en deeltjesfilters hebben tegengehouden, waardoor mogelijk de uitrol van milieuvriendelijkere technologieën is beperkt.

3.4.   Mechanismen voor collectieve vorderingen

3.4.1.

Het Comité neemt kennis van de uiteindelijk omzetting van de richtlijn inzake schade (4) waarin de kwestie van het voorzien in een wettelijk mechanisme voor collectief verhaal gedeeltelijk aan bod komt. Het feit dat het door DG COMP in 2009 voorbereide richtlijnvoorstel werd ingetrokken, alsook het recente voorstel uit het pakket inzake een „New Deal voor consumenten”, wijzen erop dat het ontbreekt aan de politieke wil om echt werk te maken van een efficiënt kader voor representatieve vorderingen op Europees niveau. Het EESC dringt er dan ook bij de Commissie op aan om de doeltreffendheid van mechanismen voor collectief verhaal voor inbreuken op het mededingingsrecht in de verschillende lidstaten in de gaten te houden en om indien nodig verdere actie te ondernemen.

3.5.   Franchising in de detailhandel

3.5.1.

Het EESC merkt op dat er een groeiend probleem bestaat dat betrekking heeft op franchisecontracten in de detailhandel, dat serieuze gevolgen voor de mededinging kan hebben. Een groot conflict in Nederland tussen de franchisegever HEMA en een aantal franchisenemers inzake bestaande overeenkomsten en het deel van de gegenereerde inkomsten uit verkoop op internet heeft geleid tot de beëindiging van franchiseovereenkomsten. Het Comité roept de Commissie op deze situatie te analyseren en aanvullende voorstellen te doen met betrekking tot franchising die zouden kunnen worden opgenomen in de groepsvrijstellingsverordening, om het commerciële en contractuele evenwicht tussen franchisenemers en de franchisegever te herstellen.

3.6.   Subsidies op het niveau van de lokale overheden

3.6.1.

In veel lidstaten richten lokale overheden zich op de ontwikkeling van commerciële activiteiten, waarbij zij gebruikmaken van staatsmiddelen of -faciliteiten. Dit kan leiden tot oneerlijke mededinging als er sprake is van een subsidie-element. Het mkb in de horeca- en toerismesector wordt bijvoorbeeld geconfronteerd met gesubsidieerde activiteiten in de kantines van sportclubs, recreatiecentra enz. Lokale overheden bezitten of bieden staatsmiddelen aan deze clubs en verenigingen aan, die vaak zijn vrijgesteld van het betalen van btw en profiteren van sociale premies, zoals vrijwilligerswerk. Deze paracommerciële activiteiten worden vaak georganiseerd als een normale commerciële onderneming (als het gaat om de omzet en winst). Het Comité roept de Commissie op dit fenomeen van nabij te volgen en na te gaan of er een aanpassing van de regels met betrekking tot staatssteun of andere instrumenten op EU-niveau zouden kunnen worden ontwikkeld om deze lokale activiteiten te reguleren. In sommige gevallen worden deze zelfs met EU-middelen gesubsidieerd!

3.7.   Informatie over staatssteun

3.7.1.

De beschikbaarheid en het gebruik van de Transparency Award Module wordt in het bijzonder verwelkomd, aangezien deze geïnteresseerde belanghebbenden (de Commissie, concurrenten en het bredere publiek) in staat stelt om te verifiëren of staatssteun aan de regels voldoet. Tot op heden zijn er ongeveer 30 000 steunverleningen bekendgemaakt.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.   De ECN+-richtlijn

4.1.1.

Het EESC staat positief tegenover de nadruk op handhaving in het verslag en heeft van deze gelegenheid gebruikgemaakt om zijn opvattingen (5) te herhalen over de ECN+-richtlijn (6), waardoor de NMA’s effectiever kunnen zijn.

4.1.2.

Het Comité heeft er eerder al op gewezen dat een verordening in dit verband efficiënter zou kunnen zijn als wetgevingsinstrument, maar erkent de noodzaak van evenredigheid. Daarnaast zou het mededingingsbeleid gelijke kansen moeten garanderen, waarbij de NMA’s moeten beschikken over de wettelijke maatregelen en instrumenten die nodig zijn om geheime kartels aan te kunnen pakken.

4.1.3.

