This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0180
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS on the Future of Carbon Capture and Storage in Europe
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over de toekomst van koolstofafvang en -opslag in Europa
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over de toekomst van koolstofafvang en -opslag in Europa
/* COM/2013/0180 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S over de toekomst van koolstofafvang en -opslag in Europa /* COM/2013/0180 final */
Consultatieve mededeling over De
toekomst van koolstofafvang en -opslag in Europa Inhoud 1. Inleiding. 3 2. Fossiele brandstoffen in de energiemix en in industriële processen. 4 2.1. De rol van fossiele brandstoffen in de wereldwijde energiemix. 4 2.2. De rol van fossiele brandstoffen in de Europese energiemix. 6 2.2.1. Kolen in de elektriciteitsopwekking in Europa. 8 2.2.2. Gas in de elektriciteitsopwekking in Europa. 10 2.2.3. Olie in de elektriciteitsopwekking in Europa. 11 2.2.4. De samenstelling en de leeftijdsopbouw van de elektriciteitsopwekking
in Europa. 11 2.2.5. Het gebruik van fossiele brandstoffen in andere industriële processen. 12 2.2.6. Potentieel van CCS in Europa en wereldwijd. 13 2.3. Potentieel voor het industriële gebruik van CO2 15 2.4. Concurrentievermogen qua kosten van CCS. 16 2.5. Concurrentievermogen qua kosten van achteraf in bestaande centrales
ingebouwde CCS. 17 3. De stand van zaken met betrekking tot CCS-demonstratie in Europa en
analyse van de hiaten. 18 3.1. Gebrek aan belangstelling bij investeerders. 18 3.2. Bewustwording van en acceptatie door het publiek. 20 3.3. Rechtskader 21 3.4. CO2-opslag en -infrastructuur 21 3.5. Internationale samenwerking. 22 4. Verdere stappen. 22 5. Conclusies. 25
1.
Inleiding
Momenteel is meer dan 80% van de primaire
energie die wereldwijd wordt gebruikt van fossiele oorsprong. De laatste tien jaar was de toename van het
wereldwijde gebruik van energie voor 85% van fossiele oorsprong. Ramingen van het toekomstige energiegebruik op
basis van het huidige beleid en de huidige ontwikkeling wijzen op een
voortzetting van de afhankelijkheid van fossiele energie[1]. Deze trends stroken niet met de nodige beperking van de klimaatverandering. Deze ontwikkeling zou kunnen leiden tot een
gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging met 3,6 of 4 graden Celsius volgens
het Internationaal Energieagentschap (IEA), en tot een rapport waartoe opdracht
is gegeven door de Wereldbank[2]. In de overgang naar een volledig koolstofarme
economie is koolstofafvang- en –opslag (CCS) een van de belangrijkste manieren
om de stijgende vraag naar fossiele brandstoffen te verzoenen met de behoefte
de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Wereldwijd is CCS waarschijnlijk nodig om de gemiddelde
temperatuurstijging beneden de 2 graden te houden[3]. CCS is ook van vitaal belang om de broeikasgasreductiedoelstellingen te
halen, en het biedt de mogelijkheid voor de herindustrialisatie met
koolstofarme industrie in Europa, waar de industrie eerder juist is verdwenen. Dat hangt er echter vanaf of CCS kan worden
gebruik als een grootschalige technologie die commercieel op grote schaal kan
worden ingezet[4]. In de EU-documenten "Routekaart naar een
concurrerende koolstofarme economie in 2050" en het "Stappenplan
Energie 2050" wordt CCS, indien het op de markt wordt gebracht, beoordeeld
als een belangrijke technologie die bijdraagt tot de overgang naar een
koolstofarme EU-economie, waarbij, afhankelijk van het overwogen scenario, 7%
tot 32% van de energieopwekking plaatsvindt met gebruikmaking van CCS. Bovendien begint CCS vanaf 2035 volgens deze
beoordelingen op grotere schaal bij te dragen tot de verlaging van de CO2-uitstoot
uit industriële processen in de EU. De EU is bereid CCS zowel financieel als met
regelgeving te ondersteunen. Naar
aanleiding van het besluit dat de Europese Raad reeds in 2007 heeft genomen om
tegen 2015 tot wel twaalf grootschalige demonstratieprojecten te ondersteunen,
heeft de Commissie een aantal stappen gezet om een gemeenschappelijk
regelgevend en demonstratiekader op te stellen. De CCS-richtlijn is goedgekeurd om een
wettelijk kader te scheppen voor de afvang, het vervoer en de opslag van CO2,
waarbij de uiterste datum voor omzetting op juni 2011 is vastgesteld[5]. Het CO2-vervoersnetwerk is opgenomen in Europa's Prioriteiten
voor de energie-infrastructuur (Energy Infrastructure Priorities - EIP) dat
in november 2010 ter tafel is gebracht en in het voorstel van de Commissie voor
een verordening betreffende "richtsnoeren voor de trans-Europese
energie-infrastructuur". CCS is
een integrerend onderdeel geworden van de O&O-initiatieven van de EU – het Europees
Industrieel Initiatief (EII) inzake CCS is vastgesteld als onderdeel van
het Europees strategisch plan voor energietechnologie (het SET-plan). Bovendien zijn twee financieringsinstrumenten
opgezet: het Europees
energieprogramma voor herstel (European Energy Programme for Recovery - EEPR) en
het NER300-programma (reserve voor nieuwkomers)[6] die worden gefinancierd
uit ETS-emissierechten waarmee aanzienlijke hoeveelheden EU-financiering worden
doorgegeven aan grootschalige demonstratieprojecten[7]. Ondanks deze inspanningen is CCS in Europa om
een groot aantal redenen, die in deze mededeling kort uiteen zullen worden
gezet, nog niet van de grond gekomen. Hoewel duidelijk is dat "geen actie" geen optie is en verdere
stappen moeten worden genomen, tikt de tijd weg, met name voor die
demonstratieprojecten die erin zijn geslaagd een deel van de noodzakelijke
financiering veilig te stellen, maar waarvoor het definitieve
investeringsbesluit nog niet is genomen. In deze mededeling wordt derhalve een overzicht van de stand van zaken
op dit moment gegeven, rekening houdend met de context op wereldniveau; ook worden
de beschikbare opties besproken om CCS-demonstratie en –toepassing te
bevorderen teneinde de economische haalbaarheid ervan op de lange termijn te
ondersteunen als integraal onderdeel van de EU-strategie voor de overgang naar
een koolstofarme economie.
2.
Fossiele brandstoffen in de energiemix en in
industriële processen
Sinds het besluit van de Europese Raad in 2007
om CCS tot ontwikkeling te brengen, zijn de relevantie en het belang van CCS
verder toegenomen, zowel in Europa als wereldwijd, aangezien de wereldwijde
verslaving aan fossiele brandstoffen sindsdien alleen maar is verhevigd. Ondertussen tikte de beschikbare tijd om de
klimaatverandering binnen de perken te houden door, waardoor de noodzaak om CCS
in te zetten des te groter is geworden.
2.1.De rol
van fossiele brandstoffen in de wereldwijde energiemix
In 2009 werd aan 81% van de wereldvraag naar
primaire energie voldaan door fossiele brandstoffen, terwijl twee derde van de
elektriciteitsopwekking in de wereld plaatsvindt met fossiele brandstoffen. De laatste tien jaar namen kolen, olie en gas
gezamenlijk 85% van de toename van de wereldvraag naar energie voor hun
rekening, waarbij kolen maar liefst 45% van die toename van het primaire‑energieverbruik
voor hun rekening namen. Deze
ontwikkelingen werden grotendeels veroorzaakt door een toegenomen vraag in
ontwikkelingslanden. Als gevolg van
dit alles is de kolenproductie sinds 1990 wereldwijd nagenoeg verdubbeld tot
bijna 8 000 miljoen ton in 2011. Figuur 1: Stijgende vraag naar primaire energie in de wereld per brandstof,
2001-2011 (Bron: IEA World Energy Outlook 2012) De in bovenstaande figuur weergegeven
ontwikkelingen uit het verleden worden als het ware voortgezet in de
vooruitzichten van het "nieuwe-beleidsscenario" in de World Energy
Outlook 2012 van het Internationaal Energieagentschap (IEA) (zie figuur 2);
daaruit blijkt dat kolen de komende decennia bij ongewijzigd beleid een steeds
groter belang zullen krijgen in de investeringen voor elektriciteitsopwekking
in ontwikkelingslanden, terwijl bij de kolencapaciteit in de ontwikkelde landen
een daling inzet. Figuur 2: Veranderende elektriciteitsopwekking in verschillende delen van de
wereld 2010 – 2035. (Bron: IEA, World Energy Outlook 2012)
2.2.De rol
van fossiele brandstoffen in de Europese energiemix
In de EU is het aandeel gas in het
primaire-energieverbruik de laatste tien jaar gestegen tot 25% in 2010[8], waarvan het grootste deel
wordt geïmporteerd, aangezien slechts ongeveer 35% van de gasvoorziening van de
EU van eigen bodem is[9]. Ongeveer 30% van het gas wordt voor
elektriciteitsopwekking gebruikt. Terwijl onze gasinvoer de laatste twee
decennia is verdubbeld, is in de VS het omgekeerde gebeurd, aangezien de
ontdekking en ontwikkeling van aanzienlijke schaliegasvoorraden de prijs van
gas hebben doen dalen en de VS minder afhankelijk zijn geworden van de invoer
van energie. De snelle ontwikkeling
van en de vooruitzichten voor het gebruik van schaliegas in de VS worden in
onderstaande figuur 3 getoond. Figuur 3: Historische en verwachte olie- en gasproductie in de VS (Bron: IEA,
World Energy Outlook 2012) Dit heeft dan weer tot een neerwaartse
concurrentiedruk op Amerikaanse kolen geleid (zie figuur 4 hieronder), waardoor
de Amerikaanse kolensector nieuwe afzetmarkten zoekt en grotere hoeveelheden
kolen exporteert, die normaal gesproken binnen de VS zelf zouden zijn
verbruikt. Alles wijst er op dit
moment op dat deze trend zich zal doorzetten en wellicht nog sterker zal
worden. Figuur
4: Kolenprijzen gedurende 12 maanden
(Bron: Platts) De EU was de ontvanger van veel van deze
uitvoer, waardoor het kolenverbruik is toegenomen. De onderstaande figuur 5 toont de algemene ontwikkelingen binnen de
kolensector in de EU in de laatste 20 jaar (gegevens tot en met mei 2012). De recente toename van het kolenverbruik[10] heeft derhalve potentieel een
halt toegeroepen aan een twee decennia durende trend van afnemend
kolenverbruik, en heeft deze trend tot op zekere hoogte gekeerd. De redenen daarvoor zijn legio, maar met name
de prijzen voor kolen en CO2, die lager zijn uitgevallen dan
verwacht, hebben daaraan waarschijnlijk een grote bijdrage geleverd. Figuur 5: Ontwikkelingen van
het kolenverbruik in de EU in de laatste 20 jaar, tot en met mei 2012 (Bron:
Eurostat; NB: links van de streep gaat het om jaargegevens vanaf 1990, rechts
om maandgegevens voor de periode vanaf 1.1.2008). De lage prijs voor kolen heeft, in combinatie
met de relatief hoge prijs voor gas in vergelijking tot kolen, ertoe geleid dat
kolen een nieuwe en economisch interessante input voor de
elektriciteitsproductie in de EU zijn geworden. De levensduur van elektriciteitscentrales, waarvan verwacht werd dat ze
zouden worden gesloten, wordt nu verlengd, waardoor het risico toeneemt dat de
afhankelijkheid van fossiele brandstoffen ("koolstof lock-in") langer
blijft duren. De laatste paar jaar is de uitstoot van
broeikasgassen aanzienlijk afgenomen door het effect van de economische crisis,
hetgeen begin 2012 heeft geleid tot een overschot van 955 miljoen ongebruikte
ETS-emissierechten. Over het algemeen
groeit het structurele overschot snel aan en voor het grootste deel van fase 3
zou dat kunnen leiden tot ongeveer 2 miljard ongebruikte emissierechten[11], waardoor de CO2-prijzen
snel zullen dalen tot 5 euro per ton CO2 en minder. Deze hernieuwde aantrekkelijkheid op de korte
termijn heeft zeker negatieve gevolgen voor de overgang naar een koolstofarme
economie.
