EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AE3933

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013) (COM(2018) 366 final)

EESC 2018/03933

PB C 110 van 22.3.2019, p. 87–93 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 110/87


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013)

(COM(2018) 366 final)

(2019/C 110/17)

Rapporteur:

Emmanuelle BUTAUD-STUBBS

Corapporteur:

Zbigniew KOTOWSKI

Raadpleging

Europees Parlement, 14.6.2018

Raad, 21.6.2018

Besluit van het bureau

19.6.2018

Rechtsgrondslag

Artikel 173, lid 3, en artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Adviescommissie Industriële Reconversie (CCMI)

Goedkeuring door de CCMI

22.11.2018

Goedkeuring door de voltallige vergadering

12.12.2018

Zitting nr.

539

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

207/2/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2017) (COM(2018) 366 final) alsook met de in bijlage II opgenomen indicatoren. Een sterk en verenigd Europa moet gebouwd worden op een fundering van culturele verscheidenheid, die via onderwijs wordt doorgegeven. De voortzetting van dit programma moet worden beschouwd als zeer gunstig voor de ontwikkeling van de Europese cultuur en de culturen van de afzonderlijke lidstaten die de hoeksteen van onze samenleving en de bakermat van onze democratische waarden vormen.

1.2.

Het EESC hamert al vele jaren op de belangrijke bijdrage die de creatieve en culturele sector levert aan het creëren van waarde en banen, inclusiviteit en groei in de EU (1). Volgens de OESO waren de auteursrecht-intensieve sectoren in de EU in 2012 goed voor 4,2 % van het bbp en 3,2 % van de werkgelegenheid (2). Volgens artikel 2 van het voorstel voor een Verordening (COM(2018) 366) omvatten deze sectoren „architectuur, archieven, bibliotheken en musea, artistieke ambachten, audiovisuele werken (zoals film, tv-producties, videogames en multimediale uitingen), materieel en immaterieel cultureel erfgoed, design (ook van mode), festivals, muziek, literatuur, uitvoerende kunsten, boeken en uitgeverijen, radioproducties en beeldende kunsten”.

1.3.

Gezien de specifieke aard van creatieve handelingen en processen die niet altijd zonder meer binnen het algemene kader van het arbeidsrecht vallen, is het EESC zich terdege bewust van de sociale uitdagingen die in sommige lidstaten moeten worden aangepakt: verbetering van de arbeidsomstandigheden, afschaffing van onbetaalde uren, aanpakken van de genderkloof, bevordering van fatsoenlijk werk, verbetering van de gezondheids- en veiligheidsomstandigheden, bevordering van de mobiliteit, integratie van mensen met een handicap en kansarmen, beleid tegen seksuele intimidatie enz.

1.4.

Het EESC is van mening dat de geplande begroting van 1,8 miljard EUR niet volstaat om de ambitieuze doelstellingen van het programma Creatief Europa 2021-2027 te verwezenlijken. Dat is de reden waarom het EESC voor een groter budget pleit. Deze forse investering in de creativiteit van Europa en van zijn artiesten, kunstenaars, muzikanten, schrijvers, fotografen, architecten, uitvinders van videospellen, filmmakers enz. zal de EU helpen om succesvol te concurreren met grote landen die er op nationaal niveau en binnen internationale organisaties doelbewuste „soft power”-strategieën op nahouden (VS, Japan, Zuid-Korea). Deze EU-steun moet worden aangevuld met nationale en regionale overheidssteun. Specifieke belastingprikkels kunnen liefdadigheid aantrekken (bijvoorbeeld voor herstel van het erfgoed) en crowdfunding voor het creëren van nieuwe bedrijfsmodellen vergemakkelijken.

1.5.

Het EESC is ook van mening dat er moet worden geïnvesteerd in juridische en technische instrumenten om alle vormen van promotie van geweld en discriminatie efficiënter te bestrijden, met name bij de productie van onlinevideospellen voor kinderen en jongeren.

