EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IP0011

Resolutie van het Europees Parlement van 16 januari 2013 over de openbare financiën in de EMU — 2011 en 2012 (2011/2274(INI)).

PB C 440 van 30.12.2015, p. 62–67 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 440/62


P7_TA(2013)0011

Openbare financiën in de EMU — 2011 en 2012

Resolutie van het Europees Parlement van 16 januari 2013 over de openbare financiën in de EMU — 2011 en 2012 (2011/2274(INI)).

(2015/C 440/08)

Het Europees Parlement,

gezien het verslag van de Commissie over de openbare financiën in de EMU in 2011 (1),

gezien het verslag van de Commissie over de openbare financiën in de EMU in 2012 (2),

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136 juncto artikel 121, lid 2, daarvan,

gezien Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (3),

gezien Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (4),

gezien Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (5),

gezien Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad van 8 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (6),

gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (7),

gezien Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (8),

gezien bijlage I bij de conclusies van de Europese Raad van 24—25 maart 2011 getiteld „Het Euro Plus-pact: een betere coördinatie van het economische beleid met het oog op meer concurrentiekracht en convergentie” (9),

gezien de conclusies van de Europese Raad van 28—29 juni 2012, en in het bijzonder de bijlage daarbij getiteld „Pact voor groei en werkgelegenheid”,

gezien de mededeling van de Commissie van 23 november 2011 over de jaarlijkse groeianalyse 2012 (COM(2011)0815),

gezien zijn resolutie van 15 december 2011 over het scorebord voor het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden: overwogen initiële opzet (10),

gezien zijn resolutie van 15 februari 2012 over de bijdrage aan de jaarlijkse groeianalyse 2012 (11),

gezien de World Economic Outlook van het IMF van oktober 2012,

gezien artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0425/2012),

A.

overwegende dat de economische, financiële en bankencrisis nog niet tot bedaren is gekomen en heeft laten zien dat de problemen in de sfeer van de overheidsfinanciën negatieve consequenties hebben voor de sociaaleconomische ontwikkeling en de politieke stabiliteit;

B.

overwegende dat de overheidsschuldquote (op basis van het bbp) in de eurozone is opgelopen van 86,2 % in het eerste kwartaal van 2011 tot 88,2 % in het eerste kwartaal van 2012;

C.

overwegende dat de recente hervormingen van het economisch en budgettair bestuurskader van de Europese Unie op zich niet volstaan om de crisis op te lossen; overwegende dat een coherent optreden noodzakelijk is om de excessieve macrofinanciële onevenwichtigheden op een symmetrische manier te kunnen aanpakken en om de algehele sociaaleconomische convergentie en solidariteit binnen de Economische en Monetaire Unie (EMU) te kunnen vergroten;

D.

overwegende dat er — willen wij een duurzame oplossing kunnen vinden voor de buitensporige schulden en tekorten in de meeste lidstaten van de eurozone — behoefte is aan een geloofwaardig, op groeivriendelijke consolidatie gericht beleid;

E.

overwegende dat er in de EU-landen een aantal wezenlijke stappen zijn gezet om de openbare financiën te consolideren, maar dat er ons nog heel wat te doen staat om de situatie werkelijk te verbeteren; overwegende dat de ernstige economische neergang die wij doormaken een bron van zorg is, aangezien hij de substantiële inspanningen die de lidstaten zich hebben getroost in het kader van hun strategieën voor begrotingsconsolidatie ongedaan dreigt te maken;

F.

overwegende dat de lidstaten niet allemaal in dezelfde situatie verkeren en dat er derhalve conform de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad gedifferentieerde, op duurzame groei georiënteerde strategieën moeten worden gevolgd die de specifieke budgettaire en macrofinanciële risico's van de respectieve landen alsook de sociaaleconomische omstandigheden weerspiegelen;

G.

overwegende dat de jongste landenspecifieke aanbevelingen onevenredig sterk gericht zijn op de noodzaak de lonen en socialezekerheidsuitgaven te verminderen en de overheidspensioenregelingen te hervormen; overwegende dat de landenspecifieke aanbevelingen met betrekking tot andere gebieden, zoals belastingen op vermogensaanwas, verbruik, onroerend goed en vervuilende activiteiten doorgaans te weinig aandacht krijgen;