2.2.1.
Kolen in de elektriciteitsopwekking in Europa
De kolensector draagt in belangrijke mate bij
tot de energievoorzieningszekerheid van Europa, aangezien kolen in ruime mate
binnen de EU worden geproduceerd – meer dan 73% van de kolen die in de EU
worden gebruikt worden hier ook geproduceerd, zoals blijkt uit onderstaande
figuur 6. Figuur
6: Gebruik van kolen in de EU in 2010
(Bron: Eurostat) De in Europa verbruikte kolen worden
voornamelijk voor de elektriciteitsproductie gebruikt. In totaal is het gebruik van bruinkool en steenkool in de EU gestegen
van 712,8 Mt in 2010 tot 753,2 Mt in 2011, wat ongeveer neerkomt op 16% van het
totale energieverbruik. Terwijl de
bijdrage van kolen aan de elektriciteitsopwekking in de EU tot 2010 langzaam
aan het afnemen was (destijds goed voor ongeveer 25% van de in de EU
geproduceerde elektriciteit[12]),
is het aandeel sindsdien weer gestegen, zoals we hierboven hebben gezien. De belangrijkste verbruikers van kolen in de EU
staan in onderstaande figuur 7. Figuur
7: Grootste verbruikers van kolen in
de EU in 2010. (Bron: Eurostat) Uit door de lidstaten verstrekte gegevens
blijkt dat momenteel ongeveer 10 GW extra kolencapaciteit wordt gebouwd of in
de planning zit (in Duitsland, Nederland, Griekenland en Roemenië). De door de lidstaten ingediende cijfers liggen
echter aanzienlijk lager dan de door Platts gerapporteerde cijfers, waaruit
naar voren kwam dat er sprake was van maar liefst 50 GW aan kolengestookte
elektriciteitscentrales in het stadium van voorstel, in ontwikkeling of in
aanbouw. Bovendien moet een reeks
oude kolengestookte elektriciteitscentrales worden gerenoveerd of gesloten,
aangezien zij aan het einde van hun geplande operationele levensduur zijn
gekomen.
2.2.2.
Gas in de elektriciteitsopwekking in Europa
Het aandeel gas in de elektriciteitsmix in
Europa neemt de laatste 20 jaar gestaag toe van 9% in 1990 tot 24% in 2010[13]. Bovendien wordt verwacht dat de
elektriciteitsopwekking met gas in veel lidstaten aanzienlijk zal toenemen. Gasgestookte centrales hebben verschillende
voordelen ten opzichte van kolengestookte. De broeikasgasemissies van gas bedragen de helft van die van kolen, de
investeringskosten voor gascentrales zijn laag en zij kunnen flexibeler worden
ingezet, waardoor ze geschikt zijn om te compenseren voor de variabele
productie van wind- en zonne-energie. In totaal is bij de Commissie 20 GW aan capaciteit van gascentrales
aangemeld als "in aanbouw", wat ongeveer 2% van de op dit moment
geïnstalleerde totale elektriciteitsproductiecapaciteit is (met daarbovenop nog
eens 15 GW aan geplande capaciteit). Onderstaande
figuur geeft de capaciteit weer van de 32 gascentrales die bij de Commissie
zijn aangemeld als in aanbouw. Figuur
8: Voornaamste lidstaten wat betreft
in aanbouw zijnde gascentrales (Bron: kennisgevingen van de lidstaten) Hoewel nieuwe gascentrales de CO2‑emissies
zullen terugdringen ten opzichte van kolencentrales, moet worden opgemerkt dat
dergelijke nieuwe centrales een aanzienlijke levensduur hebben, en dat het niet
altijd economisch haalbaar is om gascentrales achteraf van CCS te voorzien. Dit is met name het geval als een gascentrale
niet ter dekking van de basislast wordt ingezet[14]. Anderzijds zijn aan gascentrales lagere kapitaalskosten verbonden dan
aan kolencentrales, wat betekent dat de kosteneffectiviteit van de
investeringen minder afhangt van een lange levensduur.
2.2.3.
Olie in de elektriciteitsopwekking in Europa
Olie wordt slechts in beperkte mate gebruikt
bij de elektriciteitsproductie, namelijk in nichetoepassingen, zoals op
zichzelf staande systemen voor elektriciteitsopwekking – 2,6% in de EU alleen,
en wereldwijd iets meer, maar met een dalende tendens. Olie wordt voornamelijk gebruikt voor vervoersdoeleinden in
verbrandingsmotoren van bv. vliegtuigen, schepen en voertuigen. Gelet op de beperkte rol van olie voor de
industrie en de elektriciteitsopwekking, en aangezien het met de huidige
technologie onmogelijk is efficiënt koolstof te verwijderen uit dergelijke
kleine CO2 uitstotende eenheden, wordt olie hier verder niet
besproken.
2.2.4.
De samenstelling en de leeftijdsopbouw van de
elektriciteitsopwekking in Europa
De investeringen in de
elektriciteitsopwekkingscapaciteit in Europa zijn mettertijd verschoven van
merendeels hernieuwbare energiebronnen (waterkracht) in de begintijd van de
elektrificatie, meer dan honderd jaar geleden, tot voornamelijk kolen‑, kern‑
en gascentrales vanaf de jaren vijftig van de 20e eeuw en sinds een
tiental jaar terug naar hernieuwbare bronnen (wind- en zonne-energie). Deze ontwikkeling is terug te vinden in de
onderstaande figuur 9. Figuur 9: Leeftijdsstructuur
van de elektriciteisopwekking in Europa (bron: Platts) De investeringen die 55 tot 30 jaar geleden
zijn gedaan in kolencentrales, zoals in bovenstaande figuur te zien, betekenen
dat Europa een groot aantal oude kolencentrales heeft die nu het einde van hun
levensduur bereiken (voor gascentrales is de situatie omgekeerd aangezien de meeste
investeringen de laatste 20 jaar hebben plaatsgevonden). Dit leidt tot een toenemend aantal elektriciteitscentrales (gemiddeld 3
– 5 GW per jaar – zo'n 10 kolencentrales) die de leeftijd bereiken waarop het
voor investeerders goedkoper is de centrale te ontmantelen dan te investeren in
de renovatie ervan[15],
wat de mogelijkheid biedt ze te vervangen door nieuwe koolstofarme
alternatieven, maar waardoor ook het risico toeneemt opnieuw afhankelijk te
worden van fossiele brandstoffen, indien de relatieve energie- en
koolstofprijzen op het huidige niveau blijven.
2.2.5.
Het gebruik van fossiele brandstoffen in andere
industriële processen
Bij verschillende industriële processen is het
afvangen van CO2 aanzienlijk gemakkelijker dan in de
elektriciteitssector, vanwege de relatief hoge concentratie geproduceerde CO2. De toepassing van CCS in bepaalde industrieën is
derhalve een interessante mogelijkheid voor de vroege invoering van de
technologie. Uit de beoordeling in
het Stappenplan Energie 2050 om te komen tot een concurrerende koolstofvrije
economie in 2050 blijkt dat de industriële sector tegen 2030 ten opzichte van
1990 34% tot 40% minder CO2 moet uitstoten, en tegen 2050 83% tot
87% minder. Uit recente studies door het JRC naar de
toepassing van CCS in de ijzer- en staalindustrie en de cementindustrie blijkt
dat de CCS-technologie op de middellange termijn concurrerend kan worden,
waarmee het een bijdrage levert aan de kosteneffectieve emissiereductie uit
deze industriële sectoren[16]. In de staalindustrie zou de potentiële toepassing
van CCS bijvoorbeeld tot een drastische vermindering van de rechtstreekse
emissies kunnen leiden. Hoewel de
energie-efficiëntie van de staalproductie de laatste 50 jaar ingrijpend
verbeterd is, blijft het productieproces van ruwe staal energie-intensief. Tachtig tot negentig procent van de CO2-emissies
uit de staalsector worden veroorzaakt door cokesovens, hoogovens en
oxystaalovens van geïntegreerde staalfabrieken. De EU neemt ongeveer 15% van de wereldstaalproductie voor haar rekening;
in de EU27 werd in 2011 180 miljoen ton ruw staal geproduceerd[17]. In haar actualisering van de mededeling over
het industriebeleid van 2012 heeft de EU zich een ambitieus streefdoel gesteld
door het aandeel van de industrie in Europa van het huidige niveau van 16% van
het bbp op te voeren tot 20% in 2020. De toepassing van CCS op industriële processen zou de Unie in staat
stellen dit doel te verzoenen met haar klimaatdoelstellingen voor de lange
termijn. Niettemin mogen de betekenis
van de technische hindernissen die nog moeten worden onderzocht en de omvang
van de O&O-inspanningen die nog nodig zijn, alsmede de economische aspecten
in verband met de internationale markten voor deze goederen niet worden
vergeten. De inzet van CCS in industriële processen kan
ook het begrip voor en de acceptatie van die technologie door het publiek
helpen vergroten, vanwege de zeer zichtbare band tussen banen in plaatselijke
gemeenschappen en voortzetting van de industriële productie.
2.2.6.