Hoewel de ECN+-richtlijn onafhankelijkheid, middelen en een doeltreffend instrumentarium moet waarborgen, kunnen er nog altijd vraagtekens worden geplaatst bij de autonomie en de capaciteiten van de NMA’s. Daadwerkelijke onafhankelijkheid, deskundigheid en opleiding zijn allemaal nodig voor doeltreffende werkzaamheden. Preventief handelen moet worden aangemoedigd om mededingingsverstorend gedrag te verhinderen. Daarnaast moeten sancties worden verhoogd zodat zij een effectief afschrikmiddel vormen. De NMA’s moeten de bevoegdheid krijgen om in rechte op te treden.

4.2.   Bescherming van klokkenluiders

4.2.1.

Er moet meer werk worden verricht met betrekking tot het voorlichten van het publiek over mededingingsregels. Hiermee wordt de doeltreffendheid van nieuwe instrumenten die beschikbaar zijn voor het melden van inbreuken vergroot, zoals het instrument voor klokkenluiders. Hoewel het EESC ingenomen is met het feit dat dit instrument regelmatig wordt gebruikt, heeft het een aantal bedenkingen over de voorgestelde richtlijn, waarmee wordt beoogd de bescherming van klokkenluiders te vergroten (7).

4.2.2.

Het EESC verwijst de Commissie naar zijn advies over deze richtlijn (8), waarin het aanbeveelt dat het toepassingsgebied van de richtlijn niet moet worden beperkt tot de naleving van EU-wetgeving, maar dat het juist moet worden uitgebreid zodat het de naleving van nationale wetgeving omvat.

4.2.3.

Ook is het belangrijk dat er wordt verwezen naar de opname van de rechten van werknemers en dat vakbondsvertegenwoordigers en ngo’s worden genoemd als voorbeelden van rechtspersonen. Klokkenluiders moeten in elke fase van het proces beschikken over toegang tot vakbondsvertegenwoordigers.

4.3.   De digitale economie

4.3.1.

Het EESC merkt op dat de nieuwe verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (9) eind 2017 is aangenomen. Hiermee moet worden gezorgd voor betere coördinatie tussen consumentennetwerken om maatregelen tegen grensoverschrijdende concurrentiebeperkende praktijken te handhaven. In de verordening worden bijvoorbeeld geoblockingpraktijken in de e-commercesector vastgesteld, die, gezien de aard ervan, een grensoverschrijdende kwestie vormen. Europese consumentencentra hebben jaren aan deze kwestie gewerkt, waarbij zij grensoverschrijdende voorbeelden en praktijken vergaarden. Samen met het Europees Mededingingsnetwerk en het netwerk voor samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming worden nu beter gecoördineerde handhavingsmaatregelen verwacht.

4.3.2.

In de snel groeiende digitale economie duiken er voortdurend andere vormen van concurrentieverstorende praktijken op. Zo kan het gebruik van geavanceerde algoritmen de prijzen aanpassen op basis van iemands gegevens uit verschillende onlinebronnen, en kunnen bedrijven hiertoe worden aangezet tot collusie via internet. De Commissie moet over voldoende financiële middelen kunnen beschikken om deze praktijken te controleren en tegen te gaan.

4.4.

Het EESC is van mening dat betere samenwerking tussen de NMA’s en consumentenorganisaties gunstig zou zijn voor beide partijen, vooral omdat nationale consumentenorganisaties bijzonder goed in staat zijn om de NMA’s in te lichten over vermoedelijke inbreuken. Zij kunnen overheden in feite van waardevolle gegevens voorzien vanuit de manier waarop zij zelf klachten behandelen.

4.5.

Met de energie-unie kan het voortgaande proces om in de energiesector van de EU tot eerlijke mededinging te komen, worden bevorderd. Op dit gebied bestaan er nog steeds grote verschillen met betrekking tot consumenten- en industrieprijzen en kan de marktkeuze beperkt zijn. Het EESC vindt dat een gedetailleerde analyse van regelgevingspraktijken — die tussen de lidstaten aanzienlijk van elkaar verschillen — de basis vormt voor een constructieve dialoog om discrepanties op te heffen. Deze dialoog moet gezamenlijk door de NMA’s, nationale regelgevende instanties op energiegebied en de Commissie worden gevoerd. Dit zou licht kunnen werpen op het gebrek aan keuze en beperkende praktijken op het gebied van bijvoorbeeld stadsverwarmingsregelingen.

4.6.

De ongepaste uitoefening van marktmacht in de levensmiddelendetailhandel is nog steeds een probleem. De Commissie vraagt zich af of grote detailhandelsketens een te sterke onderhandelingspositie (bij de bilaterale onderhandelingen met hun leveranciers) en koopkracht (op de markt in zijn geheel) hebben verkregen, dankzij hun dubbelrol als consument en concurrent (door middel van eigen merken) van hun leveranciers (10). Het Comité dringt aan op actie in overeenstemming met zijn recente advies over dit onderwerp (11) en herhaalt zijn aanbeveling dat de Commissie in toekomstige verslagen over het mededingingsbeleid toezicht op de werking van de voedseldistributieketen opneemt.