1.6.

Het EESC zou graag zien dat er een creatieve en culturele dimensie wordt opgenomen in het externe beleid van de EU (handelsbeleid, internationale betrekkingen enz.) (3).

1.7.

Deze ongekende financiële inspanning moet via drie kanalen worden gerealiseerd:

een hoger budget voor „Creatief Europa” van 1 930 000 EUR in plaats van 1 850 000 EUR voor 2021-2027, waarmee 80 miljoen EUR extra vrijkomt voor het SECTOROVERSCHRIJDENDE onderdeel, wat het mogelijk zal maken om meer „kruisbestuivende” projecten op te zetten binnen de creatieve en culturele sector zelf (muziek, mode, design, kunst, film, uitgeverijen enz.) en tussen deze en andere sectoren, en om meer opleidingsacties op mediagebied te financieren, in een tijd waarin het pluralisme van de media in de EU zwaar op de proef wordt gesteld;

financiële steun voor cultuur en creatie in een breed scala van EU-programma’s om „meer aandacht te besteden aan het mainstreamen van cultuur in ander sectoraal beleid, hetgeen wederzijdse voordelen voor cultuur en de betrokken sector zou opleveren” (4): Horizon 2020, Europees Sociaal Fonds, Digitaal Europa, Cohesiefonds, Erasmus;

permanente ondersteuning van de financiële garantiefaciliteit voor „creatieve en culturele sectoren” om garanties te verlenen en, waar nodig, ondersteuning in de vorm van kapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en start-ups.

1.8.

Dankzij de integratie van creativiteit, ontwerp en geavanceerde technologieën profiteren ook diverse sectoren en industriële waardeketens in de EU, van textiel, kleding, leer, meubelen, keramiek, speelgoed, toerisme en kunstnijverheid tot de automobielsector, het bouwbedrijf, gezondheid en welzijn, groene energie enz., van deze hernieuwde ambitie voor een cultureler en creatiever Europa. Er zijn veel voorbeelden in Europa van de manier waarop bepaalde industriële regio’s en steden met succes de overstap hebben gemaakt naar creatieve industrieën die meer toegevoegde waarde genereren (Turijn).

1.9.

De mogelijkheden die de „digitale revolutie” in deze auteursrechtintensieve industrieën biedt, zijn bijzonder belangrijk; er moet dan ook worden gezorgd voor voldoende investeringen in apparatuur en software (bijvoorbeeld kunstmatige intelligentie, blockchain, 3D-printing, digitalisering van archieven) en in opleiding.

1.10.

De mogelijkheden van deze industrieën op het vlak van innovatie zijn onuitputtelijk, omdat zij voornamelijk berusten op individuele creativiteit, vaardigheden en verbeeldingskracht. Daarom moeten de creatieve en culturele industrieën in het kader van „Horizon 2020” een specifiek budget krijgen (ten minste 3 miljard EUR, wat iets minder is dan hun aandeel in het bbp van de EU (4,2 %)).

1.11.

Op de Amerikaanse markt vinden grote fusies plaats die gevolgen zullen hebben voor de culturele en creatieve sector in de EU. In dit verband verzoekt het EESC de Europese Commissie over te gaan tot een aanbesteding voor een „business intelligence report” (verslag met bedrijfsinlichtingen), dat in 2019 klaar moet zijn, over de belangrijkste economische en technologische trends in de VS die van invloed zijn op de Amerikaanse media-, film- en audiovisuele sector en de waarschijnlijke gevolgen hiervan voor de Europese tegenhangers op het gebied van productie, consumptie en distributie.

1.12.

Aangezien de EU 27 aanzienlijk zou kunnen profiteren van de voortzetting van de dialoog met het VK, dat een sleutelrol speelt in deze sectoren, verzoekt het EESC de Europese Commissie steun te verlenen aan bilaterale dialogen tussen regeringen en netwerken die het pad zouden kunnen effenen voor een bilaterale overeenkomst met het oog op de uitwerking van ambitieuze bilaterale programma’s in het kader van Creatief Europa (2021-2027). Dergelijke bilaterale overeenkomsten zijn in het verleden (2014-2020) gesloten met derde landen zoals Georgië, Servië en Oekraïne.