Potentieel van CCS in Europa en wereldwijd
De EU heeft toegezegd te streven naar een
vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 80% tegen 2050. Niettemin blijven fossiele brandstoffen naar alle
waarschijnlijkheid de komende decennia in Europa nog gebruikt worden in de
elektriciteitsopwekking en in industriële processen. Daarom kan het streefdoel van 2050 alleen worden bereikt als de
emissies als gevolg van de verbranding van fossiele brandstoffen uit het
systeem worden verwijderd, en daarbij heeft CCS wellicht een cruciale rol te
spelen aangezien het een technologie is die in staat is de uitstoot van CO2
door het gebruik van fossiele brandstoffen in de elektriciteitsopwekking en de
industrie aanzienlijk te verminderen. CCS kan ook worden toegepast in combinatie met de productie of het vervoer
van brandstoffen, met name voor de productie van alternatieve brandstoffen[18], zoals waterstof uit fossiele
bronnen. CCS wordt normaal gesproken in verband
gebracht met de verbranding van fossiele brandstoffen, maar kan ook worden
gebruikt om biogene koolstof als gevolg van het gebruik van biomassa af te
vangen en op te slaan (bio-CCS). De
toepassing van bio-CCS kan uiteenlopen van het afvangen van CO2 uit
elektriciteitscentrales waarin (uitsluitend of gecombineerd) biomassa wordt
verstookt tot processen voor de productie van biobrandstoffen. Niettemin moet de technische haalbaarheid van de
waardeketen van biomassa-CCS nog op grote schaal worden aangetoond. In de analyse van het IEA wordt geopperd dat
de kapitaalskosten in de sector elektriciteitsproductie om de wereldwijde
temperatuursstijging tot maximaal 2 graden te beperken zonder CCS wel eens met
40% zouden kunnen stijgen[19]. De rol van CCS bij kostenefficiënte beperking van
de klimaatverandering is geschetst in het "Stappenplan Energie 2050"
waarbij in alle scenario's CCS wordt toegepast. In 3 van de 5 uitgewerkte ontkolingsscenario's is CCS toegepast op meer
dan 20% van de elektriciteitsmix tegen 2050, zoals in figuur 10 wordt getoond. Figuur
10: Aandeel CCS (%) in de
elektriciteitsopwekking tot 2050 volgens het Stappenplan Energie (Bron:
Stappenplan Energie 2050) Volgens het scenario "gediversifieerde
distributietechnologieën" uit het Stappenplan Energie 2050 kan tegen 2035
in totaal 32 GW CCS geïnstalleerd zijn, oplopend tot 190 GW tegen 2050. Dit biedt een belangrijke kans voor de Europese
industrie op het gebied van afvang‑ en opslagtechnologieën, maar het is
niettemin een gigantische opdracht als we zien hoe weinig de EU op dit moment
nog maar is opgeschoten. Vertragingen
bij de ontwikkeling van CCS in Europa zullen uiteindelijk ook die economische
vooruitzichten negatief beïnvloeden. Uit prognoses blijkt dat fossiele
brandstoffen, hoewel het gebruik ervan in de EU blijft afnemen, bij
gelijkblijvend beleid de komende decennia het grootste aandeel blijven uitmaken
in de energiemix van de EU. Zelfs als
het beleid wordt opgeschaald om de energiemix verder in de richting van een
lagere koolstofintensiteit te bewegen, dan nog zouden fossiele brandstoffen in
2030 meer dan 50% van de energiemix in de EU uitmaken. Tabel 1: Energiemixprognoses,
referentiescenario bij gelijkblijvend beleid (Bron: Europese Commissie,
Effectbeoordeling Stappenplan Energie 2050) In de beoordelingen van het Stappenplan
Energie 2050 begint de grootschalige invoering vanaf ongeveer 2030, waarbij de
koolstofprijs die door het emissiehandelssysteem (ETS) tot stand komt de
grootste drijvende kracht is. De
ontwikkeling van een klimaat- en energiekader voor 2030, waarbij het algemene
doel wordt de EU goed op weg te helpen om haar broeikasgasreductiedoelstelling
voor 2050 te halen om de wereldwijde temperatuurtoename onder de 2 graden te
houden, zal de invoering van CCS beïnvloeden.
2.3.Potentieel
voor het industriële gebruik van CO2
CO2 is een chemische verbinding die
kan worden gebruikt voor de productie van synthetische brandstoffen, als
werkmedium (bijvoorbeeld in geothermische centrales) als grondstof in chemische
processen en in biotechnologische toepassingen, of voor de fabricage van een
breed scala aan andere producten. Tot
dusverre is CO2 met succes gebruikt voor de productie van ureum,
koelmiddelen, dranken, lassystemen, brandblussers, waterbehandelingsprocessen,
tuinbouw, neergeslagen calciumcarbonaat voor de papierindustrie, voor gebruik
als een inert agens voor de verpakking van voedsel en vele andere
kleinschaliger toepassingen[20]. Bovendien is recent een aantal nieuwe vormen van
gebruik van CO2 opgekomen, onder meer verscheidene
gebruiksmogelijkheden bij de productie van chemicaliën (bv. polymeren,
organische zuren, alcoholen, suikers), of voor de brandstofproductie (bv.
methanol, biobrandstoffen uit algen, synthetisch aardgas).
De meeste van deze technologieën bevinden zich nog in de
O&O-fase. Verder zijn er geen
duidelijke conclusies te trekken wat hun vermogen betreft om de CO2‑uitstoot
te verminderen, gezien hun specifieke mechanisme voor de tijdelijke of
permanente CO2-opslag. Het volume van die toepassingen is wellicht
onvoldoende om de benodigde hoeveelheid CO2 te kunnen opslaan. Afgezien van hun potentieel om de CO2-uitstoot
te verminderen, vormen de wijzen van gebruik van CO2 een
rechtstreeks kortetermijnpotentieel om inkomsten te genereren. Dat kan ertoe bijdragen dat CO2 niet
meer als afvalproduct wordt gezien, maar als grondstof, wat kan bijdragen tot
de acceptatie van CCS door het publiek. Door gebruik in verbeterde winning van olie
(en in sommige gevallen van gas) is het dan weer wel mogelijk aanzienlijke
hoeveelheden CO2 op te slaan, terwijl de olieproductie daardoor
tegelijkertijd met gemiddeld 13% toeneemt[21],
hetgeen een belangrijke economische waarde oplevert. Bovendien zijn olie- en gasreserves om verschillende redenen uitstekend
geschikt voor CO2-opslag. In
de eerste plaats zijn de olie en het gas die oorspronkelijk in de aardlagen
opgesloten lagen niet ontsnapt, wat de veiligheid en betrouwbaarheid van
dergelijke opslagvelden aantoont, mits de structurele integriteit ervan niet in
gevaar is gebracht door de exploratie en winning. Ten tweede zijn de geologische structuur en de fysieke eigenschappen
van de meeste olie- en gasvelden uitgebreid bestudeerd en beschreven. Ten derde, de olie- en gassector kent de geologie
en de kenmerken van de bestaande velden goed; de beweging, het
verplaatsingsgedrag en de opsluiting van gassen en vloeistoffen kunnen dan ook
worden voorspeld. Niettemin moet het
voorzorgsbeginsel worden toegepast, zoals het Europees Milieuagentschap recent
heeft onderstreept in zijn rapport "Late lessons from early warnings"
(2013)[22]. Bovendien is het potentieel van verbeterde
oliewinning (Enhanced Oil Recovery - EOR) in Europa beperkt[23].
2.4.Concurrentievermogen
qua kosten van CCS
Over het algemeen lopen er momenteel meer dan
20 CCS-demonstratieprojecten met succes, waarvan 2 in Europa (Noorwegen)[24]. In de meeste gevallen gaat het om industriële toepassingen zoals de
verwerking van olie en gas of de productie van chemische stoffen, waarbij de CO2
om commerciële redenen wordt afgevangen. Acht van de projecten omvatten de volledige CCS-keten (afvang, vervoer
en opslag), waarvan vijf economisch haalbaar zijn gemaakt door de toepassing
van EOR, waarbij het CO2 wordt gebruikt om de winning van ruwe olie
te vergroten (meer details over de projecten zijn te vinden in bijlage 1). Volgens het Stappenplan Energie 2050 van de
Commissie en de beoordeling van de IEA[25],
wordt CCS naar verwachting een concurrerende koolstofarme overgangstechnologie. De kostenramingen voor CCS verschillen,
afhankelijk van de brandstof, de technologie en het type opslag, maar de meeste
berekeningen voor de kosten komen momenteel uit op 30 tot 100 euro per
opgeslagen ton CO2. Volgens
de publicatie Cost and Performance of Carbon Dioxide Capture from Power
Generation van de IEA (zie voetnoot 29 voor de volledige referentie) die
gebaseerd is op de bestaande technische studies, bedragen de kosten voor CCS op
dit moment ongeveer 40 euro per ton vermeden CO2-uitstoot[26] voor kolencentrales en 80 euro
per ton vermeden CO2-uitstoot voor gascentrales. Daarnaast moet nog rekening worden gehouden met
de transport- en opslagkosten. Verwacht
wordt echter dat de kosten in de toekomst zullen afnemen. Volgens het JRC[27] zullen de kolen- en
aardgascentrales met CCS van de eerste generatie naar verwachting aanzienlijk
duurder zijn dan vergelijkbare conventionele centrales zonder CCS. Zodra de uitrol van de
CCS-centrales begint, zullen de kosten afnemen, omdat ze profiteren van
O&O-activiteiten en van de schaalvoordelen. Gezien de blijvende hoge olieprijzen zou CCS
in sommige gevallen concurrerend kunnen zijn voor de sector olie- en
gaswinning, waarbij de economische marges aanzienlijk groter zijn dan in de
elektriciteitsopwekking en in andere sectoren die betrokken zijn bij het
verbruik of de levering van fossiele brandstoffen. Er zijn momenteel in Europa twee CCS-projecten op werkelijke schaal die
dit aantonen. Het gaat om projecten
in Noorwegen, waar olie- en gasproducenten een belasting van rond de 25 euro
per ton CO2-uitstoot tegemoetzien[28]. Deze belasting, specifiek voor gas- en
olieproducenten op het continentaal plat, heeft geleid tot de commerciële
ontwikkeling van CCS in Snøhvit en Sleipner (zie bijlage I voor meer details).
2.5.Concurrentievermogen qua kosten van
achteraf in bestaande centrales ingebouwde CCS
Als het gebruik van fossiele brandstoffen in
de elektriciteitsopwekking niet wordt teruggedrongen, moet CCS worden toegepast
om de klimaatopwarming tot 2°C te beperken. Het International Panel on Climate Change (IPCC)[29] zegt daarover dat het achteraf
inbouwen van CO2-afvang in bestaande centrales naar verwachting tot
hogere kosten en een aanzienlijk geringere algemene efficiëntie leidt dan
wanneer de afvang rechtstreeks in nieuwe elektriciteitscentrales wordt
ingebouwd. De kostennadelen
van het achteraf inbouwen kunnen worden verminderd in het geval van bepaalde
nieuwe en zeer efficiënte bestaande centrales, of wanneer een centrale
grotendeels wordt vernieuwd of zelfs herbouwd. De meeste latere studies zijn het met de bevindingen van het IPCC eens. De belangrijkste redenen voor de hogere kosten
zijn: ·
Hogere investeringskosten, aangezien de bestaande configuratie van de centrale en het
ruimtegebrek de inpassing van CCS moeilijker kunnen maken dan bij nieuwbouw. ·
Kortere levensduur,
aangezien de centrale reeds werkt. Dit
betekent dat de investering voor het achteraf inbouwen van CCS in een kortere
periode terugverdiend moet worden dan bij CCS in nieuwbouw. ·
Slechte efficiëntie,
aangezien achteraf ingebouwde CCS moeilijk optimaal te integreren is om de
energie-efficiëntie van de afvang te maximaliseren, waardoor de output lager
is. ·
Kosten voor stilstand,
aangezien de bestaande installatie waarin CCS achteraf wordt ingebouwd tijdens
de bouwwerkzaamheden uit productie moet worden genomen. Om de locatiespecifieke restricties tot een
minimum te beperken, en daarmee ook de kosten, is al gesuggereerd te eisen dat
alle nieuwe installaties "CCS-klaar"[30]
moeten zijn, waarmee kan worden voorkomen dat verdere uitstoot van CO2
uit nieuwe installaties nog heel moeilijk kan worden gestopt[31]. Op grond van artikel 33 van de CCS-richtlijn
moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de exploitanten van alle
stookinstallaties met een nominaal elektrisch vermogen van 300 megawatt of meer
hebben nagegaan of is voldaan aan de voorwaarden van 1) beschikbaarheid van
geschikte opslaglocaties; 2)
economische en technische haalbaarheid van transportfaciliteiten en 3) in
technisch en economisch opzicht geschikt zijn om voor CO2-afvang te
worden aangepast[32]. Als dat het geval is, zien de bevoegde
autoriteiten erop toe dat de geschikte ruimte op de locatie van de installatie
wordt vrijgemaakt om CO2 af te vangen en te comprimeren. Het aantal installaties dat reeds CCS-klaar is
ontworpen, is echter zeer beperkt. Een beoordeling van de maatregelen die door de
lidstaten zijn genomen om ervoor te zorgen dat artikel 33 van de CCS-richtlijn
wordt nageleefd, wordt verstrekt in de komende analyse van de omzetting en
tenuitvoerlegging van de CCS-richtlijn in de lidstaten.