H.

overwegende dat met name de lidstaten die steun ontvangen uit financiële bijstandsprogramma's en de landen die onder strikt markttoezicht staan geloofwaardige langetermijnstrategieën voor begrotingsconsolidatie zouden moeten implementeren; overwegende dat er dringend iets moet worden ondernomen om de negatieve overloopeffecten binnen de EMU te ondervangen, zodat de inspanningen die alle lidstaten zich moeten getroosten om de crisis te overwinnen, in evenwicht kunnen worden gebracht en onderling kunnen worden afgestemd;

I.

overwegende dat in democratische landen nauwgezet overheidstoezicht moet worden uitgeoefend op alle instanties van het besluitvormingsapparaat die zich bezighouden met de economie en aanverwante beleidsterreinen, en dat deze instanties aan controle- en legitimiteitsmechanismen moeten worden onderworpen;

1.

is ingenomen met de verwachte verbetering van de begrotingssituatie in de lidstaten van de EU en met de inspanningen die zij zich hebben getroost om hun begrotingsdoelstellingen te verwezenlijken; betreurt dat de conjunctuurvertraging die is ingetreden zich naar verwachting nog enige tijd zal voortzetten; merkt op dat de ernstige economische neergang die wij doormaken een bron van zorg is, aangezien hij de substantiële inspanningen die de lidstaten hebben geleverd om hun begrotingen te consolideren ongedaan dreigt te maken;

2.

is van mening dat geloofwaardige langetermijnstrategieën voor begrotingsconsolidatie noodzakelijk blijven, gezien het hoge niveau van de overheids- en particuliere schulden en van de begrotingstekorten in sommige lidstaten, en gelet op de problemen die zij ondervinden om hun overheidsfinanciën weer in duurzame richting om te buigen, waarbij van de zijde van de financiële markten zware druk wordt uitgeoefend; wijst er nogmaals op dat het terugdringen van de totale overheidstekorten tot dusver alleen mogelijk is geweest dankzij vergaande consolidatie-inspanningen; merkt op dat de Commissie momenteel voor 2013 een negatieve groei van het bbp voor de gehele EMU in het vooruitzicht stelt, alsmede voor 2013 en 2014 een verslechtering van de begrotingssaldi in zeven lidstaten van de EMU; is derhalve van oordeel dat de voortdurende behoefte aan intensieve begrotingsaanpassingen moet worden afgewogen tegen de noodzaak van sterkere duurzame groei, economische ontwikkeling en sociale bescherming;

3.

is ernstig verontrust over het feit dat de staatsobligatiemarkten in de eurozone, in weerwil van de hervormings- en consolidatie-inspanningen van de lidstaten, nog steeds onder druk staan, hetgeen tot uiting komt in hoge rentespreads en volatiele rentetarieven; merkt op dat de directe aanleiding tot en de fundamentele oorzaak van de nervositeit op de financiële markten gelegen was in de financiële soliditeit van de overheids- en particuliere sector in bepaalde landen van de eurozone;

4.

is van mening dat de inspanningen ter verbetering van de coördinatie en de begrotingsconsolidatie niet de verhoopte resultaten zullen opleveren indien de macro-economische onevenwichtigheden tussen de lidstaten en de gevolgen daarvan voor het herstelproces niet worden aangepakt;

5.

onderstreept dat de houdbaarheid van de overheids- en particuliere financiën op lange termijn van essentieel belang is voor de groei en om de overheidsuitgaven — ook voor investeringdoeleinden — op een adequaat peil te houden; benadrukt voorts dat een hoog schuldenniveau nadelige gevolgen heeft voor zowel de gezondheidszorg als de pensioenen, de werkgelegenheid en de gelijkheid tussen generaties, en bovendien negatief uitpakt voor de groei;

6.

onderstreept dat de hoge jeugdwerkloosheid ook een negatief effect zal hebben op de economische groei in de toekomst, en dat de lidstaten daarom nu reeds concrete maatregelen moeten nemen om deze terug te dringen;

7.