2.   Algemene opmerkingen

2.1.   Een nieuw ambitieniveau

2.2.

Het voorstel voor een Verordening (COM(2018) 366) is gebaseerd op artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarin wordt bepaald dat de Unie „als doel [heeft] de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen”, „haar rijke verscheidenheid aan cultuur en taal [eerbiedigt] en [toeziet] op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed”. Toch is men het er over het algemeen over eens dat er meer uitdagingen zijn, met name de concurrentie van onlineplatforms en zoekmachines, de concentratie binnen de sector rond een beperkt aantal grote spelers, en de opkomst van „desinformatie”.

2.3.

Met dit nieuwe programma wil de Europese Commissie de marktspelers de mogelijkheid bieden om technologisch en artistiek innovatieve Europese grensoverschrijdende initiatieven te ontwikkelen voor de uitwisseling, cocreatie, coproductie en verspreiding van Europese werken. Het doel is tevens om de positie van Europese actoren op de Europese en mondiale markten te versterken. In dit verband verdienen de activiteiten in het kader van Eurimages van de Raad van Europa navolging.

2.4.   Een verhoogd budget, maar nog steeds niet voldoende

2.4.1.

Het voorgestelde budget van 1,85 miljard EUR voor 27 lidstaten is groter dan het huidige budget, maar vertegenwoordigt slechts 1/1 000 van het totale meerjarig financieel kader van de EU voor 2021-2027: 1 135 miljard EUR.

2.5.

Het door de Commissie voorgestelde budget bestaat uit drie delen:

het onderdeel CULTUUR met 609 miljoen EUR (33 % van het totale budget in vergelijking met 31 % van het totale budget van Creatief Europa 2014-2020);

het onderdeel Media met 1 081 miljoen EUR (58 % van het totale budget in vergelijking met 56 % van het totale budget van Creatief Europa 2014-2020);

het GRENSOVERSCHRIJDENDE onderdeel met 160 miljoen EUR (9 % van het totale budget in vergelijking met 13 % van het totale budget van Creatief Europa 2014-2020).

2.5.1.

Het EESC vraagt om een aanvullend budget van 80 miljoen EUR voor het GRENSOVERSCHRIJDENDE onderdeel, zodat „kruisbestuivende” projecten (5) tot volle wasdom kunnen komen (digitale economie, toerisme, kunst, luxe, cultuur, digitaal afdrukken enz.) en meer praktische oplossingen op het gebied van mediageletterdheid kunnen worden uitgewerkt.

2.5.2.

De doelstelling om prioritaire projecten te steunen die gericht zijn op een groot publiek, is goed voor de audiovisuele sector (onderdeel Media) maar zou met name in plattelandsgebieden niet voor alle culturele activiteiten moeten gelden. Sociale samenhang en sociale integratie staan centraal in het Europese project.

2.6.   De brexit-case voor creatie en cultuur

2.6.1.

Dit nieuwe programma wordt uitgevoerd binnen de EU-27 na de uittreding van het Verenigd Koninkrijk, dat een van de lidstaten is waarin de creatieve en culturele sectoren een sleutelrol spelen (90 miljard GBP in 2016, 2 miljoen werknemers). Het EESC acht het van groot belang voor de dynamiek van „Creatief Europa” dat de sterke culturele band met het VK behouden blijft en dat bilaterale samenwerking waar mogelijk en nodig wordt aangemoedigd. Er moet worden gestreefd naar een specifieke en op maat gemaakte bilaterale overeenkomst met het VK om acties en programma’s op te zetten op basis van artikel 8 van het voorstel voor een verordening en conform de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten.