3.
De stand van zaken met betrekking tot
CCS-demonstratie in Europa en analyse van de hiaten
De rol van CCS in een toekomstige koolstofarme
energiemix wordt erkend. Dit is onder
meer het resultaat van de inzet van de Europese Unie om de belangrijke stap te
zetten om CCS vanuit het stadium van kleinschalige proef- en
onderzoeksprojecten op te schalen naar demonstratieprojecten op commerciële
schaal[33],
waardoor de kosten kunnen worden gedrukt, de veiligheid van geologische opslag
van kooldioxide (CO2) kan worden aangetoond, overdraagbare kennis
over het potentieel van CCS kan worden gegenereerd en de risico's van die
technologieën voor investeerders kunnen worden weggenomen. Ondanks aanzienlijke inspanningen om in de EU
de leiding te nemen wat de ontwikkeling van CCS betreft, zijn geen van de acht
werkende demonstratieprojecten "op ware grootte" met volledige CCS[34]
(afvang, transport en opslag – zie details in bijlage I) in de EU gelegen, en
zelfs de meest veelbelovende EU-projecten hebben te maken met ernstige
vertragingen als gevolg van een aantal redenen, die hieronder worden
aangegeven.
3.1.Gebrek
aan belangstelling bij investeerders
Bij de huidige ETS-prijzen ver onder de 40
euro per ton CO2 en zonder enige wettelijke verplichting of
stimulans is er voor economische actoren geen reden om in CCS te investeren. Toen de Commissie in 2008 het klimaat- en
energiepakket voorstelde, bedroegen de koolstofprijzen tijdelijk 30 euro. Verwacht werd dat de vereiste prijsniveaus,
wanneer de doelstellingen in het kader van het pakket klimaatverandering en
energie zouden worden ingevoerd, in 2020 zouden worden bereikt en daarna nog
zouden blijven toenemen. Erkend is
dat dit wellicht nog steeds niet voldoende is om zelfs maar voor demonstratie‑installaties
opdrachten te kunnen genereren. Behalve
een wettelijk kader (de CCS-richtlijn) is voor de financiering van CCS als
demonstratieproject op commerciële schaal, alsmede van innovatieve projecten op
het gebied van hernieuwbare energie, het financieringsprogramma NER300 opgezet,
naast het Europese energieprogramma voor herstel (EEPR) dat zich specifiek op 6
CCS-demonstratieprojecten richt. Bij
een koolstofprijs van 30 euro zou de totale steun maar liefst 9 miljard hebben
moeten bedragen. De koolstofprijs als
stimulans en de extra financiële ondersteuning via NER300 en EEPR werden samen
gezien als adequaat om de bouw van een aantal CCS-demonstratiecentrales in de
EU te waarborgen. Nu de koolstofprijzen dichterbij de 5 euro
liggen en nu de inkomsten uit de NER300 aanzienlijk onder de aanvankelijke
verwachtingen liggen, is het duidelijk dat de economische spelers geen redenen
hebben om in CCS-demonstratie te investeren, aangezien de extra investering en
de operationele kosten niet worden gedekt door de inkomsten die worden
gegenereerd doordat aanzienlijk minder ETS-emissierechten hoeven te worden
gekocht. Uit de voltooide voorafgaande technische
studies (Front End Engineering Studies - FEED) voor de CCS-projecten blijkt dat
de aanvankelijke ramingen van de investeringskosten voor CCS realistisch waren. De economische haalbaarheid is na 2009 echter
aanzienlijk verslechterd door de economische crisis die tot een lage
ETS-koolstofprijs heeft geleid. De
meeste projecten hebben hun berekeningen gebaseerd op een koolstofprijs van ten
minste 20 euro per ton CO2. Uitgaande van een 10 jaar durende operationaliteit (een eis op grond
van NER300) en 1 miljoen ton opslag van CO2 per jaar, zou een
prijsverschil van 10 euro per ton CO2 feitelijk tot 100 miljoen euro
extra operationele kosten leiden. In
vergelijking met de prijs van 30 euro die werd verwacht toen het klimaat- en
energiepakket werd voorgesteld, bedragen de te dekken extra kosten 200 miljoen
euro. Deze extra kosten zouden op dit moment ofwel
door het bedrijfsleven, of uit openbare middelen moeten worden gefinancierd. Verbeterde oliewinning (EOR) zou in sommige
projecten kunnen helpen, maar anders dan in de VS en China heeft EOR in Europa
niet als aanjager voor de invoering van CCS gefunctioneerd. Terwijl het bedrijfsleven in 2008 liet weten
bereid te zijn meer dan 12 miljard euro in CCS te investeren, komen de
feitelijke financiële vastleggingen tot dusverre niet overeen met deze
toezegging. In feite blijft de
financiering door het bedrijfsleven momenteel beperkt tot ongeveer 10% van de
extra kosten voor CCS. Ook op het
niveau van de lidstaten zijn de financiële en politieke omstandigheden op dit
moment geheel anders dan in 2008. In de huidige economische situatie krijgt het
bedrijfsleven, ondanks de extra financiering uit het Europees economisch
herstelplan, waaruit ongeveer 1 miljard voor CCS-demonstratie is uitgetrokken[35], vanwege het structurele
overschot van ongeveer 2 miljard aan ETS‑emissierechten en aansluitend de
aanhoudend lage koolstofprijzen en lagere financiering dan verwacht door
NER300, gewoonweg niet de benodigde impuls om CCS-demonstratie haalbaar te
maken, waardoor het potentieel voor invoering op grote schaal negatief wordt
beïnvloedt. Bij gebrek aan een
beleidsstrategie die CCS commercieel haalbaar maakt of die daartoe verplicht,
zal het bedrijfsleven naar alle waarschijnlijkheid geen investeringen in
grootschalige CCS doen. Dit is recentelijk benadrukt in het
gunningsbesluit naar aanleiding van de eerste uitnodiging tot het indienen van
voorstellen in het kader van het programma NER300[36]. Het oorspronkelijke doel was om 8 CCS-demonstratieprojecten van
commerciële omvang te financieren, samen met 34 innovatieve
hernieuwbare-energieprojecten. Naar
aanleiding van de uitnodiging in het kader van NER300 zijn 13 CCS-projecten
ingediend, waarvan 2 projecten voor CCS in industriële toepassingen en 11 voor
CCS in de sector elektriciteitsopwekking, die 7 lidstaten bestreken. Tijdens de procedure voor de uitnodiging tot
indiening van voorstellen zijn 3 projecten teruggetrokken.
In juli 2012 had de Commissie acht CCS-projecten van
topniveau geselecteerd; 2 reserveprojecten dingen nog mee[37]. Uiteindelijk is aan geen enkel CCS-project financiering toegekend
aangezien de lidstaten op het laatste moment niet meer in staat waren te
bevestigen dat hun projecten konden doorgaan. Dit is onder meer te wijten aan het feit dat er gaten in de
financiering[38]
door de lidstaten en/of particulieren zaten, maar ook aan vertraging bij de
vergunningsprocedures of, in één geval, een lopende nationale uitnodiging tot
het indienen van financieringsvoorstellen waardoor de betrokken lidstaat geen
bevestiging kon geven overeenkomstig het besluit NER300. De meeste CCS-projecten vroegen om veel meer
dan 337 miljoen euro aan financiering van NER300 (de maximumfinanciering die
was vastgesteld in het licht van de inkomsten uit het te gelde maken van
NER-emissierechten). Maar liefst de
helft van alle CCS-projecten vroegen namelijk om meer dan 500 miljoen euro
bijdrage van NER300. Het
financieringsmaximum, dat lager lag dan verwacht, zette extra druk op de
lidstaten en de particuliere marktdeelnemers om het tekort te dekken. Zelfs voor projecten waarvoor de
financieringsaanvragen in het kader van NER300 slechts iets boven het
financieringsmaximum lagen, bleef het gat in de financiering een grote
uitdaging en een bepalende factor voor het ontbreken van bevestiging. Een ander belangrijk punt is dat particuliere
marktdeelnemers die aanvragen doen in het kader van NER300 niet erg bereid
leken om zelf in de kosten bij te dragen. Een meerderheid van de
CCS-exploitanten diende aanvragen in die vrijwel geheel op
overheidsfinanciering waren aangewezen, terwijl de rest van de aanvragers
voorstelde een relatief klein deel bij te dragen. Men zou kunnen concluderen
dat, zolang de verwachte koolstofprijs laag ligt, de particuliere sector
verwacht dat de ontwikkeling van CCS voor een groot deel wordt medegefinancierd
uit openbare middelen; dit wijst eens te meer op de blijvende uitdagingen in de
sector. Zowel installaties die fossiele brandstoffen
bij de productie als input gebruiken als leveranciers van fossiele brandstoffen
zouden een groot belang moeten hebben bij een succesvolle ontwikkeling van CCS
ten behoeve van hun toekomstige economische vooruitzichten. Zonder CCS wacht hun een onzekere toekomst.
3.2.Bewustwording
van en acceptatie door het publiek
Sommige projecten voor opslag op land krijgen
te maken met sterke tegenstand van het publiek. Dit geldt met name voor projecten in Polen en Duitsland. In Duitsland was het gebrek aan acceptatie de
belangrijkste reden voor de vertraagde omzetting van de CCS-richtlijn. Het door de EEPR ondersteunde project in Spanje
kreeg, na een gerichte voorlichtings- en betrokkenheidscampagne, na verzet
uiteindelijk toch de steun van het publiek. De projecten die zijn gericht op opslag op zee in het Verenigd
Koninkrijk, Nederland en Italië worden volledig geaccepteerd. Uit een recente peiling door de Eurobarometer[39] blijkt dat de Europese
bevolking zich niet bewust is van CCS en van de potentiële bijdrage daarvan aan
de beperking van de klimaatverandering. Wie geïnformeerd is, zal echter eerder geneigd zijn die technologie te
steunen. Daaruit blijkt duidelijk dat
er meer moet worden gedaan om CCS in te brengen in het debat over de
inspanningen van Europa en de lidstaten om de klimaatverandering te bestrijden,
dat potentiële gezondheids- en milieurisico's (in verband met de lekkage van
opgeslagen CO2) verder moeten worden onderzocht en dat niet zonder
beoordeling vooraf kan worden uitgegaan van acceptatie door het publiek.
3.3.Rechtskader
De CCS-richtlijn biedt een alomvattend
wettelijk kader voor de afvang, het transport en de opslag van CCS. Op de uiterste datum voor omzetting van de
richtlijn in juni 2011 hadden slechts een paar lidstaten gerapporteerd dat zij
deze volledig of gedeeltelijk hadden omgezet. De situatie is inmiddels aanmerkelijk verbeterd en momenteel heeft
slechts één lidstaat nog geen kennis gegeven aan de Commissie van maatregelen
tot omzetting van de richtlijn. Terwijl
de meerderheid van de lidstaten met voorstellen voor CCS-demonstratieprojecten
de omzetting van de richtlijn hebben voltooid, verbieden of beperken
verscheidene lidstaten de opslag van CO2 op hun grondgebied. Bij de volledige analyse van de omzetting en
tenuitvoerlegging van de CCS-richtlijn in de lidstaten zal hier ook nauwgezet
naar worden gekeken.