spoort de lidstaten ertoe aan zich te houden aan de aanbevelingen die de Raad naar aanleiding van een aanbeveling van de Commissie conform de voorschriften van het stabiliteits- en groeipact, zoals gewijzigd bij het „sixpack” ter versterking van het economisch bestuur, heeft doen uitgaan om de begrotingsconsolidatie op een concretere, geloofwaardige, tijdige en gedifferentieerde manier gestalte te geven onder inaanmerkingneming van de landenspecifieke omstandigheden; roept de Raad ertoe op deze aanbevelingen waar nodig te herzien om recht te doen aan de verslechtering van het macro-economisch klimaat;

8.

verzoekt de lidstaten de totstandkoming van een akkoord met het Parlement te helpen bevorderen, opdat het „twopack” zo snel mogelijk, en wel uiterlijk tegen het eind van het jaar kan worden aangenomen;

9.

spoort de Commissie ertoe aan de lidstaten via expliciete en gedetailleerde landenspecifieke aanbevelingen zowel negatieve als positieve feedback te geven en daarbij met name aandacht te besteden aan opmerkelijke initiatieven en optimale praktijken;

10.

spoort de Commissie ertoe aan door te gaan met haar inspanningen om haar traditionele houdbaarheidsanalyses aan te vullen met alternatieve methoden; verzoekt de Commissie voortaan in het kader van haar rapportage over de „Openbare financiën in de EMU” regelmatig indicatoren te publiceren om aan deze houdbaarheidsanalyses nader gestalte te geven, en de aannames bekend te maken die ten grondslag liggen aan haar modellen voor het beoordelen van het multiplicatoreffect van overheidsuitgaven op de groei van het bbp;

11.

wijst met nadruk op de belangrijke rol die de begroting van de Unie moet vervullen om de macro-economische en sociale onevenwichtigheden in de gehele Unie met succes te kunnen aanpakken en daarmee opnieuw de voorwaarden te creëren voor een duurzame monetaire unie;

12.

constateert met voldoening dat in het verslag van de Commissie over de openbare financiën in de EMU in 2012 het accent is komen te liggen op begrotingsdecentralisatie, en stelt voor in toekomstige verslagen altijd een hoofdstuk op te nemen inzake de locale en regionale overheidsfinanciën;

13.

is van mening dat begrotingsconsolidatie daadwerkelijk te verwezenlijken is en langdurige positieve effecten kan bewerkstelligen, op voorwaarde dat de maatregelen ter onderbouwing daarvan bevorderlijk zijn voor de groei, zodat zij groei en werkgelegenheid stimuleren en gelijke behandeling van burgers ten goede komen;

14.

verzoekt de lidstaten op het gebied van sociale bescherming, sociale integratie en overheidsinvesteringen conform de EU 2020-strategie groeigerichte maatregelen en hervormingen door te voeren; herinnert aan zijn eisen met betrekking tot de noodzaak de arbeidsmarkt flexibeler te maken, met name door: verlaging van de belasting op arbeid; optimalisering van opleidingsprogramma's om oudere werknemers te stimuleren langer te blijven werken; het terugdringen van de jeugdwerkloosheid door de kwalificaties van jongeren beter af te stemmen op de arbeidsvraag; ervoor te zorgen dat de lonen gelijke tred houden met de productiviteit; en door de fiscale druk te verschuiven van belasting op arbeid, met name voor de lagere inkomenscategorieën, naar milieuschadelijke activiteiten; verzoekt de lidstaten een innovatiegericht beleid op te zetten door middel van investeringen om de productiviteit te verbeteren en deze beter af te stemmen op de loonontwikkelingen, en om een concurrentiegerichter ondernemingsklimaat te creëren door: liberalisering van bepaalde bedrijfstakken; opheffing van ongerechtvaardigde beperkingen op gereglementeerde sectoren en beroepen; het faciliteren van toegang tot krediet; en het vergemakkelijken van de oprichting van nieuwe bedrijven; dringt ten slotte aan op hervorming van de overheidssector door bureaucratie te elimineren, op kosten te besparen en onnodige bestuurslagen op te heffen;

15.

