Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015PC0668

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende een Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

COM/2015/0668 final - 2015/0306 (COD)

Straatsburg, 15.12.2015

COM(2015) 668 final

2015/0306(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende een Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In de Europese migratieagenda 1 heeft de Commissie een reeks maatregelen en initiatieven voorgesteld om structurele oplossingen te bieden met het oog op een in alle aspecten beter beheer van migratie. De daadwerkelijke terugkeer van onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging in een EU-lidstaat, is een essentieel onderdeel van de brede aanpak om de goede werking van het EU-migratiebeleid te verzekeren en het vertrouwen van de burgers in het EU-migratiesysteem te behouden.

Het verhogen van het percentage terugkerende irreguliere migranten zorgt voor het vrijmaken van capaciteit voor de opvang van mensen die echt bescherming nodig hebben, zoals bepaald in het kader van de nieuwe inspanningen van de Unie om diegenen in nood te beschermen, onder andere via herplaatsing en hervestiging. Een geloofwaardig terugkeerbeleid dat daadwerkelijk wordt uitgevoerd, gaat hand in hand met een meer open migratiebeleid.

Het EU-systeem voor de terugkeer van irreguliere migranten is echter niet doeltreffend genoeg. In 2014 is bijvoorbeeld minder dan 40 % van het totale aantal door de lidstaten uitgevaardigde terugkeerbesluiten uitgevoerd. Om de onderliggende redenen hiervoor aan te pakken, heeft de Commissie op 9 september 2015 het EU-actieplan inzake terugkeer 2 voorgesteld, met daarin onder meer manieren om de aanvaarding van het standaard-reisdocument voor de verwijdering van onderdanen van derde landen te vergroten.

Het ontbreken van geldige reisdocumenten die door het land van bestemming van de terugkeerder zijn afgegeven, is één van de voornaamste obstakels voor het slagen van de terugkeer. Momenteel kunnen de lidstaten aan illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die niet over een geldig reisdocument beschikken, een vervangend document 3 afgeven. Bij de aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 is een standaard-reisdocument voor de verwijdering van onderdanen van derde landen 4 ingevoerd; de erkenning ervan door derde landen is echter beperkt, onder meer wegens de gebrekkige veiligheidskenmerken en -normen van het document.

De noodzaak om dit probleem aan te pakken, is ook onderstreept in de conclusies van de Raad van 8 oktober 2015, waarin de lidstaten zich ertoe hebben verbonden het standaard-reisdocument vaker te gebruiken bij terugkeeroperaties. In de conclusies van de Europese Raad van 15 oktober 2015 is de noodzaak hiertoe verder benadrukt.

Het doel van dit voorstel is de vaststelling van een specifiek Europees reisdocument voor de terugkeer van onderdanen van derde landen ten aanzien van wie een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, om voor een uniform model met aangescherpte technische en veiligheidskenmerken te zorgen, zodat de aanvaarding van dit document door derde landen en het gebruik ervan voor de overname van onderdanen toeneemt. Het gebruik van dit document moet in EU- en bilaterale overnameovereenkomsten en andere overeenkomsten worden bevorderd.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met dit voorstel wordt gevolg gegeven aan de in het EU-actieplan inzake terugkeer opgenomen aankondiging na te gaan hoe de erkenning van de EU-laissez-passer door derde landen kan worden verbeterd. Het Europees reisdocument voor terugkeer moet bijdragen aan de verwezenlijking van de in de Europese migratieagenda vastgestelde doelstellingen om de doeltreffendheid van het EU-systeem voor de terugkeer van irreguliere migranten te verbeteren, in het bijzonder met betrekking tot diegenen die niet over geldige reisdocumenten beschikken, en om het terugkeerpercentage te verhogen door ervoor te zorgen dat derde landen hun internationale verplichting nakomen om hun eigen illegaal in Europa verblijvende onderdanen terug te nemen.

Het voorstel voor een Europees reisdocument voor terugkeer is in overeenstemming met de bepalingen van de terugkeerrichtlijn 5 , waarin de gemeenschappelijke normen en procedures voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen zijn vastgesteld, en bouwt hierop voort.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 79, lid 2, onder c), VWEU verleent het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid om volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen op het gebied van illegale immigratie en illegaal verblijf vast te stellen, met inbegrip van de verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen. Dit artikel is derhalve de geschikte rechtsgrondslag voor de vaststelling van een Europees reisdocument voor terugkeer.