3.4.CO2-opslag
en -infrastructuur
Volgens het
project GeoCapacity[40]
van de EU is de geschatte totale beschikbare capaciteit voor permanente
geologische opslag in Europa meer dan 300 Gigaton (Gt) CO2, terwijl
de opslagcapaciteit volgens een conservatieve raming altijd nog 117 Gt CO2
is. De totale CO2-emissies
uit de elektriciteitsopwekking en de industrie in de EU tezamen bedragen
ongeveer 2,2 Gt CO2 per jaar, wat betekent dat alle afgevangen CO2
in de EU de komende decennia kan worden opgeslagen, zelfs als rekening wordt
gehouden met een conservatieve raming van de capaciteit. De opslagcapaciteit in de Noordzee alleen wordt al op meer dan 200 Gt
CO2 geraamd. Een coherente
aanpak van het gebruik van deze capaciteit moet verder worden onderzocht. Terwijl er in
Europa voldoende opslagcapaciteit bestaat, is niet al die capaciteit
toegankelijk of in de nabijheid van CO2-uitstotende bedrijven
gelegen. Daarom is een
grensoverschrijdende vervoersinfrastructuur nodig om de CO2-bronnen
op deze opslaglocaties aan te sluiten. Dit komt tot uitdrukking in het voorstel van de Commissie om de CO2-transportinfrastructuur
op te nemen in haar voorstel voor een verordening inzake de "richtsnoeren
voor trans-Europese infrastructuur". In het kader van deze verordening kunnen CO2-transportinsfrastructuurprojecten
in aanmerking komen om projecten van gemeenschappelijk Europees belang te
worden en kunnen zij uit dien hoofde uiteindelijk voor financiering in
aanmerking komen. Niettemin zullen
voor CCS-projecten aanvankelijk het vaakst CO2-opslaglocaties in de
nabijheid van afvangpunten worden onderzocht; daarom moet de infrastructuur
eerst op nationaal niveau worden ontwikkeld. De lidstaten moeten naar behoren voorzien in de behoefte aan dergelijke
nationale infrastructuur; daarna kunnen grensoverschrijdende netwerken worden
aangelegd.
3.5.Internationale
samenwerking
De klimaatverandering
kan alleen op wereldschaal met succes worden aangepakt. Als de EU de leiding neemt, kan dat de nodige internationale
samenwerking op gang brengen, maar daarnaast is er een duidelijke beleidsmatige
reden om het gebruik van CO2-beperkende technologieën te bevorderen
in landen die hun groeiende economieën een koolstofarme weg willen doen
inslaan. Dit omvat ongetwijfeld ook
CCS, waarvoor de markt buiten de EU waarschijnlijk veel groter is dan de
interne markt. Het Chinese kolenverbruik is in 2010 bijvoorbeeld
met 10% gegroeid, en vertegenwoordigt nu 48% van het wereldwijde gebruik van
kolen. Een belangrijk deel van de
300 GW aan kolencentrales die op dit moment in China in aanbouw of gepland
zijn, zal in 2050 waarschijnlijk nog steeds operationeel zijn. Tenzij nieuwe centrales in China en wereldwijd
van CCS kunnen worden voorzien en deze technologie achteraf in bestaande
centrales kan worden ingebouwd, staat nu al vast dat een groot deel van de
wereldwijde emissies tussen 2030 en 2050 niet te vermijden is. De Europese Commissie werkt derhalve actief samen
met derde landen, met inbegrip van opkomende economieën, en met hun industrie. Zij richt zich met name op verdere internationale
samenwerking op het gebied van uitwisseling van kennis tussen CCS-projecten, in
het kader van het Europees netwerk van CCS-demonstratieprojecten, alsmede door
haar lidmaatschap van het Carbon Sequestration Leadership Forum (CSLF) en als
samenwerkende partner in het Global CCS Institute (GCCSI).
4.
Verdere stappen
De tweede uitnodiging tot het indienen van
voorstellen in het kader van NER300, die in april 2013 zal worden gepubliceerd,
is een tweede kans voor het Europese bedrijfsleven en de lidstaten om de
huidige vooruitzichten voor CCS te verbeteren. Gezien de duidelijke termijnen voor het CCS-demonstratieprogramma, is
het echter tijd om de door de Europese Raad vastgestelde doelstellingen te
heroverwegen en onze beleidsdoelstellingen en –instrumenten te heroriënteren. De noodzaak voor grootschalige demonstratie en
invoering van CCS met het oog op de commercialisering ervan is niet verminderd
en is zelfs urgenter geworden. Het is
in het belang van ons concurrentievermogen op de lange termijn dat onze
energie- en industriesectoren ervaring opdoen door CCS op commerciële schaal in
te voeren[41],
waardoor de kosten kunnen dalen, de veiligheid van geologische opslag van CO2
kan worden aangetoond, overdraagbare kennis over het potentieel van CCS kan
worden gegenereerd en het risico van de technologie voor investeerders kan
worden verkleind. CCS brengt per definitie hogere kosten met
zich mee dan verbranding van fossiele brandstoffen zonder meer, en dus zou er
een dienovereenkomstige compensatie tegenover moeten staan, aangezien de
verbranding van brandstoffen zonder afvang minder investeringen en energie
vergen. Die compensatie is mogelijk
door een aantal verschillende beleidsmaatregelen. Op dit moment bestaat reeds het emissiehandelssysteem (ETS);
koolstofuitstoot krijgt daardoor een prijs, hetgeen CCS aantrekkelijk maakt.
Die prijs ligt echter op een te laag niveau. Bovendien kan een deel van inkomsten uit de veiling van koolstofrechten
(het NER300-programma) worden gebruikt ter financiering van CCS en projecten
voor hernieuwbare energie. De huidige prijsverwachtingen voor CO2-rechten
liggen ver onder de raming die in 2008 voor het klimaat- en energiepakket is
gemaakt; destijds werden voor 2020 prijzen van 30 euro (prijzen van 2005)
verwacht[42]. Het huidige prijssignaal dat van EU-ETS uitgaat
vormt geen stimulans om van kolen op gas over te schakelen, en de kosten voor
de financiering van investeringen in koolstofarme technologieën nemen door dat
prijssignaal ook toe, aangezien die investeringen daardoor met risico's in
verband worden gebracht. Een enquête
onder 363 ETS-operatoren uit de EU bevestigt dat de prijs van Europese
koolstofrechten sinds kort minder belang heeft gekregen voor
investeringsbeslissingen[43]. Een structurele ETS-hervorming zou de prijzen
kunnen doen stijgen en zou de markt ervan kunnen overtuigen dat ETS ook op de
langere termijn voor een koolstofprijssignaal zou kunnen zorgen dat sterk
genoeg is om de ontwikkeling van CCS op gang te brengen. De Commissie heeft dan ook de aanzet gegeven tot een verslag over de
koolstofmarkt, samen met een raadpleging van het publiek, waarbij wordt gekeken
naar een aantal mogelijke opties om dat te bereiken. Om de invoering van CCS zonder verdere stimulansen te bevorderen, zou
een aanzienlijke verhoging van de ETS-prijs (of het vooruitzicht daarop) nodig
zijn, namelijk tot 40 euro of meer[44]. Het IEA benadrukt dat een CCS-strategie
rekening moet houden met de verschuivende behoeften van de technologie naarmate
deze tot wasdom komt, van meer specifieke maatregelen in de eerste fasen tot
neutralere maatregelen om ervoor te zorgen dat CCS concurrerend wordt met
andere CO2-reductiemaatregelen naarmate het commerciële stadium
naderbij komt[45]. Hieruit volgt dat, wat de uiteindelijke uitkomst
van de discussies over een structurele hervorming van ETS ook is, het
belangrijk is de invoering van CCS op de juiste wijze voor te bereiden door
middel van een robuust demonstratieproces. Daarom moeten beleidsopties in overweging worden genomen die zo snel
mogelijk grootschalige demonstratie mogelijk maken met het oog op verdere
invoering en uitrol. In het kader van het klimaatveranderings‑ en
energiepakket is erkend dat demonstratie waarschijnlijk niet alleen tot stand
zou komen via het koolstofprijssignaal. Met NER300 en het financiële pakket van EEPR, alsmede met het
CCS-wettelijk kader werd voorzien in aanvullende stimulansen. Het huidige ETS voorziet via de tweede
uitnodiging tot het indienen van voorstellen in het kader van NER300, dat CCS
en innovatieve hernieuwbare-energieprojecten ondersteund kunnen worden. De uitbreiding van dit soort financiering zou ook
voor de periode tot 2030 kunnen worden overwogen. Met die financiering zouden sommige doelstellingen van het SET-plan
kunnen worden gerealiseerd en kan ook expliciet worden gefocust op innovatie in
de energie-intensieve industrie, aangezien CCS een zeer belangrijke technologie
is die in zowel de energie- als de industriële sector toepasbaar is. Bovendien kan concurrentie voor een gelijk
speelveld voor het hele EU-bedrijfsleven zorgen, zodat de beperkte middelen
intelligent worden ingezet. Bovendien zijn er een aantal beleidsopties die
verder gaan dan de bestaande maatregelen en die, rekening houdend met de
ervaring die daarmee in een aantal landen is opgedaan omdat ze daar zijn
onderzocht en/of ingevoerd, in overweging kunnen worden genomen. Die opties worden hierna kort gepresenteerd. Het is duidelijk dat de CCS-infrastructuur
ondanks de lage koolstofprijs toch moet worden ontwikkeld door middel van een
beperkt aantal CCS-projecten, om zodoende kennis en vaardigheden op te bouwen. Maatregelen om demonstratie te bevorderen kunnen
beperkt van omvang blijven, waarbij de kosten voor de economie in toom worden
gehouden, terwijl de investeerders tegelijk de nodige zekerheid wordt geboden,
zodat de voordelen van vroege invoering kunnen worden binnengehaald. Het demonstratieproces zou ook moeten zorgen voor
een duidelijker perspectief voor de toekomstige behoefte aan CCS, met name in
een situatie op de korte tot middellange termijn waarin de koolstofprijs nog
niet hoog genoeg is om investeringen in CCS aan te trekken. Met een verplicht CCS-certificatensysteem
kunnen degenen die koolstof uitstoten (boven een bepaalde hoeveelheid) of
leveranciers van fossiele brandstoffen verplicht worden CCS-certificaten te
kopen voor een bepaalde hoeveelheid van hun uitstoot of hun indirecte uitstoot
(in het geval dat de verplichting rust op de leveranciers van fossiele
brandstoffen). Er zouden certificaten
kunnen worden verstrekt aan de olie- en gasindustrie, zodat de kennis die reeds
in deze sectoren aanwezig is op het gebied van de geologie en de praktische
expertise kan bijdragen tot de selectie van de beste opslaglocaties, met
inbegrip van de mogelijkheid van verbeterde olie- en gaswinning, voor zover de
permanente opslag van CO2 hierdoor wordt gegarandeerd. Tekstkader 1: Momenteel operationele CCS-verplichting Met ingang van
2015 moeten de elektriciteitsmaatschappijen in de staat Illinois in de VS 5%
van hun elektriciteit uit een schone steenkoolbron betrekken, met een
streefcijfer van 25% in 2025. Centrales
die vóór 2016 actief zijn, gelden als schoon wanneer ten minste 50% van de CO2-emissies
worden afgevangen en opgeslagen. Deze
eis loopt op tot 70% voor kolencentrales die naar verwachting in 2016 en 2017
operationeel worden, en tot 90% daarna. Een dergelijk systeem zou met ETS kunnen
werken, mits de benodigde hoeveelheid CCS-certificaten overeenkomt met
ETS-rechten, die dan permanent uit de markt moeten worden genomen (de