wijst er nogmaals op dat de invulling van de consolidatie het cruciale element is in de relatie tussen groei en consolidatie; benadrukt dat de juiste mix van uitgaven- en inkomstengerelateerde maatregelen contextueel bepaald is en zorgvuldig moet worden afgewogen; wijst er in dit verband echter op dat consolidatiemaatregelen waarbij de nadruk ligt op beperking van onproductieve uitgaven in plaats van verhoging van de inkomsten meestal duurzamer blijkt te zijn en op middellange termijn bevorderlijker voor de groei, maar op korte termijn wel de recessie versterkt; is van mening dat consolidatiestrategieën de recessieve effecten op korte termijn moeten temperen, maar er op middellange termijn wel op gericht moeten zijn de groei te bevorderen; is van mening dat het potentieel negatieve effect van consolidatiemaatregelen op de korte termijn kan worden beperkt, voor zover de genomen consolidatiemaatregelen geloofwaardig en duurzaam zijn en niet ten koste gaan van de overheidsinvesteringen in productieve sectoren van de economie;

16.

spoort de lidstaten ertoe aan zich zoveel mogelijk te concentreren op een contextafhankelijke en adequate mix van consolidatie-inspanningen aan de uitgaven- en ontvangstenzijde, en tegelijkertijd vast te houden aan EU 2020-gerelateerde en duurzame groeistimulerende uitgaven zoals investeringen in O&O, onderwijs, gezondheidszorg en energie-efficiëntie; is van mening dat ook bijzondere aandacht moet worden besteed aan de instandhouding of uitbreiding van het bereik en de effectiviteit van arbeidsbemiddelingsdiensten en van actieve arbeidsmarktmaatregelen zoals opleidings- en stimuleringsprogramma's voor werkzoekenden, waaronder bijvoorbeeld de „European Job Youth Guarantee” voor werklozen en nieuwe ondernemers;

17.

spoort de Commissie ertoe aan de geconsolideerde begrotingssituatie in de hele eurozone te evalueren, en daarbij te kijken naar zowel de op nationaal niveau genomen begrotingsmaatregelen als naar de verwachte impact daarvan in de vorm van overloopeffecten in elke lidstaat van de eurozone;

18.

verzoekt de Commissie de door haar bij de beoordeling van de structurele evenwichten in de lidstaten gebruikte methodologie te publiceren, evenals de wijzigingen die sinds 2008 in deze methodologie zijn aangebracht en de gevolgen van deze wijzigingen voor de beoordeling van de structurele evenwichten in de lidstaten;

19.

onderstreept dat de consolidatiestrategie ook op de ontvangstenzijde van de nationale begrotingen gericht moet zijn; wijst er met name op dat consolidatiemaatregelen aan de ontvangstenzijde in het bijzonder georiënteerd moeten zijn op het verlagen van belastinguitgaven die onproductieve niches creëren of onproductief winstbejag in de hand werken, op het verlagen van voor het milieu schadelijke subsidies, alsmede op het invoeren van milieubelastingen die negatieve externaliteiten aan de bron aanpakken en die een dubbel dividend kunnen opleveren, aangezien zij zowel de begrotingssituatie ten goede komen als bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU 2020-strategie;

20.

spreekt zijn steun uit voor de hervorming en modernisering van de pensioenstelsels, onder volledige inachtneming van de autonomie en de rol van de sociale partners en het specifieke karakter van de respectieve nationale situaties, en met waarborgen voor de financiële houdbaarheid en toereikendheid van de pensioenen op de lange termijn; wijst erop dat deze hervormingen zowel de bijdrage van de sociale partners als automatische stabilisatoren in stand helpen te houden als de functie die zij vervullen bij wijze van instrumenten van sociale samenhang en solidariteit; spreekt met name zijn steun uit voor maatregelen ter verhoging van de effectieve pensioenleeftijd; steunt daarnaast ook beleidsmaatregelen die erop gericht zijn meer mensen ertoe aan te zetten gedurende de eerste jaren nadat zij de pensioenleeftijd hebben bereikt op de arbeidsmarkt actief te blijven;

21.

spoort de lidstaten ertoe aan consolidatieprocedures aan de ontvangstenzijde door te voeren die gericht zijn op betere naleving van de belastingwetgeving en gelijke behandeling van burgers, met name in de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking; is van mening dat er, indien dit niet voldoende is, moet worden nagedacht over een verbreding van de belastinggrondslag, mede met het oog op het terugdringen van economische en sociale distorsies; is van mening dat er meer inspanningen moeten worden geleverd om belastingontduiking en belastingfraude tegen te gaan;