2.7.   Nuttige ervaring die is opgedaan met het vorige Creatief Europa-programma 2014-2020

2.7.1.

In de verschillende beoordelingsstudies die de Commissie heeft laten uitvoeren, waren de belangrijkste beperkingen:

ontoereikende budgetten om een grote impact te bewerkstelligen op EU- of sectorniveau;

al te versnipperde financiering voor het Media-programma;

buitensporig complexe toegang tot EU-programma’s en -financiering, met name voor kmo’s, particulieren en eerste aanvragers, en ingewikkelde administratieve verslaglegging;

ongelijke verdeling van de middelen volgens de lidstaten.

2.7.2.

Tijdens een hoorzitting in Parijs (6 oktober 2016), georganiseerd door Sylvia Costa, voorzitter van de Commissie cultuur en onderwijs, hebben verschillende belanghebbenden andere concrete kwesties aan de orde gesteld:

het succespercentage van de aanbesteding voor het onderdeel CULTUUR is te laag: 11 %;

de maximale hoeveelheid tijd die mag worden besteed aan een literaire vertaling is te kort: 2 jaar;

het aantal derde landen dat bij sommige projecten mag worden betrokken, is te beperkt;

het idee van „experimenteren” en „innoveren” moet worden bevorderd en ondersteund.

Om aan deze kritiek tegemoet te komen, stelt de Commissie voor bepaalde vereenvoudigingen door te voeren voor de periode 2021-2027:

grotere flexibiliteit om werkprogramma’s aan te kunnen passen aan onvoorziene omstandigheden;

meer gebruik van kaderpartnerschapsovereenkomsten en doorgifte van subsidies;

meer stimulansen om resultaten te belonen in verband met het vermogen om een groot publiek te bereiken;

systematisch gebruik van e-forms en e-verslagen en lichtere verslagleggingsvereisten.

2.8.   Het onderdeel Cultuur

2.8.1.

Het totale budget van 609 miljoen EUR ondersteunt de verspreiding over de grenzen heen van werken en de mobiliteit van creatieve actoren, stimuleert partnerschappen, netwerken en platforms die een breder publiek in Europa en daarbuiten zoeken voor Europese culturele en creatieve actoren en werken, en bevordert de Europese identiteit, het Europees erfgoed en de Europese waarden door middel van cultureel bewustzijn, kunstonderwijs en creativiteit in het onderwijs. Ook worden speciale EU-acties zoals de Culturele Hoofdsteden van Europa, EU-cultuurprijzen en het Europees erfgoedlabel ondersteund. Een andere prioriteit is het bevorderen van internationale capaciteitsopbouw, zodat de Europese culturele en creatieve sectoren op internationaal niveau actief kunnen zijn.

Het EESC zou graag een paragraaf aan de voorgestelde verordening toevoegen over „amateur”- en volkscreativiteit, want juist deze vorm van creativiteit heeft de basis gelegd voor de ontwikkeling en verspreiding van echte humanistische en artistieke sensibiliteit.

2.9.   Het onderdeel Media

2.9.1.

Dit programma heeft betrekking op audiovisuele media, film en videospellen met een totaal budget van 1 081 000 EUR. Het is gekoppeld aan een aantal specifieke wetgevingsinstrumenten: de herziening van het kader voor auteursrechten en de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten.

2.9.2.

Dit kader (COM(2016) 593 final) werd door het Europees Parlement (12 september 2018) in eerste lezing goedgekeurd.

Dit voorstel heeft drie hoofddoelen: a) verbetering van de toegang tot online- en grensoverschrijdende inhoud voor televisie- en radioprogramma’s op video-on-demandplatforms; b) harmonisatie en modernisering van de uitzonderingen op het auteursrecht in EU-wetgeving op het gebied van onderwijs, onderzoek en het behoud van cultureel erfgoed; c) het opzetten van een goed functionerende marktplaats voor auteursrechten voor persuitgevers, auteurs en uitvoerende kunstenaars die inhoud voor onlineplatforms produceren.