hoeveelheid koolstofreductie is bekend, zodat een snelle integratie in het
ETS-stelsel mogelijk wordt door de hoeveelheid ETS-rechten met dezelfde
hoeveelheid te verlagen). In een
dergelijk systeem kan worden bepaald hoeveel CCS tot ontwikkeling moet worden
gebracht en moet worden geïnstalleerd. Indien het toepassingsgebied duidelijk wordt afgebakend, zal het effect
op het functioneren van het ETS beperkt kunnen blijven, terwijl het
bedrijfsleven toch de nodige ruimte houdt om zelf te bepalen hoe het de
vastgestelde doelstelling wil bereiken. Emissienormen kunnen een gerichte oplossing
zijn, die erin bestaat verplichte emissieprestatienormen vast te stellen,
hetzij uitsluitend voor nieuwe investeringen, hetzij voor alle uitstotende
bedrijven in een bepaalde sector, door bedrijven of installaties te dwingen
niet meer dan een vastgestelde hoeveelheid per productie-eenheid uit te stoten. Tekstkader 2: Momenteel
operationele emissieprestatienormen Momenteel geldt in Californië een emissieprestatienorm (Emissions
Performance Standard - EPS) als langetermijnondersteuningsbeleid. In die staat
is een niet-verhandelbare emissieprestatienorm van 500g CO2/kWh voor
nieuwe elektriciteitscentrales is ingesteld. De VS overwegen ook op federaal niveau een emissieprestatieniveau in te
voeren via de Clean Air Act die door de Environmental Protection Agency (EPA)
ten uitvoer wordt gelegd; investeringen in nieuwe kolencentrales worden
hierdoor daadwerkelijk gedwongen "CCS-klaar" te zijn, zodat CCS later
kan worden geïnstalleerd. Dit wordt gegarandeerd door toe te staan dat
de emissieprestatienorm gemiddeld in 30 jaar tijd mag worden gehaald. Een
ander voorbeeld is Noorwegen, waar geen enkele gascentrale mag worden gebouwd
zonder CCS. Emissieprestatienormen roepen een aantal
methodologische vragen op. Zij geven
geen garantie dat centrales met CCS worden gebouwd, en zorgen er wellicht voor
dat investeringen eenvoudig worden verschoven naar energiebronnen met een
lagere koolstofinhoud dan vastgesteld in de emissieprestatienorm. Als de regeling streng ten uitvoer wordt gelegd,
zou zij het koolstofprijssignaal van ETS als stimulans om te "ontkolen"
de facto vervangen zonder de betrokken sectoren de flexibiliteit te gunnen die
zij bij ETS wel hadden. Daarom moet
voor de invoering van een emissieprestatienorm een afweging worden gemaakt welk
effect die norm heeft op het emissiehandelssysteem (ETS) en de betrokken
sectoren[46]. Verder moeten nationale regeringen ook een rol
krijgen in de demonstratie. Lidstaten
kunnen bijvoorbeeld systemen opzetten die zorgen voor een minimumrendement op
investeringen in CCS, vergelijkbaar met de feed-in tarieven die vaak worden
gebruikt om te zorgen voor demonstratie en marktpenetratie van hernieuwbare
technologieën. Als dergelijke
regelingen flexibel worden opgezet, zodat overdreven winsten worden vermeden,
en als ze worden beperkt tot demonstratieprojecten, kunnen ze doeltreffend
zijn, en hoeven ze geen al te negatieve effecten op het functioneren van ETS of
de interne markt te hebben.
5.
Conclusies
Uit het Stappenplan Energie 2050 en de
wereldwijde ontwikkelingen en rapporten[47]
blijkt duidelijk dat fossiele brandstoffen onderdeel blijven uitmaken van de
Europese energiemix en in vele industriële processen gebruikt zullen blijven
worden. CCS is op dit moment een van
de belangrijkste beschikbare technologieën die de CO2-emissies in de
elektriciteitsproductie kunnen helpen verminderen. Om het potentieel van CCS te kunnen benutten, moet die technologie een
concurrerende technologie worden, zodat zij op commerciële schaal kan worden
ingezet en daarmee tot de koolstofarme overgang van de Europese economie kan
bijdragen. CCS is nu echter in een beslissende fase
beland. Alle aspecten van CCS zijn buiten de EU reeds
gedemonstreerd; daar is de toepassing voor gasverwerking commercieel en wordt
verwacht dat in 2020 ongeveer 20 industriële projecten op werkelijke schaal
operationeel zullen zijn. Ondanks
grote inspanningen en ruime ondersteuning door de EU, treedt voor CCS‑demonstratieprojecten
op commerciële schaal vertraging op en is de beschikbare financiering niet
toereikend. Feitelijk moeten de
inspanningen worden opgevoerd om ten minste die enkele projecten te realiseren
waarvoor EU-financiering is toegezegd. Uitstel van CCS voor kolencentrales en gascentrales zal waarschijnlijk
tot hogere kosten voor de ontkoling van de elektriciteitssector op de langere
termijn leiden, met name voor die lidstaten die zwaar op fossiele brandstoffen
leunen. Het stimuleren van investeringen in
CCS-demonstratie is de belangrijkste uitdaging waar nu snel een beleidsmatig
antwoord op moet komen, om na te gaan of de invoering en de bouw van een CO2-infrastructuur
haalbaar is. Als eerste stap op weg
daarnaartoe moet er derhalve voor worden gezorgd dat er in Europa een
succesvolle CCS-demonstratie op commerciële schaal komt die bevestigt dat CCS
technisch en economisch haalbaar is als doelmatige maatregel om de uitstoot van
broeikasgassen in de elektriciteitsproductie en de industrie te beperken. CCS is ook op de langere termijn nodig om de
uitstoot uit bepaalde industriële processen die niet kan worden vermeden, te
verminderen. Verder uitstel zou er uiteindelijk
toe kunnen leiden dat de Europese industrie in de toekomst CCS-technologie uit
derde landen moet inkopen. Met het oog op de bovengenoemde complexe
problematiek, en in het licht van de begonnen activiteit op het gebied van het
energie- en klimaatkader voor 2030 en de noodzaak een discussie met kennis van
zaken te kunnen voeren, onder meer over de factoren die het succes van CCS
zullen bepalen, verzoekt de Commissie de betrokken partijen hun standpunt te
geven over de rol van CCS in Europa, waarbij met name de volgende vragen aan de
orde zijn: 1) Moet van de lidstaten die in hun
energiemix en hun industriële processen op dit moment een groot aandeel kolen
en gas gebruiken, worden geëist dat: a.
zij een duidelijk stappenplan opstellen over hoe
zij hun elektriciteitsproductie in 2050 kunnen hebben omgeschakeld op
brandstoffen waarbij geen CO2 vrijkomt (kernenergie en hernieuwbare
energie), b.
zij een nationale strategie ontwikkelen om de
invoering van CCS-technologie voor te bereiden, als zij dat tot
nu toe nog niet hebben gedaan? 2) Hoe kan het ETS zo worden
geherstructureerd dat het ook een belangrijke stimulans kan bieden voor de
invoering van CCS? Moet dit worden
aangevuld door instrumenten te gebruiken die, zoals NER300, gebaseerd zijn op
inkomsten uit veilingen? 3) Moet de Commissie andere middelen ter
ondersteuning voorstellen of andere beleidsmaatregelen overwegen om de weg te
bereiden voor vroegtijdige invoering door: a. ondersteuning uit de veilingsopbrengsten of
andere financieringsbenaderingen[48], b. een emissieprestatienorm, c. een CCS-certificatenstelsel, d. een ander soort beleidsmaatregel. 4) Moeten elektriciteitscentrales voortaan
verplicht worden CCS-klare uitrusting te installeren voor alle nieuwe
investeringen (kolen en mogelijk ook gas) zodat achteraf CCS kan worden
ingebouwd? 5) Moeten leveranciers van fossiele
brandstoffen aan de demonstratie en invoering van CCS bijdragen via speciale
maatregelen waardoor extra financiering wordt gegarandeerd? 6) Wat zijn de belangrijkste obstakels om in de EU tot voldoende
CCS-demonstratie te komen? 7) Hoe kan de acceptatie van CCS door het publiek worden vergroot? Op grond van de antwoorden op deze raadpleging
en de volledige analyse van de omzetting en tenuitvoerlegging van de
CCS-richtlijn in de lidstaten, zal de Commissie overwegen of er in het kader
van haar werkzaamheden voor het energie- en klimaatkader voor 2030 voorstellen
moeten worden opgesteld. Bijlage I – CCS-projecten op werkelijke
schaal CCS-projecten die momenteel in bedrijf zijn[49]. De projecten met een * zijn projecten met volledige CCS (afvang,
transport en opslag). Meer details
over de economische haalbaarheid staan in de tabel. Naam van het project || Land || Projecttype || Bedrijfstak || Schaal || Status || Jaar inbedrijfstelling || Omvang [ton CO2/jaar] *Shute Creek || VS || Afvang Opslag || Olie- en gasverwer-king || Groot || In werking || 1986 || 7.000.000 *Century Plant || VS || Afvang Opslag || Olie- en gasverwer-king || Groot || In werking || 2010 || 5.000.000 *Great Plains Synfuels Plant || VS || Afvang || Coal-to-liquid || Groot || In werking || 1984 (fabriek) CO2-injecties sinds 2000 || 3.000.000 *Val Verde natural gas plants || VS || Afvang Opslag || Olie- en gasverwer-king || Groot || In werking || 1972 || 1.300.000 *Sleipner West || Noor-wegen || Afvang Opslag || Olie- en gasverwer-king || Groot || In werking || 1996 || 1.000.000 *In Salah || Algerije || Afvang Opslag || Olie- en gasverwer-king || Groot || In werking || 2004 || 1.000.000 *Snøhvit || Noor-wegen || Afvang Opslag || Olie- en gasverwer-king || Groot || In werking || 2008 || 700.000 *Enid Fertiliser Plant || VS || Afvang Opslag || Chemische producten || Gemid-deld || In werking || 2003 || 680.000 Mt. Simon Sandstone || VS || Opslag || Biobrandstof || Gemid-deld || In werking || 2011 || 330.000 Searles Valley Minerals || VS || Afvang || Overige || Gemid-deld || In werking || 1976 || 270.000 Aonla urea plant || India || Afvang || Chemische producten || Groot || In werking || 2006 || 150.000 Phulpur urea plant || India || Afvang || Chemische producten || Groot || In werking || 2006 || 150.000 Husky Energy CO2 Capture and Liquefaction Project || Canada || Afvang Opslag || Ethanol productie || Groot || In werking || 2012 || 100.000 CO2 Recovery Plant to Urea production in Abu Dhabi || Verenig-de Arabi-sche Emiraten || Afvang || Chemische producten || Groot || In werking || 2009 || 100.000 Plant Barry CCS Demo || VS || Afvang Opslag || Kolen-centrale || Groot || In werking || 2011 || 100.000 Salt Creek EOR || VS || Afvang Opslag || Olie- en gasverwer-king || Groot || In werking || 2003 || 100.000 SECARB - Cranfield and Citronelle || VS || Opslag || || Groot || In werking || 2009 en 2012 || 100.000 Luzhou Natural Gas Chemicals || China || Afvang || Chemische producten || Groot || In werking || || 50.000 Jagdishpur - India. Urea plant || India || Afvang || || Groot || In werking || 1988 || 50.000 Sumitomo Chemicals Plant - Chiba - Japan || Japan || Afvang || Olie- en gasverwer-king || Groot || In werking || 1994 || 50.000 Gegevens over de 8 commerciële projecten op