Variabele geometrie

Wat de variabele geometrie betreft, volgt dit voorstel een vergelijkbare regeling als de terugkeerrichtlijn.

Overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 22 bij de Verdragen, betreffende de positie van Denemarken, beslist Denemarken binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad over deze verordening heeft beslist of het dit voorstel, dat voortbouwt op het Schengenacquis, in zijn nationale wetgeving opneemt.

Wat het Verenigd Koninkrijk en Ierland betreft, heeft de terugkeerrichtlijn een hybride karakter, zoals weergegeven in de overwegingen 26 en 27 ervan. Hieruit volgt dat zowel Protocol nr. 19 bij de Verdragen, betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, als Protocol nr. 21 bij de Verdragen, betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, van toepassing is op dit voorstel. Krachtens het laatste protocol, het niet-Schengenprotocol, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaten; zij kunnen echter de Raad ervan in kennis stellen dat zij aan dit instrument wensen deel te nemen.

Op basis van de respectieve overeenkomsten met IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein, waardoor deze landen bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis worden betrokken, zal de voorgestelde verordening voor deze landen bindend zijn.

Subsidiariteit

Het doel van dit voorstel, namelijk de vaststelling van een van aangescherpte veiligheidskenmerken voorzien Europees reisdocument voor de terugkeer van onderdanen van derde landen met het oog op de betere erkenning van dit document door derde landen, kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt. De reden hiervoor is dat het naast elkaar bestaan van verschillende nationale reisdocumenten voor terugkeer, die gebruikmaken van verschillende modellen, normen en veiligheidskenmerken, een belemmering zou vormen voor de erkenning van dergelijke reisdocumenten in het kader van EU-overnameovereenkomsten met derde landen en een negatieve invloed zou hebben op de daadwerkelijke terugkeer en overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Het doel van dit voorstel kan daarom beter worden verwezenlijkt door de Europese Unie.

Evenredigheid

Aangezien de voorgestelde verordening het model en de technische specificaties voor een Europees reisdocument voor terugkeer harmoniseert en zij de in de terugkeerrichtlijn vastgestelde gemeenschappelijke normen en regels voor terugkeer wijzigt noch aanpast, gaat zij overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde evenredigheidsbeginsel niet verder dan wat nodig is om haar doelstelling te verwezenlijken.

Aangezien voor het uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend 6 , al relevante en betrouwbare veiligheidskenmerken zijn vastgesteld, kunnen deze kenmerken 7 ook worden gebruikt voor het Europees reisdocument voor terugkeer. Dit voorkomt extra kosten voor de lidstaten.

Keuze van het instrument

Om uniforme en geharmoniseerde kenmerken vast te stellen en te zorgen voor duidelijke concepten en de directe toepasbaarheid van het Europees reisdocument voor terugkeer, is het passend deze handeling in de vorm van een verordening vast te stellen. Waar nodig moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend om door middel van gedelegeerde handelingen de nodige technische aanpassingen aan het model voor het Europees reisdocument te kunnen vaststellen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Gezien het niet-bindende karakter van de aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 betreffende de aanneming van een standaard-reisdocument voor de verwijdering van onderdanen van derde landen, is deze niet geëvalueerd. Uit het regelmatig overleg met vertegenwoordigers van zowel de lidstaten als derde landen is echter gebleken dat het bestaande instrument ontoereikend is om de noodzakelijke veiligheidsnormen te garanderen voor de uitvoering van terugkeer- en overnameoperaties van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

Tijdens het regelmatig overleg met deskundigen uit de lidstaten zijn geen problemen naar voren gekomen betreffende de veiligheidskenmerken die van toepassing zijn op het uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend. Het is daarom passend om dezelfde veiligheidskenmerken te gebruiken voor het Europees reisdocument voor terugkeer.

