This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012IP0476
European Parliament resolution of 11 December 2012 on jurisdictional system for patent disputes (2011/2176(INI))
Resolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 inzake een rechtssysteem voor octrooigeschillen (2011/2176(INI))
Resolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 inzake een rechtssysteem voor octrooigeschillen (2011/2176(INI))
PB C 434 van 23.12.2015, p. 34–38
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
23.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 434/34 |
P7_TA(2012)0476
Rechtssysteem voor octrooigeschillen
Resolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 inzake een rechtssysteem voor octrooigeschillen (2011/2176(INI))
(2015/C 434/04)
Het Europees Parlement,
— |
gezien Besluit 2011/167/EU van de Raad van 10 maart 2011 houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming (1), |
— |
gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot het aangaan van nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming (COM(2011)0215), |
— |
gezien het voorstel voor een verordening van de Raad tot het aangaan van nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen (COM(2011)0216), |
— |
gezien Advies 1/09 van het Hof van Justitie van 8 maart 2011 (2), |
— |
gezien artikel 48 van zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie constitutionele zaken (A7-0009/2012), |
A. |
overwegende dat de beschikbaarheid van een efficiënt octrooisysteem in Europa een noodzakelijke voorwaarde is voor het stimuleren van groei door innovatie en om het Europese bedrijfsleven, en met name het midden- en kleinbedrijf, te helpen de economische crisis en de wereldwijde concurrentie te weerstaan; |
B. |
overwegende dat België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Frankrijk, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van Besluit 2011/167/EU van de Raad houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming zijn gemachtigd om onder inachtneming van de desbetreffende bepalingen van de Verdragen onderling nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming; |
C. |
overwegende dat de Commissie op basis van het machtigingsbesluit van de Raad op 13 april 2011 een voorstel heeft aangenomen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot het aangaan van nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming, alsmede een voorstel voor een verordening van de Raad tot het aangaan van nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen; |
D. |
overwegende dat het Hof van Justitie op 8 maart 2011 advies heeft uitgebracht omtrent de vraag of het geplande Gerecht voor het Europees en het Gemeenschapsoctrooi al dan niet verenigbaar is met het EU-recht; |
E. |
overwegende dat een efficiënte eenheidsoctrooibescherming alleen kan worden gewaarborgd middels een goed functionerend systeem voor octrooigeschillenbeslechting; |
F. |
overwegende dat de bij het nauwere samenwerkingsverband betrokken lidstaten zich er in aansluiting op het advies van het Hof van Justitie toe hebben verbonden middels een internationale overeenkomst over te gaan tot de instelling van een Gemeenschappelijk Gerecht voor octrooigeschillen; |
G. |
in deze context het wezenlijke verschil onderstrepende tussen gewone internationale overeenkomsten en de oprichtingsverdragen van de Europese Unie, aangezien door de laatstgenoemde een nieuwe rechtsorde in het leven is geroepen met eigen instellingen, ten gunste waarvan de lidstaten hun soevereine rechten op steeds meer vlakken hebben ingeperkt, en waaraan niet alleen lidstaten maar ook hun staatsburgers zich moeten onderwerpen, met het Hof van Justitie van de Europese Unie en de gewone rechtbanken en andere rechterlijke instanties van de lidstaten als hoeders van deze rechtsorde; |
H. |
overwegende dat het Gemeenschappelijk Octrooigerecht het recht van de Unie volledig dient te eerbiedigen en toe te passen, in samenwerking met het Hof van Justitie van de Europese Unie, zoals ook het geval is voor om het even welke nationale rechtbank; |
I. |
overwegende dat het Gemeenschappelijk Octrooigerecht zich dient te baseren op de jurisprudentie van het Hof van Justitie die is verkregen middels voorlegging van verzoeken om prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 267 VWEU; |
J. |
overwegende dat de eerbiediging van het primaat van het recht van de Unie en de correcte toepassing daarvan moeten worden gewaarborgd conform de artikelen 258, 259 en 260 VWEU; |
K. |
overwegende dat het Gemeenschappelijk Octrooigerecht deel moet uitmaken van de justitiële stelsels van de overeenkomstsluitende lidstaten, en exclusief bevoegd dient te zijn voor Europese octrooien met eenheidswerking en voor Europese octrooien die een of meer overeenkomstsluitende lidstaten aanbelangen; |
L. |
overwegende dat een efficiënt opgezet justitieel bestel dient te voorzien in een gedecentraliseerde mogelijkheid van eerste aanleg; |
M. |