2.9.3.

De herziene richtlijn heeft verschillende doelstellingen: verdere kansen bieden voor de promotie van Europese werken binnen (minimaal 30 % van de EU-werken op onlinevideoplatforms) en buiten de EU, samenwerking bevorderen in de hele waardeketen vanaf de beginfasen van productie tot aan de distributie en tentoonstelling, en het niveau van bescherming van kinderen en consumenten verbeteren.

2.9.4.

Het budget van 1 081 000 EUR bestemd voor de Europese audiovisuele sector, waaronder de filmindustrie, televisie en videospellen, heeft de volgende doelstellingen: a) stimuleren van samenwerking en innovatie bij het produceren van audiovisuele werken in de EU; b) verbeteren van de grensoverschrijdende distributie online en via bioscopen; c) ondersteunen van de internationale invloed van Europese audiovisuele werken door betere internationale promotie en verspreiding van Europese werken en innovatieve vertelkunst, met inbegrip van virtual reality.

2.10.   Het Sectoroverschrijdende onderdeel

2.10.1.

Er is een totaalbudget van 160 miljoen EUR gepland om sectoroverschrijdende projecten tussen creatieve en culturele actoren (muziek, media, literatuur, kunst enz.) te ondersteunen, om de bureaus van Creatief Europa te helpen het programma in hun eigen land te promoten, en om „een vrij, divers en pluralistisch medialandschap, kwaliteitsjournalistiek en mediageletterdheid” te bevorderen (artikel 6, onder c), COM(2018) 366 final).

2.10.2.

Deze laatste doelstelling wordt door het EESC als essentieel beschouwd: in 2017 is de persvrijheid in verschillende lidstaten afgenomen. Gezien deze specifieke context vraagt het EESC om meer financiering ter ondersteuning van het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting en van een divers en pluralistisch medialandschap, het bevorderen van hoogwaardige medianormen wat betreft inhoud en van programma’s voor mediageletterdheid om burgers in staat te stellen een kritische kijk op de media te ontwikkelen.

3.   Specifieke opmerkingen

3.1.   Auteursrecht in het digitale tijdperk

3.1.1.

Een onderzoek van de OESO uit 2015 over auteursrecht in het digitale tijdperk bevestigt dat diepgaande juridische en publieke discussies worden gevoerd over de manieren en middelen om nationale auteursrechtelijke kaders aan te passen aan de internetrevolutie.

De belangrijkste kwesties die worden besproken zijn: a) de reikwijdte van het auteursrecht; b) verweesde werken; c) uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht; d) auteursrechtregistratie; e) handhaving.

3.1.2.

Het EESC wil een lans breken voor het nieuwe daarmee verband houdende auteursrecht voor uitgevers met betrekking tot digitale toepassing van hun perspublicaties, zoals voorgesteld in artikel 11 van het voorstel voor een richtlijn inzake auteursrechten in de digitale eengemaakte markt, voor de bescherming van inhoud door onlinediensten zoals voorgesteld in artikel 13, voor het contractaanpassingsmechanisme (artikel 15) en voor het mechanisme voor geschillenbeslechting (artikel 16).

3.2.

De ongebreidelde concurrentie op internationaal niveau zou de EU ertoe moeten aanzetten een duidelijke strategie voor de creatieve en culturele sector uit te werken; het gaat dan zowel om het internemarktbeleid als het extern beleid (internationale agenda voor cultuur, culturele diplomatie, handelsbeleid).

3.2.1.

Amerikaanse bedrijven zoals Apple met iTunes, de grootste onlinemuziekwinkel ter wereld sinds 2010, Netflix met 130 miljoen abonnees in 2017, en YouTube met 1 300 000 maandelijkse gebruikers en meer dan 5 miljard bekeken video’s per dag, hebben dominante posities op het gebied van onlineplatforms.

3.2.2.