Raadpleging van belanghebbenden

De deskundigen uit de lidstaten zijn in het kader van bijeenkomsten en besprekingen over terugkeer en overname geraadpleegd. Zij zijn ook geraadpleegd via een op 14 oktober 2011 opgestart ad-hoconderzoek van het Europees migratienetwerk (EMN) 8 . Hierin is geconcludeerd dat het standaard-reisdocument voor de verwijdering van onderdanen van derde landen door de autoriteiten van derde landen zelden wordt aanvaard, onder andere wegens de lage veiligheidsnormen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel bouwt voort op de standpunten van de nationale deskundigen uit de lidstaten; deze deskundigen zijn geraadpleegd tijdens bijeenkomsten en besprekingen over terugkeer en overname, alsook via een EMN-onderzoek, zoals hierboven aangegeven.

Effectbeoordeling

Gezien het dringende karakter van de maatregelen die nodig zijn voor de verbetering van de uitvoering van terugkeerbesluiten en de verhoging van het overnamepercentage, inclusief van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die geen geldig reisdocument hebben, is geen effectbeoordeling uitgevoerd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het Europees reisdocument voor terugkeer zal de administratieve en bureaucratische lasten voor de overheidsinstanties van de lidstaten en derde landen, met inbegrip van de consulaire diensten, verminderen en moet bijdragen aan de verkorting van de administratieve procedures die nodig zijn voor het verzekeren van de terugkeer en overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

Door de aangescherpte veiligheidskenmerken die al van toepassing zijn op het uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend, toe te passen op het Europees reisdocument voor terugkeer, worden er voor de lidstaten verder geen extra administratieve en financiële kosten gecreëerd.

Grondrechten

In dit voorstel worden de grondrechten en de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen, in het bijzonder de in artikel 19 van het Handvest voorziene bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering, in acht genomen.

Dit voorstel stelt alleen het model en de technische specificaties voor het Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen vast; daarom heeft het geen aanzienlijke gevolgen voor de grondrechten van onderdanen van derde landen.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.

Aangezien het voorgestelde Europees reisdocument voor terugkeer bedoeld is voor eenmalig gebruik en aangezien het de technische specificaties en veiligheidskenmerken volgt die al zijn goedgekeurd in het kader van het uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend, zijn voor de lidstaten de extra kosten voor de productie en afgifte van een dergelijk document in vergelijking met de status quo verwaarloosbaar.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het nut en de doeltreffendheid van het Europees reisdocument moeten in het kader van de evaluatie van de EU-overnameovereenkomsten met derde landen worden beoordeeld.

Artikelsgewijze toelichting

Het doel van het voorstel is de harmonisatie van het model en de technische specificaties voor het Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen om te zorgen voor strengere technische en veiligheidsnormen, in het bijzonder met betrekking tot de garanties tegen namaak en vervalsing. Met het voorstel moet de erkenning van dit document door derde landen met het oog op terugkeer- en overnameoperaties gemakkelijker worden, met name in het kader van overnameovereenkomsten of andere regelingen met derde landen, alsook in het kader van de terugkeergerelateerde samenwerking met derde landen die niet door formele overeenkomsten wordt geregeld.

Het Europees reisdocument voor terugkeer moet de flexibiliteit voor de autoriteiten van derde landen helpen verhogen en de administratieve lasten voor de bevoegde consulaire diensten helpen verlagen. Op die manier blijven de kosten voor het Europees reisdocument voor terugkeer tot een minimum beperkt. Door snellere administratieve procedures voor terugkeer moet het voorstel bijdragen aan de verkorting van de termijn waarin de terugkeerders in afwachting van verwijdering in administratieve detentie worden gehouden.

De lidstaten zouden de afgifte van een Europees reisdocument voor terugkeer kunnen overwegen wanneer de nationaliteit van de illegaal verblijvende onderdaan van een derde land ten aanzien van wie een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, blijkt uit een document dat niet (meer) geldig is om te reizen, uit een certificaat of uit een kopie van één van deze documenten (bv. verlopen paspoort, identiteitskaart, laissez-passer van een derde land; militaire identiteitskaart, zeemansboekje, rijbewijs; nationaliteitsbewijs, geboorteakte, huwelijksakte of ander uittreksel uit het register van de burgerlijke stand; of identiteitsgegevens uit het Visuminformatiesysteem). Daarnaast zou een lidstaat de afgifte van een Europees reisdocument voor terugkeer kunnen overwegen wanneer een onderdaan van een derde land wiens nationaliteit door de bevoegde autoriteiten van dat derde land is bevestigd niet binnen een redelijke termijn een geldig reisdocument heeft ontvangen.