overwegende dat de doeltreffendheid van het systeem voor de behandeling van octrooigeschillen staat of valt met de kwaliteit en ervaring van de rechters; |
N. |
overwegende dat er bij alle gerechtelijke afdelingen en instanties één enkele procedureregeling dient te gelden voor de afhandeling van alle zaken; |
O. |
overwegende dat het Gemeenschappelijk Octrooigerecht moet trachten zonder onnodig procedureel oponthoud uitspraken van hoge kwaliteit af te leveren waardoor met name mkb-bedrijven in staat worden gesteld beter voor hun rechten op te komen of zich te verdedigen tegen ongefundeerde aanspraken of octrooien die het niet waard zijn om te worden gehandhaafd; |
1. |
pleit voor de invoering van een gemeenschappelijk stelsel voor octrooigeschillenbeslechting, aangezien de fragmentatie van de octrooienmarkt en de discrepanties op het gebied van de rechtshandhaving de innovatie en verdere ontwikkeling van de interne markt in de weg staan, het gebruik van het octrooisysteem bemoeilijken, kostbaar zijn en een doeltreffende bescherming van octrooirechten — vooral van het mkb — beletten; |
2. |
spoort de lidstaten ertoe aan de onderhandelingen af te ronden en de internationale overeenkomst („de Overeenkomst”) tussen deze lidstaten („overeenkomstsluitende lidstaten”) te ratificeren, en aldus onverwijld een Gemeenschappelijk Octrooigerecht („het Gerecht”) in te stellen, en spoort Spanje en Italië ertoe aan zich te beraden over deelname aan de procedure voor nauwere samenwerking; |
3. |
dringt erop aan dat het Hof van Justitie als hoeder van het EU-recht de uniformiteit van het rechtsstelsel van de Unie en het primaat van het Europees recht in deze context moet waarborgen; |
4. |
is van mening dat de lidstaten die nog niet hebben besloten deel te nemen aan de nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming wel kunnen deelnemen aan het gemeenschappelijk stelsel voor octrooigeschillenbeslechting wat betreft Europese octrooien die geldig zijn op hun grondgebied; |
5. |
wijst er met nadruk op dat het Gemeenschappelijk Octrooigerecht prioriteit moet verlenen aan vergroting van de rechtszekerheid en betere handhaving van octrooien, en tegelijkertijd moet zorgen voor een billijk evenwicht tussen de belangen van de houders van octrooirechten en de betrokken partijen; |
6. |
benadrukt dat er een kostenefficiënt systeem voor geschillenbeslechting moet komen dat zodanig wordt gefinancierd dat de toegang tot de rechtbank voor alle octrooihouders, en met name voor mkb-bedrijven, individuele burgers en organisaties zonder winstoogmerk is gewaarborgd; |
Algemene oriëntatie
7. |
erkent dat met behulp van de overeenkomst een consistent systeem voor octrooigeschillenbeslechting in de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking tot stand moet worden gebracht; |
8. |
benadrukt derhalve dat:
|
9. |
is ingenomen met de oprichting van een bemiddelings- en arbitragecentrum als een onderdeel van de overeenkomst; |
Structuur van het systeem voor octrooigeschillenbeslechting
10. |
acht het ter wille van de doelmatigheid noodzakelijk dat het Gerecht en het geschillenbeslechtingssysteem decentraal worden opgezet en is van mening dat:
|
Samenstelling van het Gerecht en kwalificaties van de rechters
11. |
overwegende dat de doeltreffendheid van het systeem voor de behandeling van octrooigeschillen vooral afhangt van de kwaliteit en ervaring van de rechters; |
12. |
stelt zich wat dat betreft op het standpunt:
|
Procedure
13. |
is met betrekking tot de procedurele aspecten van mening dat:
|
Jurisdictie en gevolgen van de uitspraken van het Gerecht
14. |
onderstreept dat:
|
Materieel recht
15. |
is van mening dat het Gerecht zijn beslissingen dient te baseren op het recht van de Unie, de overeenkomst, het Europees Octrooiverdrag (EOV) en de nationale rechtsbepalingen die daaruit voortvloeien, de bepalingen van internationale overeenkomsten die van toepassing zijn op octrooien en bindend zijn voor alle overeenkomstsluitende lidstaten, en op de nationale wetgeving die de overeenkomstsluitende lidstaten ter uitvoering van het recht van de Unie hebben vastgesteld; |
16. |
benadrukt dat een Europees octrooi met eenheidswerking de houder daarvan het recht moet verlenen iedere derde die hiertoe niet de toestemming van de octrooihouder heeft verkregen, te verbieden op het grondgebied van de overeenkomstsluitende lidstaten rechtstreeks dan wel indirect van de geoctrooieerde uitvinding gebruik te maken, dat de houder recht moet hebben op schadevergoeding in geval van onrechtmatig gebruik van de uitvinding en dat hij tevens het recht moet hebben om ofwel de als gevolg van de inbreuk gederfde winst en andere verliezen te recupereren, óf aanspraak moet kunnen maken op een adequate licentievergoeding dan wel op de winst die voortvloeit uit het onrechtmatig gebruik van de uitvinding; |
o
o o
17. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten. |
(1) PB L 76 van 22.3.2011, blz. 53.
(2) PB C 211 van 16.7.2011, blz. 2.
(3) Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1).