22.

is van oordeel dat het voor de verwezenlijking van evenwichtige overheidsfinanciën op de middellange en lange termijn belangrijk is alle infrastructuurprojecten met significante gevolgen voor de begroting aan een kosten-batenanalyse te onderwerpen;

23.

brengt in herinnering dat de lidstaten zich ertoe hebben verplicht het begrotingsbeleid in het kader van het Euro Plus-pact te hervormen, en geregeld overleg te plegen over de implementatie van optimale praktijken;

24.

onderstreept de rol van plaatselijke en regionale overheden bij het ondersteunen van publieke en particuliere investeringen; beklemtoont het belang van groeigeoriënteerde investeringen voor een spoedig economisch herstel;

25.

verzoekt de lidstaten meer duidelijkheid te scheppen omtrent de verantwoordelijkheid, de rol, de budgettaire transfers en inkomstenbronnen van de respectieve (nationale, regionale en lokale) bestuursniveaus bij het handhaven van gezonde en duurzame overheidsfinanciën, met name door rekening te houden met de impact van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie op de plaatselijke en regionale budgettaire autonomie;

26.

maakt zich er zorgen over dat de structuur van de verhoudingen tussen nationale en subnationale regeringen de implementatie van begrotingsconsolidatiemaatregelen negatief zou kunnen beïnvloeden, met name wanneer decentralisatie voornamelijk met transfers van de centrale regering wordt gefinancierd zonder dat daar een subnationale verantwoordelijkheid aan de ontvangstenzijde tegenoverstaat;

27.

stelt met bezorgdheid vast dat er in sommige lidstaten wellicht lagere regerings- en ministeriële niveaus bestaan zonder concrete bevoegdheden en taken; deze lagere regeringsniveaus maken het algemene bestuur minder (kosten)efficiënt en zij moeten derhalve in het kader van de begrotingsconsolidatie-inspanningen worden opgeheven;

28.

is van oordeel dat begrotingsconsolidatie-inspanningen op billijke wijze over de verschillende bestuursniveaus moeten worden verdeeld, met inachtneming van de diensten die zij verstrekken;

29.

merkt op dat in sommige lidstaten met een hoog schuldenniveau het nettoaantal ambtenaren nog altijd toeneemt, hoewel zij er zich publiekelijk toe hebben verplicht het percentage ambtenaren op de arbeidsmarkt te zullen bevriezen of reduceren;

30.

dringt er bij de lidstaten met begrotingsproblemen op aan voorrang te geven aan begrotingsconsolidatiemaatregelen die erop gericht zijn onnodige defensie-uitgaven zoals de aanschaf van nieuw en duur militair materieel terug te dringen;

31.

is ingenomen met de diverse crisisbeheersingsinspanningen die worden geleverd, met inbegrip van duurzame en groeibevorderende structuurhervormingen; wijst met nadruk op het nieuwe, versterkte EU-bestuurskader dat onlangs is ingevoerd; is van mening dat deze hervormingen de crisis weliswaar niet als bij toverslag kunnen doen verdwijnen, maar dat zij de geloofwaardigheid van de budgettaire aanpassingsmaatregelen vergroten en daardoor de negatieve consequenties voor de groei op korte termijn helpen milderen en bijdragen aan de totstandbrenging van een beter beleidsvormingsmodel voor de jaren wanneer de groei weer opleeft;

32.

spreekt zijn steun uit voor economische dialoog en samenwerking tussen regionale parlementen met wetgevingsbevoegdheden, de nationale parlementen en het Europees Parlement, met name in het kader van het Europees Semester, ter bespreking van de in de jaarlijkse groeianalyse gepresenteerde economische richtsnoeren en de landenspecifieke aanbevelingen;

33.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de Europese Centrale Bank en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/european_economy/2011/pdf/ee-2011-3_en.pdf

(2)  http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/european_economy/2012/pdf/ee-2012-4.pdf

(3)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41.

(5)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8.

(6)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 33.

(7)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(8)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.

(9)  http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ec/120296.pdf

(10)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0583.

(11)  Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0048.


Top