werkelijke schaal: Dossier || Economische haalbaarheid Shute Creek || EOR (verbeterde oliewinning). De gasverwerkingsinstallatie van ExxonMobil in Shute Creek bij LaBarge, Wyoming, vangt momenteel ongeveer 7 miljoen ton per CO2 per jaar af dat wordt gebruikt voor verbeterde oliewinning. Century Plant || EOR (verbeterde oliewinning). Ongeveer 5 miljoen ton CO2 per jaar worden momenteel afgevangen uit het eerste deel van de installatie. Verwacht wordt dat dit toeneemt tot ongeveer 8,5 miljoen ton per jaar wanneer het tweede deel, dat momenteel wordt gebouwd, in werking treedt. Great Plains Synfuels Plant || EOR (verbeterde oliewinning). De koolstofvastlegging is in 2000 begonnen en in het kader van het project wordt nog steeds elk jaar 3 miljoen ton CO2 geïnjecteerd. Val Verde natural gas plants || EOR (verbeterde oliewinning). Vijf aparte gasverwerkende installaties in het gebied Val Verde in Texas, VS, afvang van ongeveer 1,3 miljoen ton CO2 per jaar voor gebruik in verbeterde oliewinning in het olieveld Sharon Ridge. Sleipner West || In de specificatie (kwaliteit) van het verkochte aardgas is voorgeschreven dat het CO2-gehalte van het gas minder bedraagt dan 2,5%. De afvang van CO2 is commercieel haalbaar omdat op het continentaal plat van Noorwegen een belasting wordt geheven op CO2. In Salah || In de specificatie (kwaliteit) van het verkochte aardgas is voorgeschreven dat het CO2-gehalte van het gas minder bedraagt dan 2,5%. In het kader van het project zijn CDM-kredieten aangevraagd. Snøhvit || Hiervoor geldt hetzelfde als voor Sleipner West Enid Fertiliser Plant || EOR (verbeterde oliewinning). Voor de productie van kunstmest moet CO2 worden verwijderd. In plaats van het gas af te blazen, vangt de kunstmestfabriek Enid Fertiliser Plant het gas af en gebruikt het voor verbeterde oliewinning bij een olieveld 200 km verderop. Bijlage II – Status van de Europese
demonstratieprojecten op werkelijke schaal in het kader van het EEPR Het EEPR-programma zou 6 CCS
demonstratie-installaties kunnen financieren en deze elk 180 miljoen euro
kunnen verstrekken. Voor geen van
deze projecten is echter het definitieve investeringsbesluit genomen. Belangrijkste
resultaten Met het EEPR was het mogelijk zes projecten
snel van start te laten gaan (in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Italië,
Nederland, Polen en Spanje). Voor één
van deze projecten (ROAD in Nederland) heeft de bijdrage uit het EEPR ertoe
geleid dat er ook nationale financiering kwam. Het EEPR heeft een gerichte dialoog en samenwerking over
vergunningverlening met de autoriteiten en de plaatselijke bevolking op gang
gebracht. Mede door sommige projecten is het ook
mogelijk geweest de feitelijke tenuitvoerlegging van de CCS-richtlijn op
lidstaatniveau te structureren. Bovendien
konden sommige faciliteiten door de tot dusverre uitgevoerde gedetailleerde
technische studies inzicht en knowhow verkrijgen over de toekomstige
inwerkingstelling van een geïntegreerde CCS-installatie. Daarnaast heeft de karakterisering van specifieke geologische
opslaglocaties geleid tot de identificatie van locaties die geschikt zijn voor
de permanente en veilige opslag van CO2. Het CCS-subprogramma omvat de verplichting
ervaringen en beste praktijken tussen de projecten uit te wissen, wat in de
praktijk is gebracht door de oprichting van een netwerk van CCS-projecten. Het is het eerste netwerk voor het delen van
kennis van deze soort ter wereld en de zes leden ervan werken onder meer samen
om een gezamenlijke gids met "goede praktijken" tot stand te brengen; dit is nog niet eerder geziene samenwerking in
een nieuw energie-technologietijdperk. Het netwerk heeft verder rapporten gepubliceerd over de lessen die zijn
geleerd uit projecten inzake CO2-opslag, betrokkenheid van het
publiek en vergunningverlening. Ook
richt het zich erop de ontwikkeling van een wereldwijd kader voor het delen van
kennis te sturen. Knelpunten Het CCS-subprogramma als geheel heeft te maken
met enkele grote onzekerheden op het gebied van regelgeving en economische
onzekerheden waardoor de succesvolle invoering ervan dreigt te worden
ondermijnd. Het feit dat het definitieve
investeringsbesluit tot nu toe voor geen van de projecten is goedgekeurd
illustreert de voortdurende problemen. Deze belangrijke stap heeft om verschillende redenen vertraging
opgelopen. Onder meer dezen zich de volgende problemen voor: het was nog niet helemaal zeker of de
vergunningen zouden worden gegeven; de
karakterisering van de opslaglocaties was nog niet voltooid; de financiële structuur moet nog worden voltooid. Bovendien kwam de economische aantrekkelijkheid
van CCS op de korte en de middellange termijn onder druk te staan door de lage
koolstofprijs binnen het emissiehandelssysteem (ETS). Tot slot wordt het door de huidige economische situatie steeds
moeilijker voor projecten om de financiering te krijgen. Begin 2012 werd het EEPR-project in het Duitse
Jänschwalde afgebroken. Behalve het
verzet van de bevolking tegen de potentiële opslaglocaties, kwamen ook de
projectontwikkelaars tot de conclusie dat de nodige CO2-opslagvergunningen
door de grote vertraging bij de omzetting van de CCS-richtlijn in Duitsland
niet bijtijds zouden worden afgegeven. Vooruitzichten De resterende 5 projecten hebben met andere
problemen te kampen. Kortweg komen die hierop neer: ·
ROAD (Nederland): Voor het project zijn alle voorbereidende
technische werkzaamheden met succes afgerond en is alle regelgeving tot stand
gebracht. Het definitieve
investeringsbesluit kan derhalve worden genomen. Hoewel dit project reeds sinds medio 2012 klaar was voor dit besluit,
heeft de verslechtering van het economische haalbaarheid voor CCS, d.w.z. de
prijsvooruitzichten voor CO2, voor een gat in de financiering van
130 miljoen euro gezorgd. Daarom is het besluit nu uitgesteld. Het definitieve
investeringsbesluit kan pas worden genomen als het financiële gat wordt
gedicht. Er lopen momenteel
besprekingen met extra investeerders. In het tweede of derde kwartaal van 2013 wordt hierover een besluit
verwacht. Het geïntegreerde
CCS-demonstratieproject moet volgens planning in 2016 operationeel zijn. ·
Don Valley (Verenigd Koninkrijk): Het recente besluit van het
Verenigd Koninkrijk om het project niet te steunen is een grote tegenslag. Na hun belangrijkste particuliere partners en
investeerders te hebben geraadpleegd (waaronder Samsung en BOC) zijn de
projectontwikkelaars (2Co, National Grid Carbon) niettemin vast van plan door
te gaan, maar mogelijk met een kleiner project en met de nadruk op de geplande
"Contract for Difference"-regeling die op 29 november 2012 door de
regering van het Verenigd Koninkrijk werd voorgesteld als onderdeel van de
energiewet. De Commissie bespreekt
momenteel een herstructureringsplan met de begunstigden. Als het plan door de Commissie
wordt goedgekeurd, kan het definitieve investeringsbesluit in 2015 worden
genomen. ·
Porto Tolle (Italië)
loopt ernstige vertraging op door de intrekking van de milieuvergunning van de
elektriciteitscentrale. In mei 2013
zullen de projectontwikkelaars de voorbereidende technische studies afronden. Of verder kan worden gegaan hangt af van een
belangrijke mijlpaal die in het tweede kwartaal van 2013 moet worden gehaald: de mogelijkheid om de risico's in verband met de
vergunning en de financiering aanzienlijk te beperken. ·
Compostilla (Spanje)
zal de proeffase nog in 2013 kunnen afronden, maar ontbeert de nodige
financiering voor de demonstratiefase. Voor de volgende fase is het ook nodig dat Spanje wetgeving goedkeurt
voor het plannen en bouwen van een CO2-transportcorridor. ·
Belchatow (Polen): het project heeft geen NER300-financiering gekregen en heeft een groot
financieringstekort. Bovendien moet
Polen de CCS-richtlijn nog omzetten en wetgeving goedkeuren om de CO2-transportcorridor
te plannen en aan te leggen. Tegen
deze achtergrond heeft de projectontwikkelaar besloten in maart 2013 met de
beëindiging van het project te beginnen. [1] Volgens
ramingen van het IEA in zijn World Energy Outlook 2012 zal 59% van de toename
van de vraag door fossiele brandstoffen worden gedekt, wat neerkomt op een
aandeel van 75% in de energiemix in 2035. [2] IEA,
"World Energy Outlook 2012", bladzijde 23 en "Turn down the
heat", een rapport waartoe de Wereldbank de opdracht heeft gegeven en dat
verkrijgbaar is op: http://www.worldbank.org/en/news/2012/11/18/new-report-examines-risks-of-degree-hotter-world-by-end-of-century
[3] Volgens ramingen van de Commissie zal in 2030 volgens het
"Appropriate global action scenario" 18% van de
elektriciteitsopwekking uit fossiele brandstoffen plaatsvinden met CCS, hetgeen
laat zien hoe cruciaal deze technologie in de toekomst zal worden om wereldwijd
tot een duurzame vermindering van de koolstofemissies te komen, en de
grootschalige demonstratie daarvan moet onverwijld beginnen. Deze raming is
overgenomen uit: Towards a comprehensive climate change agreement in
Copenhagen. Extensive background information and analysis - PART 1 – hier
verkrijgbaar: http://ec.europa.eu/clima/policies/international/negotiations/future/docs/sec_2009_101_part1_en.pdf [4] De
overgang naar een koolstofarme economie kan ook worden bereikt door middel van
meer energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en koolstofvrije energiebronnen,
maar in het geval van voortzetting of toename van het gebruik van fossiele
brandstoffen is CCS van cruciaal belang, aangezien het dan de enige beschikbare
optie is. Rond de 60% van de wereldwijde primaire energie komt momenteel voor rekening
van het gebruik van fossiele brandstoffen voor andere dan vervoersdoeleinden.
Andere opties voor ontkoling van het energiesysteem zijn meer
energie-efficiëntie, beheersing van de vraagzijde en andere koolstofarme
energiebronnen als hernieuwbare energie en kernenergie. [5] Een
gedetailleerd verslag over de omzetting van de richtlijn zal in de loop van
2013 worden gepubliceerd. [6] Naar
aanleiding van de eerste uitnodiging tot het indienen van voorstellen in het
kader van NER300 zijn geen CCS-projecten geselecteerd. [7] De
prognose van een koolstofprijs van 20 tot 30 euro per ton is echter niet
bewaarheid, waardoor aanzienlijk minder middelen beschikbaar kwamen en ook de
economische vooruitzichten van CCS-projecten aanzienlijk verslechterden. [8] Bron:
EU energy in figures, 2012, pocket, Europese Commissie [9] De drie
grootste producenten zijn het Verenigd Koninkrijk met 51,5 Mtoe, Nederland met
63,5 Mtoe en Duitsland met 9,7 Mtoe aardgasproductie in 2010. Rusland en
Noorwegen zijn met respectievelijk 22% en 19% van de gastoevoer naar de EU de
twee grootste exporteurs van gas naar de EU. [10] Bij
analyse van dezelfde reeks gegevens en bij vergelijking van het
steenkoolverbruik in de eerste 5 maanden van 2010 met dezelfde periode in 2011
en 2012, is tussen 2010 en 2011 een toename van 7% te zien en van nog eens 6%
tussen 2011 en 2012 Het gebruik van bruinkool (ligniet) is in dezelfde periode
met respectievelijk 8% en 3% toegenomen. [11] Bron:
Verslag van de Commissie: De toestand van de Europese koolstofmarkt in 2012 [12] Er zijn echter aanzienlijke regionale verschillen binnen Europa.