In de filmindustrie bijvoorbeeld (6) zijn Amerikaanse producties en coproducties goed voor 90 % van de films met de hoogste bezoekersaantallen dat jaar [2012], met als logisch gevolg dat er een duidelijke en nagenoeg onbetwiste dominantie van de Engelse taal bestaat.

3.2.3.

In de VS zijn onlangs grote fusies geweest die bevestigen dat er belangrijke veranderingen plaatsvinden in de productie, verspreiding en consumptie van audiovisuele inhoud. Wat zal het effect zijn van deze grote veranderingen in de VS op de audiovisuele sector in de EU, die nog steeds gefragmenteerd is, minder financiële overheidssteun krijgt, en een aanhoudend lage mate van grensoverschrijdende verspreiding kent vanwege een beperkt budget en taalbarrières? Een onafhankelijke studie met kwantitatieve en kwalitatieve gegevens zou zeer nuttig zijn.

Andere belangrijke landen zoals China, Japan, India en Canada hebben efficiënte stimuleringsmaatregelen voor de lange termijn ingevoerd om zowel in eigen land als in het buitenland de troeven die deel uitmaken van hun culturele invloed (soft power) te promoten; de EU moet hetzelfde doen.

3.3.   Diversificatie en vernieuwing van bedrijfsmodellen

3.3.1.

Innovatieve bedrijfsmodellen voor de auteursrechtintensieve sectoren in de EU moeten in drie richtingen worden aangemoedigd:

a)

gebruikmaken van alle digitale instrumenten (AI, blockchain, big data, 3D-printing enz.) om de inhoud van culturele goederen en diensten te verrijken en de toegankelijkheid ervan voor de consument te verbreden;

b)

kansen benutten met betrekking tot de verbeterde portabiliteit van inhoud in grensoverschrijdende projecten;

c)

het zoeken naar nieuwe manieren om inkomsten te genereren (abonnementen, pay-per-view enz.), zonder kwetsbare consumenten uit te sluiten.

3.3.2.

Diverse studies hebben aangetoond dat er sprake is van een overloopeffect tussen de creatieve en culturele sector en diverse economische sectoren met een culturele of creatieve component. Waar de creatieve en culturele sector en digitale technologieën elkaar raken krijgen zowel baanbrekende als stapsgewijze innovatie ruim baan.

3.3.3.

Het spreekt voor zich dat bepaalde culturele activiteiten die profiteren van publieke of private financiering niet louter gebaseerd mogen zijn op winstbejag. Het nieuwe programma moet ook betrekking hebben op „niet-marktgerichte” activiteiten.

3.4.   Toegang tot financiering

3.4.1.

In juni 2016 heeft het Europees Fonds voor strategische investeringen een nieuwe garantiefaciliteit opgezet ten behoeve van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de culturele en creatieve sectoren die in hun eigen land moeite hebben om toegang te krijgen tot krediet. Voor deze nieuwe regeling is een eerste bedrag van 121 miljoen EUR gepland, dat naar verwachting 600 miljoen EUR aan leningen en andere financiële producten zal genereren.

3.4.2.

Na een trage start hebben negen lidstaten — Spanje, Frankrijk, Roemenië, België, Tsjechië, Finland, Italië, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk — overeenkomsten met het Europees Investeringsfonds (EIF) gesloten voor een wereldwijde capaciteit van meer dan 300 miljoen EUR aan potentiële leningen. In 2017 heeft het EIF besloten om 70 miljoen EUR extra toe te voegen. Volgens een rapport van het EIF over het gebruik van de garantie voor de creatieve en culturele sector (maart 2018) hebben 418 creatieve en culturele „actoren” van deze kredietfaciliteit geprofiteerd voor een totaalbedrag van 76 miljoen EUR aan leningen, wat neerkomt op een gemiddelde lening van 182 000 EUR per entiteit.

3.4.3.