Artikel 1: bepaling van het voorwerp van het voorstel, namelijk de vaststelling van het model en de technische specificaties voor het Europees reisdocument voor terugkeer.

Artikel 2: definiëring van belangrijke begrippen.

Artikel 3: vaststelling van het model, de inhoud, de taal en de geldigheid van het Europees reisdocument voor terugkeer en bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie om het model door middel van gedelegeerde handelingen te kunnen wijzigen.

Artikel 4: vaststelling van de technische specificaties en veiligheidskenmerken voor het Europees reisdocument voor terugkeer; deze stemmen overeen met de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad vastgestelde technische specificaties en veiligheidskenmerken, en worden uit veiligheidsoverwegingen niet openbaar gemaakt.

Artikel 5: vaststelling van de regels betreffende de legeskosten bij afgifte van een Europees reisdocument voor terugkeer; dit document moet voor de onderdaan van het derde land kosteloos zijn.

Artikel 6: vaststelling van de regels voor de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden door de Commissie, overeenkomstig artikel 290 VWEU.

Artikel 7: vaststelling van de intrekking en vervanging van de bestaande aanbeveling van de Raad over een standaard-reisdocument voor de verwijdering van onderdanen van derde landen.

Artikel 8: vaststelling van de regels voor de inwerkingtreding en de geografische werkingssfeer van de verordening.    

2015/0306 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende een Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder c),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De terugkeer van onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging in de lidstaten is, met volledige inachtneming van de grondrechten, in het bijzonder het beginsel van non-refoulement, en in overeenstemming met de bepalingen van Richtlijn 2008/115/EG 9 , een essentieel onderdeel van de brede aanpak om de geloofwaardigheid en goede werking van het migratiebeleid van de Unie te verzekeren en irreguliere migratie te verminderen en te ontmoedigen.

(2)De nationale autoriteiten van de lidstaten ondervinden moeilijkheden bij de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die niet over geldige reisdocumenten beschikken.

(3)De verbetering van de samenwerking inzake terugkeer en overname met de belangrijkste landen van herkomst en doorreis voor illegaal verblijvende onderdanen van derde landen is essentieel voor de verhoging van de terugkeerpercentages, die onbevredigend zijn.

(4)Het huidige standaard-reisdocument voor de verwijdering van onderdanen van derde landen, zoals vastgesteld bij de aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 10 , wordt door de autoriteiten van derde landen niet algemeen aanvaard, onder meer wegens de gebrekkige veiligheidsnormen ervan.

(5)Het is daarom noodzakelijk de aanvaarding door derde landen van een verbeterde Europese laissez-passer voor terugkeer als referentiedocument voor terugkeer te bevorderen.

(6)Er moet een veiliger Europees reisdocument voor de terugkeer van onderdanen van derde landen worden ingevoerd om de terugkeer en overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te vergemakkelijken. De aangescherpte veiligheidskenmerken van dit document moeten de erkenning ervan door derde landen vergemakkelijken. Een dergelijk document moet de uitvoering van terugkeeroperaties in het kader van overnameovereenkomsten of andere regelingen met derde landen, alsook in het kader van de terugkeergerelateerde samenwerking met derde landen die niet door formele overeenkomsten wordt geregeld, ondersteunen.

(7)In door de Unie met derde landen gesloten overnameovereenkomsten moet naar de erkenning van het Europees reisdocument voor terugkeer worden gestreefd. De lidstaten moeten in bilaterale overeenkomsten en andere regelingen, alsook in het kader van de terugkeergerelateerde samenwerking met derde landen die niet door formele overeenkomsten wordt geregeld, streven naar de erkenning van het Europees reisdocument voor terugkeer.