Terwijl het aandeel van kolen in de elektriciteitsmix van sommige lidstaten
(bv. Zweden, Frankrijk, Spanje, Italië) ver onder de 20% ligt, vertrouwen
sommige andere lidstaten, zoals Polen (88%), Griekenland (56%), Tsjechië (56%),
Denemarken (49%), Bulgarije (49%), Duitsland (42%) en het Verenigd Koninkrijk
(28%) in hoge mate op kolen. Met uitzondering van Denemarken zijn dat ook de
lidstaten met een binnenlandse mijnbouwsector van betekenis. [13] Evenals voor kolen, zijn er aanzienlijke regionale verschillen: In
sommige lidstaten speelt gas een dominante rol bij de elektriciteitsopwekking,
bv. in België (32%), Ierland (57%), Spanje (36%), Italië (51%), Letland (36%),
Luxemburg (62%), Nederland (63%), het Verenigd Koninkrijk (44%), terwijl gas in
andere lidstaten (Bulgarije, Tsjechië, Slovenië, Zweden, Frankrijk, Cyprus en
Malta) minder dan 5% aan de elektriciteitsmix bijdraagt. [14] Inzet als basislast betekent dat een centrale 80% van de tijd
draait, terwijl deze ten behoeve van balanceringsvermogen aanzienlijk minder
tijd (10 ‑20% van de tijd) draait. [15]Overeenkomstig het EU-milieurecht (de bestaande Richtlijn grote
stookinstallaties die met ingang van 2013 wordt vervangen door de Richtlijn
industriële emissies (RIE) voor nieuwe centrales en met ingang van 2016 ook
voor bestaande) moeten elektriciteitscentrales worden gesloten als zij niet
langer aan de vereiste minimumnormen voldoen. In deze richtlijnen zijn
minimumnormen vastgesteld voor emissies (uiterste waarden voor de uitstoot), op
grond waarvan tegelijkertijd wordt verlangd dat de beste beschikbare technieken
(BTT) worden gebruikt als referentie bij de vaststelling van dergelijke
grenswaarden en andere bedrijfsvoorwaarden in vergunningen. De Commissie stelt
regelmatig BTT-conclusies vast in de vorm van uitvoeringsbesluiten voor de
activiteiten die worden gedekt door het toepassingsgebied van de RIE. De afvang
van CO2 valt daar ook onder; daarom zullen ook daarvoor in de
toekomst dergelijke BTT-conclusies worden vastgesteld. [16]
Prospective scenarios on energy efficiency and CO2 emissions in the EU iron
& steel industry, EUR 25543 EN, 2012 (toekomstscenario's inzake
energie-efficiëntie en CO2‑emissies in de ijzer- en staalindustrie
in de EU); Moya & Pardo, Potential for improvements in energy efficiency
and CO2 emission in the EU27 iron & steel industry, Journal of cleaner
production, 2013; Energy efficiency and CO2 emissions in the cement industry,
EUR 24592 EN, 2010; Vatopoulos & Tzimas, CCS in cement manufacturing
process, Journal of Cleaner energy production, 32 (2012)251. [17] Zie:
de publicaties van de World Steel Association op http://www.worldsteel.org [18] Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen,
COM(2013) 18 final; Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de
Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's:
Schone energie voor het vervoer: een Europese strategie voor alternatieve
brandstoffen, COM(2013) 17 final. [19] IEA
Energy Technology Perspectives 2012. [20] Bron: Hoofdstuk 7.3 van Carbon Dioxide
Capture and Storage - IPCC, 2005 - Bert Metz, Ogunlade Davidson, Heleen de
Coninck, Manuela Loos en Leo Meyer (redactie) [21] Bron:
Hoofdstuk 5.3.2 van Carbon Dioxide Capture and Storage - IPCC, 2005 - Bert
Metz, Ogunlade Davidson, Heleen de Coninck, Manuela Loos en Leo Meyer
(redactie) [22]
http://www.eea.europa.eu/publications/late-lessons-2/late-lessons-2-full-report [23] Uit
een studie van het JRC naar het CO2-potentieel van EOR in de
Noordzee is geconcludeerd dat, hoewel het proces de Europese olieproductie
aanzienlijk kan doen toenemen en daardoor de voorzieningszekerheid kan
verbeteren, het effect op het verminderen van de CO2-uitstoot
beperkt zal blijven tot de CO2-bronnen in de nabijheid van
olievelden. De voornaamste barrière bij de invoering in Europa vormen de hoge
kosten in verband met de offshorewerkzaamheden die daarvoor nodig zijn, met
inbegrip van de nodige wijzigingen van de bestaande infrastructuur en de
ongunstige geologie. [24] Bron: ZERO, gegevensbank van CCS projecten; hierin wordt de
ontwikkeling en de invoering van CCS wereldwijd gevolgd. http://www.zeroco2.no/projects en GSSCI, de wereldwijde stand van zaken
m.b.t. CCS: 2012 Overzicht van grootschalige geïntegreerde CCS-projecten: http://www.globalccsinstitute.com/publications/global-status-ccs-2012/online/47981 [25] World
Energy Outlook, IEA 2012 en Cost and Performance of Carbon Dioxide Capture from
Power Generation IEA‑werkdocument Uitgave: 2011, hier verkrijgbaar: http://www.iea.org/publications/freepublications/publication/costperf_ccs_powergen-1.pdf,
en: A policy strategy for carbon capture and storage informatienota IEA 2012. [26] Dit
gaat uit van een poederkolencentrale die ter dekking van de basislast fungeert.
De kosten zijn 55 USD per ton. Aangenomen wisselkoers: 1$ = 1,298 €. Het
geraamde bedrag van 55 USD per ton komt overeen met de ramingen van het
Europese Technologieplatform voor nulemissietechnologie, die uitgingen van een
raming van 30-40 euro per ton vermeden CO2-uitstoot. Voor toepassing
van CCS op aardgas is een koolstofprijs van ongeveer 90 euro/ tCO2
nodig. [27] Bron: Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) The cost
of CCS, EUR 24125 EN, 2009 [28] De
belasting bedraagt 0,47 NOK per liter olie en per Sm3 gas [29] IPCC, 2005 - Bert Metz, Ogunlade Davidson, Heleen de Coninck,
Manuela Loos en Leo Meyer (Eds.) - Cambridge University Press, UK, blz. 431.
Hier verkrijgbaar: http://www.ipcc.ch/publications_and_data/publications_and_data_reports.shtml [30]
CCS-klaar betekent dat CCS in een later stadium in de installatie kan worden
ingebouwd. [31]
Volgend de "Clean Air Act" moeten nieuwe kolencentrales in de VS
daadwerkelijk "CCS-klaar" zijn (zie ook tekstkader 1) aangezien de
emissieprestatienorm pas in een periode van 30 jaar hoeft te worden gehaald. De
voorgestelde regel is hier te lezen: http://www.gpo.gov/fdsys/pkg/FR-2012-04-13/pdf/2012-7820.pdf
[32] Bij
deze bepaling is de "richtlijn grote stookinstallaties" gewijzigd en
thans is deze bepaling opgenomen in artikel 36 van de "richtlijn
industriële emissies". [33] D.w.z.
de volledige geïntegreerde keten van CO2-afvang, -transport en
–opslag op een schaal van meer dan 250 MWe – of ten minste van 500 kt CO2/jaar
voor industriële toepassingen. [34] Alle
acht CCS-projecten zijn groter of gelijk aan een 250 MW gascentrale met CCS,
terwijl 3 groter zijn dan 250 MW kolencentrale met CCS. [35] Voor nadere informatie over de status van
de 6 demonstratieprojecten die uit het EEPR-programma van de EU zijn
gefinancierd, zie bijlage II. [36] Hier
verkrijgbaar: http://ec.europa.eu/clima/news/docs/draft_award_decision_ner300_first_call_en.pdf
[37]
Werkdocument van het personeel van de Commissie "NER300 - Moving towards a
low carbon economy and boosting innovation, growth and employment across the
EU". [38] Het
NER300-programma biedt aan 50% te dekken van de extra kosten in verband met de
investeringen in en de exploitatie van CCS-installaties. De rest moet worden
gedekt door bijdragen uit de particuliere sector of uit openbare middelen. [39] Hier
verkrijgbaar: http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_364_en.pdf
[40] Zie
voor meer informatie: http://www.geology.cz/geocapacity
[41] D.w.z.
de volledige geïntegreerde keten van CO2-afvang, -transport en
–opslag op een schaal van meer dan 250 MWe – of ten minste van 500 kt CO2/jaar
voor industriële toepassingen. [42] Zie ook deel 4.3 van het werkdocument van het personeel van de
Commissie inzake het functioneren van de koolstofmarkt. [43] De
koolstofprijzen op de lange termijn blijven voor 38% van de respondenten de
bepalende factor en voor nog eens 55% van de respondenten een belangrijke
factor. Voor het eerst sinds 2009 is het aandeel respondenten dat in het geheel
geen rekening houdt met koolstofprijzen vrijwel verdubbeld tot 7% in de enquête
van 2012. Thomson Reuters Point Carbon, Carbon 2012, 21 March 2012, http://www.pointcarbon.com/news/1.1804940
[44] Het
wordt niet verwacht dat de koolstofprijs spoedig zo ver zal stijgen; het is
derhalve niet waarschijnlijk dat de industrie uitsluitend op basis van de
koolstofprijs zal toezeggen de nodige investeringen in CCS-projecten te doen. Dit
wordt nog versterkt wanneer er als gevolg van verzet van de zijde van de
bevolking geen duidelijk beleidskader en geen stimulansen op nationaal niveau
zijn, tenzij op Europees en lidstaatniveau actie wordt ondernomen om de
negatieve vooruitzichten te keren. [45] IEA
(2012), "A Policy Strategy for Carbon Capture and Storage". [46] Zie
bijvoorbeeld http://ec.europa.eu/clima/policies/lowcarbon/ccs/docs/impacts_en.pdf
[47] IEA –
volgens ramingen van de World Energy Outlook 2012 maken fossiele brandstoffen
op dit moment 80% uit van het energieverbruik in de wereld, en zullen ze
daarvan in 2035 nog altijd 75% uitmaken in het scenario "nieuw
beleid". [48]
Rekening houdend met de complementariteit met de Europese Structuur‑ en
investeringsfondsen, zoals vastgesteld in het gemeenschappelijk strategisch
kader dat als bijlage is gevoegd bij het voorstel van de Commissie voor een
verordening houdende algemene bepalingen van die fondsen. [49] Bron: ZERO, gegevensbank van CCS projecten; hierin wordt de
ontwikkeling en de invoering van CCS wereldwijd gevolgd. http://www.zeroco2.no/projects en; GSSCI, de wereldwijde stand van zaken
m.b.t. CCS: 20122.1 Overzicht van grootschalige geïntegreerde CCS-projecten: http://www.globalccsinstitute.com/publications/global-status-ccs-2012/online/47981