4.7.   Het mededingingsrecht en het algemeen belang

4.7.1.

Marktverstoringen kunnen worden veroorzaakt door een aantal factoren die buiten het strikte toepassingsgebied van het mededingingsbeleid vallen. Het gaat dan onder meer om grote verschillen in het beleid inzake vennootschapsbelasting tussen de lidstaten, werkgelegenheidspraktijken die algemeen bekend staan als sociale dumping, praktijken in de gig economie en kwesties in verband met de circulaire economie en de mondiale economische duurzaamheid.

4.7.2.

Het mededingingsrecht, geworteld in de economische vooruitzichten van het midden van de 20e eeuw, moet nu in staat zijn de uitdagingen van de 21e eeuw aan te gaan. Om de kunstmatige scheiding van de marktsector en de sociaal-ecologische sector te doorbreken is een algemene en systematische herziening van het EU-mededingingsrecht nodig, waarbij rekening wordt gehouden met economische, milieu- en sociale doelstellingen.

4.7.3.

Het EESC is van mening dat de verbintenissen die de EU is aangegaan in het kader van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s) en de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering, naast de verbintenissen in het kader van de verdragen, in aanmerking moeten worden genomen als doelstellingen van algemeen belang bij de toepassing van het mededingingsrecht, samen met de doelstellingen op het vlak van consumentenbelangen.

4.7.4.

De gevolgen van marktconcentraties voor toekomstige generaties consumenten en producenten moeten worden erkend. Er moeten verschillende modellen voor de berekening van de schadelijke langetermijneffecten worden bekeken, zoals ook is gebeurd bij overheidsopdrachten via levenscycluskosten.

4.8.

Het EESC heeft er in meerdere recente adviezen (12) toe opgeroepen maatregelen die de Commissie met betrekking tot eerlijke belastingheffing heeft getroffen (met betrekking tot multinationals en personen) te versterken, aangezien veel openstaande kwesties nog niet zijn opgelost. Deze omvatten de strijd tegen belastingfraude, belastingparadijzen, agressieve fiscale planning en oneerlijke belastingconcurrentie tussen de lidstaten.

4.9.

Er is met name sprake van voortschrijdende en aanzienlijke verstoringen van de markt die worden veroorzaakt door de tussen de lidstaten wijd uiteenlopende nationale belastingregelingen voor bedrijven, waarbij de vennootschapsbelasting varieert van 9 tot 35 %. In sommige landen zijn nog lagere tarieven beschikbaar in categorieën zoals intellectuele-eigendomsrechten. Aangezien het belastingbeleid onder de bevoegdheden van de lidstaten valt, zal het altijd moeilijk blijven om met het EU-mededingingsbeleid de veroorzaakte verstoringen te verminderen.

4.10.

In de richtlijn bestrijding belastingontwijking, die uiterlijk op 1 januari 2019 door middel van de wetten van de lidstaten moet worden toegepast, worden regels vastgesteld ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt. Deze richtlijn bevat tevens elementen die moeten bijdragen aan het vermijden van bepaalde afwijkende nationale benaderingen. Dit moet worden toegejuicht.

Brussel, 12 december 2018.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX:32010R0330

(2)  http://ec.europa.eu/competition/antitrust/proposed_directive_nl.pdf

(3)  PB C 283 van 10.8.2018, blz. 69

(4)  Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake antitrustschadevorderingen (PB L 349 van 5.12.2014, blz. 1).

(5)  PB C 345 van 13.10.2017, blz. 70.

(6)  Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot toekenning van bevoegdheden aan de mededingingsautoriteiten van de lidstaten voor een doeltreffendere handhaving en ter waarborging van de goede werking van de interne markt [COM/2017/0142 final].

(7)  Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden [COM(2018) 218 final].

(8)  EESC-advies over Versterking van de bescherming van klokkenluiders op EU-niveau. Rapporteur: Franca Salis-Madinier (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 155).

(9)  Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 1).

(10)  Werkdocument van de Commissie, SWD(2018) 349 final.

(11)  PB C 283 van 10.8.2018, blz. 69.

(12)  PB C 262 van 25.7.2018, blz. 1; PB C 197 van 8.6.2018, blz. 29; PB C 81 van 2.3.2018, blz. 29.


Top