(8)Het Europees reisdocument voor terugkeer moet helpen de administratieve en bureaucratische lasten voor de overheidsinstanties van de lidstaten en derde landen, met inbegrip van de consulaire diensten, te verminderen en moet bijdragen aan de verkorting van de administratieve procedures die nodig zijn voor het verzekeren van de terugkeer en overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

(9)Deze verordening moet slechts het model en de technische specificaties voor een Europees reisdocument voor terugkeer harmoniseren en niet de regels voor de afgifte van een dergelijk document.

(10)Tot de situaties waarin lidstaten de afgifte van een Europees reisdocument voor terugkeer moeten overwegen, behoren de gevallen waarin de nationaliteit van de illegaal verblijvende onderdaan van een derde land ten aanzien van wie een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, blijkt uit een document dat niet (meer) geldig is om te reizen, uit een uittreksel uit het register van de burgerlijke stand, uit een ander officieel document of uit een kopie van één van deze documenten. Voorbeelden van dergelijke documenten zijn een verlopen paspoort, identiteitskaart of laissez-passer van een derde land; militaire identiteitskaart, zeemansboekje, rijbewijs; nationaliteitsbewijs, geboorteakte, huwelijksakte; of uittreksel uit het Visuminformatiesysteem. De lidstaten zouden de afgifte van een dergelijk document ook kunnen overwegen wanneer de onderdaan van een derde land wiens nationaliteit door de bevoegde autoriteiten van dat derde land is bevestigd niet binnen een redelijke termijn een geldig reisdocument heeft ontvangen.

(11)De inhoud en de technische specificaties voor het Europees reisdocument voor terugkeer moeten worden geharmoniseerd om te zorgen voor strenge technische en veiligheidsnormen, in het bijzonder met betrekking tot de garanties tegen namaak en vervalsing. Op het document moeten herkenbare geharmoniseerde veiligheidskenmerken worden aangebracht. Er bestaan al strenge technische en veiligheidsnormen, die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad 11 ; die normen moeten daarom worden toegepast op het Europees reisdocument voor terugkeer.

(12)Teneinde bepaalde niet-essentiële elementen van het model voor een Europees reisdocument voor terugkeer te kunnen wijzigen of aanvullen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau.

(13)De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(14)Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening voeren de bevoegde autoriteiten hun taken zoals bedoeld in deze verordening uit overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG 12 .

(15)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van de onderhavige verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Aangezien de onderhavige verordening – voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad 13 – voortbouwt op het Schengenacquis, moet Denemarken overeenkomstig artikel 4 van dat protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad over deze verordening heeft beslist, beslissen of het dit instrument in zijn nationale wetgeving opneemt.

(16)Voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EG) nr. 562/2006, vormt de onderhavige verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad 14 ; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van de onderhavige verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Daarnaast neemt het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd de artikelen 3 en 4 van dat protocol niet deel aan de vaststelling van de onderhavige verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.

(17)Voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EG) nr. 562/2006, vormt de onderhavige verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 15 ; Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van de onderhavige verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd de artikelen 3 en 4 van dat protocol neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van de onderhavige verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.

(18)Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt de onderhavige verordening – voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EG) nr. 562/2006 – een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 16 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG van de Raad 17 .

(19)Wat Zwitserland betreft, vormt de onderhavige verordening – voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EG) nr. 562/2006 – een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 18 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 19 .

(20)Wat Liechtenstein betreft, vormt de onderhavige verordening – voor zover zij betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet (meer) voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EG) nr. 562/2006 – een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 20 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1 van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 21 .

(21)Daar de doelstellingen van de onderhavige verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de gevolgen van het beoogde optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat de onderhavige verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(22)Om uniforme voorwaarden vast te stellen en te zorgen voor duidelijke concepten, is het passend deze handeling in de vorm van een verordening vast te stellen.

(23)In de onderhavige verordening worden de grondrechten en de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen, in het bijzonder de in artikel 19 van het Handvest voorziene bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering, in acht genomen.