Het EESC moedigt de bevoegde autoriteiten op nationaal en regionaal niveau, in stedelijke en plattelandsgebieden, ten zeerste aan om deze specifieke regeling onder de aandacht te brengen teneinde de groei van de culturele en creatieve sectoren te voeden en om nieuwe bedrijven in deze sectoren aan te trekken. Het is aan hen om te voorkomen dat er een groeiende kloof ontstaat tussen „slimme steden”, waar de creatieve en culturele sector sterk vertegenwoordigd is (7), en het platteland.

3.5.   Sociale vraagstukken

3.5.1.

Uit de gegevens van sommige lidstaten blijkt dat de sociale arbeidsvoorwaarden oneerlijk en onbevredigend zijn: het gaat dan om onbetaalde uren, regelmatige overuren, tijdelijke contracten, ongewenste deeltijdbanen, slechte gezondheids- en veiligheidsomstandigheden, onderinvestering in opleiding, genderkloof (8), gebrek aan etnische diversiteit, seksuele intimidatie, een laag niveau van sociale bescherming, onvoldoende mobiliteit als gevolg van dubbele belasting en moeilijke toegang tot visa voor onderdanen van derde landen.

Sommige lidstaten hebben sociale vereisten ingevoerd waaraan de creatieve en culturele sector moet voldoen om toegang te krijgen tot EU-financiering; op die manier wordt het Europees sociaal model ondersteund, wat strookt met de rol die overheidsfinanciering kan spelen.

3.5.2.

De sociale dialoog op nationaal niveau moet worden aangemoedigd, zodat passende oplossingen kunnen worden uitgewerkt om de situatie te verbeteren. Op EU-niveau zijn meer onafhankelijke studies over de arbeidsomstandigheden in de creatieve en culturele sector nodig om tot nieuwe beleidsinzichten te komen. Uit een recent onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat „beroepscriteria” mogelijk effectiever zijn dan „sectorale” criteria, omdat slechts 30,7 % van de „creatieve” banen in de creatieve en culturele sector te vinden is (9)!

3.5.3.   Clusters en netwerken

Regionale clusters spelen een sleutelrol bij het bevorderen van nieuwe samenwerkingsmodellen en grensoverschrijdende partnerschappen. Het nieuwe programma moet aanzetten tot de oprichting van nieuwe regionale clusters en netwerken voor de creatieve en culturele sectoren, alsook van succesvolle partnerschappen tussen bestaande clusters en netwerken (Emilia-Romagna, Hamburg, Milaan enz.) die schaalvergroting en beste praktijken kunnen stimuleren.

Brussels, 12 december 2018.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  PB C 13 van 15.1.2016, blz. 83, NAT/738 (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 22) en SOC/590 (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 148).

(2)  De belangrijkste auteursrecht-intensieve sectoren omvatten negen categorieën: pers en literatuur, muziek, opera en theaterproducties, film en video, fotografie, software en database, beeldende en grafische kunst, reclame en kunst, en organisaties voor collectief beheer van auteursrechten.

(3)  Naar een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen, JOIN (20160) 29 final.

(4)  Uit de discussienota van het Bulgaarse voorzitterschap, „De weg vooruit: langetermijnvisie voor de bijdrage van cultuur aan de EU na 2020”, 27 april 2018.

(5)  Zie paragraaf 4.6 van het EESC-advies, PB C 13 van 15.1.2016, blz. 83.

(6)  Diversity and the film industry: An analysis of the 2014 UIS Survey on Feature Film Statistics, maart 2016, blz. 31.

(7)  64 % van de banen in de creatieve sector zijn te vinden in stedelijke gebieden, J. Vlegels, W. Ysebaert Creativiteit, diversiteit en werkomstandigheden: een analyse van de drietand van culturele en creatieve arbeid in België, Sociologos 39, blz. 241

(8)  Zie het actiekader voor gendergelijkheid in het Comité van de sociale dialoog voor de audiovisuele sector.

(9)  J. Vlegels, W. Ysebaert, Sociologos 39, blz. 210-241.


Top