(24)Bij de onderhavige verordening moet de aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 worden ingetrokken en vervangen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

In deze verordening worden het model en de technische specificaties voor een Europees reisdocument voor de terugkeer van onderdanen van derde landen vastgesteld.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)"onderdaan van een derde land": een onderdaan van een derde land zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad 22 ;

2)"terugkeer": terugkeer zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Richtlijn 2008/115/EG;

3)"terugkeerbesluit": een terugkeerbesluit zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Richtlijn 2008/115/EG.

Artikel 3

Europees reisdocument voor terugkeer

1.Het model voor het Europees reisdocument voor terugkeer stemt overeen met het in bijlage vastgestelde model. Het bevat de volgende gegevens over de onderdaan van het derde land:

a)naam, voornaam, geboortedatum, geslacht, nationaliteit, onderscheidende kenmerken en, indien bekend, het adres in het derde land van terugkeer van de onderdaan van het derde land;

b)een foto;

c)de instantie van afgifte, datum van afgifte en geldigheidsduur.

2.Het Europees reisdocument voor terugkeer wordt opgesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat die het terugkeerbesluit uitvaardigt en wordt, waar nodig, in het Engels en Frans vertaald.

3.Het document is geldig voor één reis naar het derde land van terugkeer.

4.Indien nodig, kunnen bijkomende documenten die nodig zijn voor de terugkeer van onderdanen van derde landen aan het Europees reisdocument voor terugkeer worden gehecht.

5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 6 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde het model voor het Europees reisdocument voor terugkeer te wijzigen.

Artikel 4

Technische specificaties

1.De veiligheidskenmerken en technische specificaties voor het Europees reisdocument voor terugkeer zijn de veiligheidskenmerken en technische specificaties die zijn vastgesteld voor de toepassing van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad.

2.De lidstaten zenden de Commissie en de andere lidstaten een specimen toe van het Europees reisdocument voor terugkeer dat overeenkomstig deze verordening wordt opgesteld.

Artikel 5

Legeskosten bij afgifte

Het Europees reisdocument voor terugkeer wordt aan de onderdaan van het derde land kosteloos afgegeven.

Artikel 6

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 3, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [insert date entry into force.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.Een overeenkomstig artikel 3, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 7

Intrekking en vervanging van de aanbeveling van de Raad van 30 november 1994

De aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 betreffende de aanneming van een standaard-reisdocument voor de verwijdering van onderdanen van derde landen wordt hierbij ingetrokken en vervangen.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de […] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1) COM(2015) 240 final.
(2) COM(2015) 453 final.
(3) PB C 274 van 19.9.1996, blz. 18.
(4) Vaak wordt de term laissez-passer gebruikt om naar dit vervangend reisdocument voor terugkeer te verwijzen; het wordt echter aangeraden om deze term in deze context te vermijden omdat het verwarring kan opleveren met de laissez-passer die door de Europese Unie wordt afgegeven op basis van Verordening (EU) nr. 1417/2013 van de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van de vorm van de door de Europese Unie afgegeven laissez-passer (PB L 353 van 28.12.2013, blz. 26).
(5) Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(6) Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4).
(7) Besluit C(2010) 319 definitief van de Commissie van 27 januari 2010 ter vervanging van Beschikking C(1996) 352 van de Commissie van 7 februari 1996 tot vaststelling van bijkomende technische specificaties voor het uniforme visummodel (geconsolideerde versie van Beschikking C(1996) 352, de wijzigingsbeschikkingen C(2000) 4332 van 28 december 2000 en C(2002) 2002 van 3 juni 2002 en het wijzigingsbesluit C(2009) 3769 van 20 mei 2009) (De bijlage bij dit besluit is gerubriceerd als "EU-SECRET").
(8) De resultaten van dit ad-hoconderzoek zijn beschikbaar via de volgende link: http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/networks/european_migration_network/reports/docs/ad-hoc-queries/return/254_emn_ad-hoc_query_eu_laissez-passer_24august2010_wider_dissemination_en.pdf
(9) Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(10) Aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 betreffende de aanneming van een standaard-reisdocument voor de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB C 274 van 19.9.1996, blz. 18).
(11) Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4).
(12) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(13) Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).
(14) Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
(15) Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
(16) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(17) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
(18) PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(19) PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.
(20) PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
(21) PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.
(22) Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
Top

Brussel, 15.12.2015

COM(2015) 668 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

betreffende een Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen


Top